- 22 -
Moll. Maatschappij v. Landbouw.
Toorjaar van 1S64i weer omgeploegd word en. Het weereudeel
van het land werd met duivenbooneu bezaaidwelk gewas
dat jaar eene ongewone hoogte bereikte. En toen ik nu in den
nazomer, ambtshalve door onze polders kruisle, en dit forsche
gewas heinde en verre zag prijkendacht ik zooook
rnijn oogst staat ie relde", bedoelende daarmede, dat er dezen
winter bij het paard vele gevallen van koliek zouden voorko-
men. De uitkomst heeft echter die vreesof wil men liever
die hoop, niet verwezenlijkt; maar, als men nu daaruit de
gevolgtrekking zou willen afleidendat het boonenstroo niet
de voornaamste oorzaak van die ongesteldheid moet genoemd
wordendan zou men zich zeer vergissen.
Immersvan de 13 kolieklijders, dit maal door mij behan-
deld, slonden er 9 op boonenstroo, 2 op tarwe, 1 op roggestroo
en 1 op hooi. Necndie goede afloop moet meer gezocht
worden daarin, dat door het onbestendige weder het binnen-
lialen van den oogst zeer vetraagd werd en dien ten gevolge
het gewone bewerken van den grond langer dan anders aanhield,
zoodat ver in December de ploeg nog te veld ging. Ik heb
het meer gezegdboonenstroo eten de paarden gaarne, ze
zien er glanzig van uitmaar bepaald stil staandekunnen
velen hunner er op den duur niet tegen dit zag ik ook nu
weder bevesti^d bij een wegpaard dat met onderscheiden an-
deren, reeds geruiraen tijd met dit stroo dag en nacht gevoederd
werdzonder daar vau eenigen hinder te hebbenmaar het
moest ook druk mede werken; zoodra stond het echter niet
een dag of drie stilof het kreeg koliekverlangt men nog
duidelijker bewijs? Met genoegen kan ik hier bijvoegen dat
al deze 13 kolieklijders herstelden. Even als in mijne drie
vorige verslagen over 1861, moet ik ook nu weder van eenige
gevallen van hoest melding maken; 't was dus met regt
een hoesterig jaar! Uit dezelfde oorzaak, gevatte koude,
ontstond op eenen stalbij twee jonge paardendie wat laat
buiten geloopen hadden, de gewone of goedaardige droes.
In mijn verslag over het vierde kwartaal van het jaar 1862,
sprak ik van eene mij toen nog bij ervaring onbekende
ziekte; andermaal heb ik deze nu bij 66n paard waargenomen
en wel op rienzelfden stal en onder gelijke omstandigheden
en verschijnselen als toen; mijne behandeling was weder dezelfde
en ook nu volgde genezing; om de groote overeenkomst van
deze ziekte met eene dergelijke bij het rundvee voorkomende,
ineen ik vrijheid te hebben om haar even als deze, met den
naam van het zwellend of loopend vuur te mogen bestempelen.
Verder kwamen nog voor: Twee gevallen van algemeene ver-
magering en verval van krachteneen daarvan ontstond na
het doorstaan eener zware ziekte, terwijl het andere een ge-
volg was van te zwaren arbeiden 66n geval van slepende
long- en leverontsteking, waarbij te laat hulp werd ingeroepen,
die alien drie met den dood eindigden. Nog leden twee paar
den aan ingewandswormendie daarvan spoedig bevrijd werden
en een aan huidwaterzucht, hetwelk nog onder behandeling
is; dit laatste is een jong dier, dat van zijne geboorte af
sukkelend geweest is, zoo dat het nu op l/2 jarigen leeftijd
niet veel grooter is dan een veulen van 9 maanden. De uit-
wendige gebreken waren de gewone meest voorkomende, zooals
spatten, gallen, verstuikingen enz., meest alien gelijic veelal,
het gevolg van te veel of te zwaar werken. Een paard ont-
ving een hoefslag en liep daardoor kreupeleen ander leed
aan ontsteking der mondholte; een derde, dat jong was en
onder den man gedresseerd werd, liep uit onwilligheid achteruit,
geraakte op een puntig ijzeren hek en bekwam eene belangrijke
gescheurde wond in de linkerbilen zooal meer. Voor dat
ik van het paard afstap, moet ik nog iets bijzonder belangrijks
mededeelen. Hoe wenschelijk ook eene krachtige ontwikkeling
van het dier in zijne eersle levensjaren zijn moge, zoo kan
de groei dan toch al te sterk zijn en oorzaak worden van
algemeene of plaatselijke zwakte, van ziekte, ja! van den dood.
Een driejarig paardvoor dien leeftijd buitengewoon kloek
van gestalte leed aan eene verzwakking in de kootgewrichten
der beide voorbeenen en wel in zoo hooge mate, dat ze telkens
tot op den grond toe doorbogen of zwikten. Ik liet een
paar doelmatige ijzeren beugels maken, die dit te sterk voor
overbuigen belelten moesten, zonder de natuurlijke beweging
van het gewrieht te verhinderen, wijl er anders verstijving
of aaneengroeijing op had kunnen volgen en raadde aan om
het dier stal te zettenrust te gunnen en krachtig voedsel
te geven; verzekerddat de natuur dan wel het overige zou
doen. Het eefiige waar hier naauwlettend voor gezorgd moest
worden was, dat het verband niet drukte, waartegen door
opvulling en eene zachte bekleeding van het ijzer, zooveel
mogelijk gewaakt was. Het bleek echter later, dat die zorg
en oplettendheid veel te wenschen hadden overgelaten, en niet
geevenredigd waren geweest aan de moeite en kosten reeds
besteedwant na verloop van eenige weken ontdekte men eerst,
dat het verband diepgaande wonden had veroorzaakt, die,
zoo door de voortdurende drukking als door het bedekt blijven,
eenen slechten etter afscheiddenter elfder ure besloot men
nu om het dier af te maken.
In aanmerking genomen de geringe hoeveelheid en minder
goede hoedanigheid van het voeder, zou men grond gehad
hebben om dezen winter veel zieken en ziekten onder het
rundvee te verwaehten; dit is echter tot nog toe zoo niet ge
weest, integendeel, er waren ongewoon weinig zieken.
Ik vind daarin een vernieuwd bewijs voor de vroeger door
mij geuite meening, dat n. 1. karig voedsel wel magerheid
en zwakte ten gevolge kan hebben, maar minder onder de
ziektewekkende oorzaken mag gesteld worden, dan ruim en
vooral dan te overvloedig voedsel; doch laten we nog maar
niet al te bont spreken, want de winter is nog niet voorbij
en, het einde draagt den last, zegt het spreekwoord. Onder
die weinige ziekten nn, was een geval van trommelzucht bij
een rund, dat daaraan reeds bij herhaling en zoowel zomers
als 's winters iijdende was geweest en er thans aan sterft.
Als eene ziekte zoo dikwerf en onder allerlei invloeden en
omstandigheden terugkeertzonder naar de gewone proefhou-
dend bevonden geneesmiddelen te iuisterendan kan men
met eenig regt besluiten tot het bestaan van een of ander
organisch gebrek in het ingewand, waar de kwaal zetelt;
jammer daarom, dat de lijkopeningen van gestorven dieren
zoo zelden door deskundigen gesohiedenwelligt zou anders
veel, wat nu nog duister is, opgehelderd worden. Twee koeijen
leden aan ophooping en verdrooging van voederstoffen in de
eerste magende eene daarvan, altijd gulzig, maar nu schrale
Hans keukenmeid wasmeer dan ooithad van een klein
duigje fijn en lekker hooi, te schielijk gegeten; de andere,
die gesneden wortelen tot toevoer kreeg, had zich daaraan
te buiten gegaan; en zoo kan het gebeurendat nu eens het
beste en het gezondste voedsel ziekten veroorzaakt, dan eens
dat ongeschikt en ongezond voedsel, straffeloos genuttigd wordt!
Van de uitwendige gebreken zijn alleen meldenswaardeene
peesontst ekingeene tongzwelling, twee verhardingen en ver-
grootingen van klieren der achterkaak en eene ontsteking van
het linkeroog. De vorige eigenaar van een stier had, om
dit laatstgenoemde ongemak te herstellen suiker in dat oog
geblazendoch met een slecht gevolg.
Het inblazen van suiker bij ooggebreken, is wel algemeen
in gebruik, maar daarom nog juist niet bewezen goed te zijn.
Ik wil gelooven dat het wel ereis een enkele maal geholpen
heeft, maar alle ooggebreken zijn lang niet eender, terwijl
de suiker een veel te prikkelend middel isom altijd en dade-
lijk op het, vooral bij ontsteking, gevoelige oog, aangewend
te wordenveilig mag men daarom aannemendat door dit
inblazen van 6uiker, tien- en twintigmaal meer oogen bedorven
zijn geworden, dan genezen.
Nieuwveen, Louwmaand 1865. D. van IIulst.
UITKOMSTBN van den OOGST van 1864
IN HET
HEETOQDOM LIMBURGk
Uit eene opgave omtrent genoemde uitkomsten blijktdat
hoewel de oogst van tarwe en rogge voldoende mag genoemd
worden, het toch voor den landbouwer een zeer slecht jaar
isen dat het niet te verwonderen zal zijnindien de invloed
van twee sleehte op elkander volgende jaren de koop- en
huurprijzen der landerijen zal drukken. Immers de voeder-
gewassen zijn zoo goed als geheel mislukt, en dit werkt
natuurlijk nadeelig op de veeteelt en de botermakerijen van
den anderen kant drukken de lage prijzen van de gftnen den
toestand van den akkerman bovenmate, daar hij bijzonder
in dit gewest in de granen zijne voornaamste verdienste zoekt.
Wat de verbeteringen op het stuk van veeteelt en werk-
tuigen betreft, valt niet veel te voegen bij hetgeen in vorige
jaren gezegd is. De reglementen te Venray, te Meerlo en
te Wanssum op de slierkeuring werken steeds allergunstigst
op de verbetering van het aldaar bestaande vee. De gemeente
Horst, die een soortgelijk reglement bezat, is verleden jaar
voor de kosten van aankoop van eenige stieren teruggedeinsd,
en het reglement is daar afgeschaft. Die spaarzaamheid op
eene zaak van zoo algemeen belang is zeer te betreuren.
In de gemeente Broekhuyzen bestaat eene soort van varkens,
die thans aldaar bijna algemeen wordt; bet is een kruising
van Engelsch en llolsteinsch ras, die zeer voordeelig is en
met weinig voedsel veel vleesch oplevert.
Omtrent het gebruik van werktuigen valt te vermelden dat tegen-
woOrdig ieder eenigzins groote boer zich van dorschmacbines,
haksel- en wortel-snijmachines voorziet, zoomede zich nieuwe
verbeterde karnen aanschaft.
De heer Sillekens van Heythuyzen heeft eene dorschmachine
vervaardigd, gedreven door twee paarden en gemakkelijk naar
verschillende dorschvloeren verplaatsbaar. Dit werktuig wordt
door den eigenaar tegen f 5 daags en den kost van een toe-
gevoegd arbeider of machinist verhuurd.
Ook heeft de heer Bumoltein Verniers, van Aubel, met eene
dorschmachine en toebehoorende locomobile vergunning ver-
kregen om in verschillende gemeentenEysden, St. Geertruide,
Heer, Cadier en Keer, Amby, Gulpen, te werken, en is hij
sedert eenigen tijd bezig om de ingeschuurde oogsten van de
voorname landbouwers dier gemeenten te dorschen.
Zijn huurprijs is daags 30 fr.volgens berigten is men
zeer tevreden over de werking van die machine en zijn de
resultaten verre te verheffen boven die door den gewonen
vlegel bekomen.
"Van nieuwe gewassen is reeds verleden jaar de hop ver-
meld, welker teelt, vroeger nog al zeer aanzienlijk, hier te
lande geheel verlaten was. Het schijnt dat zij wederom in
onzen landbouw ingang zal vinden, want het getal bunders
was dit jaar ruim drie maal zoo groot als verleden jaar.
Deze opbrengst was daarmede betaald en redelijk goed.
Ook de lupine wordt hier en daar geteeld, o. a. op de
pachthoeve Bozendaal te Maasbracht, waar zij op de zand-
gronden verbouwd wordt.
In de gemeente Venray heeft zich een eigenaar een onder-
grondsploeg (grondbreker) aangeschaft. Dit voorbeeld zal daar
navolgers vindendaar die ploeg zeer voldaan heeft.
De afdeeling Velsen der Hollandsche Maatschappij van Land
bouw heeft in hare vergadering van 1 Eebruarij beslot.en, te
Beverwijk eene tentoonstelling van vee te houdenwaarvoor
aanzienlijke prijzen zullen uitgeloofd worden.
Afdeeling Haarlemmermeer.
In de j.l, gehouden avond-vergadering dezer afdeeling, werd
door den heer L. J. J. Nieuwenkamp een niet onbelangrijke
lezing gehoudenwaarvan wij in staat zijn gesteld het navol-
geude mede te deelen.
De spreker begon zijne rede aldus: De algemeene verlichting
en vooruitgang welke zich, zoowel op wetenschappelijk als op
industrieel gebiedin de tegenwoordige eeuw laat waarnemen,
zijn oneindig veel grooter en sneller dan die waarvan vorige
geslachten getuigen mogten zijn. De verklaring van dit gunstig
verschijnsel moet gezocht worden in de meerdere vrijheid van
het individu en de daaruit voortvloeijende onbeperkte mede-
dinging. Met dien'vooruitgang heeft de landbouw-kennis
wel als wetenschap maar minder als nijverheid, gelijken tred
gehouden, ofschoon de groote beweegkrachten van dien voor
uitgang, vrijheid en mededinging", ook hier niet gemist
werden. Ten einde te kunnen nagaan welke de oorzaken zijn
dat op dit gebied sleurgang en onkunde zoo langzaam wijken
voor meer heldere begrippen en beter praktijk, is het noodig
de voortbrengers te kennen. De menschelijke arbeid, gesteund
door de krachten der natuur, komt als zoodanig in de eerste
plaats in aanmerking; doch om de natuurkrachten te benuttigen
heeft men behoefte aan grondstof en werktuigenen om deze
te verkrijgen is er kapitaal noodigalzoo arbeid en kapitaal
of kapitaal alleendaar dit tevens het resultaat van vroegeren
arbeid vertegenwoordigt.
De ruwe onbewerkte grond brengt niets voort dat waarde
heeften wordt eerst een deel van den maatschappelijken rijk-
dom door de toevoeging van kapitaal; de juiste verhouding
nu van het landbouw-kapitaal in al zijne onderdeelen te kennen
en toe te passenziedaar het groote vraagstuk waardoor de
vooruitgang wordt beheerscht.
Volgens des sprekers meening moet alzoo de oorzaak van
den achterlijken toestand van den landbouwalleen gezocht
worden in het ontbreken van het noodige evenwigt, in de
wan-verhouding van de bestanddeelen van het landbouw-kapitaal
onderling, welke schier overal in mindere of meerdere mate
gevonden wordt.
Met het oog hierop wordt de toepassing van eenig landbouw-
stelselhetzij dit intensieve of extensieve kultuur bedoelt,
geheel ondergeschikt en afhankelijk van plaatselijke toestanden
en omstandigheden. In den regel zal echter het gewenscht
evenwigt het best worden bereiktdoor de intensieve kultuur
en den zoogenaamden kleinbouw en deze alzoo nimmer tot den
ondergang maar veeleer tot de welvaart der streken, waar zij
inheemsch is, kraehtig moeten bijdragen.
De vele oorzakenwelke in ons land een meer krachtige
ontwikkeling der landbouw-nijverheid vertragen, laten zich onder
de navolgende hoofdpunten verdeelen
1°. Bij den landbouw zelf. Onvoldoende begrippen omtrent
de ware rolwelke het landbouw-kapitaal in al zijne onder
deelen, bij de voorlbrenging, te vervullen heeft.
2°. Bij den kapitalist. Gebrek aan sympathie voor den
landbouw, en onvoldoende waardering van hetgeen deze nijver
heid voor de algemeene welvaart zou kunnen wordenwanneer
de kapitalen in voldoende mate voor haar werden beschikbaar
gesteld.
3°. Bij de regering. Schijnbare ongezindheid om den land
bouw vrij te maken van de vele drukkende lastenwelke op
allerlei wijze en onder velerlei vormeneene krachtige ontwik
keling belemmeren, ja, dikwerf gansch onmogelijk maken.
Eerst danwanneer de landbouw van de banden die hem
knellen zal zijn bevrijdwanneer de kapitalist zijn geld en
de landbouwer zijn arbeid in voldoende mate ten beste zullen
gevenzal de landbouw die mate van bloei en welvaart
kunnen bereikenen de grootste bron van volkswelvaart wor
den, waartoe deze nijverheid in Nederland bij voorkeur beslemd
en geroepen schijnt.
VEREENIGING tot BEVORDERING der PAARDEN TEELT
te Haarlemmermeer.
De behoefte, welke in deze afdeeling der Hollandsche Maat
schappij van Landbouw bestaat aan hengstengeschikt tot het
voortbrengen van paarden, welke zoowel voor den landbouw
als voor weelde geschikt zijn, deed reeds in vorige jaren
pogingen aanwenden om hierin te voorzien. Die pogingen
waren vruchteloos; van daar dat zij door eenige leden der
afdeeling op nieuw herhaald werden, en thans iu zoo ver
geslaagd zijn, dat waarscbijnlijk een tweetal Oost-Eriesche
(Butjadinger) met Engelseh bloed gekruiste hengsten ter dienste
der landbouwers en paardenfokkers zullen beschikbaar gesteld
worden.
Het kapitaal voor den aankoop der hengsten benoodigd
werd bij aandeelen van 100 gulden (waarvan eenige gesplitst)
bijeengebragt, De renten van deze aandeelen zullen worden
vertegenwoordigd door bons voor vrij dekloon, terwijl .voor
de overige merrien der aandeelhouders een eenigzins lager
dekgeld zal worden toegepast. De opbrengst der dekgelden
en der eventu eel te behalen premien zal voor een gedeelte
tot aflossing van het kapitaal strekkenen voor een gedeelte
als reserve worden belegd. De hengsten zullen tegen genot
van een gedeelte der dekgelden bij een of twee bekwame
landbouwers worden gestationeerdzoo veel mogelijk in het
midden van den polder.
De eerste inschrijverszijnde de heeren S. de Clercq TVz.,
J. G. SchoneA. IV. Muysken, T. Klaare en H. F. Bultman,
hebben voorloopig het bestuur der zaak op zich genomen.
De hengsten werden op de heDgstenkeuring te Aurich door
een bevoegd deskundige onder het oog van een der leden
van genoemde commissie aangekocht, en zullen naar men zich
vleit aan de smaak van onze landbouwers voldoenen vooral
ook aan het doel: geschiktheid tot het voortbrengen van
geldswaardige paardenbeantwoorden. Beide hengsten zijn