WEEKBLA»
1804.
VAN
A AN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD
VlUJDAG, 15 JULU.
Wjfde J aavgang
Hoofdredacteur C. E. DE CLERCQ.
Landbouw.
DE LANDHUISIIOUDKUNDiGE SCHOOL
gbonhtgen.
HAARLEMMGRMEIiR
PRIJS VAN HET ABONNEMENT
in het Jaaryg
Alle Toezendingeude Redaotie betreffende, moeten geschieden aan
den Hoofdredaeteurte Haakkem, Kruisstraat, Wijk 6, N°. 513.
TE
Fervolg.)
Eindelijk volge hier bet schrijvendat wij onder dagteeke-
mng van 17 Februarij 1864 van Zijne Exceil. den Minister
ontvingen van dezen inhoud
„Uit het plan van hervorming der Landhuishoudkundige
School te Groningen, mij bij uwen brief van den 25 Novem
ber 1863 toegezonden, zie ikdat uw voornemen is de School
zoodanig te splitsendat er eene lagere te Haren en eeue
hoogere te Groningen gevestigd vvorde.
legen het plan dezer beide inrigtingen heb ik in het al
gemeen geene bedenkingen, behalve dat mij zeer twijfelachtig
toeschijnt, of gij voor de geringe hun toegedachte bezoldigino-en
bekwame docenten aan de hoogere school zult verkrijgen.
^an uw verzoek om een zoo aanmerkelijk subsidie uit
s Rijks kas, dat daardoor beide inrigtingen genoegzaam geheel
zouden worden bekostigd zal ik niet kunnen voldoen. Aan
de lagere school te Haren ben ik genegen het tegenvvoordig
subsidie van zes duizend gulden niet alleen te laten, maar zoo
gij besluit om deze inrigting, volgens uiv plan, van de be-
staande gebreken te zuiveren om u daarin te ondersteunen
tot zeven duizend gulden te verhoogen.
Gaarne worde ik onderrigt, wat hierna uw definitief voor
nemen is, het geheele plan, zooals het door u ontworpen
werd ten uitvoer te brengenof u tot hervorming van de
school te Ilaren te bepalen.
Na rijp beraad hebben wij gemeend daarop het volo-ende
antwoord te moeten geven
Het was ons zeer aangenaamuit den brief van Uwe Excel
lence van 17 Eebruarij 1864, n°. 195, (5e Afdeeling, Onder
wijs Kunsten en Wetenschappen)te vernemen, dat Uwe
Excellentie tegen het door ons ingezonden plan van eene
lagere School te Haren en eene hoogere Landbouwschool te
Groningen in het algemeen geene bedenkingen heeft.
Zeer aangenaam zoude ons ook de verhooging zijn der
Bijks-toelage van 6000 op/7000, indien er niet was bij-
gevoegd, dat dit zoude moeten dienen tot verbetering der
School te Harenzoodat wij hieruit meenen te moeten op-
maken, dat er dan geene toelage van het Rijk voor eene
hoogere Landbouwschool zoude verleend worden.
In dit geval zouden wij tot ons leedwezen genoodzaakt zijn
vooreerst van de voorgenomene splitsing onzer Inrigting in eene
lagere en eene hoogere Landbouwschool af te zienen wel
omdat wij van de volstrekte onmogelijkheid overtuigd zijn,'
om zonder genoegzame hulp van het Eijk, beide Inrigtingen,
op den voet van het door ons ingediende plantot stand
te brengen.
Bij onze berekening van kosten hadden wij alles zoo laao-
gested als het ons mogelijk was, zonder de uitgebreidheid
van het onderwijs in de waagschaal te stellen. Het kwam
Uwe Excellence zelf twijfelachtig voor, of wij bekwame Do
centen voor de door ons beraamde bezoldigingen zouden kun
nen knjgen. Het was daarbij ons plan om, als de geldeliike
berekeningen voor de School goed uitkwamenaan elk der
Docentennaar mate van het aantal leerlingen(waarmede
natuur ijk de toestand der geldmiddelen van de School in on-
middellijk verband staat) eene jaarlijksche buitengewone toe
lage te geven, ten einde aan een welligt niet genoegzaam
mkomen te gemoet te komen.
Wanneer wij thans, naar aanleiding van den brief van Uwe
Excellence van 17 Eebruarij 1864 de Rijks toelage geheel
voor de lagere School te Haren besteedden zoude daarmede
onze inrigting te Groningen geheel vervallen. Wij kunnen
hiertoe in het belang der zaakniet besluiten, zoowel om
dat er dan in het geheel geen hooger Landbouw Onderwijs
op dit oogenblik in Nederland zoude zijn, als om de gunstige
uitkomstendie wij met onze tegenwoordige Inrigthm reeds
verkregen hebben, blijkbaar aan onderscheidene bekwame jor.o-e
eerici' T !r0.eger. en later alfaier gevormd zijn en thans een
eervolle plaats in de Maatschappij bekleedenvoorts om het
goededat wij hierdoor veeljarige zorg en opoffering reeds
bijeen gebragt hebben en de pogingen tot verbetering, welke
nog van jaar tot jaar in het werk gesteld worden en einde
lijk in het belang onzer hier thans aanwezige leerlingen en de
belangstelling van Zijne Excellence den Minister van Kolonien,
blijkbaar in de plaatsing van zoo vele onzer leerlingen in onze
Overzeesche bezittingen.
A\ anneer wij dan echtergelijk uit het hierboven aange-
voerde blijkt, op, na onze meening, goede gronden moeten
besluiten, onze Instelling op den tegenwoordigen voet te laten,
zoo hebben wij echter tevens het vaste voornemen 1) om
met het behoud van het tegenwoordig (of tot/7000 verhoogd)
Rijks^ subsidie voort te gaan met de invoering van alle ver
beteringen welke onder ons bereik zijn en er zijn nog
verscheidene zaken, welke wij voor en na op eene behoorlijke
hoogte hopen te brengen; 2) om het denkbeeld eener split-
sing onzer Inrigting in eene lagere en eene hoogere Land
bouwschool steeds ernstig in de gedachten te houden en tot
de uitvoering over te gaanzoodra de hiertegen thans bestaande
geldelijke bezwaren zullen zijn opgehevenwaartoe enin het
algemeen, tot alle verbeteringen in onze Inrigting, wij de
ondersteuning van Uwe Excellentie dringend inroepen.
Wij hebben toch hier vele linlpmiddelen voor de Wetensehap
en de Praktijk van den Landbouw, en het is alleen de toe-
stand onzer geldmiddelen, welke ons belet van alle die hulp
middelen zulk een volledig gebruik te maken, als voor de
uitvoering van de door ons aan Uwe Excellentie aangeboden
plannen noodig zoude zijn.
PRIJS DER ADVERTENTieN
van 1—6 regels 75 Cents. Elke regel meer 12% Cents.
Zegelkegt bij elke plaatsing 35 Cents.
Toezending uiterlijk Woensdag. Airesvan Bonga C°.Amsterdam.
warmte met een weinig regen zou zeker ook verdere versprei-
ding keeren.
Uit dit een en ander zal mennaar wij vertrouwenzien
dat wij ons veel moeite gegeven en geheel en al bereid ver-
klaard bebben, ons te voegen naar de door de Wet op het
Middelbaar^ onderwijs thans in ons land gewijzigde omstandig-
heden. Wij konden echter onze geheele inrigting niet als het
ware verdubbelen en aan alles eene zoodanige uitbreiding geven
zonder eene aanmerkelijke geldelijke ondersteuning. De^Som
ven 22000 moge in den eersten oogopslag hoog schijnen
maar, als men nagaat, dat dit is voor eene Hoogere en eene
Lagere Landbouwschool te zamen, waar de jongelieden 6—7
jaren achtereen vertoeven, met verscheidene vaste Leeraren en
met, in het algemeen belang, zeer laag gestelde betalingen der
leerlingendan houden wij ons overtuigddat die som van
22000 aanmerkelijk hooger zoude worden, als men, hetzij
van Rijkswege, hetzij van wege Landbouw-maatschappijen of
bijzondere Yereenigingendat alles, geheel van nieuws op,
wilde trachten tot stand te brengen. Zoo wij alleen eene Boo-
gere Landbouwschool inrigttenzou de hulp, die wij noodiv
hebben natuurlijk lager zijn.
Wij hopen, niettegenstaande onze eerste poging mislukt is,
het hier behandelde onderwerp niet uit het oog te verliezen
maar naar de verwezenlijkiug daarvanal is het bij gedeelten
te trachten, en intusschen voortgaan met de instandhouding
der thansy bestaande Landhuishoudkundige School, die, ook
zoo als zij thans is, veel goeds bezit, vele hulpmiddelen reeds
verzameld heeft en bekwame leerlingen vormde.
Wij wenschen daarom tevens jaarlijks, even als wij in het
afgeloopen jaar deden, alle zoodanige verbeteringen aan te
brengen als de geldelijke hulpmiddelen, waarover wij te be-
schikken hebben, of de belangstellende medewerking van voor-
standers van den landbouw het zullen toelaten, in de hoop
van in een volgend verslag weder nieuwe vorderingen te zul
len kunnen aantoonen.
UIT NOORD-HOLLAND.
Julij 1864.
Sedert myn vong berigtis er in het weder bijna geene
verandenng gekomen; altijd blijft het nog even droog en
schraal en de warmte wil maar geen stand houden; als er
eens een dag zomerwarmte isdan volgt weder spoedig koelte
ten gevolge van donderbuijenwelke ver van hier hebben
plaats gehad. In sommige streken heeft men bij onweder
hagelslag gehadwelke nog al eenige schade aan de veldge-
wassen toebragt, doch in onze omstreken heeft men die tot
heden niet gehad. Hevige noord-westen winden hebben eenige
schade aan de bladeren der gewassen gedaandie daardoor
miskleung zijn geworden, als of ze roestig waren; de eigen-
lijke roest ontdekt men echter in Waard en Groet nog niet;
slechts enkele stukjes tarwe zijn er mede bezet, doch in ge
ringe mate, en dit zal geen nadeel aanbrengen; geregelde
De stand van het zomergraan mag over het algemeen be-
vredigend genoemd worden. Het vlas, op sint Jans beraad
verhuurd, kon bijna overal de bedongen pachtgelden opbrengen
en is fijn van kwaliteit; ook is er veel en goed zaad aan;
enkele stukken zijn nog in het bezit van de verhuurders ge-
b.evendie het zelf denkc.. te houden of later op stam te
verkoopen. Met de jonge meekrapkiemen gaat het naar wensch
zij zijn goed^ aangeslagen en lijden heden nog niet door het
geknaag van insektenhet wieden daarvan is voltooid en men
is thans bezig ze met ploeg en handen aan te aarden, dat met
het droogend weder zeer naar wensch gaat, zij groeijen lan°--
zaam, doch het gure weder en de geringe zonneschijn van
c en laatsten tijd in aanmerking genomenmag de groei en
ontwikkelmg bevredigend genoemd worden. Als de zon helder
schynt, kan men dadelijk zien dat ze eene andere kleur aan-
nemen en glanzig worden, ten bewijze dat meekrap bijzonder
behoefte aan warmte, droogte en zonneschijn heeft, meer no"
dan^ andere gewassen. Om de meekrap voor insekten te be^
veiligenworden er allerhanden middelen bij het zetten in
praktijk gebragt; de een zaait haver of garst tusschen de
bedden, een ander boekweit op de bedden, een derde aard-
appelen tusschen de kiemenof sfrooit ze ook wel in het wild
over het land; alles met het doel om tot lokaas voor de
insekten te dienen. Boekweit eten ze niet, doch ik heb wel
eens hooren zeggen datwaar boekweit groeitde worm eene
andere plaats zoekt, of dit middel de proef kan doorstaan
moet echter de tijd nog leerendezen zomer is de uitkomst
daarvan (tot heden) voldoende. De ondervinding van twee
jaren heeft in Waard en Groet bevestigd, dat het pooten van
aardappelen tusschen de kiemen zeer'doeltreffend is, om de
litnaald van de kiemen te weren; weinige dagen na het poo-
ten ontdekt men somtijds 20 tot 30 van deze dieren in e'en
aardappeldie ze geheel doorboren en verslinden; gedurende
dien tijd hebben de kiemen rust en kunnen ongehinderd groeijen,
en eenmaal goed aan den groei zijnde, is het grootste gevaar
om door de insekten te worden vernield, geweken.
Eene^ nieuwe, in Noord-Holland bijna onbekende, tak van
nijverheid, die hier langzamerhand ingang verkrijgt, is het
verbouwen van suikerbeetwortelen. Eenige bunders zijn voor
rekening van de fabriek te Halfwegin Waard en Groet ge-
huurd a 240 per bunder; over het algemeen zijn ze door
de droogte niet goed aangeslagen en bij het uitdunnen of
verplantenwerkte het drooge weder ook zeer tegenen de
geplanten konden niet aan den groei komen; die er zijn schij
nen dikke wortelen te worden en het blijkt, dat de grond
voor dit gewas wel geschikt is. Verschillend wordt er over
de suikerwortelen gesproken; sommigen zeggen dat ze den
grond yitputten, anderen beweren het tegendeel; wat hier
van zij zal de tijd moeten uitmaken; ook ik durf geen be-
slissend oordeel vellen, doch in mijne nabijbeid ken ik een
stukje landwaar voor omtrent 7 of 8 jarengenoemde wor
telen zijn verbouwd, en daarnaar zou ik moeten zeggen: zij
putten den grond uit, want na dien tijd zijn de gewassen
op dat land minder, niettegenstaande de eigenaar hetzelve
even goed behandelt als het overige. Als men daarentegen
in aanmerking neemt den tijd, dat de wortelen op het land
groeijenen dat het loof van dezelve als mest acliter blijft
dan is het bijna onbegrijpelijk dat ze den grond zoo veel
zouden ontrooven. Het ware evenwel in menig opzigt gewenscht
dat de teelt van dit gewas zich, even als die van de meekrap,
hier meer en meer uitbreide.
Het gras en de klaver is hier, zoo als overal, zuinig
doch over de opbrengst en groei van koeijen en schapen valt
niet te klagen.
UIT NOORD-BRABAND.
Zevenbebgen, 11 Julij 1864.
De in den loop der vorige maand eenigzins veranderde weers-
gesteldheid heeft veel goed aan den te veld staanden oogst ge
daan het dorre drooge weder door verkwikkende regen opge-
volgd bragt eene groote verandering tot standzoodat vooral
de zomergewassen thans grootendeels zeer gunstig staan,
en eene goede opbrengst beloven. De paardenboonen en erw-
ten^ staan uitmuntend en voorspellen wederom even als het
vorige jaar een rijk gewas, de bloeitijd was voor beiden
zeer gunstig.