V P? i.iSSzr in sei,eei - s,ooie» RKJ34. VAN AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD TSUuT Vrudag, 15 J UN IJ, Xe-v en Ae laaigang Landbouw. het staats-onderzoek =»s«.^S' ,?„1 him*n1""'"1" IU4 """"A - ;jlfi Hoofdredacteur C. E. DE CLERCQ. Tn,ni ma/r f1J A althanS plaat3 hebben' Het is thaaa de dusDdat?eetrIt,tEheeft d..aarbij S(ert gel6deD' 611 Zeker i8 bet DE ZUURSTOF. w?»K?SS3SS355S^CCWtK w HAARLEMMERMEER PRIJS VAN HEX ABONWEMEIVT in het Jaar6__ Alle Toeiendingende Redactie betreffende, moeten geschieden aan den Hoofdredactenr, te IUarlem, Kruiastraat, Wijk 6, N°. 513. OMTRENT den landbouw-toestand in FrankrUk. Wij hebben in een vorig nummer reeds het een en ander medegedeeld omtrent de zienswijze van L. de Lavergneom- nt de tegenwoordige landbouwkrisis. In een opstel dat nvTr aaDK Tr,ge fansIuit' 0ntwikkelt hij zijne gedachten over de beraamde enqu^te. Wij ontleenen daaraan het volgende: De landbouw-enquete zal spoedig aanvangen. Zij zal door ambtenaren van de regering geschieden, gelijk te voorzien eping der landbouwmaatschappijenklein en groot, van de grondeigenaars zoowel als van de landbouwers, om hunne regt- matige klagten te doen hooren. Het is daartoe een plegtig oogenblik; de gneven van den landbouw hebben sedert de laatste jaren veel m bevigheid gewonnen, evenwel nieuw zijn J vll'r -Z1J1 re tWee eeuwea oud' Onder Lodewijk de Veerliende is dat stelsel van uitputting begonnen, waarbij krachten van den Staat hoofdzakelijk tot uitwendige groot- eid vverden aangewend en eene onnatuurlijke uitbreiding der steden bevorderd werd, terwijl de belangen van het platteland den landbouw met achteloosheid werden behandeld. nf^lt Za! yertnoedelijk aanvangen met het onderzoek of de landbouw belangrijke vorderingen heeft gemaakt sedert Hit E h 3 m ru11 f keuerliihe Wperk. Door de regering is koonlnnd'l K bewaerd- De minister van landbouw en rt e oogde dit nog in zijne redevoering, onlangs op tarK eD wnn lg a6 gehoudeD' gronden f me\ tarwe beteeld, zouden smts 1851 met een millioen bunders zyn toegenomen; de wijnbouw met 100,000 bunders, de beet- wor e s van 36,000 tot 1 19,000 bunders zijn gestegen, en e gemiddelde graanopbrengst per bunder voor geheel Frankrijk regelmatig zijn toegenomen. Wij nemen de eerste bewering, het toenemen van de be- aaide opgervlakte, aan, maar wij kunnen daarmede de gere- gelde vermeerdering van opbrengst niet in overeenstemmin°- rengen. In de statistieke bescheiden vinden wij dit ook niet evestigd. Als gemiddelde opbrengst der 5 jaren voo'r 1852 vinden wij daar 15 mud tarwe per bunder, en voor de 5 jaren na I860 14 mud en 18 kop, en daaronder is het on- gekend rijke jaar van 1863, zoodat het werkelijk gemiddelde wel met meer dan 14 mud zal zijn; er is dus afname in plaats van toename. Dit is ook een natuurlijk gevolg van de uit breiding van den graanbouw, waardoor minder vruchtbare gronden daartoe zijn gebruikt en minder zwaar gemest kon worden, wyl het met blijkt, dat daarmede eene algemeene verbetenng der kultuur heeft plaats gehad. De minister bevveert, dat de uitbreiding van de tarweteelt P.laa.ts Sehad zonder nadeel voor de andere kulturen maar dit is onbewezen en ondenkbaar. Nieuwe gronden zijn er zooveel niet ontgonnen, de wijnbouw is eveneens toegeno men en vermoedelijk is dus althans een goed deel van^dien reederen uitzaai aan minderen uitzaai van andere granen of beperkmg der teelt van voedergewassen toe te schrijven. De aanzienhjke uitbreiding van den beetwortelbouw wordt ook met door de regeringsverslagen bevestigden zou volgens deze maar 8000 bunders bedragen. Daarbij is het eene kul tuur, die wel voor eenige streken van groot belang is, maar Daaibij is het zeker dat de veestapel, waarover de minister geieel zwijgt, met is toegenomen. Volgens de statistiek zijn de schapen in de 5 jaren van 1852—1857 met een vijfde vemnnderd. Sedert dien tijd heeft men geen juiste opgaven bekend gemaakt. Sinds drie jaren heeft vooral in het Zuiden „roote schaarsehte aan veevoeder geheerseht, waardoor het aan- fokken van vee zeer verminderde. In vijftien jaren is dan ook de mvoer van schapen van 200,000 tot 850,000 stuks ge- klommen, terwijl de prijs van het vleesch bleef rijzen. Wel <1US datde landbouwopbrengst als een geheel sinds 1351 niet egenomenzoo er nl geen teruggang mogt zyn. Vat de cijfeis leeren wordt ook door algemeene beschou- wingen bevestigd. De landbouw kaneven als elke andere mjverheid, dit weet iedereen, slecbts bloeijen door twee hulp middelen voor den arbeid de handen en het kapitaal. Nu If i onmiskenbaar en bewezen feit, dat aan beiden ge- /rTo? be3taaa- De volkstellingen bewijzen.dat van 1851 tot 1861 de bevolking ten platten lande met tien ten hon- derd is vermeerderden het zijn vooral dp mannen in de kracbt huns levens, die verminderd zijn, terwijl er zooveel te meer yrouwen, kinderen en grijsaards achterbleven. De arbeidskracht is daardoor met een vierde of een vijfde ver minderd, en natuurlijk in gelijke verhouding duurder gewor- den, en slechter tevens, daar de meest geschikte en krach- tige aybeiders wegtrokken. Tot nu toe is het gebruik van werktuigen te weimg beteekenend om veel in die leemte te Kunnen voorzien. Ook het kapitaal is weggevloeid. De minste landbouwers legnjpen best, dat het eene dwaasheid is, om zijn geld in den grond te stekenals men er op andere wijs 568 tot 10 ten honderd van maken kan. De stallen worden niet her- menwd, de veestapel niet uitgebreid, de kultuur niet verbe- erd, geen mest aangekocht; maar men heeft Italiaansche, Oostenrijksche, Mexicaansche fondsen, aandeelen in maat- schappijen; de boer spekuleert en steekt zijn geld het liefst in de hoogst rente gevende fondsen, of in de loterijleeningen. ints 18 51 heeft Jrankrijk jaarlijks meer dan duizend mil lioen franken in binnen- en buitenlandsche geldleeningen en andere dergelijke geldbeleggingen gestoken. En zeker zijn de jaarlijkscke besparingen niet toegenomen, daar bij verminderde welvaart de gebruiken van weelde steeds meer overal zijn Van^, 0iTnnnea-nt0t 66116 alg6tDeene beboefte Sewordea- Van die 35.000 millioensmts 1851, heeft zeker niet meer dan de helft voor nuttige zaken, zoo als de aanleg van spoor- wegen of gezonde mjverheidsondernemingen gediend; het ove- rige diende voor staatsleeningen, het halve afbreken en weder- opbouwen van Panjs en andere groote stedenen van een PRIJS DER ADVERTENTICN van 1 6 regels 75 Cents. Elke regel meer 12'/a Cents. Zegeleegt bij elke plaatsing 35 Cents. Toezending uiterlijk Wqensdao. Adresvan Bonga C°.Amsterdam. u oioucu cu vac aantal slechte zaken, die met ondergang zijn geeindigd. De natuurlijke gevolgen hiervan zijn overal zigtbaar. In drie-vierden van Frankrijk is de waarde van den grond- eigendom gedaald, en vele in veiling zijnde gronden vinden geen koopers; de pachten worden niet geregeld betaald en de pachters zijn by het eindigen van den termijn ongezind op de oude voorwaarden in te hurende arbeiders vinden geen' geregelden arbeid en hun loon neemt af. Ook de ban del met het buitenland wijst op geen cijfers die onwederspreekbare bewijzen van vermeerderde welvaart op- leveren. Zoo is de invoer wel toegenomen, maar dit is voor- namelyk voor drie artikelenzijde, wol en katoen; de ver- meerderde invoer van de beide eersten wijst op de vermin- derde produktie binnenslands; terwijl de meerdere invoer van katoen alleen de geldswaarde betreft, want daar de prijzen meer dan verdubbeld zijn, is in werkelijkheid de invoer be- langryk gennger dan vorige jaren. Onzen uitvoer is belangrijk toegenomen, en daaronder zijn artikelen, zoo als,b. v. wijn, waarbij dit als een teeken van meerder opbrengst kan geldenmaar verder wordt dit hooo-ere cy er voornamelijk verkregen door vermeerderde uitvoer °van zyden en wollen bewerkte stoffen. Daar nu echter de produktie van die laatste artikelen bij ons niet is toegenomenmoet het binnenlandsch verbruik daarvan verminderd zijn, het^een dus al weder geen bewijs van welvaart oplevert. ^,elk,?,Unt vaa uitSaDS men a,zo° tiestkomt men steeds tot dezelfde slotsom, namelijk, dat in de laatste jaren, niet- tegenstaande den ophef, die men er van heeft gemaakt de algemeene welvaart zeker niet is toegenomen, en de land bouwopbrengst niet gestegen is. Wij zijn bekende voorstanders van het stelsel van het vrije yerkeer en den vrijen handel, en zullen het heil van den an bouw dus niet zoeken in de zoogenaamde beschermende regten, waarvan wij het nuttelooze of schadelijke ook dikwerf aantoonden. Waar ligt dan de voorname kwaal? De hoofdkwaal is de ongelyke verdeeling van lasten. Steeds ip de landbouw het lastdier geweestdat het zwaarste pak moe'st dra^en waar het de kwestie der belastingen gold. DaAr ligt de° ware oor- zaak van zijne kwalen. Alleen een gebeele ommekeer in het nen brengenhet werk is niet gemakkelijk, maar de land- ouwende stand vormt twee-derden van de bevolking, en hunne e angen moeten dus in bet land van het algemeen stemregt wel ter harte worden genomen. ooieerst behooren de buitenlandsche landbouwvoortbreng- selen gelijk belast te zijn met die in het binnenland. Thans komen de eersten geheel vrij van regten binnen, terwijl de Fiansche landbouwer een aantal belastingen heeft te betalen die natuurlijk een deel zijner kosten van voortbrenging zijn. Dit inkomend regtdat misschien 5 pet. der waarde zou behoo ren te bedragen is geen beschermend regtmaar alleen gelijke belasting der binnen- en buitenlandsche voortbrengselen. In de tweede plaats zou de landbouw zeer worden gebaat door eene krachtige vermindering der jaarlijksche ligting voor het leger. In het begin dezer eeuw bedroeg die ligting slechts 40,000 man jaarlijks; thans is die trapsgevvijze geklommen tot 100,000 man, en was tijdelijk hog hooger. Zulk een jaarlijksche schatting op de kracht der jongelingschap berooft den landbouwer van zijne beste handen, vertraagt de aanwas der bevolking en is voor velendie hunne zonen wenschen vry te koopen, het begin van hunnen acbteruitgang. Ilet is ten derde hoofdzakelijk de bevoordeeling der steden en koste van het platte land, die den landbouw drnkken. Ilet is voornamelijk het verbouwen van Parijs, dat wij hierbij op het oog hebben. De cijfers van hefgeen hieraan ten koste is gelegd, zijn yna met meer na te gaan, en al onze nationale besparingen der laatste jaren hebben hoofdzakelijk gediend om een groot en duur leger en een groot en duur Parijs te verkrijgen. Met de vermeerderde inkomsten door een inkomend regt op de landbouwvoortbrengselen en verminderde uitgaven voor bet eger en de steden, zou men den landbouw van eenio-e drukkende lasten kunnen ontheffen. "Vooreerst het verminderen minstens met de helft van de regten op den overgang van onroerend goed, eene belastino-, die veel ontwikkeling van den landbouw belet; ten anderen de belasting op de wijnen en bierenwaardoor het gebruik van eenige onzer landbouwvoortbrengselen op nadeelige wijs voor de welvaart en de zedelijkheid der bevolking beperkt wordt, en die de prijs van het produkt dikwerf verdubbelt. Eene weldaad voor den landbouw zou voorts zijn het op- heffen der verbruiksbelastingen of nccijnsen in de steden. Belgie heeft het met gunstig gevolg reeds voor vijf jaren ge- Nederland heeft thans hetzelfde gedaan. Het zou de steden tevens tot meerder zuinigheid aansporenen het ver bruik van alles ten voordeele van stad- en landbewoner beiden veel doen toenemen. Voorts behoort de landbouw eene eerste plaats te hebben in de uitgaven voor de openbare werken, en de verbetering der wegen is de krachtigste hefboom tot zijne ontwikkeling. Toont de te houden enquete dus, gelijk wij verwachten, aan, dat de landbouw lijdt, en behoeft na het hierboven aan- gevoerde geen twijfel te bestaan, dat de staat het in handen heeft daann op krachtige wijze verbetering te brengenver meerderde landbouwproduktie en toenemende welvaart zullen er de gevolgen van zijn. uimucRcci in net stelsel van inkomsten en uitgaven zou hierin verbetering kun- i. Waarkeen wij onze oogen ook wenden, zien wij in de na- tuur rondom ons steeds veranderingen plaats grijpen zoowel in de doode stoffen als lucht en water, grond en gebergte als in de levendige vormen van de planten- en dierenwereld. Als deze veranderingen slecbts eene uiterlijke verandering van vorm en gedaante zijn, noemt men ze phijsische; daar° entegen scheikundige vervorming of omzetting, als het stoffe- •1 voorwerp daardoor van aard verandert en nieuwe ei°-en- schappen verkrijgt. Bij al die veranderingen, welke in de natuur plaats grijpen, speelt de zuurstof eene hoofdrolo-elijk reeds door hare verschillende namen wordt aangeduid. De zuurstof is eene lucktsoort, een der hoofdbestanddeelen van onzen dampkring en nog buitendien op allerlei andere wijzen in de natuur voorhanden. Steeds is de zuurstof bezi<* zick met verschillende stoffen te verbinden of uit anderen te outwijken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1866 | | pagina 1