- 180 - N1EUWE PKODUCTEN en PROEENEMINGEN. grond hoofdzakelijk door eene goede bewerking en bemesting vruchtbaar geraaakt moct worden en altijd gebrek aan mest heerseht, de landbouwer zich niet meer op de teelt van voe- der- en knolgeieassenals roode klaver en mangelicortelen of koolrapcn toeleggen. Niet overal toch is de waterstand te hoog bij de landen ora gebouvvd te kunnen wordenen kan menom deze rede- nenzich verontsckuldigenom van de werkzame stalvoede- ring vrij te komen. Vooral op kleine boerderijen die hier in menigte gevonden worden, waar de boer met zijn huiagezin liet werk meestal zelf verrigt en niet zooveel bakens verzet behoeven te wor den, begrijpen wij ons zooveel langdurige aarzeling en opzet- telijke winstderving niet. Door sommige landbouwerswier landen nog al gelegen lig- gen voor bet aanvoeren van mest, wordt de ontbrekende van elders aangekocbt. Vele landbouwers daarentegen willen die uitgave niet doen en anderen moeteu het, wegens gebrek aan scheepvaartkana- len, nalaten. Hier en daar, vooral ten Noorden van Slochteren en Hel ium in de rigting naar bet Damsterdiepwordt zeer vrucht- bare klei gegraven, die tot overbemesting aangewend wordt en vooral op groenlanden zeer goede uitkomsten geeft. Meer en meer ook leert men met voordeel gebruik te kun nen maken van guano als hulpmeststof en ook als voile be mesting; overal zijn de uitkomsten zeer voldoende. De opbrengst der gewassen was in 1863 gemiddeld op alle bovengenoemde gronden genomende volgende Rogge had over bet algemeen weinig stroo en de zaadop- brengst bedroeg p. m. 18 mud per bunder, wegende van 68 tot 70 pond, op de kleine Groninger sehaal. Dikke haver gaf eene matige hoeveelheid stroo en eene op brengst van 36 a 40 mud van 45 pond; voer-haver leverde •niet zooveel stroo op met 40 mud graanwegende 38 pond, terwijl de presidents-haver per bunder 72 mud opleverde, van 42 pond, met eene matige stroo-opbrengst. Knobbe-garstdie bier uitsluitend op de beste zandgronden verbouwd wordt, leverde veel stroo op, met een beschot van 44 mud per bunder, van 60 a 62 pond gewigt. Boehceit was algemeen een zeer goed gewas; zij gaf bij eene matige stroo-opbrengst 26 a 30 mud per bunder, van 60 pond. Jardappelen waren (lit jaar beter dan de vorige jaren, zoo- wel in kwaliteit als in kwantiteit, gevende een beschot van gemiddeld 200 mud per bunder. Koolzaad stond vry goed en leverde eene opbrengst van 20 mud per bunder van matige kwaliteit. In deze streken vooral zaait men veel knollen als tweede gewas in roggestoppelen, die hoofdzakelijk als veevoeder ge- bruikt worden, zoodra bet vee op stal komt. Vooral bij droogend herfstwederwanneer dit voedergewas droog en schoon te huis gebragt kan wordenbevindt het vee zich er wel bij en mag deze teelt als zeer voordeelig beschouwd worden. Dikwijls evenwel gebeurt bet, dat de knollen te klein blij- ven, doorgaans wegens gebrek aan voldoende grondkracht en de moeite en kosten3an deze teelt verbonden, niet be- loond worden. In enkele gevallen wordt ook hier gebruik van de spurrie gemaakt en bij voorkeur van de reuzen-spurriedie vooral voor melkvee bijzouder voldoet. In de gemeente Haren en omstrekenwaar men zich bij- zonder op de knollen-teeltook voor den keuken, toelegt en waar ze wegens hare aangename roode kleur en haren zoeten smaak eene bijzondere vermaardheid verkregen hebbenworden ze zorgvuldig van het loof gesneden en naar de markt gebragt en niet zelden voor f 1.25 a f 1.50 het mud verkocht. Het gebeurt dan ook niet zeldendat zoo een tweede gewas de opbrengst van het eerste te boven gaat. Haren heeft ook nog eene andere vermaardheid gekregen door de vestiging van de boerderij der Landhuishoudkundige school binnen hare grenzeneene inrigtingdie voor den land- bouw allezins belangrijk genoemd mag worden. Bij het vele goede, dat deze inrigting bevat en reeds al gesticht heeft, kleven er evenwel gebreken aan, die elk prak- tisch landbouwer inziet en daarom niet verzwegen enin in het belang der zaakook niet langer verzwegen mogen worden. Die gebreken bestaan in hare onvolledigheidwaardoor niet geleerd kan worden hetgeen een goed ontwikkeld landbouwer weten moet. Naar onze meening moet zoodanige inrigting, zal zij aan het doel beantwoordenboven de beste boerderijen in den omtrek staan, moeten de leerlingen er aanschouwelijk onder- wijs kunnen ontvangen in den omgang met de nieuicste en be- langrijkste landbouw werktuigenen in het leeren kennen van de beste veerassen en cultuurstelsels op verschillende gronden. Ook aehten wij het hoogst belangrijk, dat de zuivelbereiding er op tamelijk groote sehaal en geheel naar de eischen der wetenschap nitgeoefend wordt. Het standpunt, waarop de landbouw in eenig gewest staat, en de rigting en het streven der landbouwers die waargenomen wordt, wijzen geloof ik, die eischen genoegzaam aan, zoo danige inrigting zal den landbouwers tevens tot vraagbaak kunnen zijn. Wij wenschen zeer, dat deze hoogst nuttige instelling die uitbreiding ruoge erlangen, en de regering uit erkentelijkheid voor al het goede dat zij reeds in een tijdvak van bijna een vierde eeuwvoor geheel Nederland en hare Oostindische be- zittingen uitgewerkt heeft, daartoe krachtig moge mede werken. Wij hebben redencn om te geloovcn, dat het bestuur dier school en vooral haar hoogst verdienstelijke directeur, de hoog- leeraar H. C. van Hall, dien wij hier opzettelijk lioemen, omdat de geheele Nederlandsche landbouw groote verpligtingen aan hem heeft, gaarne bereid zullen zijn tot zoodanige uitbreiding en verbetering de hand te leenen. UIT WAABD EN GEOET. November 1864. Sedert eenigen tijdheerlijk .najaarsweder gehad hebbende, kon de bezaaijing van wintergraan naar wensch verrigt worden. Het gezaaide komt dan ook goed en ferm voor den dagziet er welig uit en heeft tot heden nog geen hinder van insekten of ander onheil gehad. Het latere, en hetgeen nog voor eenige dagen gezaaid iskwam ook onder zeer gunstige weersgesteld- heid te veld, het ontwikkelt zich snel en met dit droogend weder zal alzoo spoedig alles groen zijnen kan de winter- bezaaijing als geeindigd beschouwd worden. Niet alzoo kan dit van het ploegen en ander buitenwerk gezegd worden neenalle landbouwers (hoewel het laat in het najaar is) zijn nog dagelijks bezig het land te ploegen, te zuiveren of zoo noodig daaraan eene betere ligging of doelmatiger afwatering te geven. Veel volk is thans in Waard en Groet nog werk- zaam met het meekrap delvendoch dit zal met acht a tien dagen gedaan zijn; ook bij dit werk was het drooge weder zeer heilzaam en voordeelig, daar toch hij vochtigheid het delven slecht gaat, ja bijna ondoenlijk is, en dat is voor den verbouwer zeer schadelijk. Van al die bezwaren bleef men dit najaar verschoondde wortels konden altijd in mooi weder en langs goeden weg naar de droogtorens gereden worden en de kwaliteit en kwantiteit (zooals vroeger gemeld) zijn bevredigend. In alle droogtorens is men druk bezig met de wortels te droogenen de stoommaalfabriek is sedert eenigen tijd bezig de racijn tot poeder te malen. De kwaliteit van het poeder is goed te noemen, doch de prijzen blijven nog laag en er is bijna geen kooplust. Met het meekrap dekken wordt een aanvang gemaakt en het drooge weder is dnarbij van groot nut; de jonge meekrap is (niettegenstaande het koude zomer- weder) uitmuntend gegroeid; onder het dekken laten zich eene menigte jonge wortels achter den ploeg zienwelke alien een goed en gezond aanzien hebben. De suiker-beetwortelenwelke dit jaar in Waard en Groet verbouwd werden, zijn gerooid en worden met schepen naar de fabriek Zwanenburgte Halfweg, vervoerdmet belangstel- ling ziet men het gewas na de beetwortelen te gemoetde ondervinding zal dan leeren of ze den grond uitputten of niet. Het vee gaat langzamerhand naar de stal, en hoewel het winter- voeder zuinig isworden toch velen genoodzaakt hun vee vroeg te stallen, aangezien gras en klaver, door de voor eenige dagen plaats gehad hebbende nachtvorsten veel verminderd zijn. De vetle koeijen en schapen worden bij voortduring gezocht en tot hooge prijzen verkocht; ook de jonge vaarzen gelde- en kalfdragende koeijen blijven tegen ieders gedachten ferm in prijs. Engeland, Frankrijk en Belgie, houden den handel nog al levendig. Op de koemarkt te Schagen (3 November) was veel vee aan de lijn, doch de handel was niet levendig, aangezien dat de verkoopers hun vee op prijs hieldenen de koopers niet genegen waren de gevraagde prijzen te geven. De gezondheidstoestand van het vee is hier en in den om trek bevredigend te noemen; de longziekte is in Noord-Holland sedert de laatste paar jaren sterk verminderd, en zeer zeldzaam hoort men heden van die gevaarlijke ziekte meer gewagen. UIT FBIESLAND. (Nookderdeel.) Fervolg.) Voor eenige jaren ontving ik van een vriend eenige koppen zoogenaamd bolerzaadjuist genoeg om daarmede een bunder te bezaaijen. Volgens verzekering was dit zaad fijn van bast en zeer oliehoudend. Daar het tedere gewas echter geene vorst konde weerstaanwerd het eerst in het laatst van April gezaaid op tamelijk zwaren kleigrond het vorig najaar drie malen geploegd en intusschen bemest. Alhoewel voorspoedig ontkiemendewas het echter reeds aanvankelijk fijn en teder en bleef zulks ook den ganschen zomer. Niet alleen dat de Stengels fijn warenen nog naau- welijks eene lengte van 6 a 7 palmen bekwamen ook de peultjes waren buitengewoon kort en fijn. Iliertoe zal even wel ongetwijld de miriaden kleine rupsen die het letterlijk bedekten, veel hebben bijgedragenterwijl dat heirleger vij- anden zeer zeker van nadeeligen invloed op het beschot is geweest. Dit laatste was dan ook zoo gering (ruim 5 mud per bunder)dat het niet toereikend was de kosten van den oogst te bestrijden. Ofschoon nu deze mislukking aan een bijzonder toeval moest worden geweten ben ik toch van gevoelen dat de nietigheid der peultjes en de buitengewone fijnheid der korrels een be- hoorlijk beschot wel altijd zullen verhinderenterwijl de on dervinding mij leerdedat dit gewas meer nog dan het ge- wone zomer-koolzaadten prooi is aan de vraatzucht der rupsen. Daar ook eene kleine proef gelijktijdig door een ander landbouwer met dit zaad ondernomengeene betere uitkomsten opleverde, durfde ik de teelt niet voortzetten alhoewel de fabriekantaan wien ik het afleverdeover de kwaliteit zeer tevreden was. SORGHUM SACCHARATUM. Eene der grootste hindernissen bij de zomer-stalvoedering is voorzeker de 6chaarschheid van het veevoeder 's voorjaars als het wintervoeder is verbruikt en de klaver nog niet kan worden gesneden en in het najaarwanneer de klaver heeft uitgediend. Voor het eerste geval voorzag ik mij in de laatste jaren van eenige roeden daartoe expresselijk uitgezaaide rogge waarin ik vroeg in het voorjaar klaver zaaideom later te gebruiken of, nadat de rogge was verbruikt, de grond te ploegen en met aardappelen, mangelwortels of turnips te be- poten. Maar in het najaar was in de behoefte van veevoeder minder te voorzien voornamelijk ingeval de met dat doel gezaaide knollen of turnips niet waren geslaagd. Als tot dit doel uitnemend geschikt en tevens als een ge zond veevoeder, werd mij in 1859 bijzonder aangeprezen de bovengenoemde plantzoodat ik besloot hiervan eene proef te nemen. Daar dit product echter hier tot nu toe geheel onbekend was en ten einde bij eene mogelijke mislukking mij voor aanmerkelijke schade te vrijwarennam ik mij voor dezelve op geene te groote sehaal te ondernemen en het bleek later dat deze voorzigtigheid niet overtollig was geweest. Of schoon op twee verschillende perceelen land, waarvan het een uit een tamelijk zwaren en het andere uit een gematigd zwa ren kleigrond bestonden ondanks ik de zaaijing op drie verschillende lijden telkens met eene tusschenruimte van 2 a 3 weken bewerkstelligde is deze proefneming tot mijnen spijt totaal mislukt. Naauwelijks het tiende deel der zaadjes ontkiemde en van de plantjes bereikte de hoogste nog geen palm. Alleen op een plekje tuingrond van ongeveer 20 vierk. ellen waarop ik de zaadjes4 bij elkander op afstanden van 6 pal men had uitgepoot, vertoonden zich de planten beter en bekwamen eene hoogte van 2 tot 5 palmendoch ook hier was de kleur al spoedig geel en fletsch en stierven de plan- ten ontijdig. Bovendien is het mij voorgekomen datal was de proef neming beter gelukt, al had zij aan het beoogde doel beant- woord dan nog het winnen van zaad op onze zware klei- gronden wel altijd onmogelijk zoude zijn om reden door de langzame ontwikkeling de zomers daartoe te kort worden. KARWEI-ZAAD. In hetzelfde voorjaar (van 1860) werd door schrijver nog uit- gezaaid het in Noord-Holland zeer veel geteeld wordende bovengenoemd bruin kaaskruid. Eene allezins gunstige aan- bcveling van de teelt van dit zaad die ik in het vroege voorjaar van den wel-edelen heer de Jonglandbouwer enz. te Hoogkarspel ontving en die later wel zoo vriendelijk was mij geheel belangeloos eenig nieuw zaaizaad te zendenmoe- digde mij tot het nemen van een proefbouw aan. De uit- muntende resultaten die deze vrucht aldaar jaarlijks afvverpt en die niet zelden 700 a 800 per bunder kunnen beloo- pen zijn waarlijk wel geschikt tot aanmoediging. Ik bezaaide op twee verschillende stukken land ongeveer 18 Nederl. roe den en aangezien echter deze vrucht eene tweejarige plant is konde ik de uitkomsten niet voor het volgende jaar weten. Alhoewel nu die uitkomsten op verre na niet evenaren aan die uit Noord-Holland zoo had ik evenwel reden van tevre- denheid daaromtrent. Op een perceel bouwland, het vorige jaar met boonen be- bouwd geweest en vooraf een weinig bemest, zaaide ik 736 vierk. Nederl. ellen met karweien wel tusschen op reijen gelegde twijfelaars boonen welke mij den eersten herfst eene matige opbrengst leverden. Van deze 736 ellen oogstte ik den volgenden zomer 160 Ned. ponden zaad. Wanneer men nuna aftrek van slooten greppen en wallen het bunder rekent op 90 roeden bebouw- baren gronddan zou het beschot nagenoeg 2000 nederl. ponden hebben bedragen zijnde tegen 27 per 100 pond waarvoor schrijver het zijne verkocht heeft, de niet onaau- zienlijke opbrengst van 540 per bunder. Overigens heeft de ondervinding mij nu reeds de volgende opmerkingen geleerd. Dat zuiver landvan alle onkruid vrij bij het bouwen van karwei een hoofdvereischte isuithoofde het uitwieden moeijelijk en kostbaar is. Dat boonen of koolzaad op rijen gezaaid of geplantde geschiktste voor of neven vruchten zijn. Dat men niet te zwaar moet zaaijen en vooral tijdig met snijden beginnen omdat het rijp geworden zeer gevaarlijk is voor uitwaaijen of roepelen waarom men ook het best doet het gesnedene lot verdere rijping op heggen te leggen en bij het inzamelen voorzigtig te werk te gaan. Deze eigen- schap maakt echter dat het dorschen en schoonen gemakke- lijk gaat en weinig kosten vordert. Eene kleine proef, om door vroeg in den zomer te zaai jen het karweizaad tot eene eenjarige vrucht terng te bren- genmet een paar bedjes tuingrond ondernomen, is mislukt. Wel schoten er eenige planten den volgenden zomer door en bragten vrucht voortdoch zij bedroegen geen 5 percent van het geheele gewas. Ik schreef dus dit verschijnsel aan bij zondere alhoewel voor mij onverklaarbare oorzaken toe. DEDERZAAD. In het vorige jaar (1863) is door een landbouwer in deze gemeente voor het ecrst eene proef genomen met den verbouw van dit gewas. De uitslag moet uitmuntend geweest zijn, en alhoewel mij de juiste resultaten niet zijn medegedeeld schijnen dezelve bevredigend te zijn geweestalthans de on- dernemer heeft de proef ook dit jaaren wel op grootere sehaal herhaald. Wanneer ik in de gelegenheid zal worden gesteld de uit komsten van dezen bouw met eenige zekerheid te vernemen ben ik bereid die later mede te deelen. het bui had ger mij voe den loof van afd< teeli Tha van wan B of o houd hoop land was word De laatsi Vee men men, Overi drie vettei niet maar den de ve Ee was, het i niet behou lijke eene houde tollige zijn t anden daar koude oefent deelig ■spijsve oorzaa rende en de de sor De diersoi zondei De streeks de oi^ aan lr dat do gevolg schapei meenin sen ve zouden wormzii Bovend to en m de sch niet do reeds i toen ik gekomei schoolki hare eit daar is en naai versehaf onderscl aan zo of afkoc best bev het rati houders dedeni Zoo in de n kensziekl men me dezen zt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1864 | | pagina 2