WEEKBLAD
1804.
Vrijdag, 26 Augustus.
No. 35.
VAN
A AN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD
- ••-.---
m
\\jlde Jaargang
V/,.xV,
Hoofdredacteur C. E. DE CLERCQ.
Landbouw.
■■HBnBHHi
HAAIlliEMME
PRIJS VAN HET ABONNEMENT
in het Jaarf 6.
Alle Toezendingen dc Redactie betrefFendemoeten geschieden aan
den Hoofdredacteur, te Haahlejt, Kruisstraat, "VVijk 6, N°. 513.
PRIJS DER ADVERTENTieW
van 16 regela 75 Cents. Elke regel meer 12% Cents.
Zegklregt bij elke plaatsing 35 Cents.
Toezending uiterlijk Woensdag. Aires: van Bonga C°.Amsterdam.
DE ALGEMEENE YERGADERING
DER
Geldersche Maatschappij van Landbouw,
gehouden te HarderwijJc
den 17 en 18 Augustus 1864.
In feestdoseh geliuld vertoont het zoo stille Hardertvijk eene
levendigheiddie nl dadelijk bij het binnenkomen der stad u
verkondigtdat de algemeene vergadering der Geldersche Maat
schappij van Landbouw binnen hare muren plaats beeft.
Dingsdag-avond had dan ook de vergadering van het hoofd-
bestuurof zooals men het bij de maatschappij noemt, der
hoofd-afdeeling plaats, eene vergadering die altijd de algemeene
vergadering vooraf gaat. Aldaar is besloten on voortaan slechts
om de twee jaren eene tentoonstellieg te houden, ten einde
alsdan grootere prijzen te kunnen uitloven. Aangezien er geene
aanvragen tot het houden der volgende algemeene vergadering
waren ingekomenis besloten die in 1865 te Arnhem, als de
plaats waar de hoofdzetel der maatschappij is, te houden, zonder
door eene algemeene tentoonstelling opgeluisterd te worden.
Op de ingekomen missive van het congres-bestuuromtrent
de oprigting eener algemeene landbouw-vereeniging is besloten,
dat de onder-voorzitter en de algemeene secretaris der maat
schappij zich in September naar Leiden zulien begevenom
aldaar deel te nemen aan de beraadslagingen tot het oprigten
eener algemeene landbouw-vereeniging, om dan aan de volgende
algemeene vergadering der Geldersche Maatschappij voorstellen
te doen, tot het al of niet toetreden der maatschappij tot die
algemeene landbouw-vereeniging.
Eindelijk is in de vergadering van het hoofd-bestuur nog beslo
ten om eenen index te laten vervaardigen op de mededeelingen
der maatschappij tot op hedenvvaarin alles vermeid zal worden,
hetgeen van blijvende waarde in de vergaderingen behandeld
is en alle stukken die in de mededeelingen voorkomen.
Woensdag-morgen ten 10 ure, de algemeene vergadering
geopend zijnde, is men na de openingsrede, verslag, begroo-
ting enz.tot behandeling der vraag overgegaanwelke zijn
de beste middelen om de ontginning van woeste gronden te
bevorderen? Zeer uitvoerige en belangrijke discussien hebben
over dat onderwerp plaats gehadwaaruit bleek dat Nederland
.nog 22 percent en Gelderland nog 50 percent zijner gronden
vvoest had liggenhetgeen in verhouding van andere landen
ja zelfs van Rusland een zeer groot cijfer is. Op de vraag
wat de maatschappij er toe bij kon dragen om de ontgin
ning te bevorderen werd voorgesteld dat de maatschappij
zich lot de regering zoude wenden met het verzoek om de
grondbelasting van ontgonnen woeste gronden na de twintig
jaren, vvaarvoor vrijdom van belasting wc^dt verleend, niet te
verhoogenmaar de zekerheid aan de ontginners te geven
dat de grondbelasting altijd op hetzelfde cijfer zal blijven
waarop dat tijdens de ontginning staat. Verder om de formali-
teiten, waarbij de tiendvrijdom verzekerd wordt, veel te ver-
eenvoudigen. Aangezien dit echter alles bij eene wet geregeld
is, zouden de pogingen der maatschappij vruchteloos zijn.
Als een groot beletsel der ontginningen werd het grondbezit
der meeste woeste grondendie als markgronden bezeten wor
den, aangemerkt. Daar, waar die gronden gemeente-eigendommen
Eijn, zoude men eerder tot verdeeling of verkoop kunnen ge-
rakendoor de omstandigheiddat de gemeenten die gronden
in der tijd van het domein ten geschenke ontvingenonder
voorwaarde ze eerlang te ontgiunen of ter ontginning te ver-
koopen. Nu aan die voorwaarde niet voldaan is, zoude het
domein het regt bezitten die onontgonnen gronden terug te
vorderenwaardoor aldus een prikkel voor de ontginning zoude
ontstaan. Bij ministerieele brief van 29 Julij 1.1., aan Gedep.
Staten gerigt, werden eenige Yeluwsche gemeenten die heide
gronden in eigendom bezittenaangemaand om met de ontgin
ning of den verkoop aan te vangen. Er werden verder eenige sterk
sprekende voorbeelden van de voordeelen aan markeverdeeling
of verkoop verbondenvermeidals ook de advokaten als een
goed middel ter ontginning van woeste gronden aanbevolen
door de omstandigheiddat vele markegronden in het graafschap
zich doodgepleit hadden en tot verkoop moesten overgaan,
daar eenige geerfden of gewaarden niet langer gemeenschap-
pelijk eigendom wilden bezitten.
Men besloot overdrukken van het verhandelde over dit on
derwerp aan de Geldersche geraeente-bestuurenin wier ge
meenten zich woeste gronden bevindente zenden, met het
verzoek de markeverdeeling en ontginning te willen bevorderen
met al den invloed die bun ten dienste staat. Eenige vracbten
hooi voor de schapen daarbij gevoegd, zouden misscbien een
krachtig argument kunnen uitmaken, zoolang men geen schapen
ras ontdekt heeft dat papier eet. Zoolang toch de weg niet aan-
gewezen wordt om de schapenhoederij en het plaggenmaaijen
met goeden uitslag te vervangenen dus eene geheele omkee-
ring van het iandbouwstelselwaarvan de goede resultaten op
hooge afgelegene heidegronden niet bepaald door de ondervinding
zijn aangetoondzal men tot de ontginning geen grooten stap
voorvvaarts doen.
Er had zich dan ook een verdediger van het stelsel van
schapen hoeden en plaggen maaijen op gedaandie de ver-
huring van heidegronden tot plaggen zigten tegen f 10 per
jaar tegenover de mislukte ontginningen stelde, zonder echter
te bedenken dat bij eene goede ontginning, de rente in de eer-
ste jaren gevonden moet worden in verbetering van kapitaal,
en het plaggen maaijen waarbij het kapitaal aanhoudend ver-
mindertdaar lijnregt tegenover staat. Op den keper beschouwd
zouden zelfs de gemeentebesturen dan ook geene gemeentegron-
den tot plaggensteken of maaijen mogen verhuren, zonder toe-
stemming der Gedeputeerde Staten.
Na bet verslag van de keurmeestersvan den sectie-secre-
taris en de uitreiking der bekrooningen werd de algemeene ver
gadering gesloten.
De sectie-vergaderingen waren zoo druk bezocht en daarin
zooveel belangrijks behandeldals welligt nog nooit hot geval
is g^eweest.
Behalve de twee sectie-vergaderingen op den eersten dag is
ook op Donderdag nog eene extra sectie-vergadering gehou
den, die niet in het programma vermeid was. Een sprekend
bewijs voor de goede keuze der punten van beschrijving en
het goede doel waarmede men zich naar Harderwijk begeven
heeft.
Men kon zien dat werken op den voorgrond stond en ver-
maken en eten slechts bijzaken warenvoor den rijtoer had
den zich dan ook slechts zes personen tot donderdag toe
aangegeven. Geene vraagpunten werden overgeslagen of per
sneltrein a la minute behandeld en de vreemde bezoekers kon-
den voldaan over ontvangst en voldaan over zich zelven huis-
waarts keeren.
De eerste vraag in de sectie behandeld, betrof het poten
der aardappelen na 1 Junij, als voorbehoedmiddel tegen de
ziekte. Tot dusverre had men weinig gunstige resultaten daar-
van gezien. Proeven in dezen zomer genomenkonden tot gee
ne uitkomst leidenomdat ook vroeg gepote aardappelen van
de ziekte bevrijd waren gebleven. Men had in vorige jaren
echter gunstiger uitkomsten ondervonden van het vormen van
nieuwe soorten, die ontstaan waren door het opkweeken van
de uitgeloopen kiemen der aardappelendie ingekuild waren.
De tweede vraag, die de bewering betrof, dat eene bemes-
ting met wollen lompen de aardappelen oneetbaar zou ma-
ken werd tegengesprokenen de enkele gevallen waarbij dat
voorkwam, aan eene al te sterke bemesting toegeschreven.
Omtrent de derde vraag, waardoor men de teelt van knol-
gewasssen zou kunnen bevorderen, waren de leden het niet
eens. Er werd beweerd dat door de groote hoeveelheid mest,
daarvoor op zandgronden vereischt, vele landbouwers van die
teelt werden terug gehouden.
Voor vette gronden en ook waar men mest kon aanvoeren
behoorde die teelt uitgebreid te worden.
De vierde vraag, waar over het uitschrijven van eene prijs-
vraag gesproken werd, om namelijk een werktuig te vervaar
digen om zonnebloemen en papaverzaad uit de zaadhuizen dier
planten te verwijderen ten einde daarvan de teelt op zand-
grond te bevorderen was men algemeen van meening dat
deze prijsvraag niet behoorde uitgeschreven te worden, omdat
door de sterke bemesting voor die teelt vereisehtdeze op
zandgrond niet behoorde aangemoedigd te worden.
Omtrent Eooibrin/c's kunstbevruchting, waarover de vijfde
vraag handelde werd door den beer Staring het een en an-
der medegedeeld, hetgeen den lezers van dit Weekblad reeds
bekend ismen weet dat het oordeel ongunstig was. Een
couranten-berigtvermelde dezer dagen uit Noord-Braband
dat de boekweit aldaar algemeen bevroren was, en die welke
volgens Eooibrink was bevrucht, gespaard zoude zijn geble
ven dit berigt werd door den onder-voorzitter der maatschap
pij die naauvvkeurige berigten bij den burgemeester der be-
vrorene gemeente ingewonnen had, verklaard een blunder te
zijn. De schade was zoo groot niet als de dagblnden ver
meid hadden; een gedeelte der boekweit was gespaardterwijl
die, volgens Eooibrink bevrucht evenzeer gedeeltelijk be
vroren en gedeeltelijk gespaard was, zoodat men volstrekt
geen onderscheid kon zien. Het ombuigen der takken enz.
was door leden der maatschappij reeds in 1856 met goed
gevolg verrigtdoch men weet algemeen dat dit geene uit-
vinding van Eooibrink is.
De zesde vraag handelde over de teelt van seradellasorgho
inkarnaatklaver, gele lupinen en aardperen in Gelderland.
De lupinen gaven algemeen goede uitkomsten en de teelt
daarvan breidde zich uitechter nog op geene groote uitge-
strekthedenzoo als in Duitschland het geval is. De seradella
gaf goede uitkomstenmaar eischte beteren groud dan de
lupinenmen had die in de roggestoppels gezaaid des win
ters met stroo bedekt, en in het voorjaar gaven zij een rijke-
lijk voeder. Soms heeft men ze ook gezamenlijk met reuzen-
spurrie uitgezaaid. Sorgho heeft ongunstige resultaten opge-
leverd zijnde voor ons klimaat ongeschikt. Omtrent de
aardperen had men ondervonden die niet te lang achtereen
op denzelfden grond te moeten telen iets waartoe men ligt
overgaat door het gedurig opschieten dier planten.
De zevende vraag, waarvan men zich vooraf vele belane:-
njke discussien had voorgestelden diezoo als men wel
eens zegt, met een' sisser afliep luidde Kari het lager on-
derwijs op zijn tegenwoordig standpunt, dienstbaar gemaakt
worden voor het landbouw-onderwijsen zoo ja op welke wijze?
De weinige discussien hierover gehoudenverkondigden de
meeningdat men op de lagere scholen geen landbouw-
onderivijs kan gevenwel echter voorbereiding voor land-
bouw-onderrigtn. 1. kennis der natuurmet name de aller-
allerlaagste beginselen der natuurwetenschappen. Het gemis
aan eenvoudige handboeken en aan de noodige kennis bij de
ondervvijzers kwam aan het licht, en om toch deze hoogst
moeijelijke kwestie tot een goed einde te brengenwerd er
eene commissie benoemdbestaande uit de heeren Staring
Bleek, van Rijsicijkvan Eeeckeren, Wertheim en Bloem, om
deze vraag te beantwoorden.
Indien deze commissie in hare taak slaagt, zal zij een waar
meesterstuk volbragt hebben; dat wil zeggenindien zij het
tot een praktisch doel brengtdoor n. 1. de kinderen ten plat-
ten lande, die op hun 14dejaar de school voor goed verlaten
zoo als in de werkelijkheid gebeurt, om die knapen de ken
nis van eenen verbeterden landbouw in te prenten die zij
op lateren leeftijd in hun bedrijf niet alleen kunnenmaar
zullen toepassen. Dit moet toch eigentlijk het doel van het
landbouw-onderwijs zijn.
De achtste vraagluidende Is het wenschelijk bet rund-
veedoor longziekte aangetast, zoo spoedig mogelijk af te
maken ten einde daardoor de verdere besmetting tegen te
gaan Zoo jadoor welke middelen kan het afmaken van
het lijdende vee het meest bevorderd worden gaf tot vele
declamatoria en discussien aanleiding. Bijzonder welspre-
kend betoogde men dat de klagt der afdeeling Over-Yeluwe
aan Gedeputeerde Staten, omtrent het verwijt dat de gemeente
besturen van eenige Over-Veluwsche gemeenten maatregelen
verzuimd zouden hebben om de uitbreiding der longziekte
tegen te gaan (zie Mededeelingen 1864 biz. 136), onverdiend
was. Daar dergelijke particuliere twisten uwe lezers evenmin
interesseren als zulks met de vergadering bet geval was, zul
len wij alleen vermeklen dat men van de inenting meer baat
dan van het afmaken verwachtte, en dit laatste alleen in on-
geneeslijke gevallenwaar geene totale afzondering kan plaats
hebben, aan te raden vond. Men besloot zich tot de Rege
ring te wenden om op het onbillijke te wijzen dat men bij
afmaking van regeringswege geene schadeloosstelling ontving
op grond van het bekende sophisme bij den kwaden droes in
Gelderland toegepast, dat n. 1. een besmet paarddat afge-
maakt wordt, geene waarde heeft!
Eigenbelang is toch veel sterker beweeggrond voor den
landbouwer dan art. 459 van het wetboek van Strafregt, om
zijn ziek vee aan te geven, en geheimbouding kan de besmet
ting over eene geheele provincie veroorzaken, zoo als treurige
voorbeelden ons geleerd hebben,