WEERBLAD
\x™./
1865.
m^4
VAN
AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDEK-BELANGEN GEWIJD
VrIJDAG, O FeBRUARU.
Tiesde Jaatgang
Hoofdredacteur C. E. DE CLERCQ.
Landbouw.
■aattta
Nfl'.SWLil 1
IIAAHGNMGRMEEIl
PRIJS VAN HET ABONNEMENT
in het Jaarf 6.—
Alle Toezendingeiide Redactie betrcffendemoeten geschieden aan
den Hoofdredacteur, te HaarlemKruisstraat, Wijk 6, N°. 513.
UIT ZEELAND.
goes, Januarij 1865,
Het afgeloopen jaar leverde eenen hooioogst opdie ver
beneden bet middelmatige bleef en waardoor velen min of meer
gebrek aan veevoeder hebbenvooral gebrek in dien zindat
men nu de melkkoeijen niet zoo veel voor kan werpen, dat
ze in de gelegenheid zijn, even veel hooi onder den voet te
halen, als ze voor voeder noodig bebben. Even, als ieder
ander ongeluk ecbter, geeft ook zulk een slechte oogst eene
lichtzijde waar te nemen; menigeen, bij voorbeeld, die tot
heden onbekeerd waswat het stuk van veevoederen aan-
gaat en het als toppunt van de kunst beschouwde ook hierin
de aloude voorvaderlijke wijze te volgen, namentlijk zijne
koeijen enorme hoeveelheden hooi en het jongere vee slechts
stroo te voerenwordt er nu toe gedwongen gezet onderzoek
te doen of er niet eene goedkoopere wijze van voederen zij,
die dezelfdezoo niet hoogere winsten oplevert dan de tot nu
toe gevolgde.
Velen mijner mede landbouwers, zagen reeds vroeg dat de
hooiweiden niet veel zouden op leveren en begrepen dat het
help u zelveneene der eerste wetten is, waaraan op eene
boerderij moet gedaoht worden, wil ze voordeel afwerpen en
dien overeenkomstig handelende namen ze het eene of andere
middel bij de hand om zich meerder veevoeder te bezorgen.
lerwijl deze behalve zijn gewone hoeveelheid mangelwortels
nog een gedeelte zijner braakliggende gronden daarmede be-
zaaide, gebruikte een ander die weder voor wikken met wat
haver daartussehen om groen te voederenom zoodoende de
daarvoor bestemde klaver te kunnen uitsparen en die als hooi
te winnen.
Eindelijk kwam de staltijd aan, die menigen zorgeloozen
met ernst herinnerde aan den langen winter, die op handen was
en den aan die lengte niet geevenredigden voorraad hooi. Ieder
middel dat gesohikt was dien voorraad aan te lengen moest nu
bij de hand genomen wordenen daartoe vestigde men vooral
het oog op haksel- en wortelsnijders, terwijl enkelen nog een
stap verder gingen en zich wortelraspers of zoogenaamde moes-
makers aanschaften, waarvan zij zich nog oneindig meer voor
deel beloofden.
En wat is van het aankoopen dier werktuigen het gevolg.
Allendie dezelven gebruiktenhebben de gevestigde overtui-
ging verkregendat de ouderwetsche wijze van voederendoor
eene veel betere en goedkoopere te vervangen is.
Vroeger genoten, zooals ik reeds opmerkte, alleen de melk-
beesten hooi, dat door de steeds stijgende pachten duurder
wordt, en het jonge vee moest bijna uitsluitend met stroo ge-
voederd worden. Het onmiddelijk gevolg daarvan was, dat
dit vee zich uiterst langzaam ontwikkelde en bovendien slechts
magere mest opleverde.
Nu daarentegen mengt men het gesneden hooi met zooveel
haksel en mangelwortels, dat de hoeveelheid voldoende wordt
om den geheelen veestapel met dit mengsel te voederen en
het gevolg daarvanlaat mij u wijzen op eene boerde
rij waar zoo gevoederd wordt.
De melkopbrengst vermeerdert en het melkvee ziet er glan-
zend en goed uit; het jonge vee ontwikkelt zich zeer snel en
levert daardoor veel meer voordeel; er gaat niets van het eten
verloren en bovendien is de voortgebragte mest veel beter dan
vroeger. Dit zijn evenwel niet de eenige voordeelenmen
heeft veel minder hooiland noodig dan bij de oude wijze van
voederen en slechts een weinig meer mangelwortelentegenover
al dit voordeel staat slechts de aanschaffing der werktuigen en een
weinig meer werk. Hebben we eens zoo'n boerderij gezien
dan aan 't rekenen, en de uitslag wat te doen, zal wel niet
twijfelachtig zijn.
UIT DE UTRECHTSCHE KLEISTREEK.
Januarij 1865.
Dewijl in den winter de stand der veldgewassen als het
ware geene verandering ondergaatis het moeijelijkzonder
m herhalingen te vervallen, daarvan elke maand iets te
zeggen.
Het is daarom dat ik deze keer dan ook die berigten zal
laten rustenover den landbouw toch en den aankleve van
awn, is zooveel te zeggen, dat men niet lang naar een on-
derwerp behoeft te zoeken om daarover zijne gedachte mede
te deelen
Daar is bijvde in den laatsten tijd nog al besprokene
invloed van den korten of langeren duur der pachten op den
vooruitgang van den landbouw, waarover hier een enkel woord.
In deze streken geschiedt het pachten gewoonlijk van 6 tot
6 jaren en blijven in den regel nog al dezelfde pachters
wonen. Enkele, gelukkig kleine grondeigenaren, laten hun-
ne hofsteden om de zes jaren publiek verpachten, omdat zij
zelve met de waarde hunner goederen dikwijls niet bekend
gelooven nimmer den pachtprijs er voor te ontvangen die
hun goed kan opbrengen, zonder te bedenken dat eene bou-
werij die dikwijls van pachter verandert hoe Ianger zoo slechter
wordt, doordat elke bewoner van den grond zooveel mogelijk
zoekt te trekken met de minst mogelijke kosten. De eerste
paar jaren zal hij nog iets doen dock de laatste twee of drie
jaren zorgt hij wel dat hij weder uit den grond trekt wat hij
er heeft ingestoken; daarenboven kan zoodanige eigenaar
verzekerd zijn in den regel slechte pachters te krijgen, die ge
woonlijk nog van middelen ontbloot zijn, want een boer die
dikwijls verhuist eindigt met arm te worden.
Beide omstandigheden vinden hunne oorzaak daarin dat
een landbouwbedrijfzal het bloeijen en goede resultaten op-
leveren, eene met veel overleg bestuurde aaneenschakeling van
werkzaamheden en handelingen behoeft, die, zullen zij goed
slagen, dikwijls eenige jaren te voren moeten worden voorbereid,
en dat alles kan onmogelijk met goed gevolg worden gedaan,
indien deze voorbereidende arbeid niet op eene goede onder-
vinding steunt, en ik durf beweren dat geen landbouwer, al-
thans geen kleiboer, in zes jaren tijd den aard der verschillende
grondsoorten zijner hofstede zal kennen, te weten, zoodanig
kennen, dat hij de meest voordeelige en de voor het land
meest geschikte opvolging der gewassen kan regelen en be-
palen welk land na het eene of andere gewas, het meest voor
winter-koreu geschikt isen zoovele andere zaken meer
waarvan zoo dikwijls een goeden oogst of althans een goed
gewas afhangt.
Het dikwijls verpachten of het telkens verlengen van korte
pachttermijnnen is ook oorzaak, dat er veeltijds tusschen eige
naar en pachter zoo weinig vertrouwen bestaat; de eerste be-
schouwt den laatsten altijd als iemand die niets onbeproefd
zal laten om zich ten zijnen koste te verrijken en omgekeerd
de laatste den eerstenals de man die hem steeds het
spook eener pachts-verhooging boven het hoofd houdt,
zoodra hij eenigen vooruitgang bij hem opmerkt.
Ziedaar dus twee menschen ten naauwste verbonden wat
hunne geldelijke belangen betreftsteeds vijandig tegenover
elkander.
Bij zoodanigen stand van zaken is er natuurlijk aan geene
verbetering te denkende pachter blijft zijn land steeds zoo
zuinig mogelijk behandelenklaagt altijd steen en beenen
daarom juist gelooft de eigenaar dat dit alleen geschiedt om
hem te misleiden en is hij daardoor ongenegen op zijne eigene
kosten of voor gezamenlijke rekening eenige verbetering aan
te brengen.
Steller dezes is in de gelegenheid geweest sprekende be-
wijzen te zien, dat het verleenen van een goed aantal pacht-
jarenmet bijkomende gunstige bepalingen eene zeer goede
werking doet.
Verscheidene boeren, bewonende de boerderijen van een zeer
aanzienlijk landgoed, kregen, voor drie jaren, alien een pacht-
contract voor twaalf jaren, met de bepaling dat bij overlijden
des pachters zijne weduwe of een zijner kindejen de loopende
pacht op dezelfde voorwaarde kon overnemenen dat bij
expiratie van den pachttermijn, dezelve naar lijdsomstandigheden
zou worden verlengdbijaldieu de gebruiker in dien termijn
bewezen had een goed landbouwer te zijn.
Ziedaar dus pachtersdie als het ware op hun eigendom
wonen, doch tevens gedwongen zijn, hunne en des eigenaars
belangen goed te behartigen. Het is dan ook opmerkelijk
te zienwelke verbeteringen in een paar jaren tijds bij die
pachters hebben plaats gehad; niet tevreden met den mest
welke op hunne hofsteden gemaakt wordt, koopen de meeste
telken jare nog voor 4 a 500 gulden er bij; overtuigd dat zij
dit geld niet beter kunnen beleggen. Een van hen heeft in
die drie jaren voor bijna 3000 gulden aan zijn land laten
verwerken.
Hieruit blijkt echter ookdat wil men met voordeel bou-
PRIJS DER ADVERTENTieN
6 regels 7 5 Cents. Elke regel meer 12 /2 Cents.
Zegelbegt bij elke plaatsing 35 Cents.
Toezending niterlijk Woensdag, Adresvan Bonga C°.Amsterdam.
wen of verbeteringen aanbrengenmen geld noodig heefthet is
in deze als in alle andere zaken, naar het bekend gezegde:
„waar men u mist,heer organist, daar zwijgen alle fluiten."
Het is ook zeker waar, dat met een genoegzaam kapitaal
en de noodige bekwaamheid, het voordeeliger is een groote
dan een kleine hofstede te bebouwenwant de algemeene
kosten zijn grooternaarmate het goed kleiner is.
Neem bijv.: eene boerderij van 40 en een van 60 bunders;
een bouwmeester, een deelknecht, een ploegdrijver en twee
meiden zijn voor beiden noodig, beide bedrijven moeten tien
paarden onderhoudendezelfde gereedschappen en werktuigen
moeten op beiden gebruikt worden enz. Indien men derhalve
alle kosten per bunder omslaat, zullen die van egne kleine
bouwerij veel grooter zijn dan die eener grootere.
Doch, zooals ik boven zeide, is het bij het bebouwen eener
groote hofstedevooral de bekwaamheid van den boerdie
hem in staat stelt dezelve met voordeel te bebouwenwant
zeker is het dat eene plaats van 40 bunders, goed bearbeid,
het winnen zal van een van 60, welke stiefmoederlijk wordt
behandeldde laatste zal van jaar tot jaar teruggaantot dat
eindelijk de gebruiker, doch dikwijls te laat, ziet, dat zijne
vleugelen van was waren en hij te hoog heeft willen vliegen.
DE AEDEELINGEN
VAN
LAHDBOUW-MAATSCH ADPIJEN.
Het zal nu bijna vijf-en-twintig jaren geleden zijn, dat men
in Nederland begonnen is landbouw-maatschappijen op te rigten.
De eene maatschappij is de andere gevolgd, iedere provincie
moest er toch eene of meerdere bezitten. Sommige maat-
schappijen zijn magtig geworden, andere in het niet verdwe-
nenverbinding der maatschappijen is beproefd maar mislukt
is thans weder op nieuw beproefd, kortom als men de
geschiedenisal is het ook maar van nog geene kwart eeuw,
van al die maatschappijen nagaat, is er menige leering uit
te trekkendie niet anders dan nuttig voor de bestaande
maatschappijen kan werken.
Maar wat is eigentlijk eene landbouw-maatschappij De
geleerden zijn het daarover niet eens, de denkbeelden over
het doel en den werkkring eener landbouw-maatschappij loopen
nog al uiteen.
Vergezel mij waarde lezer op gindsche landbouw-tentoonstel-
ling, en laten wij eens afluisteren hoe men over de landbouw-
maatschappij spreekt en denkt. Stil. Daar komt Jonker
Leeglooper van den Hazenvang aanu begrijpt Ereulezegt
hijdat die laudbouw-maatsehappij eene heerlijke uitvinding
dej' XlXde eeuw is. Voor dat de jagttijd geopend is, hebben
wij in onze afdeeling eene harddraverij tot verbetering van
het paardenspat-rasvervolgens ook wel kleine verlotingen
van tuinbouw-werktuigen en tuin-ornamenten.
In den jagttijd hebben wij geen tijd om te vergaderen
daar behalve mijn persoondie de eer heeft van vice-president
te zijnhet bestuur bestaat uit Baron van Paardengelc en
Jhr. Kribbenbijteralien fameuse jagers zooals u weetZoodra
wij geld genoeg in kas hebbenzullen wij een Engelsche
wedren-hengst uit het studbook zien te krijgen, want wij zijn
toch ook verpligt iets voor de landbouwers uit onze streken
te doen, die het voorstel zeker zullen goedkeuren, buitendien
het zijn meestal onze pachters...." Wij verliezen die groep
uit het oogen het is ook beter wij het vervolg niet hooren.
Doch daar komt de gepensioneerde kruidenier uit Z aan, lid
van de landbouw-maatschappij, het musschengildede boog-
schutterijkapitein der rustende schutterij en meer geleerde
genootschapperiwaar gegeten en gedronken wordt.
Ik was mede-oprigter onzer afdeeling, zelfs een tijd lang
bestuurderhoort men hem zeggentot dat ik wegens geschil
mijn ontslag nam, daar ik bij iedere vergadering een zeer
eenvoudig dine wilde hebbenen hatelijkheden van een kleeren-
maker moest hooren over de vertering van het bestuur en de
reis- en verblijfkosten. Onze afdeeling telt, wel is waar,
thans meer leden, maar er heerscht niet meer die opwekking
en dat gezellige als in vroegeren tijd, toen wij iedere 14 dagen
vergaderden in dat logement bij waar de kolfbaan is. Het
zijn thans meestal boeren die er dan komenmen ziet haast
geen fatsoendelijk mensch meer enz."
Ook dit verlichte paar verdwijnt en zien wij professor Sal-
peterzuur-seradella oxyde naderen. De landbouwers zijn ondank-