- 26 -
Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegeven:
Ha arlemmermeer-Polder
Landbouw.
VEBGADERING in het PALEIS voor VOLKSVLIJT
men, vow <Jen groiid wil geven; spreker zou Jus wenscken te Lesiuiten
on te bepalcn de soar, die inen den heer Pape zal iiicden.
Nadat de leden der Commissie te dezer zake ondeiling liadden gespro-
ken, wordt door de Commissie voorgesleld, om den heer Pape te bieden
1000 voor drie vierde bunder grond van Sectie MM, Kavel 15, aan
de Venncperweg, naast hot buis, in eigendom beltoorende aan it. van Daalen.
Dit voorstel wordt bij stemming aangeuomen met tien tegen twee
stenimen.
Fosr slemden de heeren: van Vuuren, 'tHooft, Knaap, Timmermans,
Duijs, Tenseti, Lanser, Schonc, Verploegb en Klapwijk.
Tegen de heeren: van Kijn en de Voorzittcr.
iVoorts wordt bepaald dat deze aanbieding zal worden gedaan door
burgemeester en wethouders, terwijl bij niet gunstigen afloop der zaak,
de Commissie op nieuw zal uitzien naar eon ander stuk grond.
20». De heer Knaap zegt, dat hem door den veldwachter Danens is
gcvraagd, welke zjjne bezittingen en inkomsten zijn, enz.en vraagt
waartuc zulks noodig is?
De Voorzitter antwoordt: voor de opmaking van het kohier van den
boofdelijken omslag, en liclit verder deze zaak toe.
St*. De heer Knaap vraagt, hoe bet is met bet brandreglement.
De Voorzitter verzoekt, uilkoofde van de vele werkzaamhedennog
ecnigen tijd diligent verklaard te worden, betwelk wordt goedgekeurd.
Do Vergadering is daarna gcsloten.
van 23 Januarij tot en met 6 Februarij 1866.
C.EBOREN: Johannes Petrus, zoon van J. Baten en H. Jansen. Anna,
dochter van M. v. Damme en A. de Jonge. Cornellszoon van W.
Jooren en C. Timmers. VYillempjedochter van G. Grooteman en
K Stapel. Andrea Hendrikadoohter van J. van Gameren en J. Ker-
dol. Gerrit, zoon van J. v. d. Oord en M. Darsingerhorn. Claartje
dochter van J. v d. Spck en C. Bree. Teunis, zoon van H. Kol en
IJ. Brouwer. Wilhclmina Maria, dochter van P. Heemskerk en J. Lom-
mersc. Adrianus Antonius, zoon van K. Boere en A. v. Rooijen.
Jan Pieter, zoon van M. v. Splunter en A. Groolenboer. Gerrilje,
dochter van P. v. Koijck en G. v. Giessen. Francinadochter van
B. W. v. Elk en A. Nieuwer (te Koudekerk). Pieter, zoon van J.
Bogerd en G. M. Kavce. Jan, zoon van J. de Rooijen en K. v. d.
Graaf Maria, dochter van S. Dijt en F. van Keeren. Clasina,
dochter van C. Schipper en N. Hugink. Dirk Cornelis, zoon van
J. E. Keulen en P. M. v. Meeteren(wonende te Sloten). Geertje
dochter van P. de Vries en T. Pronk. Hendrik, zoon van G. Bakker
en J. Evers. Bram, zoon van Teunis Visser en A. Blidderwijk.
Neelije, dochter van B. v. 't Hof en 11. Vaalburg. Catholijntje, dochter
van A. Kom en C. de Jonge.
OVERLEDEN: Maalje Marrigje, oud 1 jaar, dochter van E. Tanis en
E. de Vries. VVillem, oud 25 jaar, zoon van C. Dras en T. Zwemstra.
Levinus, oud 8 maanden, zoon van D. J. v. d. Heuvel en M. v. Dalen.
Ileiltje, oud 6 weken, dochter van J. Roodenburg en 11. de Reik.
Paulus, oud 21 jaar, zoon van J. Bakker en J. Verwij. Pieter Beers,
ond 51 jaar, gehuwd geweest met E. Stokman. Hermanus van Oijik
oud 67 jaar, gchuwd geweest met H. v. Maanen. Adrianus, oud 7
maanden, zoon van J. Robijn en C. Will.ks. Geertrui van 'tHof, oud
63 jaar, gehuwd geweest met A. v. d. Bosch. Jacob, oud 3 maan
den, zoon van C. Waterdrinker en A. Mienis. Johannes van Heins-
bergen, oud 16 jaar, gehuwd geweest met 3. v. Vlugt.
LEVENLOOS AANGEGEVEN: 1 Kind van G. Bakker en A. Molenaar.
ONDERTROUWD: E. F. Sebens met N. Korstman. J. Dekker met
J v. Lempt. P. Mantel met C. Keetbaas.
GEHUWD: C. Sleevens met A. C. Bus.
In de vergadering van Hoofd-Ingelanden van den Haarlem-
mermeerpolder van Donderdag 15 Februarij, is, ter vervan-
ging van den heer A. van Stralen, tot Heemraad benoemd
de heer D. W. P. Wisboom, te Amsterdam.
De Dijkgraaf heeft den namiddag van dien dag al de leden
en oud-leden van het Bestunr, benevens de hoofd-ambtenaren
van den Polder, bij zich aan den disch vereenigd. Het is
thans juist ongeveer tien jaren geleden, dat het cerstgekozen
Polder-Bestuur zijn werkkring aanvaardde.
TE AMSTERDAM,
gehouden op Dingsdag 13 Februarij 1866,
NAAR AANLEIDING VAN
DE HEEBSCHENDE VEEZIEKTE.
Het getal opgekomenen was vrij aanzienlijk. Dr. S. Sar
phati, als president van het Paleis voor Volksvlijt, opende de
vergadering met eene korte toespraak en noodigde de aan-
wezigen uit edn voorzitter en twee secretarissen te kiezen.
Tot voorzitter werd benoemd Dr. Sarphatitot onder-voor-
zitter Dr. Staring, tot leden van het bureau de heeren van
Swinderen, Dr. All Cohen, Prof. Wellenbergh en Mr. A. S. van
Nieropen tot secretarissen de heeren Dr. L. Mulder en C.
A. W. van Jloorn.
Achtcreenvolgens werden nu behaodeld de volgende vraag-
punten
1°. Hoe moet de lijn van afslniting der besmette streek
zijn ingerigtom haar volkomen aan het doel te doen be-
antwoorden
Hierover werd het eerst het woord gevoerd door den beer
de Bock, candidaat-notnris te Rotterdam, die o. a. beweerde
dat zulk eene lijn nooit zoodanig kan worden ingerigt dat zij
volkomen aan het doel beantwoordt. Ook vervoer van vee
en verkoop van gezond en ziek vee behooren z. i. te worden
verbodenbehoudens van vee ter slagtbank bestemd en dan
ooder zekere voorzorgsmaatregelen. Door den heer Bree-
baart, landbouwer te W'inkel, wordt overgelegd een aan den
Koning gerigt adres van de afd. Waard en Groet der Holl.
Maatsch. van Landbouw, houdeude mededeeling dat haars in-
*iens de wettelijke maatregelen tot wering der veeziekte geno-
inen niet voldoende zijnen opgave van hetgeen met dit doel
ijfhoorde te gescbieden, Dr. L. Ali Cohen betoogde insge-
lijks dat eene volkomeue lijn van afsluiting onmogelijk is
1°. omdat ons leger niet sterk genoeg is om de grenzen naar
eisch te bewaken; 2°. omdat de belanghebbenden niet mede,
maar veeleer tegenwerken 3°. omdat de aard van ons land,
vooral in besmette streken, een beletsel er tegen oplevert. Hij
achtte het palliatief, door den heer de Bock aanbevolen, on-
practisch. De heer van Wickevoort Crommelin sprak in ge-
lijken geest en betreurde o. a. met den vorigen spreker den
onwil der belanghebbenden om mede te werken; hij bepleitte
inzonderheid het opheffen van alle afsluitings-maatregelenen
het geven van tegemoetkoming van staatswege, zoo noodig,
door eene leening te vinden. De heer Pabst, van Utrecht,
deelde mede dat de lijn van afsluiting, eene wel is waar on-
volkomen maar toch niet slechte maatregel, in de provincie
Utrecht goed werkt. De heeren van Iloorn, Snellen en
Hengeveld verdedigen de lijn van afsluitingwenschten hare
handhavingdoch drongen met nadruk op verbetering aan.
Inzonderheid werd door den eerstgenoemde het advies des
heeren Ali Cohen bestreden. De landman Salentijnvan
den Haarlemmerweg, verklaarde zich krachtig tegen de be-
staande lijn van afsluiting en gaf de voorkeur aan partieele
afsluiting van elke woning. De heer Cordes beweerde dat,
als de ziekte epidemisch is, de lijn van afsluiting volstrekt
niet helpen zaltenzij zij door een zoo min mogelijk bevolkte
streek loope. Nadat de debatten geresumeerd warenbe-
sloot de vergadering te verklarendat de algemeene lijn van
afsluiting gehandhaafd behoort te wordendoch met verbe-
terde bewaking en met opheffing der belemmeringen die het
landbouwbedrijf bemoeijelijkendat het doen bewaken der lijn
door wachters uitvoerbaar is dat het patrouille-stelsel is af
te keuren dat de lijn behoort te loopen door zoo min mo
gelijk bevolkte streken.
2°. Is in den tegenwoordigen stand van zaken bet ver-
nietigen der besraettingspunten binnen de lijn van afsluiting
alsuog door onteigenen en afmaken te bereiken?"
Deze vraag werd ontkezinend beantwoord door den heer
de Bock; bevestigend doch met opgave van middelen tot ver
betering, door den heer Snellen; bebandeld in een ingezonden
mededeeling van den heer Billroth; voorwaardelijk bevesti
gend beantwoordnl. alleen waar het betreft punten die voor
het eerst door de ziekte bezocht worden, door den heer
Ali Cohen-, en besproken door den heer Rengevelddie deed
opmerkendat de maatregel niet voldoende is, doch betoogde
dat eene algemeene afkeuring wel wat gewaagd zou zijn.
De vergadering verklaarde na nog eenige diskussie, dat de
vraag in ontkennenden zin moet beslist worden, in dien zin
nl. (op advies van den heer Nierop) dat de maatregel niet
raadzaam is. Het onteigenen en afmaken binnen de lijn van
afsluiting is alzoo volgens het oordeel der vergadering
in den tegenwoordigen stand van zaken over het algemeen niet
raadzaam.
3°. „Moet het thans gevolgde stelsel van afzondering der
besmette stallen en het laten doorzieken binnen de afslui-
tingslijn in stand gehouden worden?"
De heer Snellen is tegen het eerstemaar voor het tweede
gedeelte der vraag. De h.h. de Bock en Ali Cohen beant-
woordden de beide deelen der vraag bevestigendin denzelf-
den geest de heer Hengeveld. De heer Pabst, ook tegen
het stelsel van afzondering, meende dat het voldoende is de
bepalingen van het strafvvetboek op het punt van besmette-
lijke ziekte na te leven. Het resultaat der discussie isdat
het thans gevolgde stelsel van afzondering binnen den be-
smetten kring niet behoort gehandhaafd te worden.
4°. „Is er een ander middel tegen de verspreiding der
ziekte raadzaamdan het onteigenen en afmaken der besmette
koppels buiten de lijn van afsluiting
Nadat de hh. Ali Cohen, Snellen, Staring en van Wasse-
naer bet woord hadden gevoerd, werd deze vraag door de
vergadering ontkennend beantwoord.
5°. Zijn de thaus vigerende wettelijke bepalingen vol-
doende om de uitbreiding der ziekte te beletten?"
Ontkennend werd deze vraag beantwoord door de hh. van
Hoorn, de Bock en Ali Cohen, en de vergadering vereenigde
zich met hun gevoelen.
De vergadering gaat uiteen en zal dien avond worden
voortgezet.
De avoudzitting begon ten 7 ure. Het getal belangstellen-
den was weinig minder dan des morgens, ook personen uit
Zuid-Holland en andere provincien waren opgekomen.
Aan de orde was punt 5 (nu 6)Zijn er bewijzen voor-
„banden, dat de rundveeziekte door voorbehoedmiddelen is
gekeerd?"
De heer Panhorst meent, op goede getuigenissen, dat het
berooken met teer in den stal gunstige uitkomsten oplevert.
Ook hij wendt dit voorbehoedmiddel op zijnen stal op Vre-
denhorst (Sloten) aan. De heer Ali Cohen herinnert dat de
beer Snellen dezen morgen kon spreken van den gunstigen
gezondheidstoestand van zijn vee op Akkeroord, niettegen-
staande die heer door zijn beroep wordt gedrongenom elken
dag besmette stallen te bezoeken. Dit zegt veel, en hij noo-
digt derhalve dien beer uit mededeeling te doen omtrent de
voorzorgsmaatregelen door hem genomen. De heer Snellen
zegt, dat hij als voorbehoedmiddel niets aanwendt dan het
berooken van den stal met chloor, het eenmaal daags was-
schen der koeijen (ileus, mond, kling enz.) met carbolzeep
en het berooken met, en zoo mogelijk drinken laten van car-
bolzuur. In het eerst willen de dieren liier niet aan, maar
aliengs verbetert dit, en eindelijk likken zij zelfs het van de
steenen op. Ook neemt bij zich in acht om de dieren niet
nan te taken. Intusschen moet hij opmerken, dat dit voor-
beeld schier eenig is, en boeren, die mede groote zorg voor
hun vee dragen, niet van de kwaal zijn bevrijd gebleven.
Deze laatste opmerking wordt bevestigd door den heer
Dr. Staring, die als voorbeeld de stallen van den heer van
der Breggen bij Gouda aanhaalt, waar de grootste voorzorg
is aangewend, doch te vergeefs. De heer Hengeveld merkt
opdat om voorbehoedsmiddelen te bezigenmen den vijand
kennen moet. En dit is, helaas, bier het geval niet: men
weet niet van waar de smetstof komt. Ontstaat ze door in-
fusorien (trildiertjes) of mephitische gassen? Daar dit nog
niet te beslissen israadt de commissie van veeartsen voor
het eene carbolzuur, en voor het andere chloor aanalsmede
het doorstroomen van heet water. Het aanwenden van zoo-
danige voorbehoedmiddelen moet tot de dagelijksche bezig-
heden des landmans behooren. Yerder neme men de streng-
ste afzondering in acht.
Dat die voorbehoedmiddelen nogtans geen voldingend resul
taat opleveren, wordt besproken door de heeren Dr. Ali Co
hen, van Hoorn, Snellen, Cordes, van Wassenaar Kalicijk (van
Yorden), de Bock en Bredius (van Woerden); waarna de ver
gadering, op voorstel van den eerstgenoemde, die zegt dat de
vraag niet positief kan beantwoord worden, tot conclusie neemt
te verklaren: dat geloofwaardige gevallen zijn medegedeeld
waarin voorbehoedmiddelen hebben geholpendoch dat de
resultaten niet voldoende zijn om zich daarop te verlaten of
andere maatregelen te verzuimen.
De heer de Bock vestigt de aandacht op de inenting die
in het breede wordt besproken door de heeren Hengeveld
Snellen en Dr. Ali Cohen, waaruit blijkt, dat een koppel in-
geente runderen bij Schiedam de ziekte op zeer kwaadaardige
wijze heeft gekregenen de kunstbewerking bij een koppel op
Rozenburg zonder zeker gevolg is gebleven. In de jaren 1853
en 1854 zijn in Rusland 3000 tot 4000 runderen ingeent
met zeer verschillende uitkomst. Een beroemd veearts aldaar,
de heer Unterbergerzegt: „dat, wanneer de dieren zijn in
geent zij die vatbaar zijnde ziekte in veel kooger mate
krijgen."
7°. „Welke waarde moet bij onteigening van het vee door
den Staat vergoed worden
De heer Ilaanljesvan Rotterdamspreekt hierover het eerst
en verklaart zich tegen het woord moet, daar men alleen zeg-
gen kan dat vergoeding wenschelijk is. Voor alles dient bij
de schatting een bepaalde maatstaf te worden aangenomen
hij zou dien wenschen tot de voile waarde gebragt te zien
op te maken volgens de waarde van het vee in den gezonden
staatmet inbegrip der winstderving die door bet afsterven
van het vee voor den landman ontstaat. Deze opmerking
geeft aanleidinga. aan den heer van Wickevoort Crommelin
O
om de gebruikelijke wijze van taxeren te bespreken6aan
den heer Westerwoudtom op het voorbeeld van Belgie te
wijzen, waar het gouvernement met verbazende kracht en moed
heeft gehandeld, en c. aan den heer van Nierop, om te her-
inneren wat onze voorouders dedendie een hoorngeld van
elk rund hieven om daaruit de voile waarde te vergoeden
voor veedat door de pest aan een landbouwer was ont-
rukt. De heer van Wassenaar Kalicijk ondersteunt zeer het
gevoelen des heeren van NieropDr. Ali Cohen waar-
schuwt tegen eene te ruime vergoeding, en de heer Treub
(burgemeester van Voorschoten) doet vreeselijke feiten kennen,
die thans plaats vinden in Zuid-Hollandnu de boer er plot-
seling zijne fortuin verliest. De vergadering besluit, op
het voorstel van den president, dat de waarde, die vergoed
moet worden die zal zijn van het vee in gezonden staat.
8°. Op welke wijze zijn de veehouders te bewegen tot
onderlinge verzekering tegen de runderpest?"
Hierover voeren het woord de heeren Haantjes, van Nierop,
Dr. Ali CohenDr. SarphatiDr. Staringvan Wassenaer
KatvcijkTreub en anderen. In het algemeen stemmen de
sprekers overeendat van een onderling vee-verzekeringsfonds
weinig nut te wachten is, vooral niet, wanneer zoodanig
fonds voor eene beperkte streek zijne werkzaamheden uitstrekt.
De vergadering vefeenigt zich met dat gevoelen.
9°. „Door welke maatregelen kunnen voor pachter en eige-
naar de noodlottige gevolgen der veeziekte dragelijk gemaakt
worden
De heer Haantjes meent, dat liier moet gedacht worden
aan zoodanige maatregelen als die dadelijk aangewend kunnen
wordenora onmiddelijke resultaten voort te brengen. Hij
stelt voor om eene commissie te benoemendie de burge-
meesters van alle gemeenten aanscbrijft eene collecte te hou-
den, waarvan de opbrengst zal strekken1°. om den veehou
ders hun verlies te vergoedenen 2°. om eene ruime premie
uit te loven voor het aanwijzen van een middel om de heer-
schende veeziekte te bestrijden. Deze handelwijze vindt van
verscheidene zijden tegenspraakwaarna de heer Dr. Sarphati
aanmerkt, dat hij het niet onmogelijk acht, dat de vergoe
ding, die men den getroffenen zal geven, voortspruite uit een
bijeen te brengen kapitaalwaarvan de renten door den Staat
worden gewaarborgdterwijl de boer, die de ondersteuning
erlangtdeze schuld kan aflossen bij annu'iteiten. Door dezen
weg in te slaanzullen de getroffenen zich zelven helpen,
enbij gunstiger tijdenzich verheugen door eigen zorg en
arbeid de ellende te boven gekomen te zijn.
Yerschillende beschouwingen ten dezen aanzien leveren de
bb. van Wassenaar Katicijkvan Wickevoort Crommelin, van
Nierop, Cirieaci (van Weesper-Carspel), Treub, van Swinderen,
Haantjes en de Bock, welke laatste, om het belang der zaak
wenscht, dat de te nemen konklusie worde verdaagd tot over
veertien dagen. Dit voorstel vindt een algemeenen bijval; doch
opmerkingen van den heer van Wickevoort Crommelin bewegen