- 66
meene volkswelvaart moeten de prijzen langs den natuurlij
ken weg der omstandigkedentot dien stand terugkeeren
waarbij de landbouwer en de verbruiker van de voortbreng-
jelen die hij door zijn bedrijf schept, beiden bant vindeu.
DE VEEHOUDING IN SAVOYE.
Twee oorden in Europa zijn steeds wegens hunne veehou
ding en melkerijen beroemd geweest: de lage landeu van
Holland en de bergvafleijen der Alpen. In beide streken
beeft de uitmuntende «org voor bet vee en de bereiding van
bet zuivel aan hendie daarin hun bestaan vinden reinheid
en orde geleerd en eene mate van nvelvaart verschaft, 200 als
die zelden in andere landen door de bebouwing der gronden
of de veehouding verkregen wordt. Een blik op onze mede-
dingers in dit vak en wel onder hen op de bewoners der
Savooiscbe Alpen is daarom i,vel niet zonder belang.
Het is in de valleijen van Chablais en Faucigny, dat men
die veehouding in zijne meeste volmaaktheid aantreft. De
koeijende rijkdom van het land, worden er schier met
moederlyke zorg verpleegdj men gebruikt ze daar niet als
trekvee, zoo als lager in de vlakten plaats vindt, ten einde
de opbrengst en kwaiiteit der melk niet te benadeelen. Een
deel van den grond wordt bebouwd, maar hoofdzakelijk ten
behoeve van bet vee. Alles is er op ingerigt ora rijkelijk
droog voeder voor den winter, en groen voeder en eene welige
weide voor den zomer en het najaar te hebben. De woningen
zijn geheel ingerigt om aan het vee eene gezonde en ruime
stalling te verschaifen en den wintervoorraad voor het vee te
bergen. Eene eigenaardige inrigting daarvan is echterdat
men den dorschvloer, uit zware planken zamengevoegdge-
woonlijk boven de koestal vindt, maar het vee schijnt daar
even gewend te raken aan het gedonder boven zijn kop, als
de vlegel, die hier nog overal in zwang is, er lustig op los
slaat, als bij ons aan het staan op den rand der groep.
Het vee is meest van Zwitsersch ras, doch niet zoo zwaar
en rond van vormen, vermoedelijk het gevolg van minder
ruime voedering en niet genoegzame zorg bij de keus der
stieren; waardoor de hoekige, smalle vorm der melkkoe, te
sterk is voortgeplant. Maar het is 00k een melkras bij uitne-
mendheid, dat al het voeder, dat men ze geeft, in vette melk
wedergeeft en ten koste daarvan zelf mager en schraal blijft.
Als het wintervoeder op is, wordt het vee naar de Alpenweide
gedreven. Deze jaarlijksehe verhuizing is een der levendigste
tooneelen van het Alpenleven. Veertien dagen voor dat het vee
de stal verlaat hebben de schapen gewoonlijk reeds dien togt
volbragt. Den grooten dag voor de Alpenreis heeft de boerin
haar vee gepoetst en opgeknapt alsof het ter tentoonstelling
ging, want op dien dag zijn aller oogen wederzijds op het vee,
dat gezamenlijk optrekt, gevestigd en moeten de boerinnen
haren ouden roem handhaven of hunne mededingsters
trachten te overtreffen. De metalen klokjes worden van den
wand afgenomen englanzend geschuurdhet vee om den hals
gehangen. De schoonste koe, zij die de rol van geleidster der
kudde heeft, draagt bloemruikers om de hoornen en daartusschen
veelal een spiegelwaarin zich het Alpenlandschap met het
welige groen der weidende sombere dennenwoudeu en de nog
met sneeuw bedekte bergtoppen weerkaatst.
Elke koe draagt op zijn rug het een of ander gereedschap der
melkerij: de kaasketel, de melkemmer en zelfs de karnton. Met
het vee verhuist 00k tevens het geheele gezin naar het zomer-
verblijf; 00k de kinderen volgende kleinste in de armen
hunner moeders of in mandjes op het boofd gedragende muil-
ezel en de veulenmerrie met de huishoudelijke behoeften beladen
sluiten den trein. Uit verschillende woningen heeft dezelfde uit-
togt plaats; zij sluiten zich aan en zoo trekt een lange karavaan,
eene bonte mengeling van menschenvee en kinderen het steile
bergpad op naar de hoogere bergvlakte, waar de zomerhut-
ten zijn.
In de lageve bergvalleijen vindt men behalve het weiland nog
kunstweiden of teelt van voedergewasscn. Daar wordt het vee
des nacht3 en gedurende de grootste hitte in den middagtijd
naar huis gehaald en van groen voeder voorzien. In de hoogere
streken vindt men slechts weilandwaar het vee dag en nacht
vertoeft. Daar komt het vee tegen den middag gewoonlijk van
zelf bijeen, onder de schaduw van een rotswand, om gemolken
te worden. Het fijne geurige gras houdt het vee in goeden staat
en zij geven gemiddeld een tiental kannen melk. Algemeen is
het hier het gebruik van zout voederen, hetgeen men voor
hunne gezondheid een bepaald vereischte acht. Eenmaal daags
plaatst de veehouder zich op een hooger gelegen punt, van waar
hij de weide overzien kan, en op het noemen harer namen, die
zij alien kennen, komen ze beurt voor beurt uit zijne hand haar
dagelijksch rantsoen lekken.
Men maakt van de melk zoowel boter als kaasen uit de
wei wordt nog een mager soort kaas gewonnendie voor
huisselijk gebruik dient. De geheele bereiding geschiedt nog
op zeer eenvoudige ouderwetsche wijze.
De gemeenschappelijke kaasbereidiugdie het eerst in Zwit-
serland ingang vondt, vooral door het maken der Gruy&re-kaas
in de streek van dien naamhad zich van daar reeds sinds
lang ver in het Jura-gebergte verbreidmaar is hier in Savoye
slechts in den laatsten tijd algemeen gewordenterwijl de
eerste inrigting van dien aard reeds in 1824, werd tot stand
gebragt. Echter zijn de kaasmakers nog in den regel Zwit-
sersvooral uit Bern en Frevburg. Deze trachten zoo veel
mogelijk dit ambt voor zich te houdendoor de zaak als een
geheime kunst te laten voorkomenwaarvan zij het fijne aan
niemand vertellen. Bij die bereiding in het gemeenbrengt
ieder zijn melk naar de gemeenschappelijke kaasraakerij en
wordt van de hoeveelheid rekening gehouden. Men maakt
dogelijks 66a kaas, die het eigendom wordt van hem, wiens
beurt het is, en die dan de kosten van het makeu betaalt.
Vroeger maakte men uitsluilend magerc kaas, die in Pie-
mont en Italie gereeden aftrek vond. Maar sinds Savoye een
deel van Frankrijk is geworden en men meer geneigd is hier
den afzet te vinden, maakt men ter wille van de smaak der
nieuwe landgenooten meer vette kaas. Op enkele plaatsen
roomt men in het geheel niet af en krijgt kaas van uitste-
kende kwaiiteit, die zeer gezocht is.
Vroeger werden de kalveren meest vetgemest en te Geneve
en de andere steden aan het meer van dien naam verkocht.
Tegenwoordig echter is het vee dezer streken als fokvee voor
de lagere vlakten zoo gezocht, dat men meer voordeel er in
vindt om het groot te brengen en later te verkoopen. Dit is
vooral sints de inlijving bij Frankrijk het geval, waartoe de
tentoonstellingen in deze streken veel hebben bijgedragen. Het
bergvee is daardoor in het Zuiden van Frankrijk zeer in trek
gekomen, waar het bij ruimer voeding uitnemend gedijt en
rond van vormen wordt. De prijzen van het jonge vee zijn
daardoor met ruim een derde verhoogd.
Ook schapen worden in deze Alpenstreken veel gehouden.
Men koopt ze in het voorjaar op de markten in de vlakten
op, en weidt ze hier gedurende den zomer vet; de hoogste
toppen, waar het vee niet komen kan, worden voor hen be-
stemdmen maakt er schapenkaas en wint de woldie ge
woonlijk eigenhandig gewasschengesponnen en tot kleederen
geweven wordt. Evenwel heeft het land zelf geen schapen
genoeg om de weiden te bevolken. Vele gemeenten verhuren
hunne weidegronden aan Italiaansche herdersdie voor talrijke
kudden hier het voedsel komen vindenals in het najaar de
zomerwarmte de weilanden in de vlakte verdord heeft. Ook
geiten vindt men hier nog veel, maar het ware zeer gewenscht
dat zij voor schapen de plaats ruijndenom het nadeel dat
zij aan het houtgewas toebrengen, en hetgeen bij het steeds
kaler worden der bergtoppen van groot gewigt wordt.
UIT PEIESLAND.
(Noobderdeel.)
Tot voor slechts weiuige dagen was het voorjaar tijdelyk
onaangenaam en schadelijk, zoowel voor den landman zelven
voor zoo verre het den eigenlijken landbouw betreft, als voor
den werkman.
De buitengewoon hooge stand van het boezemwater, ge>
durende den ganschen winter, en die, dank hebbe het ont-
zettend aantal poldermolenstot op den huidigen dag blijft
voortduren, is natuurlijk van nadeeligen invloed, op de ge-
steldheid onzer meerendeels zware kleigronden; maar meer nog
op de minder zware niet zelden zavelachtige gronden.
Geruimen tijd kon men dan ook op de bouwlanden weinig
uitrigten; althans wanneer men en grond en vrucht niet
wenschte te benadeelen. En zoo imraer wordt de spreuk
eene drooge Maart is goud waard" ook dit voorjaar op
nieuw bewaarheid.
Evenwel, het zijn niet alleen de van tijd tot tijd gevallene
regensdie den grond onbruikbaar maken zoo als ik bereids
te kennen gaf, wordt dit voornamelijk veroorzaakt door den
aanhoudenden hoogen boezemwaterstand.
Aanvankelijk veroorzaakt door de gevallen sneeuw en re-
gen werd tevens de uitstrooming onzer zeesluizen geruimen
tijd verhinderd door de hooge vloeden langs Frieslands kus-
ten; terwij de poldermolens, die gedeelten (nog iets meer)
van dit gewest voor waterzucht vrijwaren, en alzoo /s ge-
deelte met hunnen overvloed overstroomemom het dat ge-
deelte later bij minder vochtige tijden wederom, zij het dan
ook niet geheel strookende met het natuurlijk eigendomsregt
te ontnemen ontstelen had ik haast gezegd voltooiden
de pest, om dat minder gezegend gedeelte voortdurend onder
water te houden.
De werkzaamheden van den landbouw bepaalden zich dan
ook alleen tot het poten van aardappelen en platte boonen,
waarvan men de gaten voorloopig aanvult, om dan later de
grond genoegzaam te eggenen het wieden van sommige hoog
of in de polders gelegen perceelen koolzaad. Sedert een paar
dagen ziet men hier en daar echter ook aanvang gemaakt met
het zanijen van andere zomervruchtendoch men mag vrijelijk
aannemendat geen dezfer werkzaamheden onder gunstige
omstandigheden plaats heeft.
Deze vertraging der werkzaamheden, die natuurlijk op de
verdiensten der arbeidsliedenvooral der losse werkers van
scbadelijken invloed zijn, worden te sterker gevoeld nademaal
de winterwerkzaamhedenmet name het vlaswerkreeds voor
geruimen tijd zijn afgeloopen.
Overigens doen zich de verschillende wintergewassen zeer
ongelijk voor.
Van het koolzaad vertoonden de geplante, en sommige van
de vroegst gezaaide perceelen geruimen tijd zich nog al wel
doch zijn sedert eenige dagen merkelijk achteruitgegaanin
de raeste planten heerscht de raapmade, terwijl het laat ge
zaaide in zulk eenen kwijnenden toestand verkeert, dat het
geenerlei uitzigt geeft tot billijke uitkomsten. Geleerd en af-
geschrikt door de ervaring der beide voorgaande jaren gaan
vele landbouwers dan ook over tot het omploegen en bezaai-
jen met een zomergewas.
De tarwe handhaaft ook thans haren alouden roemdat zij
tegen eene natte grondsgesteldheid, van alle landbouwvoort-
brengselen het beste bestand isalgemeen toch vertoont zij
zich schoon.
Ook de rogge, alhoewel eenigzins achterlijk, is meerendeel
goed van gedaante; eenige perceelen uitgezonderddie zich
stijf en scheutig voordoen.
De garst heeft een geel yerkleurd aanzigt, Een gevolg,
zoowel van den natte ongezonden grondals van voor het mee
rendeel te voile gewas, dat door geene wintervorst is tegen-
gehouden.
Was het voorjaar voor den eigenlijken landbouw alzoo niet
bijzonder gunstig, het tegendeel was het, met betrekking tot
de greide- en klaverlanden. Deze toch vertoonen zich niet
alleen uitmuntendmaar de meeste greid-landen hebben
zelfs nu reeds eene aanzienlijke hoeveelheid gras, zoodat men
zich, wat het voeder betreft, in staat ziet gesteld zijne run-
deren de stallen te doen verlaten. Waarvan sommmige vee-
houdersgedrongen door de schaarschheid van droog voeder,
en in het vertrouwen op eene gunstige weersgesteldheid be
reids gebruik hebben gemaakt.
Ook de vruchtboomen, bijna zonder onderscheid, vol bezet
met zwellende knoppenbeloven veel goeds, De vroegste
soorten, b. v, de abrikozen hebben reeds hunnen schoonsten
dosch verloren. De peeren beginnen te ontwikkelen; zoo ook
de kruisbes. Nog steeds klaagt men over de menigte maden,
of kleine rupsendie zich in de vruchtboomen, speciaal in
de roode- of aalbessenboomenbevinden, en die bij voort-
during de hoveniers onledig houden. Wij wenschen van harte
dat hen, zoowel als de landbouwers, dit jaar betere uitkom
sten zijn weggelegd dan velen, die geene toevallige of bij-
zondere voorregten van vrouw fortuna genotenhet vorige
jaar ten deele vielen.
Si. A. P. w.
20 April 1866.
WEST-INDISCH PHOSPHAAT.
De toenemende bevolking en het versneld communicatie-
verkeer door spoorwegnetten enz.is oorzaak geweest dat er
in de laatste jaren uitgestrekte woeste vlakten ontgonnen zijn
en de landbouw een groote vlugt heeft genomen. De gewone
bemestingsmiddelen waren op verre na niet voldoende en wa3
men gedwongen zijne toevlugt te nemen tot zulke kunst-
meststoffendie, geholpen door de scheikunde, konden ge-
acht worden alle bestanddeelen te bevatten die voor eene
goede ontwikkeling der planten noodzakelijk zijn. Het was
niet te verwonderen dat er bij die voortdurende vraag naar
kunstraest, industrielen gevonden werden, die bij de berei
ding daarvan het snoodst bedrog pleegden en den landbou
wers een fabrikaat leverdendat, ofschoon onder een fiaai-
jen, althans vreemd klinkenden naam, aangebodenweinig of
geene waarde haden dit is dan waarschijnlijk ook de reden
dat over het algemeen de landbouwers ook in onze streken
niet zeer genegen zijn hunne toevlugt tot die steeds aangroei-
jende nieuwe kunst-meststoffen te nemen. Zoo kwam dan
ook onder den naam van West-India Phosphate" de ge
wone benaming voor de reeks van phosphorhoudende stofferl,
die onder de Engelsche landbouwers aftrek vinden in den
zomer van het vorige jaar eene zelfstandigheid in den handel,
die uit Amerika zou ingevoerd zijn en hoofdzakelijk uit phos-
phorzure kalk zou bestaan. Intusschen vond Dr. Phipson bij
het onderzoek volstrekt geen phosphorzuur, maar
zwavelzure kalk..65.00
water13.50
magnesia. 0.86
ijzeroxyde en aluinaarde 0.86
chloorsodium0.70
zand0.45
Deze zijn alle bestanddeelen van den ketelsteen van zee-
stoomschepen. Het bleek eene eigenaardige nieuwe industrie
te zijn om den ketelsteenuit de ketels van groote stoom-
schepen afgekrabd onder een vreemden naam in den handel
te brengen en het publiek op de schandelijkste wijze te be-
driegen.
Ik heb gemeend deze mededeeling ter kennisse onzer land
bouwers te moeten brengenopdat zij zich bij eene eventuele
aanbieding voor zulk een bedrog kunnen wachten.
Nieuwveen25 April 1866. Dr. J. Sasse.
Het Congres der Geleerde Genooischappen in Frankrijkheeft
onlangs weder hare gewone jaarlijksehe vergadering te Parijs
gehouden. In de afdeeling voor landbouw waren ditmaal de
discussien zeer levendig en belangrijken de vergadering
heeft de volgende voorstellen aangenomenals alien van groot
gewigt om in den tegenwoordigen landbouw-toestand veran-
dering te brengen.
Het Congres uit den wensch dat de staats-uitgaven voor
openbare werken voor een ruim deel worden besteed voor de
verbetering der landwegen en der middelen van vervoer, die
van belang voor den landbouw zijn
dat de vrachtprijzen van mest en landbouwvoortbrengselen
op de spoorwegen en bij bet water-vervoer worden verlaagd
dat alle in- en uitvoerregten en andere belastingen op de
meststoffen worden afgeschaft
dat de jaarlijksehe aanwerving voor de militie verminderd
worde (dezen wensch werd als de gewigtigste beschouwd)
dat de nuttelooze staats-uitgavenen vooral die voor ver-
fraaijing der steden, worden bekrompen;
dat de regfen op den eigendoms-overgang van onroerende
goederen worden verminderd
dat de directe belastingen op landbouwvoortbrengselen zoo-
veel mogelijk worden verlaagd
dat de wet van 1851 die eene vrije vertegenwoordiging
van den landbouw door verkiezing ten doel hadweder in
werking worde gesteld.
Eindelijk heeft het Congres zich verklaard voor het afschaf-
fen der octrooijen en accijnsen in de stedendoor die te