- 150 - toestand der veldgewassen. KORT VERSLAG De afdeeling Zwolle van tie Overijsselsche Maatschappij van i. Landbouw zal deze week eene harddraverij liouden van paarden uit de provincien Gelderland en Overijssel. De algemeene vergadering der Geldersche Maatschappij van Landbouw"is spoedig ophauden. Het is te hopen dat de ver- beterde comnaunicatie van de Veluwe met de andere provincien eene groote menigte landbouwers uit ons vaderland daar moge zamenbrengen en ook de tentoonstelling belangrijk moge maken, al ziju de prijzen minder dan het vorig jaar. Belangrijke onderwerpen, zoo als de ontginning van woeste gronden, het uitpooten en behandelen van sommige houtsoortende teelt van voedergewassen ook op hooge gronden euz. enz. zijn aan de ordezoo voor de algemeene vergadering als voor de sec- tien, die, in loffelijke tegenoverstelling van vroegere jaren, thans tweemaal daags zullen vergaderen. Wanneer de afdee- lingen toch goed bezocht wordenhebben liier toch meestal de belangrijkste diskussien plaats. In deze streken zijn ook lompen gebruikt op zavelgronden gedeeltelijk gedraineerd, waarbij opgemerkt is dat die, op drooggelegd land gebragtveel spoediger en voldoend resul- taat gegeven hebben dan op gewone akker3uiet van buizen voorzien. Op de hooge gronden staan de aardappelen op met de schup bewerkte en ook op gekoelde of gerioolde veel beter dan op eenvoudig geploegde akkers. Op deze laatsten vertoont zich al op verscheidene plaatsen ziekte en sterfteterwijl op de eerste de plant nog een frisch en groen aanzien heeft. UIT PEIESLAND. (Nookdekdeel.) Wanneer ik thans een overzigt lever van den legemvoordi- gen toestand onzer veldgewassenbehoef ik mij eigenlijk slechts tot de zomervruchten te bepalen. De wintergewassen tochhebben sedert mijn vorig verslag deswege in de maand April j. 1.geplaatst in N°. 17 van het Weekblad, behalve dat zij ouder zijn geworden, vveinig ver- andering, veel minder verbetering ondergaan. Alleen enkele perceelen Koolzaad hebben zich eeniger mate hersteldzoodat zij onder verdere gunstige omstandigheden een half of driekwart beschot beloven. De oogst van het JVinlerkoolzaad zal evenwel dit jaar eerst laat kunnen plaats hebbenaangezien het gewas daarvan zeer aehterlijk isen sommige perceelen, van uit de verte gezien, zich nog als in vollen bloei vertoonen. Van nabij ontdekt men echter dat het meerendeel der Peulen reeds volledig zijn en sommigen zelfs beginnen te verkleuren. Deze omstandigheid maakt het intusschen den landman moeije- lijk het juiste meest voordeelige tijdstip te kiezenwanneer hij met het snijden moet aanvangen. Een landbouwer in deze gemeente zaaide, ter vervanging van zijn teloor gegaan Winterkoolzaadin de maand February j. 1. eenige bunders op nieuw met Winterzaad. Ofschoon nu deze handelwijze, naar men mij verzekerd heeft, elders reeds vroeger is beproefd was zij hier echter geheel iets nieuws en is ongetwijfeld hare uitkomst zeer wisselvallig; geen wonder dat men met verlangen naar den uitslag uitziet. Wat de toe stand van dit zaad op dit oogenblik betreftdaaromtrent kan men zeggen dat het zich zeer goed voordoet, in vollen heer- lijken bloei staat; alhoewel het heel vol is, een gevolg van het zware zaaijen, waartoe ruim 80 kop per bunder is gebruikt. Ongetwijfeld zal deze zware zaaijing door twee redenen nood- zakelijk worden gemaakt. Vooreerst de menigvuldige gevaren waaraan het, in dien tijd des jaars gezaaide zaad, nog al bloot staat, en ten anderendoordien het winterzaad zich bij eene dunnere gewone zaaijing te veel zoude uitstoelen zonder omhoog te schietenietswaartoe het bij eene zware •zaaijing als het ware gedrongen wordt. Naar het mij voorkomt is om deze laatste reden ook eene extra krachtige (overvoede) grond geen vereischte niet alleenmaar is zelfs niet aan te raden uit hoofde dit wel het welig en langdurig gewas zoude bevorderenmaar daarentegen eene tijdige rijping onmogelijk maken. Een tamelijk sterke grondgenoegzaam in staat het laat gezaaide winterzaad (1) eene snelle ontwikkeling en spoedigen groei mede te deelenen daardoor aan de eigenlijk ontijdige zaaijing te gemoet te komen, zal, mijns erachtens, voldoende niet alleenmaar verkieslijk zijn. Of evenwel deze onderneming betere resultaten zal opleve- ren dan de bouw van het gewoon zomerzaad? Ziedaar! eene vraagdie voor alsnog onbeslist blijft, en die de tijd zal moeten beantwoorden. Zeker is hetdat de rups de grootste vijand van het zomerzaad is en dat de vrees voor dezen vijand voornamelijk van den bouw daarvan afschrikt. En alhoewel tot nu toe in geringe matezoo vertoont zich de rups evenzeer in deze beide zaadsoortenen wel in onmidde- lijk naast elkander gelegene perceelen. Ook de vrij aanzienlijke bundertallen Zomerkoolzaad doen zich meerendeel zeer goed voor. en veel belovend, daar ook het droogc weder het, anders geile gewas, voor legerigheid behoedt. Erwtenwaarvan hier niet anders dan groene soorten gebouwd worden(tuin- of kleine perceeltjes ongerekend) leveren een overvloedig gewas en zijn rijk bezet met Peulen. Dit welig gewas brengt evenwel mede dat de erwten algemeen aehterlijk en tweewassig zijnzoodat veel nu reeds rijpende peulen en te gelijk mooijen bloei vertoonen. Slechts bij enkele perceelen ontwaart men de zoo zeer gevreesde peulvruchten-luis die echter tot nu toe weinig beteekenende schade aanrigt. Alhoewel de eerste bouw thans alzoo niet ontmoedigend is hangt het eind-resultaat geheel van niet te voorziene omstandig heden af, voornamelijk wat de weersgesteldheid aangaat. Ook de meeste Boonensoorten doen zich zeer goed voor. De bloei was, en is nog van de laatste soorten, zoo als Paarden- en Duivenboonenoverheerlijk en de peulzetting goed. Even als bij de Erwten wordt de luis ook bij de Boonen in zeer geringe hoeveelheid aangetroffen. Slechts enkele perceelen groote of platte boonen maken eene uitzondering en vertoonen een minder voordeelig gewas. Het verdient echter opmerking, dat dit verschijnsel zich uit- sluitend voordoet op landen, waarop het vorige jaar Koolzaad is geteeld en dan wel bij voorkeur braaklands Koolzaad. Alhoewel nu de platte boonen bij uitnemendheid eenen krach- tigen en onlangs bemesten grond vorderenen men dus oogenschijnlijk deze grondendie gedurende de braaklegging ferm werden bemest, voor den boonenbouw als dejuist geschik- ten zoude oordeelen, schijnt toch het vroeger beweerde, als zouden de boonen in onlangs braakgelegene gronden niet willen tieren, door dit verschijnsel te worden bevestigd. verhinderen, zullen de hoveniers dit jaar ongetwijfeld goede rekening maken. Mogen nu al sommige landbouwproducten een minder gunstige uitkomst beloven en de verhouding door de schaarsch- heid van Gras en Hooi zelfs tot uadeelige resultaten geleiden alles in aanmerking genomenzal men nogtans moeten erken- nen dat de tegenwoordige toestand van den landbouwer over het geheel aanleiding geeft tot dankbare tevredenheid. St. A. P. W. De Maartsche- en Zomergarsten vertoonen zich bij voortdu- Ting zeer goed, en schijnen van dat drooge en schrale voor- j aar en zomerweder niet te lijden. "Vooral van de laatstgenoemde soort zijn eenige perceelen uitmuntend van gewas en zijn de aren algemeen bijzonder ontwikkeld. Hetzelfde kan ook van de Haver worden gezegd. Bijna zonder uitzondering is het gewas van deze graansoort schoon (I) Pebruarij-Wmterzaad. Ilet gewas van het Kanariezaad is eenigzins uiteenloopend en alhoewel enkele perceelen zich nog al goed voordoen, kan het algemeen op verre na niet met het gewas der Ilaver wedijvereu. Kort en fijn van stengel, zijn bovendien de knoppen van het Kanariezaad nietig en ongetwijfeld meer dan de. helft kleiner dan de beide laatst voorgaande jaren. Dat voortbrengsel belooft alzoo dit oogenblik geene voordee lige uitkomstenhetgeen te meer te betreuren is, naardien de vele bundertallen deze ongunstige omstandigheid te algemeener en te sterker zal doen gevoelen. De uitmuntende uitkomsten van den Vlasbouw van het voorgaande jaar, veroorzaakt door eene uitmuDtende kwaliteit, billijk zaadbeschot en hooge prijzen, hebben tot verbouw van dit product ook dit jaar zeer aangemoedigdwaarbij de veruietiging van vele wintergranenmenig bunder nog bovendien met Ylaszaad heeft doen bezaaijen; zoodat men vrijelijk mag aannemendat de bundertallendit jaar met vlas bebouwdaanzienlijk zijn. Aanvankelijk was het vlas open en vooral de voren van de meeste perceelen zeer aehterlijk in het ontkiemen zoodat men met grond beducht wasdat het open of holvorig zoude blijven. Dit gebrek herstelde zich echter grootendeelsen wel in korten tijd. Zelfs heeft men op sommige perceelen zeer lang vlaseen en een vierde Ned. El is geene zeldzaamheid. Geruimen tijd verkeerde men derhalve in het streelende vooruitzigt dat het vlas algemeen niet tegen dat van het voorgaande jaar zoude behoeveu onder te doen, terwijl door het gunstig afloopen van den bloeitijd en de voordeelige ontwikkeling van eene groote menigte knoppen, hoop geeft of liever gaf, op een goed beschot. Deze hoop en dat vooruitzigt zal evenwel niet geheel worden verwezenlijkt. Althans niet voor a lie vlasbouwers. Er heeft zich namelijk in sommige perceelen voor eenige dagen een verschijnsel opgedaandat, wanneer het zich uit- breidt en alghmeen wordt, noodlottige gevolgen zal hebben. Aanvankelijk in geringe mate maar zich spoedig nitbrei- dende, ontdekte men hier en daar donkere plekken blijkbaar eene ziekte die zich eerst aan de knoppen openbaardever- volgens de baarden aandeed en langs den stengel naar beneden afdaalde; zoo wel de verdere ontwikkeling van het zaad als de lijmigffeid van den stengel gaat alsdan verloren, en een ontijdige dood van de geheele plant is het gevolg. Deze ziekte in het vlas is nu wel niet nieuw en heeft zich in vroegere jaren meermalen geopenbaardmaar zelden in zoo- danige erge mate als thans in enkele perceelen het geval is. Met slechts weinige uitzonderingen, wordt dit verschijnsel in bijna alle perceelen in meerdere of mindere mate waarge. nomen. Algemeen schrijft men het toe aan de aanhoudende sterke droogte, die den toevoer van de noodige voedingsappen voor de plant belet, waardoor zij als het ware van gebrek verkwijnt. Beletten de langdurige koude en het schrale weder, gedurende dit voorjaarde ontwikkeling der boomgewassen het had later blijkbaar geen nadeeligen invloed op den bloei der vruchtboomen. Althans zelden vertoonden deze eene zoo heerlijke bloemendos als dit jaar. Dat bepaalde zich niet bij enkele of bijzondere soorten, maar was volkomen algemeen; zoo dat de vruchtboomen met elkander schenen te wedijveren in de pracht van hunnen tooi. Ook de vrucht- zetting was gunstig en het laat zich geheel aanzien dat de boomvruchten dit jaar overvloedig zullen zijn. Met de benedenvruchtzoo als Aard- en Aalbessen en Kersenis men reeds ijverig bezig met oogsten, hetwelk door de hoeveelheid vele handen bezig houdt. Ook de Kruisbes is aan het rijpen en zal spoedig volgen. Alhoewel deze laatste voor een groot deel onrijp (groen) worden geplukt en afgezetten einde gekookt te worden gebruikt. Wanneer alzoo geene onvoorziene rampen zulks komc te VAN DEN Gezondheidstoestand van het Vee, alhier en in den omtrek, gedurende het tweede kwartaal des jaars 1864. Bij het paard bleven de gevallen van hoest menigvuldig dat daarvan even als in den vodrwinfer, ook nu weder de heer- schende koude Noorden- en Noord-Oosten winden oorzaak waren, bleek uit het navolgende duidelijk. Op zekere afzon- derlijk gelegen boerderijwaarvan de stallen van het Oosten naar het Westen gebouwd zijn, hoestten de menschen, de paarden, de varkens, de honden en de kattenin een woord, alles hoestte, behalve de familie koe, die, als altijd, den ge- heelen winter kamer-arrest had en dus niet buiten kwam; 't is nog al opmerkelijk, niet waar? Nog slechts drie ge vallen van koliek kwamen vooreen waarvan bijzondere ver- melding verdient. Dat enkele paarden zoo gevoelig zijn dat ze bijna bij iedere verandering van voedsel koliekverschijnselen vertoonen is bekenden ook door mij reeds meer dan eens gezegd; maar die gevoeligheid was hier nog meer in het oog vallend; hoor maar. De dorsch was afgeloopen en het voor- handen stroo opgevoerddoch het weder nog te ongunstig om de paarden buiten te doen; bovendien, de melkkoeijen konden het weinige gras best aan; dat alles te zamen noopte zekeren landbouwer otn een partijtje tarwestroo te koopen voorzeker't was wijs gehandeld. Dan, ofschoon zijne paarden dat soort van stroo het laatst gegeten haddeuzoo ontstond er toch bij een hunner koliek doordit tarwestroo nu was wel witter dan hetgeen hij zelf gewonneti had en was op zwaarder grond geteeldacht dagen te voren behandelde ik een paard met koliek, op.de woning waarvan dit stroo afkom- stig wasdaar hadden de paarden het toen voor bet eerst van dezen winter in de ruifel. Een paard leed aan verloren eetlust, iets wat op zich zelf weinig beteekent, want nu en dan eens te vasten, streng te vastenis gezondzeiden de oudenmaar dit was eene veulenmerrie van twee dagen oud kraams, hier mogt die toestand dus, ter wille van het veulen, niet lang durengelukkig daaromdat al spoedig de natuur en het voorjaar te hulp kwamen. Een paarddat eens be- vangen is geweest, staat daar ligt weer voor bloot, zegt men; en het is waar ook, maar alleen in dien zindat het eene dier gevoeliger is voor het vatten van koude, dan het andere; doch niet dat het uit de doorgestane ziekte later altijd eene bijzondere vatbaarheid daartoe zou behoudengelijk men wel eens verkeerdelijk meent. Dit was ook het geval met een paard, waarvan ik reeds in mijn vorig verslag melding maakte, en dat nu, schoon toen geheel genezenvoor de tweede maal koude vatte, waarvoor het zeer gevoelig schijnt. Dat de leeftijd der dieren bij de voorzegging in sommige ziekten zeer in aanmerking moet genomen wordenbleek mij weder duide lijk daaruit, dat van een jeugdig en krachtvol en een oud en afgeleefd paard, die beide aan dezelfde ziekte, eene slepende long-eu leverontsteking leden het eerste herstelde, het andere stierf. Onder de ziekten aan den jeugdigen leeftijd eigen kwam de spruw bij een veulen voor. De voornaamste uitwendige gebreken waren een geval van oogontsteking, veroorzaakt door eene ongezonde verblijfplaats eerst toen dit paard in de weide gedaan was, volgde op de toegediende middelen genezing. Een ander paard beleedigde zich den rug en de lendenen zeer, door des nachts onder den vasten latierboom te rakenwaarlijk, als ze niet loshangen en des noods spoedig weggenomen kunnen wordendan is het maar beter om geene latierbooraen tusschen de paarden te hebben. Bij het vertimmeren van eenen karnmolen ging men, gelijk helaas! maar al te dikwerf, roekeloos met de spijkers om; een daarvan bleef liggen en werd door het karn- paard in den voet getrapt. Eindelijk kreeg nog een paard, dat op stal losgeraakt was, een hevigen slag van een ander. Mogt de vermelding van al deze ongevallendie voorkomen hadden kunneu worden, tot leering en tot wnarschuwing tevens strekken Bij het rund kwamen nog onderscheidene gevallen voor van het terugblijven der nageboorte; dat de natuur deze altijd uiterlijk op den negenden dag zou verwijderen, is geen regel waar men zich op verlaten mag; zoo kreeg ik daar nu eene koe voor onder behandelingdie reeds zeventien dagen geleden gekalfd had. Eene koe, van puike kwaliteit, was na het kalven onvermogend om te kunnen rijzeneene broodmagere vaars deelde in hetzelfde lot; dieet en bloedontlastingen her- stelden de eerste, eene krachtige voeding de laatste; ziedaar! op twee geheel verschillende oorzaken dezelfde uitwerking ge* volgd. Onderscheidene jonge en enkele reeds volwassen run- deren leden aan vol- of dikbloedigheid de zoogenaamde bloed- ziekte. Dat klinkt wel wat vreemd, niet waar, bij de schrale weiden van dit voorjaar; maar men vergete niet, dat het korte en drooge gras veel voedzamer is dan het lange en slappe; ook uit°de melk blijkt dit, zoodat de veehouders moesten bekennen niet te weten waar het zuivel nog van daankwam; daarbij komt, dat het goed koetceer was, zoo als men dat o-elieft te neemen. Een rund dat, uit schaarschte, met anfle*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1864 | | pagina 2