WEEK i WM Vrijdag, 1 Junij. VAN AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD "Lex e nde laargang Haarlemmermeer-Polder IIaarlemmermeer. Landbouw. 1866. Hoofdredacteur C. E. DE CLERCQ. Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegeven: DE PLANTENGROEI. i/ti S>jr N A HAARLKMMiiRMEER PRIJS VAN HET ABONNEMENT in het Jaary 6. AUe Toezendingende Eedactie betreffende, moeten geschicden aan den Hoofdredacteur, te Haaelem, Kruisstraat, Wijk 6, N°. 513. Aan bet rapport van den Hoofdopzigter over de maand Maart 1866 (dd. 20 April), ontleenen wij het volgende: A. OMTRENT DE WERKING DEE StOOMTUIGEN: In werking zijn geweestvermogen uren. pomp, ketels. slagen slag. p. min. in paard.kr. leeghwater. 569 met 9 en 5 makcnde 202.079 of 5.919 met 319 Cruquius. U0| 7 8 53.723 0.361 356 Waarbij verbruikt is mudd. steenkol. pd. talk. kann. olie. Eng. Belg. Ruhr. gallipoli. patent Leeguwater. G245 280 35 84 Cruquius1507 72 10 De Lijnden is deze maand niet in werking geweest. Gedurende deze maand zijn geleverd 3695 mudden Rnhrkolen. Aan net einde der maand was in voorraad 709 mudden Engelsche en 27710 mudden Ruhrkolen te zamen 28419 mudden. B. OMTRENT HETGEEN AAN DE STOOMTUIGEN YERKIGT IS A. Leeghwater. Tijdcns den stilstand zijn door het personeel de pak- kingen nagezien en eemgen vernieuwd. Door de stokers zijn met be- hulp van losse werkliedende ketels schoongemaakt. B. Cruquius. Tijdens den stilstand is door het personeel de pomp- zuiger n 2 uit de pompbuis gehaald ten einde dien van nieuwe ge- goten ljzeren armen te voorzien. Voorts zijn al de veiligheids- en voe- dingskleppenbenevens de stoomfluiten, nagezien en digtgeschuurd de stoompijpenwaardoor de stoom naar de pakkingbossen der stoomzu'iger- stangen geleid wordtdie in gebrekkigen staat waren zijn hersteld en zijn nog eemge andere kleine herstellingen verrigt. Door de stokers ziin de setels n°. 9 en die van het kleine stoompompmachine schoongemaakt. C. Lijnden. In de stoomkast voor ketel n« 1 is een nieuwe koperen afsluilklep aangebragt. Voorts is door de machinisten eene plaat-ijzeren pijp gemaakt, tot het spoedig afkoelen der cylinders bij het verpakken der stoomzuigers nog zijn de stokers hehulpzaam geweest aan een met- selaarom de zijmuur van ketel n°. 1 die zeer bouwvallig wasaf te breken en weder op te metselen. Eindelijk is men nog werkzaam met het herstel der locomobile. C. OMTRENT ANDERE WERKEN Do wegen verkeeren alien in zeer voldoenden staat van onderhoud. Bij de afzending van dit rapport was door den leverancier Quack te Niime- gen geleverd 784 kubieke cllen grind. De ringvaartsboorden bevinden zich in goeden staat van onderhoud. Bmnen enkele dagen zal een begin gemaakt worden met het herstel van eemge beschadigde vakken van het ringvaartsboord om den Schinkelpol- der, door middel eener puinbestorting. De pont bchoorende aan de Poellaan, van welke eene klep gebroken is, staat thans op de helling, en wordt de dienst met de reserve-pont waargenomen. De pont aan het Nieuwe Meer is bij onderzoek gebleken in zoodani- gen staat te zijn dat de kosten van herstelling evenveel zouden bedra- gen als de aankoop van een nieuwe pont. Ingevolge van het daartoe genomen besluit, is de teekening voor een ijzeren pont onderhanden. De dienst wordt thans met een groote pont verrigt. De overrie vaar- tuigen verkeeren in goeden staat van onderhoud. De gebouwenbruggen enz. zijn in goeden staat van onderhoud. Het verdiepen der Kruisvaart en van de Ringvaart bij Schiphol zijn op Maart aanbesteed, en is alzoo nog geen aanvang met deze werken Vergelijking met vorige Jaren. Maaet. Uren werking Oemidd. aant. si. per min. Mudd. steenkol. verbruikt Gevallen regen, in strepen Verdampingin strepen. Gemiddelde waterstand Hoogste stand a. h. Kruisd. 1866 1865 1864 709f 9244 904 6. 007 5.891 6.290 7752 10603 103S8 46.45 48.20 66.87 43.32 41'. 45 55. 47 4.89 4.96 4. 87 4.81 4.85 4.61 2004 6.316 2607 34.40 54.40 4.94 4.81 287 5.788 3514 49.45 30.51 4.79 4.68 van 1- PRIJS DER ADVERTENTieN -6 regels 7 5 Cents. Elke regel meer 121/2 Cents. Zegeleegt bij elke plaatsing 35 Cents. Toezending uiterlijk Woensdag. Adresvan Bonga C°.Amsterdam. hanna Elisabeth dochter van K. F. Roosdorp en J. E. de Pecker. Pieter Marinuszoon van B. Labrijn en J. Visser. Johannes, zoon van M de Laat en P. Dingenouls. Anljedochter van P. Huis en N. Kool. Jacob, zoon van E. Mantel en J. D. van Slam. Jacob, zoon van H. van Tol en H. Maneschijn. OVERLEDEN: Hugo, oud 6 w., zoon van P. de Koning en N. v. d. Stam. Adrianus Vermeer, oud 50 j., gehuwd met M. Tamboer. Maria, oud 11 w.dochter van L. Noordermeer en J. van Loon. Ma- rijn de Jongoud 34 j.gehuwd met A. C. Huijsmans. Johanna Ur- sem oud 72 j.wed. van F. Braak. Johannes Mattheus, oud 6 m. zoon van J. van Dijk en C. Vrolijk. Anlje Mooijoud 28 j., gehuwd met L. Schrama. Neeltje Misseloud 48 j.gehuwd met A. Holle- man. Adnana, oud 6 m., dochter van J. den Hollander en A. Tielemans. LEVENL003 AANGEGEVEN1 Kind van J.B.Dane en A. M. C. Crone. ONDERTROGWDC. van der Meer met J. van Egmond. C. Dali- slager met A. Lankhaar. J. Man met T. Quak. E. v. d. Pol met P. de Groot. P. Wolfert met J. Baartman. A. de Hooijer met P. Keijze; GEH, W1 C. Markus met C. Vermeulen. P. Baartman met C. Abel. J. de Reus met H. v. d. Wal. P. Wirk met A. Schoon. K. Eiik- hof met M Boelaard. H. G. Katee met T. Neefjes. J. Molenkamp met G. Kerkhoven. H. Smit met E. Prins. C. Grickspoor met A. Komngs. H. van Oostveen met C. v. d. Brand. E. Beers met J. Kerkvhet. C. Beers met A. Tol. A. Burghout met G. Ossen. C. Smjders met II. de Ruiter. 989| 6. 439 108184 70.46 59.39 4.76 4.61 Regen en verdamping weken deze maand weinig van het gemiddelde af. Drooge Maartsche winden heerschten er echter niet veelen dit is dan ook wel de reden dat de machines betrekkelijk voor deze maand vv„ m wefk moesten verrigtenom het water op het gewone ge- wenschte peil te houden. 8 van 15 tot en met 29 Mei 1866. GEBOREN Lambertus, zoon van P. Vis en C. E. Kochheim Jo- v a"l cTisniin en' rV A' Sp0<V 1 Arracharl" Jacob«a. ™on Houseit en SUvsn vv il °P",an- ~-lGernt Hendrikus, zoon van M. van Menrs n„ Wlllifn- Wtjbrand, zoon van R. Dekker en M. Meurs Dieuwertjedochter van E. Kluijver en T. Breebaart Anlo Beem en S San"tir°rl e" H" Gerrit z«„ "an Cvan A W In nIL", Eoo^ard- - Cornells, zoon van M. Verbeek en a. w ,man. Nicolaaszoon van J. v. d. Veer en A. Ahenes. Jo- Het hoofddoel van den landbouwer bij de kultuur van den grond is het voortbrengen van verschillende gewassen. Jaar in, jaar uit voert bij van zijn veld zware wagenvrachten weg met graan of hooi of wortelgewassen beladenen door bemes" ting onderhouden, wacht hij bij elk nienw saisoen vertrouwend afdat de aarde op nienw uit haren schoot halmen zal doen oprijzenen daarin wortels en knollen zal doen zwellen. Het is wel de moeite waard, dat eigenaardige plantenleven, waaraan de landbouw haar bestaan dankt, ook eens te be- schouwen, niet enkel uit het oogpunt van ons belang, maar in het verband, waarin bet tot de gelieele schepping staat, die ons omringt, en de eigenaardigkeden van dien plantengroei te leeren kennen, waardoor bet leven der dieren en van den mensch inogelijk gemaakt en onderhouden wordt. Bijna alle de ons bekende planten bestaan uit twee voor- name deelen, de stam of stengel en bet blad. De wortel is eene onderaardscke verlenging van den stengel, en de wortel schors eene voortzetting van bet blad. Al de bloemdeelen zijn slechts van vorm veranderde bladeren. Als wij eene gelieele plant of een deel daarvan in een ge- sloten pot boven bet vuur verkittendan wordt de plant eerst bruin en verliest zijn vorm, en ontstaat daaruit water, bout- azijn en teerachtige stoffen, terwijl er eene zwarte stof, de houtskool, acliterblijft. Doet men die verbranding zoo, dat de lucht gedeeltelijk daarbij toegang heeft, zooals bij het houts- koolbranden plaats heeft, waarbij men groote boopen hout met zoden en aarde dekt, dan verbrandt hetgeen anders teer en houtazijn vormt tot gas in de, lucht, en blijft slechts de houtskool achter. Die houtskool is voor het grootste deel koolstof,^ een bestanddeel dat in de natuur zeer algemeen verbreid is, in vasten vorm als steenkool, veen enz,, en als gasvorm is het steeds in den dampkring aanwezig. Die proeven van verbranding leeren ons dat de planten hoofdzakelijk zijn zamengesteld uit kool en uit water. Maar wij weten het, dat ook de houtskool verbrandbaar is, in een heete vlam gehouden verdwijnt ze langzamerhanddoch niet geheel, daar er steeds eenige asch achterblijft. Alle planten of plantendeelen laten bij verbranding min of meer asch achter. De plant bestaat dus hoofdzakelijk uit water, kool en asch en deze asch zijn de fijne deeltjes van verschillende aardsoor- ten door de plant uit den grond opgenomen. De koolstof daarentegen ontneemt de plant aan den dampkring. Het water, uit den dampkring afkomstig, komt hoofdzakelijk eerst door den grond in de plant. Hoe komt nu die koolstof uit de lueht in de plant. Om zich hiervan een denkbeeld te vormen moet men zich goed weten voor te stellen hoe verschillende stoffen, in verschil- lenden vorm, dan vast, dan vloeibaar en dan gasvormig, kunnen overgaan. Wij weten dit het best, bij de verandering van het water in ijs of in stoom of damp. Zoo wordt nu ook de koolstof dampvormig als die zich met eene luchtsoort, de zuurstofverbindt en daarmede het koolzuur vormt. De plant is geheel omgeven door luelit en de bladeren be- wegen zich daarin op en neder. De oppervlakte van die bla deren is bedekt met een ontelbaar aantal kleine gaatjes of mondjes, waardoor de lucht in- en nitgaat, eenigzins zooals bijde dieren het in- en uitademen gescliiedt. Wanneer nu de lucht in de plant komt, oefenen de stoffen die in de plant zijn eene eigenaardige werking op het koolzuur uit, dat daarin voorhanden is en wordt het koolzuur ontleed, dat wil zeggen het eene bestanddeel, de koolstof, die nu weer in vasten vorm overgaat, wordt door de plant teruggehoudenen het andere bestanddeel, de zuurstof, welke lucktvormig blijft, ontsnapt weder door die gaatjes en keert in den dampkring terug. Het aantal en de werkzaamheid van die openingen of porien, zooals men ze noemtis verbazingwekkend. Op een stukje blad van de gewone lila, ter grootte van een vierkante duim, heeft men er 120,000 getelden zij werken zoo snel, dat de lucht die langs de plant strijkt, als zij in vollen groei is, bijna onmiddelijk van zijn koolzuur beroofd wordt. Wijl echter die lucht zich steeds vernieuwt, blijft er ook steeds gelegenheid tot nieuw opnemen van het koolzuur. Het koolzuur dat in de plant is opgenomen, wordt door hare levenswerkzaamheid in vereeniging met het water en de fijne aarddeeltjes die de plant uit den grond opneemt, tot allerlei stoffen verwerkt, eerst plantensap, dan houtvezel, dan hout, voorts suiker zetmeel enz., kortom al die verschillende stoffen die wij van planten verkrijgen. Bij den groei der plant heeft dus juist het tegenoverge- stelde plaats van hetgeen bij de verbranding geschiedt. Bij het verbranden wordt het water tot damp en, behalve de asch, al het verdere plantenweefsel tot koolzuurdat in de lucht ontwijkt; bij den groei wordt weder uit dat water en dat koolzuur van den dampkring de plant opgebouwd. Het laat zich bierdoor begrijpen hoe een matige winddie de planten gedurig nieuw koolzuur toewaait en de regen die de bladeren van stof schoon wascht en de fijne mondjes ge- opend houdtden groei bevorderen. Hater is bet tweede hoofdbestanddeel der planten en komt, gelijk gezegd, voornamelijk door de wortels in de plant. De wortels worden in den grond steeds fijner en fijner en ein- digen zooals men weet in fijne baarworteltjes; aan het einde van die fi j it e baarfjes, die zelfs lot in harde aardkluiten weten door te dringen, zijn kleine sponsjes of blaasjes, zoo fijn dat men ze met het oog niet zien kan en deze zuigen bet water op dat tusschen de aarddeeltjes hangen blijft als de regen door den grond zakt. Dit water voert in opgelosten toestand zooals suiker in water i3 opgelost, de fijnsle aarddeeltjes of andere in den grond voorhanden stoffen, zooals kalk, pot- asch, phosphorzuur enz., mede. Het water klimt in de plant op door de werking van de warmte en den zonneschijn. Hierdoor verdampt het water aan de oppervlakte der bla- deien, en de ruimte die daardoor ontstaat wordt terstond aan- gevuld door het vocht van de lager liggende sappige deelen der plant, en dit opzuigen zet zich van boven naar beneden tot in die fijne worteleindjes voort. Hoe sneller de verdam ping is, des te schielijker geschiedt natuurlijk die opstijging en zooveel te meer stoffen worden uit den grond in de plant opgevoeiden dit geeft de verklaring hoe door het warme. weder de groei bevorderd wordt, wanneer de grond slechts voehtig is. Is bij warm weder de verdamping sterk maar de grond droogdan kunnen de wortels niet zooveel water op zuigen als uit de bladeren ontwijkt; de plant wordt slap, de porien verdroogen en kunnen het koolzuur niet meer inzuigen of ontleden en de groei staat stil, totdat door regen de grond weder gedrenkt wordt en de plant zijne werkzaamheid her- vatten kan. Iloewel we nu zien hoe groot een deel van het gewigt der plant door water en koolstof wordt geleverd, zoo mogen we dat weinigje asch vooral niet voorbij zien. Want in die zoogenaamde minerale bestanddeelen der planten ligt hunne voornaamste eigenaardigheid. Het aantal stoffen die de plan- ten uit den grond opnemen is niet groot, en bepaalt zich hoofdzakelijk tot de volgende, als: kalk, polaschsoda, magnesia, zwavel, phosphorus, chloor, ijzer, mangaankiezel- zuur en aluinaarde. Maar iedere plantensoort heeft daarin zijne bijzondere behoeftenvooral wat de hoeveelbeid betreft, die zij van verschillende stoffen noodig hebben om volmaakten groei te erlangen. Zoo hebben b. v. de graansoorten veel phos phorzuur, de beetwortels veel potasch, de klaver kalk noodig

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1866 | | pagina 1