W i: E UBL A I)
1865.
VAN
A AN LANBBOTJW, GEMEENTE- EN POLBER-BELANGEN GEWIJB
V RIJ D A G 6 J A N U A R1J
Xesde Jaargang
Hoofdredacteur C. E. DE CLERCQ.
Landbouw.
HAAiiLEitlMEItMEtiR
PKIJS VAN HEX ABONNE3IENT
in het Jaar6.
Alle Toezendingeude Redactie betreffendemoeten geschieden aan
den Hoofdredacteur, te Haarlem, Kruisstraat, Wijk 6, N°. 513.
IETS OVER HET VOEBEREN van KALEDRAGEND YEE.
Er bestaat eenig verschil van gevoelen omtrent het al of
niet geven van toevoeder aan het kalfvee op stal.
Sommige veehouders achten dit onnoodig, jasoms schadelijk,
anderen daarentegennoodzakelijk. Die er tegen zijn beweren
dat de koeijen, die het best in staat zijn, dikvverf het moeijelijkst
afkalven; die er voor zijn, dat de schraalste koeijen veelal
groote kalvers voortbrengen. Meer dan eens werd omtrent
dit punt mijne meening gevraagd en gegeven, en de zaak
schijnt mij belangrijk genoeg toe, om ook eens in het open-
baar besproken te worden. En dan komt het mij voor, dat
eene koemet hooi en water allednbest den winter kan door
komen en goed afkalven, mits
Dat ze gezond en niet te jong of te oud zij.
Dat ze in den afgeloopen zomer eene goede weide gehad hebbe.
Dat ze niet te laat en ontbloot stal kome.
Dat men ze vroeg droog late. En eindelijk en vooral
Dat ze gevoerd worde met krachtig hooi, gewonnen van
goed land en dat ze daarvan krijge, niet met mondjesmaat
of op het horologie af, maar volop en liever driemalen daags
eene duig dan tweemaal; dan zeg ik, kan eene koe des winters
zelf in goeden staat blijven en nog een flink kalf voortbrengen
ookals men toch maar eens nagaat dat ze gedurende de
eerste helft van hare zwangerschapook maar van gras alleen
leven moet en dan bovendien nog tweemalen daags gemolken
wordt. Daar het echter zelden of nooit gebeurt dat men,
ook met den besten wil, aan al die voorwaarden voldoen kan,
zoo zal er in verre de meeste gevallen een spaantje bij moeten;
want men bedenke het toch wel, het zwangere dier heeft twee
levens te onderhouden en dus meer behoefte aan krachtig en
uitgezocht voedsel, dan het guste vee. Nu is het wel waar,
koeijen die sterk gegroeid of liever vet zijnkalven daardoor
wel eens moeijelijkterwijl de ondervinding leert dat magere
koeijen soms zware kalvers ter wereld brengendoch men
onderscheide hier wel, dat in het eerste geval het moederdier
groeit ten nadeele van de vruchten dat in het tweede geval
de sterke ontvvikkeling der vruchtgeschiedt ten koste van
het moederdier; m. a. w.zulke koeijen zijn mager, omdat
ze een groot kalf dragenmaar dat kalf is niet groot omdat
het in eene magere koe huisvest; daarom zal bij gelijke voe-
ding de eene dragtige koe groeijende andere mager worden;
de eene behoudt het overvloedige voedsel voor haar zelvende
andere staat het aan hare vrucht af; de eerste toont duidelijk
meer geschikt te zijn voor de vetmesting, de laatste meer
voor de aanfokking.
lets dergelijks zien we bij het melkvee gebeurende eene
koe toch wordt in eene goede weide mager, groeit althans
niet, maar geeft volop melk; eene andere wordt in hetzelfde
land bijna^ vet, maar geeft weinig melk; trouwens het kan
dan ook niet wel anderswant ook het voedsel kan geen twee
heeren dienen en twee verschillende uitwerkselen hebben.
Koeijen die volop melk geven en tevens vet groeijenze be-
staan er nu eenmaal nog niet; ziezoover hebben zelfs onze
Overzeesche naburen het met al hun kruisen nog niet kunnen
brengen; waarlijk! dat zou eerst puik puike waar zijn; dan
nog maar gebraden enwe waren in luilekkerland 1
Op de keper beschouwd ben ik dus vo'o'r het geven van
toevoer aan het kalfvee op stal; de vraag blijft nu nog over,
welk voedsel daartoe het geschikste is. Hierover willen we
bij leven en welzijn een volgend jaar eens praten; tot weer-
ziens dan
B'ieutcveen
Wintermaand 1864. D. van Hulst.
UIT ZEELAND.
Goes, December 1864.
Daar^ de winterwerkzaaraheden op eene boerderij zeer weiniv
afwisseling aanbieden en het daardoor minder belangrijke dat
omstreeks dezen tijd te vermelden iskomt het °mij voor
dat ik mij in dit berigt niet gebonden moet achten aan den
gewonen vorm dezer maandverslagenmaar gerust eenen zii-
sprong kan wagen.
In het zoo belangrijke stuk „hoe ging 't, hoe gaat 't,
hoe zal 't gaan met onzen landbouwin Storing's Almanak
voor-den Landman voor 1865, die ons als altijd zeer welkom
was, komt een overzigt voor der inpolderingen en droogma-
kingen in ons vaderland, waarbij zich het verblijdend ver-
schijnsel voordoet, dat het daardoor jaarlijks gewonnen bun-
dertalvooral in de laatste vijftig jaren zeer is toegenomen;
over het aandeel dat Zuid-Beveland daarin heeft, wenschte
ik een en ander mede te deelen, en wel wat aangaat de
bedijkingen die in deze eeuw plaats vonden.
De eerste bedijking of inpoldering die te vermelden valt,
is die van den Wilhelminapolder in het jaar 1809, welke
ongeveer 1200 bunders groot is. Daarna had er een lange
stilstand plaats tot in 1846, toen men in het Schenge den
Perponcher-polder binnendijkte. De hooge prijzen der
granen in de daarop volgende jarendeden er op bedacht
zijn iederen voet grond te gebruiken en de bedijking van
eene reeks van polders was daarvan het gevolg.
Het waren de volgende, als: in 1851 de Erederikapolder,
in 1854 de Broeder en Zusterpolder, in 1855 de Zuidvliet-
polder, in 1856 de Jacobspolder, de eerste polder der Ne-
derlandsche Landaanwinning-Maatschappijen de Egbert Petrus-
polders, in 1857 de tweede polder dier maatschappijdie
sedert echter herhaaldelijk is doorgebrokenin 1859 de van
Citterspolder en eindelijk in dit jaar de Emanuelpolder welke
polders te zamen waarschijnlijk ongeveer een tweeduizendtal
bunders groot zijnzoodat Zuid-Beveland naar evenredigheid
zijner uitgebreidheid ruimschoots tot de vermeerdering van den
bouwgrond heeft bijgedragen.
Verreweg het grootste deel der voor inpoldering vatbare
sehorren is nu opgeruimd, slCchts in de Schenge, (het vaar-
water dat vroeger de eil^nden Zuid-Beveland en Wolphaarts-
dijk scheidde, die nu echter door de indijking van de Wil-
helmina- en de Perponcherpolders vereenigd zijn) ligt nog een
3 a 400 bunders, die welligt binnen zeer weinige jaren, na
het toeslibben van een paar groote kreeken, zullen kunnen
binnengedijkt worden. Bovendien ziet men tevens veel aan-
slibbing te gemoetwanneer de overgang van het Sloe van
den zuiderspoorweg, even als zulks in de Ooster-Schelde
plaats heeft, niet dpor eene brug, maar door eenen aarden
dam mogt geschieden.
Met een enkel woord zij hier nog de wijze medegedeeld,
waarop deze inpolderingen tot stand komen.
De sehorren rond dit eiland, behooren of aan verschillende
ambachtsheeren of aan den staat en wordenwanneer zij
daartoe geschikt zijn en na verkregen concessie tot bedijking
publiek geveild en dan, met uitzondering van enkele kleine
poldersgewoonlijk door eene vereeniging van meerdere per-
sonen gekocht, die de bedijking dan voor gezamentlijke reke-
ning ondernemen en gedurende eenige jaren de ingedijkte
gronden eveneens voor gemeene rekening bebouwenwaarna
dan tot eene verkaveling of verkoop wordt overgegaan.
Eene uitzondering hierop maakt de Wilhelminapolder, die
nog steeds onverdeeld is, en onder het bestuur van den heer
van den Boschzich zoo gunstig onderscheidt. Zeer te ver-
wonderen is het, dat men tot uitoefening van het landbouw-
bedrijf, even als bij ieder andere industrieniet meer vereeni-
gingen op zulk eene schaal heeft, daar de Wilhelminapolder
wel het bewijs levert, dat zulks met veel voordeel te doen is.
PRIJS DER ADYERTENTiejf
van 16 regels 75 Cents. Elke regel meer 12% Cents.
Zegelregt bij elke plaatsing 35 Cents.
Toezending uiterlijk Woensdag. Adresvan Bonga C°.Amsterdam.
UIT DE UTBECHTSCHE KLEISTREEK.
December 1864.
Thansnu men overal den dorschmolen ziet gaan en de
knuppel hoort, kunnen wij eenige opgaven doen van den
oogst dezes jaars welke over het geheel zeer gunstig is.
De viintertarwe levert een zeer goed beschot op, en laat,
wat volheid van korrel en gewigt betreft, billijkerwijze niets
te wenschen over, hetgeen-aan de lage marktprijzen van den
laatsten tijd nog eenigzins te gemoet komt. Voor zeer goede
Ruwarige tarwe wordt 7.25 a 7.50 betaald.
Zomertarwe wordt in deze provincie niet verbouwd. Steller
dezes heeft met eenige soorten zomertarwe proeven genomen,
doch de uitslag heeft het bewijs gegeven dat onze kleigronden
voor die teelt niet geschikt zijn; het stroo bleef kort en de
korrel niet uitgewassen, zoodat het meerendeel slechts voor
eigen gebruik of zoogenaarad broodkoren geschikt was. Van
bijna 500 oude roeden met dit gewas bezaaid, werd ter
naauwernood zes mudden marktkoren verkregen van ruim
70 Ned. ponden.
De winterrogge is van goede kwaliteit en geeft een goed
beschot, de opbrengst is gemiddeld 23 mud per bunder, van
73 a 77 Ned. ponden; de prijs is van5.75 tot 6.25 per mud.
Sedert eenige jaren is hier met goed gevolg de Stauden-
rogge verbouwd, welke, in vergelijking met de andere zoo-
genaamde polderrogge, een beter beschot en vooral langer
en harder stroo levert, hetwelk zeer geschikt is om tot dek-
king van korenbergen en schuren te dienenwaartoe het dan
ook zeer veel gebruikt wordt en tegenwoordig met/15 a 16
zelfs tot/17 de 500 Ned. ponden wordt betaald.
Het is te begrijpendat van dit stroo nog al eens wat
wordt verkochten wanneer door den verkooper voor dat
geld straatvuil wordt gekocht, doet hij een goeden ruil,
daar hijnaarmate den afstand van onze hoofdstad7 tot
8.75 ppr schuit van vijf boerenwagen-vrachten betaalt, welk
straatvuil hier zeer veel, verwerkt met slootaarde of bagger,
tot overbemesting, vooral voor jonge klaver, wordt gebruikt.
Zomerrogge wordt hier niet verbouwd.
TFintergarst gafniettegenstaande deze den vorigen winter
veel van de vorst had geledennog een redelijk beschoten
was de opbrengst gemiddeld 22 mudden per bunder, waarvan
de prijs thans 5.25 a 6 per mud is.
Haver gaf dit jaar, even als het vorige, weder een goeden
oogst, hetgeen ons hier, tengevolge van den gedeeltelijk mislukten
hooibouw, zeer te stade komt; de opbrengst was gemiddeld
38 mudden per bunder, welke thans tegen 3.75 per mud
wordt verkocht.
Erwtenzoo groene als grnauwe, gaven ook een goeden
oogsthoewel de prijzen wel wat beter hadden kunnen zijn
voor groene, beste kookers, werd 7.75 a 8.50 besteed.
Ten gevolge dezer lage prijzen zijn er veel erwten gebruikt
voor varkensvoederhetwelk wel een goed doch tevens een
zeer branderig voedsel iswaarbij eene goede kwantiteit zout
of salpeter, zeer noodzakelijk is.
De graauwe erwten bleven redelijk op prijs en gingen goed
van de hand.
Boekweithoewel op onze kleigronden niet veel verbouwd,
valt, voor zooveel dezelve nu reeds gedorscht is, niet tegen;
men had gedacht dezelve meer door de vorst zou hebben ge
leden het schijnt echter dat de vruchtzetting bij het invallen
der nachtvorstenreeds te ver was gevorderd dan dat zij er
veel door kon worden aangedaan.
Wikken en linzenalleen voor veevoeder verbouwd, kunnen
ook beschouwd worden als goed te zijn gelukt; de kwaliteit van
het stroo echteris door het natte weder gedurende den
oogsttijdveel minder dan het bij gunstig weder had kunnen
zijn.
De aardappelen hebben een goeden oogst opgeleverdde
kwaliteit is eveneens goed en van de ziekte hebben zij be-
trekkelijk weinig geleden. De opbrengst kan aangenomen
worden op gemiddeld 200 a 250 mud per bunder.
De verbouw van mangelwortelen begint zich meer en meer
te ontwikkelen. Steller dezes heeft dit jaar de proef genomen
met roode en gele Oberndorfer mangelwortelen (ronde) op
zwaren kleigrond, welke proef als volkomen gelukt kan beschouwd
wordendaar van beide soorten vele exemplaren zijn gerooid
van 6, enkele zelfs van 7% halve Ned. ponden; over het
geheel waren dezelve veel zwaarder dan de lange roode, bier
verbouwd wordende, welke met de Oberndorfer door elkander
waren uitgezaaid en alzoo gelijken grond en bemesting hadden
gehad.
Dit soort mangelwortelen geloof ik wel te kunnen aanbe-
velen, hoewel dezelve zich ongaarne laat verpootenwaardoor
zij veel in den groei terug en dientengevolge kleiner blijft.
De beste wijze van verbouw is mijns inziens de zaadkorrel
in reijen met 1 voet tusschenruimte en ook op onderlingen
afstand van 1% voet in kruisverband te pooten.
Alvorens echter hiertoe over te gaanis het raadzaam
zijne verbeeldingskracht eerst eens te laten werken en zich
trachten voor te stellen, hoe groot de kwantiteit mangelwor
telen zijn zal, welke men zonder ongelukken van het te be-
zaaijen stuk grond denkt te verkrijgen, aannemendedat elke
wortel 14 a 16 Ned. duimen diameter heeft. Is u dat moge-
lijkdan zal het u aanstonds opvallendat, wanneer zulk
eene kwantiteit uit den grond zal voortkomen, gij dien grond
ook in staat moet stellen hetzelve te leveren, want, zoo alle
veldgewassende mangelwortel vooral wil een goedenlossen
en vruchtbaren grond hebbenzonder welken gij verzekerd
kunt zijnmaar een half gewas te zullen verkrijgen.