WEEKBLAD 1865. Vrijdag25 Juivu. VAN AAN LANDBOIJW, GEMEENTE- EN POLDEK-BELANGEN GEVIJD N°. /25. De Pulpe der Beetwortelsuiker-Fabriekeo. lesfte Saargang Hoofdredacteur G. E. DE CLERCQ. Landbouw. mm HAARLEMMERMEER PRIJS VAN HET ABONNEMENT in het Jaarf 6. Alle Toezendingende Redactie betrefFendcmoeten gescfiieden aan deu Hoofdredacteur, te Haarlem, Kruisstraat, Wijk 6, N°. 513. PRIJS DER ADVERTENTieN van 16 regels 7 5 Cents. Elke regel meer 12 /2 Cents. Zegelbegt bij elke plaatsing 35 Cents. Toezending uiterlijk Woensdag. Adresvan Bonga C°.Amsterdam. Dat uit den aard mijner relatien mij van verschillende zijden, zoo nu en dan al eens eenige inlichting over de pulpe, der- zelver bewaring, vvijze van voeding en aan het vee toe te dienen hoeveelheid gevraagd wordt, zal niemand bevreemden. Ofschoon hierover door mij al vroeger in de Boeren-Goudmijn jaargang 1862, een artikel is ingezonden, vermeen ik echter den veehouders, die van dit voeder gebruik maken, eene dienst te bevvijzen hierop nogmaals terug te komen en mijne ondervinding van eenige jaren mede te deelen. Pulpe, zooals hier bedoeld wordt, is het overschot der suikerbeetendie, na herhaaldelijk wasschengeraspt zijn, om er vervolgens door de hydraulische pers de suiker- en waterdeelen uit te persen, en ze bevat alzoo de vaste bestand- deelen of vezels der beeten. Dit overschot heeft als veevoeder nog groote waarde, daar men doorgaans aanneemt, dat goed hooi staat tot pulpe, als 1 tot 3, in andere woorden: 100 kilo hooi hebben dezelfde voederwaarde als 300 kilo pulpe. Dr. Until JVolff zegt, dat Boussingault de voedingswaarde der uitgeperste overblijfsels stelt op 230 deelen gelijk aan 100 deelen hooien ongeveer l/s hooger dan die der versche wor- tels, terwijl de landbouwer Thielebij Halberstadt, de voe derwaarde volgens regtstreeksche voederproevenongeveer de helft hooger, dan die van de wortels wil gevonden hebben. De pulpe is zeer genegen om tot broeijen over te gaan; het is daarom dat dezelve dadelijk bij het verlaten der persen of in kuilen wordt geborgen, of in de schepen ter verzending geladen wordt, waarbij vooral gezorgd wordt door goed trap- pen of stampen de lucht af te sluiten en daardoor het broeijen te voorkomen. Niettegenstaande de meeste voorzorgen zal er toch altijd in de kuilenmaar vooral in de schepen onder de kisten en gangboorden broeijing en verhitting ontstaan; in de kuilen trekt zulks langzamerhand als ze met aarde of zand gedekt zijn, op en ontstaat er een korst ter dikte van 2 a 4 Eijul. duimen die weinig of geen voederwaarde bezit. In de sche pen heeft dit broeijen geen bezwaar, daar de langste reizen gewoonlijk niet langer dan veertien dagen duren, men zorge slechts bij het lossen de verhitte pulpe zoo regelmatig moge- lijk vooral onder in de kuilen door de andere te werken en goed vast te treden, zoo zal men later bij het heropenen der kuilen er niets meer van ontdekken. De pulpe wordt het best bewaard in putten of kuilenin de open lucht aange- legd; gegraven ter breedte van 12 a 14 Rijnl. voetenter diepte van J/^ 1 of meer voeten volgens de ligging boven den waterspiegelde lengte is onbepaald en regelt zich naar de hoeveelheid, die geborgen moet worden. Op den bodem van de put wordt eene laag van 2 a 4 Bijnl. duim zand ge- strooid; somtnige landbouwers bezigen eenen bodem van plan- ken, hetwelk echter nog al zeer kostbaar is; ook is stroo of riet af te keuren, wijl dit zich met de pulpe vermengt en zeer lastig is bij het opnemen. Kan men noch over planken noch over zand beschikkenzoo kan de pulpe zeer geschikt op den kalen bodem gelegd worden. De wanden der put zijn loodregt afgestoken en worden door sommigen ook van houten schoeijingen voorziendie soms drie of meer voet boven den beganen grond zijn opgetrokken. Ofschoon dit zeer zindelijk en net is, is 't evenwel minder aan te radenomdat ik veeltijds heb opgemerkt dat de pulpe meer aanleg heeft tot broeijen of bederven tegen houten wan den, dan tegen de zuivere aarde, welligt omdat ze dan minder goed kan nitwasemen en derhalve moet stikken of beschimmelen. De wijze van berging, die mij steeds het doelmatigst en minst^ kostbaar is voorgekomen en die ik steeds met goed ge- volg in praktijk heb gebragt en tevens aangeraden, is dat men rond en op den rand der put op een afstand van 6 tot 8 voet goede stevige palen van genoegzame lengte in den grond slaat. Als nu de put gelijk met den beganen grond is gevuldwaar bij het vasttreden niet is vergeten worden aan die palen tegen den binnenkant stevige deelen gezetzoodat dezelve een bak vormen waarin weder eene laag pulpe gebragt wordt die vooral langs de kanten door eenige mannen of een paar paarden goed wordt vastgetreden. Terwijl zulks binnen de put plaats heeft, wordt er tegen den buitenkaut der planken grond aangebragt en vastgesla- gen. Is de bak nu gevulddan worden de planken door middel van een paar haken, b. v. als de puthaken der polder- jongens opgetrokken en vormen op nieuw een bakdie op dezelfde wijs van binnen met pulpevan buiten met grond wordt aangevuldwelke door het graven van een greppel in het rond wordt verkregen of wel van elders is aangevoerd en zoo werkt men voort tot de vereischte hoogte bereikt is. Alsdan wordt de bovenste laag rond bijgewerkt en met aarde of zand ter dikte van 6 a 12 Eijnl. dm. gedekt, waarbij men te zorgen heeftdat vooral geen stroo riet of ruig op de pulpe gelegd wordenalvorens deze gedekt isdaar zulks door de uitwaseming al spoedig verteert en een vuile rotboel veroorzaakt, waardoor men verpligt wordt veel pulpe weg te werpen. Zuivere aarde of zand is de beste dekking en laat zich bij het openen der kuilen goed afnemen. Van de vorst heeft men voor de pulpe niets te vreezen wijl die niet bevriest al ligt er slechts eene dunne laag aarde of zand overter wijl ik meermalen kuilen heb gezien die geheel ongedekt wa- ren waarin de strengste vorst geen halve duim was ingedron- genhet dekken dient dan ook meerendeels om zooveel mo- gelijk de lucht af te sluiten en het broeijen te voorkomen. Pulpe bij het inkuilen laag voor laag met wat zout te ver- mengen is zeer heilzaam en nuttig en verhoogt aanmerkelijk de voederwaarde. De pulpe kan voor onbepaalden tijd bewaard worden en wordt zelf hoe ouder zoo beter; in den vorigen winter hebben we pulpe gevoerd welke drie jaren oud was en nog van zeer uitstekende hoedanigheidzoodat die door het vee met meer graagte gebruikt werd dan de versche. Wat nu de wijze van en de toe te dienen hoeveelheid be- treft, heeft de ondervinding geleerd, dat de pulpe bij den aanvang in geringe mate moet worden verstrekt om het vee er langzamerhand aan te gewennen. Sommige beesten gebruiken dezelve dadelijk met graagte, andere daarentegen hebben dagen lang noodig, alvoren ze er aan gewoon zijn; voor de eerste drage men vooral zorg niet te overvoerenwaarvan het gevolg wordt dat de beesten niet alleen de pulpe, maar ook alle andere voeder versmaden en geheel van streek zijn. Voor de tweede moet de pulpe met wat meel, vooral van lijnkoeken vermengd worden, Deze in kleine hoeveelheden dikwijls per dag toegediend, is het zeldzaamdat het vee er niet binnen 8 dagen aan gewoon is; nog nimmer kwam het mij voor, dat een hardnekkig bleef weigeren. De pulpe wordt het beste droog en zuiver gevoederdzon- der vermenging met gesneden hooi, stroo, kaf, enz. uit- gezonderd als broeivoeder gebruikt wanneer het vooraf 24 of 36 uren en daartoe opzettelijk vervaardigde houten of gemet- selde bakken en vermengd met meel, lijnkoeken enz. heeft gebroeid. Aan eene drooge of natte koe, 2/2 ii 3jarige os welke niet gemest wordt, geef ik gewoonlijk daags van 16 a 24 Ned. pond pulpe en wel in twee rantsoenen, des morgens en des namiddags. Stelt nu, dat ik 20 kilo per dag wil voederenzoo geef ik des morgens bij den aanvang 6 kilo deze gebruikt zijnde wederom 5 kilo, want geeft men te veel gelijk dan blazen de dieren dezelve warm en worden er afkeerig van. Deze laatste 5 kilo op de helft gebruikt zijnde, zoo kan er wat gesneden hooi, stroo, kaf, lijnzaadbollen enz. bijge- voegd worden en hierover giet men dan wat haver, boonen, erwten of lijnkoekmeel tot eene matige pap beslagendit op zijnde nog wat lang hooi om te kunnen neerkaauwen, waarna het vee gedrenkt wordt, om ten slotte met nog wat hooi of stroo te worden afgevoederd. Des namiddags wordt er op dezelfde wijze gevoederd. Aan een jaarling kan 6 a 10 kilo per dag gegeven worden. Aan koeijen of ossenwelke uitsluitend met pulpe worden gemest, geeft men 40 a 50 kilo per dag en van 1 tot 5 lijnkoeken of ander meel naar evenre- digheid terwijl aan de dieren altijd eenig hooi of stroo moet worden toegediend om te kunnen neerkauwen. Men dient te zorgen dat het vee altijd pulpe voor het drinken ontvangt het is opmerkelijk tevens hoe weinig water ze gebruiken. De veehouders in de omstreken van Schiedam voederen de pulpe meestal vermengd met spoeling der korenwijnbranderijen en schijnen hierover hoogst tevreden te zijn. Over de vraag of de pulpe eene zekere wansmaak aan de melk geeft, schijnen de gevoelens verdeeld. Sommige land bouwers beweren zulksterwijl anderen het weder tegenspreken. Mijne ondervinding leert mij, dat wanneer ik het melkvee eene groote hoeveelheid pulpe toedien, van 35 a 40 kilo per dag, zulks zeer goed aan de melk te proeven is. Voer ik daarentegen 20 kilo per dag met een of twee lijnkoeken, zooals ieder landbouwer alhier gewoon is aan zijne melkkoeijen te geven en eenig hooi, zoo is de melk en boter even goed als bij het uitsluitend voederen van hooi en lijnkoeken. Dit is eene zekere zaak, dat de pulpe de melkafscheiding zeer be- vordert en dat, bij het staken der pulpevoedering, en al ver- vangt men deze door puik hooizulks toch terstond in den emmer te zien is. Voorburg, Junij 1865. Godfr. Boelen. Aan het werk van G. J. Hengeveld, Het Rundveezijne verschillende soortenrassen en veredeling2de vermeerderde druk, waarvan thans de 14de aflevering verschenen is, ont- leenen wij het volgend oordeel van Nathusiusde meest ervaren veefokker van Duitschland, omtrent het kruisen van Holland- sche runderen met Durham (Korthoorn) stieren. Mijn eigene ondervinding loopt over 40 koeijendie afstam- men van 3 Durhamsehe stierenen die reeds een of meer malen gekalfd hebben. De moeders dezer koeijen zijn voor het grootste gedeelte zuivere Hollandsche, of van zoodanige hier ingevoerdeouders afkomstig. Later heb ik ook het landras en het Aijrshire ras met de korthoornstieren gekruist, doch daarvan heb ik nog geene melkende koeijen bekomen. Gelijktijdig met deze 40 halfbloedsdieren heb ik ongeveer het dubbel daarvan uit zuiver Hollandsch bloed aangefokt. Van al deze gezamenlijke dieren zijn nu de twee beste melk koeijen, doehlers van Durham stieren, die ongeveer 2500 ned. kannen melk in het jaar gevenhetgeen mij wel bevre- digt, aangezien zij met het doel als aanstaand melkvee matig gevoed zijn. Gemiddeld genomen is de opbrengst van de halfbloeddieren zoo wat gelijk aan die der zuivere Hollanders en onder de laatste zijn even zoo goed uitstekende melkgeef- sters, als onder de eersten; doch deze waren na het eerste of tweede kalf de helft meer voor den stagier waard. Ik heb hierbij nog op te merken, dat die korthoornstieren ook uit den melkrijksten stam gekozen waren. Nog neem ik aan, dat de melk der halfbloeds 15 percent meer boter oplevertik matig mij evenwel het regt niet aan om dit als doorgaande op te gevendaar mijne ondervinding daaromtrent nog niet toereikend is; dat de melk echter een grooter botergehalte bezit dan die mijner Hollanders is uit- gemaakt. Uit mijne zesjarige ervaringen meen ik het volgende te durven vaststellen Dat daarwaar het alleen om de melk te doen isde vermenging van het Durhambloed met de melkrijkste stammen, voor de melkgeving wel niet bevorderlijk is, maar bij eene goede keuze van de stieren ook niet sehaadt. Dat evenwel daar, waar de boterbereiding de meeste winst moet aanbrengende kruising met de melkrijkste stammen eenig voordeel aanbrengt. Dat daar, waar het de verbetering geldt van verachterd of verwaarloosd melkvee, het Durham ras met in het oog- vallend voordeel is te gebruiken. Dit is in het algemeen daar geraden, waar men gewoon is koeijen aan te fokken, in plaats van te koopen, en dan voldoet daartoe zelfs de aanwending van verbeterde half bloed stieren. Dezer dagen heeft weder in Engeland eene merkwaardige veiling van Korthoornvee plaats gehaden wel van de be- roemde familiestam van Bates bekend onder den naam van de Hertoginnen. De veiling had plaats te Londenzoodat de dierendie in Cheshire warenniet voor de koopers te zien warenmaar voor den aanvang der veiling was per telegram berigt, dat ze alien heel wel waren. Evenwel ontbrak het gewone collation en de toastenzooals men het anders op de boerderij geniet, niet, en het ruim hon- derdtal personen, die daar aanzaten, kenden voor het mee- rendeel het vee, dat verkocht moest worden even goed, alsof men het voor oogen-had. Er waren 12 koeijen en 6 stieren. Een kleine maar reine

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1865 | | pagina 1