58
HAARLEMMERMEER
Landbouw.
VERGADERING in het PALEIS voor VOLKSVLIJT
ROO VERIJ.
OPGAYE
betreffcnde den Veetyphns In Haarlcmmermecr,
in de week van 25 February tot 3 Maart 1866.
In deze week zijn: aangetast 10, gestorven 7, afgemaakt
geene, hersteld 1 en nog ziek 2 beesten; sedert bet be
gin der ziekte zijn in bet geheel: aangetast 336, gestorven
71, afgemaakt 72, hersteld 73, nog ziek 150.
Op 1 Maart 1866 is aangifte gedaan dat de veeziekte is
uitgebroken bij F. Verboom, op NN 5; verder zijn sedert de
laatste opgaven geene nieuwe aangiften gedaan.
TE AMSTERDAM,
gebouden op Maandag 5 Maart 1866,
NAAR AANLEIDING VAN
DE HEEBSCHENDE VEEZIEKTE.
In de vorige vergadering, gehoudeu 13 February 11., was
aan bet bureau opgedragen een adres aan Z. M. den Koning
te ontwerpen, aanwijzende de maatregelen door de vergaderdeu
ten deze nuttig en noodig geoordeeld met aandrang daarop.
Dat concept werd beden voorgelezenen daaruit ontstond
eene discussie, waaraan onderscheidene aanwezigen deelnamen,
voornamelijk over het voorgestelde dat er eene belasting
van het vee zou geheven worden, een boorngeld waaruit
de vergoeding voor het verloren vee kon gevonden worden."
Velen verklaarden zich daartegen.
Daarbij werd door den voorzitterDr. S. Sarphatiter
sprake gebragt het denkbeeld eener assurantie-vereeniging",
waarbij de verliezer een later op zeer gemakkelijke en weinig
kostbare wijze terug te betalen voorschot zou kunnen erlangen.
Het adres, eenigzins gewijzigd, zal nn kunnen geteekend
worden.
Uit de discussie bleekdat zeer velen waren tegen eene
belasting van den veehouder te heffenvelen ook tegen alle
inmenging van den Staat ten deze; terwijl anderen den Staat,
het algemeengehouden rekenden deze algetneene ramp te
lenigen.
Na eene pausering werd geresumeerdtot welke conclusion
men in de vorige bijeenkomst was gekomen.
Met vervvijzing naar hetgeen in Engeland geschiedtwerd
voorgesteld, als radikaal middel tot uitroeijing der ziekte, dat
de vergadering een wet uitloktekrachtens welkezoowel
binnen als buiten de lijn van afsluitingop elken stal on-
middellijk zoowel het aangetast als verdacht vee kunne wor
den afgemaakt.
Dit voorstel werd geopperd door den heer Staring en vond
bij onderscheidenen tegenspraak, doch ook verdedigers; onder
anderen in den heer Snellendie de bezwaren wederlegde en
het doeltreffende daarvan aantoonde zoomede betrekkelijk
van den heer Ilengevelddie althans buiten de lijn van afslui
ting de nfmaking voorstond, doch binnen de lijn ze niet voor
alle streken aanprees; door sommigen werd het bestreden op
grond van ongenoegzaamheid en onuitvoerbaarheid.
Bij de sluiting der discussien stelde de heer van Sioinderen
voor, daar het aantal bestrijders en verdedigers tegen elkan-
der opwoogden Voorzitter te magtigen bij het in te die-
nen adres te voegen een verslag van het thans op dit puut
besprokene.
Het in de vorige vergadering besproken ideeom bij de
regering eene prijsvraag betrekkelijk de veeziekte uit te lok-
kenwerd door de commissie ondienstig gekeurd.
Vervolgens stelde de voorzitter aan de orde het punt van
volkomen onschadelijkmaking van de overblijfselen van aan
de ziekte gestorven of afgemaakt vee. Hij had zich de vraag
gesteldwelke chemische middelen daartoe dienstig konden
zijn, en achtte dat te vinden in het zwavelzuur.
De heer Amerefoordt deed zien hoe moeijelijk het nog is
den eigenaars ook de beschikking over hun dood vee te ont-
nemenen wenschte dat eene stellige bepaling deswege alge
meen ingevoerd worde, zoo als in zijne gemeentedaar de
bestaande in art. 13 van het Code Rural wordt betwijfeld.
Een volgend spreker wenschte dan dat ook voor die bees-
ten vergoeding werde gegeven.
Na de sluiting der diskussie noodigde de voorzitter uit tot
teekening van het adres, of, zoo men liever wilde, het bureau
of de directie van het Paleis te magtigen, dat namens de
vergadering te doen.
Dit laatste werd door den heer Amersfoordt ontradendaar
het stuk dan gevaar kan loopen ter zijde te worden gelegd.
De teekening zal dus individueel zijn.
Op de uitnoodiging des voorzittersspraken nog een paar
ledende een om tot onderzoek van den aard der ramp aan te
dringende ander om te wijzen op de weinige medewerking
der landbouwers, althans daar waar de ziekte nog niet is.
Met een gepast woord sloot de president de vergadering.
De heer Amersfoordt bragt den dank der vergadering aan
het bestuur.
BERIGTEN OMTRENT DE VEEZIEKTE.
Jn de Slants-Couranl van 5 Maart 11. zijn raedegedeeld op
gaven omtrent den veetyphus in de provincien Noord-Holland
Zuid-IIolland en Utrecht, over de week van 1824 Febru
ary jl.en wel
a. Noord-IIolland. In die week zijn: aangetast 275,
aan de ziekte gestorven 35 afgemaakt 19 hersteld 69 en
aan het einde der week nog ziek 152 beesten; sedert het
begin der veeziekte zijn in het geheel: aangetast 817, aan
de ziekte gestorven 174, afgemaakt 199, hersteld 175 en nog
ziek 269 runderen.
b. Zuid-Holland. In die week zijn: aangetast 1340, aan
de ziekte gestorven 259 afgemaakt 108, hersteld 130 en aan
het einde der week nog ziek 843 runderen; sedert het begin
der veeziekte zijn in het geheel: aangetast 37,774, aan de
ziekte gestorven 12,451, afgemaakt 8874, hersteld 14,412 en
nog ziek 2037 stuks.
c. Utrecht. In die week zijn: aangetast 250 aan de
ziekte gestorven 81, afgemaakt 4 en hersteld 244 runderen;
sedert het begin der veeziekte zijn in het geheel aaogetast
3461 aan de ziekte gestorven 1330 afgemaakt 69, her
steld 1865 en nog ziek 197 stuks.
Blijkens een den 2den Maart jl. opgemaakten staat
waren sedert het uitbarsten der runderpest in Groot-Brittannie
177,689 gevallen daarvan ter kennis van de regering geko
men; van dat aantal aangetaste runderen waren 113,217 ge
storven, 20,938 afgemaakt en 23,769 hersteld; van 19,765
stuks was de afloop der ziekte nog niet bij het gouvernement
bekend. In de met 24 February geeindigde week zijn er
10,167 nieuwe ziektegevallen aangegeven tegenover een aan
tal van 13,001 in de vorige, en van 11,590 in de daaraan
voorafgegane week.
De opgave van het aantal nieuwe ziektegevallen in de met
24 Febr. jl. geeindigde week is echter verre van volledig, zoo-
dat de afueming der ziekte, gelijk eene bij den officielen staat
gevoegde aanmerking zegt, denkelijk slechts schijnbaar is.
Ik stel mij voor dat velen bij het lezen van den titel van
dit stuk het zullen overslaan en met een afkeurend gemompel
over de kunsten van den uitgever van dit blad om zijne ko-
lommen te vullen, denken zullen aan eene of andere schrik-
wekkende geschiedenis, gebeurd in Italiehet land der roovers
bij uitnemendheidof wel dat die geschiedenis nooit gebeurd
maar uitgebroed is in het brein van dezen of genen fantasti-
schen novellist; en dus misschien past in eene kinderbibliotheek
of op de toilettafel van eene zenuwachtige jonge dame, maar
ten eenenmale ongeschikt voor een blad aan de belangen van
den landbouw gewijd.
Indien ge het met lezen hebt kunnen brengen tot hier, stel
u dRn gerust, waarde lezer. Inzender dezes heeft niets minder
op het oog dan romantieken beweegt zich bij voorkeur op
het gebied der feiten, en wel der zigtbare feiten met maat en
getal te stavendus onwederlegbaaren hoewel ik voorzie, dat
hetgeen ik ga mededeelen door sommigen niet zal worden
geloofd, door anderen als van ondergeschikt belang zal worden
beschouwd, staat de overtuiging bij mij vast, dat het nuttig
kan zijn mijne denkbeelden onder de oogen van anderen te
brengen.
Roof wordt er gepleegd door een groot deel van Nederland;
roof, die politie noch justitie kunnen vervolgen noch straffen
ja, wat meer zegt, waarvan velen der bedrijvers zelven geen
flaauw denkbeeld hebben.
Ik bedoel roof aan den grond; er wordt roofbouw gedre-
ven; met andere woorden, en in goed rond Hollanascher
wordt aan den grond meer onttrokken dan er aan teruggegeven
wordt; en het wordt hoog tijd dat de landbouwer daarop
opmerkzaam wordt gemaakt. Hoewel deze mededeeling be-
trekking heeft op geheel Nederland, en dus misschien de
plaatsing in de Lundbouio-Courant meer gepast ware, heb ik
de voorkeur gegeven aan dit weekblad, dewijl ik meer bepaald
het oog heb op de Haarletnmermeer, vooral omdat deze polder
bij zijnen grooten omvang en gebrek aan gelegenheid om er
van buiten af met schepen in te komen in eenen exceptionelen
toestand verkeert.
Misschien ook kan mijne waarschuwing daar meer nut doen
dan ergens elders. Nog verkeert de Haarlemmermeer niet in
dien toestand van berooving, die uitputting zou kunnen ge-
noemd worden, doch men is er druk mede bezig. Wordt er
zoo voortgegaandan zal zeker die toestand eenmaal aanbre-
ken'; wie weet hoe spoedig.
Ik moet beginnen met te zeggen dat mijne mededeeling niet
gerigt is aan de wetenschappelijk gevormde landbouwers; deze
weten hetgeen ik ga mededeelen zoo goed als ik, althans zij
kunnen het weten; is dat het geval niet, dan hebben zij dit
aan zich zelf te wijten. Ik wend mij dus hoofdzakelijk aan
den praktischen boer, die handelt zoo als vader en grootvader
gehandeld hebben, en ja toch ook wel wat nieuws wil Ieeren
en zich daarvoor soms arbeid en onkosten getroost, doch na
het nemen van twee of drie proeven den rnoed laat zakken
en, zoo als hij zich uitdrukt, geene nieuwigheden meer aan-
haalt omdat ze toch niet deugen.
Is dat verstandig geredeneerd en goed gehandeld?
Zouden wij ons thans in het bezit der stoomkracht, der
gasverlichting en zoovele andere nuttige uitvindingen kunnen
verheugenindien de uitvinders daarvan ook zoo hadden
gedaan? Indien zij niet aanhoudend en onvermoeid met
hunne proeven waren voortgegaan om het doeldat ze zich
voorgesteld hadden, te bereiken? Want zij, die meenen dat
bovengenoemde zaken het gevolg zijn van een gelukkig oogen-
blik, dwalen schromelijk. De naam uitvinding is misschien
wel de grootste oorzaak van die dwaling, want onwillekeurig
doet hij denken aan vinden bij wijze van toeval, terwijl zulk
vinden meestal het gevolg is van aanhoudend ingespannen
zoeken. Doch ter zake, want het wordt tijd dat ik bewijzen
lever voor hetgeen ik gezegd heb.
Indien ik mij wilde bepalen bij eerie oppervlakkige ver-
klaring van hetgeen er onder roofbouw verstaan wordt,
zou ik er welligt niets van kunnen zeggendat zelfs de
eenvoudigste landbouwer niet reeds wist.
Elke practische boer toch weet, dat, indien hij een bun
der land met pi. m. 60 of 70 duizend Ned. ponden stal-
mest bemesthij daaropal na gelang van den aard van
den grond, het eerste jaar, hakvruchten (mangelwortels
aardappelen of rapen), of wel koolzaad, tarwe of rogge
telende, bij niet al te ongunstig weder, een goeden oogst
verkrijgt, zoo mede in het tweede, derde, vierde en vijfde
jaar, indien hij naraelijk eene behoorlijke vrucht-opvolging
in acht neemt; daarna ziet hij de vruchtbaarheid van zijnen
grond merkbaar afnemen; de grond wordt moe of mat,
gelijk men het noemt.
In vroegeren tijd en op sommige plaatsen ook thans nog,
trachtte men de vruchtbaarheid te herstellendoor een jaar
braak leggen; volgens een ander systeem zaaide men tegelijk
met het laatste gewas voedergewassen (lucerne, klaver, gras),
die men het eerste jaar won en het tweede liet afvveiden
om het daarna om te ploegen, in de meening dat door
dat laatste gewas de grond weder vruchtbaar was geworden,
waardoor deze gewassen eenen tijd lang den naam van
versterkende gewassen bekwamen, een denkbeeld waarvan
zelfs de ontwerper Schubartterug kwamimmers klaver
en gras geven aan den grond niets af, maar dat zij uit
eenen uitgeputtenalthans zwakken grond nog eenen vrij
goeden oogst kunnen halen, hebben zij alleen aan hunne
talrijke diepgaande wortels te danken, terwijl de in die
wortels teruggeblevene voedingstof aan de daarna in de
omgeploegde stoppels gezaaide haver nog dikwijls genoeg
voedingstof geeft voor eenen tamelijk goeden oogst; doch
langer dan den jaar duurt de werking van braakleggen of
versterkende vruchten nietwil men dan weder vrucht
trekkendan moet er op nieuw gemest worden.
Maar wat is dan volgens uw gevoelen roofbouw? hoor
ik velen mijner lezers vragen.
Roofbouw is uitputting van den gronddoor het achtereen-
volgend daarop telen van dezelfde of verschillende gewassen
die het een dit, het andere weer andere bestanddeelen uit
den grond opnemen, waardoor deze, zonder krachtige terug-
gave dezer bestanddeelen eindelijk geheel onvruchtbaar wordt.
Voor een dergelijk verschijnsel staat de Haarlemmermeer
bloot, indien niet in tijds de noodige voorzorgen worden ge-
nomenwant als hongerige gieren hebben de Zeeuwsche en
Zuid-Hollandsche vlasboeren zich op dien maagdelijken bodetn
geworpenen de boeren door het aanbieden van groote win-
sten tot den vlasbouw overgehaald, en bovendien nog is aan
een der zijden van dien polder eene fabriek opgerigt, die uit
beetwortelen suiker maakt. Ook de meekrapteelt wint meer
en meer veld. Uitlokkende zaken voor den boer, waardoor
hij althans aanvankelijk meer winsten van zijn land maakt,
dan bij tarwe- of garst-verbouw, vooral thans nu de graan-
prijzen zoo laag staan doch de navveen komen achteraan.
Als voorbeeld kan ik u wijzen op Virginie in Noord-Amerika,
waar, door aanhoudende tabakskultuur, duizende bunders land
thans uitgeput en woest ledig liggen. Op de omstreken van
Maagdeuburg, eene stad in de Pruissische provincie Saksen,
dubbel zoo groot als Haarlem, en waar de fabrikage van
suiker uit beetwortelen op zeer uitgebreide schaal gedreven
wordt, waardoor vele landerijen in den omtrek totaal uitge
put e'n onvruchtbaar waren gewordentot dat eene gezette
nasporing van de zamenstelling der beetwortelen en van den
bodemgepaard met den gelukkigen vond eener minerale
meststof, den grond weer in staat stelde om beetwortelen
voort te brengen.
Maar wat behoeven wij ver te zoeken, als we een voor
beeld in onze nabijheid hebben.
Wanneer we het Overmaassche en een deel van Zeeland
doorwandelenontmoeten we menige strook lands, die, zoo
als het met eenen eigenaardigen term genoemd wordtuilge-
vlast is, dat is, voor verderen vlasbouw ongeschikt gewor
den en zoo men dit door krachtige bemesting met stadsmest
(straatvuilnis) weer poogt te herstellen, bereikt men dat doel
slechts voor een jaar, en dan toch nog maar onvolledig, want
het dan daarop gewonnen vlas is van veel minder kwaliteit
dan een eerste oogst, en het is juist daaromdat de vlas
boeren zoo gaarne vlas uit den Haarlemmermeerpolder hebben.
Geloof daarom niet, dat ik het telen van vlas, beetworte
len of raeekrap afkeur, volstrekt niet; ik vind het voor de
landbouwers een gelukkige omstandigheid, dat er koopers zijn
voor productenwaarvan ze meer maken dan voor tarwe of
haver. Doch alleen dan kan ik dit goedkeuren wanneer die
teelt gepaard gaat met eene rationeele bemesting, want anders
gaat de waarde van uw landalzoo kapitaal en intrest beiden
verlorenen het gaat u dan als die speculantendie hun
geld in veelbelovende ondernemingen steken en ook werkelijk
eenige jaren groote uitdeelingen ontvangendoch ras is kapi
taal en intrest beiden verdwenen, en de ligtgeloovige specu-
lant bemerkt te laat dat het door hem ontvangene hooge
dividend niet de werkelijke winst van zijn kapitaal maar het
kapitaal zelf geweest is, en zoo zult gij bij voortdurenden
vlas- en beetwortelenteelt niet alleen de producten van uw
land, maar ook uw land zelf verkocht hebben.
(IFordt vertolgdt)