J tt g c z o tt b c tt- in dc marschstreek hieldwas zeer raclkrijken bij goede voedering ook wel ter velmesting geschikt; maar toch niet zoo als de rundveerassenwaarbij men inzonderheid het ge- rnakkelijk vetworden als boofdeigenschap beeft aangekweekt. Sints den levendigen afzet van vet vee naar Engeland het verkeer met dit land meer algemeen heeft gemaakt, leerde men ook daardoor de Engelsche rundveerassendie daarin zoozeer uitmuntenkennenen liet men stieren van die ras- »en overkomen om daarmede het rundvee van inlandsch ras te kruisen. Het waren voora'l stieren van het korthoorn (Durham) ras en ook van het Hereford-ras die men daartoe gebruikte, en toen eenmaal het voorbeeld gegeven was, en de meerdere geschiktheid ter vetmesting van de kruislingen bleeknam het spoedig in die mate toedat men thans in vele streken slechts de sporen van het vroegere inheem- sche rnndveeras terug kan vindenen dit bijna nergens meer zuiver aantreft. De melkrijkheid der koeijenisinzonder heid waar men met Korthoorn stieren kruistewel aanmerke- lijk verminderd., maar de marschboer, die hoofdzakelijk vet- mest, beschoutt't dit nadeel en te regt van weinig gewigt. Een deel eijner voor het vetmesten bestemde runderen fokt hij alzoo zelf. Men legt het daarbij zoo aandat de kalve- ren van February tot April valienterstond na de geboorte worden zij van de moeder afgenomenen gedurende zes tot acht weken met melk opgebragt. Om ze spoedig aan het vre- ten te gewennen, geeft men ze fijn hooi en wat koren. In de raaand Mei worden zij in de weide gedaanen ge durende den weidegang krijgen zij geen bijvoeder meer. De eerste winter geeft men ze wat hooi en korenmaar van beiden niet veel. In de volgende winters moeten de dieren hoofdzakelijk van stroo leven, en eerst in den winter, die aan het vetweiden voorafgaat, worden zij beter gevoederd. Het vetmesten geschiedt in den regel op vierjarigen leeftijd. Overigens worden hier niet alleen ossenmaar ook koeyen vetgemest, namelijk die, welke gust zyn gebleven. Uit het oostelijk Holstein en Sleeswijk sturen bovendien vele boeren der daar aanwezige melkerijen, de melkoeijen, die hun tijd hebben gehad, ter vetmesting hierheen, waartoe zij dan ge- woonlijk het noodige land pachten. Als zij vet zijn worden zij meestal door de eigenaars weer naar huis gehaald en voor eigen gebruik geslagt of binnenslands verkocht. Het vette vee voor den uitvoer naar Engeland bestemdbestaat echter hoofd zakelijk uit drie- tot vier-, hoogstens vijfjarige ossen. Men heeft ook wel beproefd om ossendie als trekvee gebruikt warenuit verschillende streken van Duitschland op te koo* pen en hier vet te weidenmaar dit doet men thans niet meer, daar men de ondervinding heeft opgedaandat deze niet snel groeijen en alzoo geen ruim weidegeld afwerpen. Bebalve volop gras, krijgen de dieren niets anders te vre- ten; slechts in zeer ongunstige, namelijk buitengewoon drooge jaren geeft menin navolging der Engelschennog wat lijn- of raapkoekendie men grof gebroken in troggen op het weiland plaatst. Men rekent een half bunder of wat minder land noodig voor het mesten van een volwassen stuk vee. Dit hangt na- tuurlijk van de meerdere of mindere weligheid der weide af. lis die zeer goed, zoo kan men op de genoemde grootte van land, behalve een os, nog een paar schapen vetweiden. Want ook van het vetmesten van schapen wordt hier nog al en bij toeneming werk gemaakt. Het hier oorspronkelijke Marsch- schaap is echter verdwenen, of wordt meer en meer verdron- gen ten gevolge van den invoer van Engelsche schapenrassen, die men deels zuiver voortfokt, deels met de lnlandsehe schapen kruist. De Leicester- en Cotswold-schapeu valien het meest in den smaak; de Zuider-Duin-schapen minder, daar die niet zwaar genoeg worden. Men laat de schapen nage- noeg het geheele jaar door op de weideslechts bij strenge koude of in het voorjaar, als zij lamraeren hebben, brengt men ze op stal; de schapen winnen ook in wintertijd goed op de weide aanzelfs nog als zij het gras van onder de sneeuw moeten opkrabben. Men laat de lammeren zes tot acht weken bij hunne moeders; en deze hebben na het spenen nog gewoonlijk zooveel melk, dat men ze een tijd langmelkt, wijl ze anders te vet worden, en dan moeijelijk dragend zijn te krijgen. Bij een Leicester schaap rekent men gewoonlijk op vier Ned. ponden wol en krijgt deze met/2.40 tot/2.60 per Ned. pond betaald. Men rekent dat de schapenmesterij buitengewoon voordeelig is; vooreerst wijl de wintervoedering volstrekt niet duur is, -en dan omdat men aanneemt, dat zij veel van het gras wegvretendat de runderen niet meer kunnen vatten of laten staan. Men laat daarom ook gewoonlijk rund vee en schapen onder elkander weiden. De verkoop van het vette vee begint reeds in July en duurt tot in November. Het vetste wordt telkens uitgezocht en het eerst verkocht. Somwijlen is men echter genoodzaakt om ook reeds niet vol vet vee te verkoopen als namelijk tegen het najaar bij ongunstig weder, de weide wat karig wordt om vooral het vee .ruim gras te leveren. Men doet dit echter slechts Hit noodzaakdaar het vetste vee den besten prijs opbrengt. - Verreweg het grootste deel van het in de Marschen vetge- weide vee gaat naar Engeland. Vroeger verkochten de vetweiders hier het meeste aan Ham- bnrgsche veekoopers, die het naar Londen verscheepten tegenwoordig verschepen zij het meerendeels zelven en de verkoop geschiedt voor hunne rekeaing op de Londensehe markt door kommissionnairs. Dit vindt namelijk plaats sints behalve Hamburg ook de in Eiderstadt gelegen stad Tonning tot een geregelde haven van uitvoer geworden is. Wekelijks gaan van hier vier tot zes stoombooten naar Londen. Deze nemen gezamenlijk wekelijks gemiddeld 2000 stuks runderen en even zooveel schapen mede. Het vee wordt te Londen ikloor kommissionnairs in ontvang genomen, en deze verkoo pen het voor rekeuing der eigenaars tegen een bepaald kom- missieloon. Men spaart alzoo de winst, die anders door de veehandelaars gemaakt werduiten deze komt ten beste van de vetweiders. De Engelsche kommissionnairs zijn volkomen vertrouwd. Het is in hun belang om de hun vertrouwde waar zoo duur mogelijk aan den man te brengen, daar zij anders spoedig de klandisie zouden verliezen. De Marschboer gaat zijn kommissionair zoo naauwkeurig mogelijk na, niet alleen met behulp van de Londensehe marktnoteringendie in al de in- landsche bladen worden overgenomen, maar van tijd tot tijd gaat hij zelf mede ter markt en overtuigt zich van den stand van zaken. De vracht van Tonning naar Londen bedraagt voor een ■stuk volwassen vee 12 tot 24. In Londen geschiedt de verkoop volgens slagtersgewigt; welke echter slechts op het oog geschat wordt. Men maakt tegenwoordig voor het steen (3 Ned. pond en 6 Ned. oncen) 2.70 tot 3 dat is 75 tot 82 cent per Ned. pond. Volgens de gemiddelde uitkomst bedraagt bet slagtersgewigt van de hier gemeste runderen 55 tot 60 ten honderd vun het levend gewigt. Een vette os brengt al naarmate van zijne zwaarte en vet- heid/210 tot/ 350 op; hetgeen een slagtersgewigt van 300 tot 450 Ned. ponden, en een levend gewigt van 500 tot 800 Ned. ponden aangeeft. Voor 1|- tot If-jarige hamels maakt men 30 tot 35. aardheid er van is nog niet bepaald. Zij zyn gevonden bij den os, het schaap, het hert, het varkende rat, de muis, en andere dieren welligt. 3°. Zij werden somtijds aangetroffen, maar in zeer klein getalbij dierendie oogenschijnlijk gezond waren toen zij werden afgemaakt. 4°. Deze ligchaampjes zijn in de spieren van een halfjarig kalf, dat aan de ziekte stierf, in zeer groot aantal gevonden. 5°. Zij verschillen in lengte van /300 tot duim (Eng.) Zij bevinden zich voor het grootste gedeelte in de (contrac- tiele) zamentrekkende stof van de oorspronkelijke (elementaire) Bpiervezel, maar liggen somtijds ook geheel vrij. 6°. Meestal hebben zij eene spilvormige gedaanteen het uitwendig omhulsel bestaat uit eene zeer teere en eigenaardige zamenstelling (structuur) en is geheel als met fijne haartjes bedekt (b). 7°. De inhoud, die bij eene geringe vergrooting korrelach- tig (granulair) schijnt te zijn, en in talrijke afdeelingen (seg- menten) verdeeld is, bestaat geheel uit kleine ligchamendie op elkander gelijken, '/2000 duim (Eng.) in diameter lang en eirond (ovaal) afgeplat zijn. 8°. De geheele massa neemt in omvang toe, wanneer deze kleine ligchamen in aantal vermeerderenwaarschijnlijk ten gevolge van verdeeling en onderverdeeling binnen in de kis- ten (cysten). INGEWANDSDIEREN entozoaT) In de spieren van Runderen, die aan de Veepest gestorven zijn. In Be Runderpest n°. 24 en in het Weekblad van Baar- lemmermeer van 1865 n°. 51, is vermelddat door Mr. Amersfoordt is beweerddat bij een microscopisch onderzoek waarschijnlijk zou blijkendat de smetstof van runderpest is van plantaardigen of dierlijken aard (scbimmelplanten of insec- ten). Deze insecten zijn thans gevondengelijk blijkt uit een artikelvoorkomende in Be Runderpest n°. 41hetwelk in het Weekblad wordt overgenomen, zonder eenige wijziging, dan dat bij de Qrieksche kunsttermen voor onze lezers Hol- landsche vertalingen zijn bijgevoegd. Heeft men in den laatsten tijd in Engeland beweerd, dat de runderpest (typhus bourn) voor kinderpokken (variolae) ge- houden moet wordenthans vestigt dr. Lionel S. Beale de aandacht op ligchaampjes, door hem ingewansdieren (entozoa) genoemdwelke in de spieren die aan den wil onderworpen zijnen in het spierweefsel van het hartbij dieren voor- komendie aan de runderpest bezweken. Reeds in het begin van dit jaar heeft dr. Fenwich hiervan eene mededeeling in the Times gedaan; echter blijkt het, dat deze ligchamen niet aan de opmerkzaamheid van dr. Beale ontsnapt zijn en hij reeds eenigen tijd lang een naauwkeurig onderzoek hieromtrent heeft ingesteld, waarvan de uitkomsten door hem met afbeel- dingen opgehelderd bekend gemaakt zijn. Deze ligchaampjes hebben voor het grootste gedeelte eene spilvormige gedaante. Zij werden in groote hoeveelheden in ieder lijk door Beale gevondenmet uitzondering van een enkel geval, en dat wel in al de spieren, alsook in het hart. Zij zijn zeer duidelijk, verschillen veel in grootte, maar be- zitten alien dezelfde kenmerken. Er bestaat weinig moeijelijk- heid om ze te vinden. De kleinste zijn ovaal, maar nemen, wanneer zij groeijeneene spilvormige gedaante aangewoon lijk is het eene einde spitsterwijl het tegenovergestelde af- gerond is. Bij alien bestaat een duidelijk vfiesachtig omkleedsel van eene eigenaardige zamenstelling (structuur). Het blijkt dat er eene korrelachtige (granulaire)vetacktigestijfselachtige (amyloide) of andere vorm van ontaarding aanwezig is. Wat nu omtrent deze ligchaampjes later ook blijken moge, zoo is het thans zeker, dat zy in het zamentrekkende (contractile) weefsel groeijen en daarbij geene prikkeling te weeg brengen. Wat den inhoud dezer ligchamen aangaat, zoo schijnt deze korrelachtig en in kleinere gedeelten als door dwarsche tus- schenschotten verdeeld te zijndie evenwel geene ware afslui- tingen (septe) vormen. Er bestaat geene aanwijzing van een darmkanaal, eijerstokken (ovaria) of andere werktuigen (organen). De ligchaampjes zelven verschillen in afmeting en gelijken op de knoopen (nuclei) der weefsels, waarvoor zij bij eene kleine vergrooting kunnen gehouden worden. Bij eene sterkere ver grooting is eene vergissing evenwel niet mogelijk. Ook komen zij daarvoor in een te groot getal voor. Zij zijn kleiner dan de knoopen der spieren, en veel kleiner dan de zeer vergroote knoopen, die men in de lijken van dieren vindt, die aan de veepest (rundertyphus) gestorven zijn. De lengte der ligchaampjes bedroeg fl0 to J/,8 duim (Eng.). Zelfs heeft Beale er twee gevondendie '/4 duim lang waren. De vorm van het ligchaamde eigenaardige zamenstelling (structuur) van het uitwendige vlies geeft aanleiding om deze ligchamen voor soorten (species) van ingewandsdieren (entozoa) te houden, die in een onvolkomen toestand van ontwikkeling verkeeren, en uit den aard van den inhoud is het te betwij- felenof men ze tot in troepen Ievende (gregarinidaevan grextroep), zie Hariing Mierose, voorw. pi. 2, Jig. 44, of spoorzadige (Psorosperminae). Beale houdt het voor zeker dat zij tot het dierenrijk be ll ooren. (a) Hetgeen nu omtrent deze ligchamen bekend is geworden, laat zich in het volgende zamenvatten: 1°. Er bestaan bijna in alle, zoo niet in alle lijken van dierendie aan de veepest gestorven zijningewandsdieren (entozoa) of ligchamen, welke op ingewandsdieren gelijken, en dat wel in aanzienlijk aantal in de willekeurige spieren, en in het spierweefsel van het hart. 2°. Zij zijn reeds meer dan 20 jaren bekend, maar de ge- (a) De in troepen Ievende gregariniden komen gewoonlijk alleen voor in de ingewanden der aardwormen. (r) Eene afbeelding van eene verwante diersoort is te vinden in Orrs Cercle of the Sciences, Vol. II, London, Houlston 4 Stoneman, 65 Pa ternoster rom, Zoology, p. 225. Hij eindigt met te zeggen dat het niet bekend is hoe de jongen der (gregarinae) groepdieren in de magen der graswormen komen. Zoude dit verschijnsel ook verklaard wordendoordien de graswormen azen op de uitwerpselen der koeijen en de koeijen welligt de eijeren der (gregari nae) groepdieren uitwcrpen A. De Staais-Courant van 17 Febr. bevat de volgende opgaven betreffende den veetyphus in de provinoien Zuid-Holland en Utrecht over de week 410 February jl. a. Zuid-Holland. In deze week: aangetast 1899, aan de ziekte gestorven 235 afgemaakt 121, hersteld 190, op het einde der week nog ziek 1353; sedert het begin der vee- ziekte: aangetast 34,924, aan de ziekte gestorven 11,079, af gemaakt 8419, hersteld 12,769, nog ziek 2657. b. Utrecht, In deze week: aangetast 321, aan de ziekte gestorven 77, afgemaakt geene, hersteld 158; sedert het be- j gin der veeziekteaangetast 2936, aan de ziekte gestorven 417, afgemaakt 65, hersteld 1464, nog ziek 290. 1 Een nieuw geval van veetyphus is in de provincie Noord- Holland ontstaan te Ransdorp, onder den veestapel van A. van Keulenop een stal van 19 stuks, waarvan reeds twee gestorven zijn. Het rund, waarvan vroeger gemeld is van den heer W. Borshi op Flswoudonder Overveen, is onteigend en afgemaakt, alsook dat van van der Poel, te Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Blijkens een den 15den February opgemaakten staat, die echter voor de twee laatste weken onvolledig iszijn in Groot- Brittannie sedert het uitbarsten der runderpest 148,023 ge- valien van die ziekte ter kennis de regering gekomen. Van dat aantal aangetaste runderen waren 92,853 gestorven, 18,247 afgemaakt en 18,302 hersteld, terwijl er nog geen berigt was ontvangen omtrent den afloop der ziekte bij 18,621 runderen. In de met 10 February geeindigde week waren er 11,590 nieuwe ziektegevallen aangegeven, tegenover een aantal van 9153 in de vorige, en van 11,745 in de daaraan voorafgegane week. De Belftsche Couranl deelt als eene bijzonherheid, doch niet als een voorbeeld ter navolging, mede dat de bouvvman L. Mosterdte Delft, zich sedert de maand Augustus tot heden bijna dagelijks heeft bezig gehouden met het kerven en be- graven van aan de veeziekte gestorven runderenwaarbij liij zich ook gedurig op besmette stallen begaf. Inmiddels ver- i zorgde hij, zonder eenige voorzorgmaatregelen te nemen, zijn eigen negen runderen en tot nu genieten deze eene uitmun- i tende gezondheid. De stand der longziekte onder het rundvee in de provincie Friesland over de maand January jl. was als volgt: gestor- ven 3afgemaakt 6te zamen 9 runderentegen 14 in Ja- nuarij 1865 nieuw aangetaste stallen 7, tegen 4 in dezelfde maand des vorigen jaarsgezond verklaard 5 stallentegen 5 stallen in January 1865. Op de jaar- en weekmarkten te Hoorn zijn gedurende 1865 aangevoerd: 1582 paarden13,759 koeijen, 2363 kalverenj 25,518 schapen, 11,291 lammeren, 9218 magere varkens 17,733 biggen, 242 zeugen, 998 vette varkens980 bokken en geiten, 15,584 kippen3205 eenden, 455,260 kippen- eijeren, 181,700 eenden-eijeren79,717 /2 nederl. pond boter en 2,127,652 ned. pond kaas; tevens zijn op monsters aan gevoerd en geleverd305 mud haver, 108 mud rogge, 3357 mud garst, 7802 mud tarwe, 1986 mudboonen, 1023 mud erwten en 27,473 mud mosterd- en karweizaad. DE RAMP DIE „VAN BOVEN" KOMT. In het Weekblad van BaarlemmermeerN°. 7 (van 16 Fe bruary II.) komt een verslag voor van de gevallen van vee pest in deze gemeente, gegeven door den heer Burgemeester Mr. J. P. Amersfoordtwaarin iets voorkomt dat mij dringt tot een enkel woord van protest.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1866 | | pagina 2