- 182 -
Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegeven:
Haarlemmermeer-Polder.
Landbouw.
'toons wordt gelezcn een brief van Burgemeesler en Wethouders, welke
-voor geooemdo betrckking voordragen de Heeren Ilendnkus Meyer en
Nicolaas Thomas Dorbeck.
Deze voordragt wordt aangehouden tot eene volgende Vergadenng.
K)o De Hcer Schone zegt, dat cr aan sommige scholen belioefle be-
staat aan regenwatcr en zou ook in de dorpen welpompen willen doen
maken
De Voorzitter zegt, dat zulks bij de begrooting bad behooren te worden
Heer Ilooft zegt, dat cr moeijelijk goed welwater zal te vinden
zijn maar is cr voor aan de schoien regenwalerbakken te doen rnaken.
Deze zaak wordt niet verder behandeld, en aangehouden m advies.
11° De Heer Schone spreekt over de moeijelijkhcid van doorvoer van
hot gedestilleerd, en vraagt of zulks niet anders kan.
De Voorzitter gecft hieromtrent de noodige lnlichtingen; waarna de
Vergadcring is
van 25 October tot en met 1 November 1864.
CEBORENJohannes, zoon van J Wezelenburg en G. Stokman.
Ian Haio zoon van G. Solkesz en J. R. Rmdfleisch. AaRjedochter
Van K. Pectoom en G. Wijnganrd. - Catbarina en Tliltjedochters van
It Godvliet en A. van der Kwast. Corneliadochter van G P. Beljes
en H. van Aalst. Willem zoon van P. B. Zwetsloot en A. Verbaar.
Johanna, dochter van W. de Boo en B. Bestman.
OVEREEDEN: Jacobus, oud 1 maanden zoon van J. van Veen en M.
van Vliet. - Adriaanlje Wagenaaroud 28 jaren gehuwd geweest met
A. Sesenap. Johannes, oud 1 maand, zoou van C. van Oplicm en
D. Slroet.
ONDERTROUWDK. Janscn met G. Lamboo. A. Sluyter met L.
van Veen. J. J. J Cokart met W. Wakker.
GETROUWD: F. Verhoevcn met A. Snijders.
Voor de vergadenng van Hoofd-ingelanden van den Haar
lemmermeer-Polder, op Woensdag den 9 November 1864,
des moreens ten 10 ure, in de Regentenkamer van het Oude-
mannenhuis te Haarlem, zijn de volgende punten ter behan
deling gesteld
a. Staat der kas.
b. Yerkoop van polderknde aan P. van Waver en.
c. Yerzoek van Baron van Verschuer om vergoeding voor
bet hardmaken der wegen.
d. Benoeming eener commissie tot onderzoek der begroo
ting, dienst 1865.
e. Missive van Z. Exc. den Minister van Oorlogaangaande
den weg aan het Schiphol.
Yoorstel van Dijkgraaf en Heemraden betrckkelijk de
waterverversching van alle landen des polders.
g. Yoorstel van idem omtrent de bo'ete van den aannemer
Brook.
h. Verzoek van Alders, betreffende het huts aan het Yen
neperdorp.
i. Staten van uitgaven boven de 100.
k. Aanvrage tot verkoop van boomenessen en plantsoen.
UIT DE UTRECHTSCHE KLEISTREEK.
Weinig belangrijks is er op dit oogenblik van den landbouw
te vermelden.
Het wintergraandat alles gunstig is te veld gebragtstaat
over het geheel gunstig.
Het koolzaad, dat, enkele stukken uigezonderdweinig door
•de aardvloo heeft geleden, staat zeer goed, en is men reeds
druk bezig de heerik, die in vele streken nog al overvloedig
is, uit te wieden.
Vele landbovwers kunnen tot dit werk echter nog met
besluitenen laten het er op aankoraen dat dezelve door de
vorst zal worden vernietigd.
Onbegrijpelijk is het hoe vele boeren zich met eene onbe-
schrijfelijke kalstarrigheid aan oude gewoonten blijven hech-
tenhet kan hen toch niet anders dan zeer goed bekend zijn
dat de heerik alle eigenschappen met het koolzaad gemeen
heeft, dus ook die van tegen de vorst bestand te zijn, al-
hoewel er zijn die aan dit laatste twijfelen. Al moge ook
van de nu reeds bloeijende heerik de bloesem of pas gezette
vrucht bevriezen, en daardoor de hoofdstam der plant geheel
verloren gaanwanneer in het voorjaar de natuur zich doet
geldenontvvikkelt de heerikplant zieh even goed als het kool
zaad, zij het dan ook door nieuwe zijseheutenwelke ook
hunne vrucht dragenen die, met het koolzaad vermengd,
zeker niet tot de gelijkmatigheid van den korrel bijdragen en
aldus de waarde verminderen, nog daargelaten de vaag,
welke door den heerik nutteloos uit het land wordt getrokken.
Deze geheehtheid aan oude gebruikenof laten wij liever
ze^en deze stijfheid, waarover men ook uit andere deelen
onzes vaderlands dikwijls klaagtis ontegenzeggelijk voor het
grootste gedeelte toe te schrijven aan de mindere wetenschap-
pelijke ontwikkeling van velevooral der reeds meer bejaarde
landbouwers,
Het is niet te ontkennen dat het jongere geslacht reeds veel
vooruitgaat, en zoo dit al niet aan het meer en meer volledig
onderwijs te wijten is, zeker hebben de versnelde en gemak-
kelijke middelen van vcrkeer daartoe veel bijgedragen.
Sedert eenige jaren toch reist de boer naar eenige plaatsen
welke hem vroeger te nnauwernood bij naam bekend waren
de een ziet bier dit, de ander heeft ginds weder dat ge-
zien wat op zijn bedrijf betrekking heeften het een of ander
navolgende brengt hij dikw^ls, zonder het zelf te weten of
te willen, kleinere of grootere verbeteringen in zijn bedrijf,
waarvan hij het nut naderhand moet erkennen.
provinciale landbouwscholen volgens het
voorstel van Dr. Staring (zie n°. 43 van dit Weekblad) zou
zeker op den vooruitgang in den landbouw van groot nut
kunnen zijn, vooral wanneer op die scholen de landbouw in
ziju geheelen omvang werd onderwezen, en dit zich met be-
paalde tot dat gedeelte van den landbouwuitgeoefend wor-
dende in de provinciealwaar de school gevestigd was.
Waarom toeh zou op de kleigronden der provincie Utrecht
bijv. de meekrap niet even goed kunnen geteeld worden dan
in de Betuwe en in Zeeland. Waarom ziet men hier mmmer
tabak, kanariezaad vlas en zoovele andere gewassen welke
elders op nagenoeg gelijken bodem met voordeel worden ver-
bouwdimrners hoofdzakelijk door de onbekendheid met liet
o-ewas en zijne behandeling, en het behoeft mijns inziens
wel geen betoog dat de landbouwer, welke met alle takken
van den landbouw bekend is, veel meer partij van zijn land
zal kunnen trekken dan diegene, welke bij hunne oudvader-
lijke gebruiken blijven volharden en gelooven dat de grond,
die hun overgrootvader reeds bebouwd heeft, niet geschikt
is andere vruchten te dragen dan degene welk die overgroot-
vaders er op verbouwd hebben.
Het zou niet moeijelijk te bewijzen zijn, dat deze algemeene
kennis tevens een grondslag zijn zou tot de zooveel besproken
meerdere ontwikkeling en beschaving van den boer, doch dat
zou hier te veel plaatsruimte innemen. Keeren wij daarom
tot onze berigten terug.
De prijs van het koren is even als den liandel daarin niet
geanimeerd; bij partij wordt bijna niets verkocht en bepaalt
zich de handel hoofdzakelijk tot consumtie, welke nog door
het veelvuldig gebruik van zoogenaamd fabriek- en Amerikaansch
meel veel minder is dan ten vorige jare.
Wat het weiland betreft, dat is door de nachtvorsten zeer
achteruit gegaanop sommige plaatsen begint men reeds te
spreken van'"het vce op te stallen door gebrek aan gras; het
hooge weiland is tlians veel beter dan het lage en heeft men
daar tot nog toe geen gebrek.
Yoor goed vet vee worden zeer goede prijzen besteed en
kan men zeggen dezelve dnur betaald worden, jammer at
juist dat vette vee zoo schaarsch is.
De dezer dagen gehoudene beestenmarkten te oerden en
Montfoort waren goed bczocht, doch de handel, met uitzon-
dering van het slagtbare veeflaauw. De paardenmarkten ter
dierzelfder plaatsen waren ook goed voorzien, doeh de prijzen
laag en de handel niet druk, anderhalfjarige paarden gingen
nog al van de hand en werden .door Duitsche kooplieden op-
gekochtoverigens bepaalde het zich meest tot boerenhandel.
Boter en kaas blijven goed op prijs, voor weiboter wordt
tot 55 en voor grasboter 65 cents voor het halve Ned. pond
betaald.
Met de appelen gaat het flaauw; de zachte- of zomersoorten
worden verkocht van 60 tot 75 cents het mud, de goede
harde winterappelen gelden tot /1,25 a /1,50; doch de
overvloed is zoo groot dat allesvooral de zomersoorten
niet kan verkocht worden.
In n°. 43 van dit Weekblad werden door den verslaggever
van den IJsselzoom eenige vragen gedaan aangaande het zaaijen
van graszaad, ter welker beantwoording ikzoover mijne on-
dervinding strekt, eenige mededeelingen wil doen.
In het najaar van 1861, plan hebbende eenige bunders
bouwland tot weiland aan te leggen werd mij tot dat einde
het Engelsch raaigras als het beste en meeste tegen de vorst
bestand aanbevolen, waarom ik dan ook de noodige hoeveel-
heid, 30 Ned. ponden per bunder, bij den heer Bruno Tydeman
te Apeldoorn, bestelde.
Daar mij gezegd was dat dit raaigras zeer goed tegen de
vorst kon, zaaide ik hetzelve in September, op versch ge-
ploegd landen liet het toen met eene ligte egge onderwerken.
Aanvankelijk beloofde dit zeer goede resultaten en jrwam
het °ras als haar op den hond zooals men zegt, doch in het
voorjaar bleek het dat dit gras, even als zoo vele andere
uitheemsche grassoorten, voor ons klimaat niet geschikt is;
de vorst had alles vernietigd, hier en daar zag men nog een
enkel smeeltje doch dit was maar zeer weinig.
Hierdoor echter niet afgeschrikt, liet ik den grond met een
vijfscharige schoffelploeg omschellen en bezaaide 2 /2 bunder
met haverwaaronder ik wederom Engelsch raaigras, met kemp
(witte klaver) zaaide het overige bezaaide ik met enkel raaigras
en kemp en wel in de maand Maart.
Half Mei was dit reeds zoodanig ontwikkeld dat ik op 4 /.L
bunder tot aan half Junijtien melkbeesten goed kon weiden,
en hadden wij dien zomer niet met zooveel droogte te kampen
gehad, dan had dit nog lager kunnen voorlduren, doch moest
toen tot op vijf beesten verminderen.
In het voorjaar van 1863 was het raaigras wederom voor
het grootste gedeelte verdwenenen kwam ik tot de overtui-
o-ino- dat deze grassoort niet tegen de vorst bestand is. Op
datzelfde stuk heb ik in het voorjaar van 1863 eenige zakken
hooizaad van ons gewoon Uiterwaards hooi, verkregen bij
huurkoetsiers en van heeren stallersover gezaaid en met
oude pluisaarde laten bestrooijen, die met een sleep werd fijn
gemaakten ik heb reden te betreuren dat ik met ben be-
gonnen waarmede ik geeindigd ben.
Het onder de haver gezaaide leverdenadat de haver van
bet veld was, ook nog eene voldoende weide, alhoewel het
niet zoo dik stond als het enkel gezaaide, doch ook dit was
in het voorjaar van 1863 voor het grootste gedeelte weg.
Dit land heb ik niet met hooizaad bezaaid, maar uit de haver-
stop pels waarin de kemp goed was opgekomen, laten liggen
volgens de ouderwetsche manier, hetgeen nu wel eene goe e
weide isdoch in soort van gras bij het gezaaide moet achter
Met onkruid had ik niet veel te kampendoeh dit zal veel
van de meerdere of mindere kwaliteit van den grond afhangen
en het door mij tot weiland gelegde land was eerst twee jaar
te voren gezomervaagd
Wat de tijd van zaaijen betreftin tame komt mij voor
dat dit in het voorjaar beter is dan in het najaardewijl dan
het plantje tegen den winter zooveel meer en krachtiger is
ontwikkeld, en dan ook beter tegen de vorst bestand is.
UIT GEO NINGEN.
Gorecht, September 1864.
Eenige gemeenten in het midden der provincie Groningen
gelegenwaartoe ook de gemeente en stad Groningen het
centrum van alle maatsehappelijke bedrijvigheid en ontwikke
ling behoort, maken naar de oude kwartiersche verdeeling
te zamen het Gorecht uit.
Wanneer alleen op de goede ligging en vruchtbaarheid der
gronden aeht geslagen wordt, dan kan hier niet in waarheid
gezegd wordendat de deugd in het midden gelegen is.
In hoofdzaak heeft hier juist het omgekeerde plaats, en ligt
het neusje van den zalm langs den omtrek.
Eene zandige en steenachtige heuvel, de ook elders wel
bekende hondsrugwaarop Groningens hoofdstad gebouwd is,
beslaat een voornaam deel dezer gronden. De dorpen Haren,
Noordlaren en Kolham zijn op zandgronden gelegen.
Yerder worden hier aangetroffen knipachtige kleigrondendie
men hoofdzakelijk vindt te NoorddijkMiddelbertEuvelgunne
en de Roode Haan tot bewesten het Winschoter-diep. Deze
kleilaag wordt van af de gemeente Noorddijk, in de rigting
van het Winschoter-diep steeds dunner.
Vervolgens levert het Gorecht vele lage veen- en derrie-gronden
op, o. a.^te Engelberteen gedeelte van Middelbert, Wester-
broekScharmer en de Harkstede, zooals de achtergebleven
putten door het uitbaggeren van turf in die streken aanwijzen;
alsmede van af Westerbroek of het Winschoter-diep over de
ceheele Westerbroekster made, en ten deele ook de madelanden
van Haren en Noordlaren, en verder bezuiden de dorpen
SlochterenSchildwolde, Helium en Siddeburen.
Ten noorden van deze dorpen, in de nabijheid van het
Slochter-diepheeft men in eene noordelijke rigting tot op
uur afstand van het Damsterdiep gronden, die met meer
dan 1 tot 1,5 palm teelgrond en overigens tot op eene
diepte van 3 Ned. ellen en meer derrie bevatten.
Het laat zich ligt nagaandat de hoop- en huurprijzen dezer
trronden over het algemeen zeer laag moeten zijn. Enkele
uitzonderingen evenwel bestaan ook hier en het gebeurt niet
zeldendat voor zeer gelegene en sedert jaren goed bewerkte
gronden/1000,en meer voor het bunder betaald word
Een grooter oppervlakte gronden evenwel wordt met/200
per bunder goed betaalden tusscben deze beide uitgedrukte
sommen mag men zeggen, zijn de koopprijzen der oveiige,
verreweg der meeste landen gelegen.
Yele bunders worden verhuurd voor/10, het bunder,
doch deze lage huurprijzen verlieffen zich tot/ 100, - en meer.
Groote en aanzienlijke boerderijen worden hier niet dan
bij uitzondering aangetroffen. Gemiddeld bestaan ze uit
25 a 30 bunders land; doch er worden ook eene memgte
aangetroffen op zeer kleine schaaldie slechts enkele bunder-
tallen bevatten of zoogenaamde keuterijen.
Men treft hier, in vergelijking van andere streken dezer
provincie, veel wei- en hooilanden aan, zoodat de verhouding
van bouw- tot groenland gering is, ongeveer bouw- en
groenland.
Is het veelal hoogst moeijelijk om een vast vruchtstelsel
van eene geheele plaats te omschrijvenbij zoo veel verschil
van gronden en inzigten van onderscheidenevooral kleine
landbouwers zal ik naauwelijks behoeven te zeggendat ik er
de moeijelijkheid van, hier vooral, ondervonden heb.
Er zijn hier nog zeer achterlijke streken die tot de slechste
zandgronden behooren waar twee jaren achtereenvolgend rogge
en daarna boekweit geteeld wordt.
Op betcre zandgronden, 1°. rogge, 2°. aardappelen en 3°. haver,
of ook wel 1°. rogge, 2°. aardappelen, 3°. garst en 4°. boonen of
boekweit.
Op knipachtige kleigronden, 1°. koolzaad na eene goede be-
mesting, of ook wel 1°. rogge, 2°. haver, 3°. tot 5°. of
langer groenland. ,n
Op de veen- en derrieaclitige gronden, 1 rogge, I aard
appelen, 3°. haver en 4°. boekweit.
Het hoofdprodukt waarbij men zich hier het algemeenst
bepaald is haver, voor het grooste deel zwarle- en witte voer-
haverdaarop volgen roggegarstboekweit en koolzaad.
Men treft ook wel hier en daar vlas aan en boerenkool
doch deze teelt is van te weinige beteekenis, om in eene ge-
regelde vruchtwisseling opgenomen te worden.
"be veestapel op eene boerderij als boven genoemdbestaat
gemiddeld uit 4 a 5 werkpaarden, 15 a 20 stuks rundvee,
8 a 10 schapen en 2 a 3 varkens.
De aanfok bestaat uit 1 a 2 paarden, 4 a, 5 runderen en
5 a 6 schapen.
Aanfok van varkens heeft hier zeer weinig plaatsomdat
de varkensziekte hier veel heerscht, vooral onder de jonge
varkens, zoodat men er zich beter bij bevindt om de mest-
varkens van elders aan te koopen wanneer die eenige weken
oud z"ijn.
Tot dusver bemoeit men zich hier nog zeer weinig met ae
roode klaver-teeltzoodat weinig landbouwers meer dan een
paar bunders houdendie hier en daar groen aan de paarden
o-evoederd of tot hooi gemaakt wordt.
Stahoedering heeft hier zeer zelden plaats. Dit laat zic
verklaren en is ook grootendeels toe te geven wegens de om-
standigheid, dat hier zoo vele laag gelegen groenlanden ge-
vonden worden, die als bouwlanden met geschikt zijn en
gedeeltelijk geweid moeten worden.
Zoodra eene betere afwatering voor vele dezer landen vci-
ze