94 - Programma voor den Intemationalen Ploegwedstrijd, Men kail have voortdureude werkzaauiheid iu de natuur, die meestal onzigtbaar is, wijl de zuurstof eene doorschij- nende, reukelooze en smakelooze luchtsoort is, het best ver- gelijken met die van bet water, dat ook onophoudelijk in werking is en onophoudelijk bezig is om hier nieuwe natuur- voorwerpen te doen ontstaan en ze elders te vernietigen. Zuurstof is zijn naamwijl zijdoor zich met verschillende stoffen te verbindendeze tot zuren maaktzoo vormt de zuurstof met de koolstof, koolzuurmet zwavel, zwavelzuur; met stikstof, salpeterzuur; met wijngeest (bier, wijn), azijnzuur enz. De grieksehe naam: oxijgeen, die de scheikundige aan de zuurstof geeftwijst op bare eigenschap, om zich met de metalen tot oxijden, of zoogenaamd metaalroest (b. v. ijzer- roest, koperroest) te verbinden. Het roesten van ijzer, dat wij als een soort van vergaan van het ijzer beschouwen, is niet anders, dan dat de zuurstof der luclit zich met het ijzer vereenigt, en daarmede ijzeroxijde of ijzerroest vormt, dat brokkelig isen dus afscbilfert. Om die verbinding echter mogelijk te maken, moet er te- vens water voorhanden zijn; daarom roesten glad gepolijste voorwerpen, die men droog boudt, niet; maar daareutegen ijzer, dat op den vochtigen grond ligtzeer spoedig. Vroeger noemdc men de zuurstof ook levenslucht, wijl men ontdekt had, dat het die luchtsoort was, die het leven bij de dieren en den mensch onderhoudt; en dat deze sterven zoodra de geregelde toevoer daarvan door het ademen gestoord wordt. Ook noemde men die wel vuurluchtomdat men op- merktedat bij alle verbranding het de zuurstof is die daarvan de eigenlijke oorzaak is. Verbranding, waarbij warmte en licht onstaan, die wij voor onze behoeften noodig hebben, is niets anders dan eene snelle scheikundige verbinding van de zuurstof van den dampkring met verschillende stoffendie tot die verbinding geneigd zijn, en die wij daarom brandbaar heeten. De meest voorkomende brandbare stof in de natuur, is de koolstof, die men in de steenkool, het bout, de turf, de olie en het gaslicht aantreft. Bij verbranding van al die stoffen stroomt de zuurstof uit de luclit toe en ontwijkt bet daarbij gevortnde koolzuur, de verbinding van koolstof met zuurstof. Maar ook andere stoffen kunnen verbrandenzoo b. v. zwavelen daarbij vormt zich zwavelig zuur (weder eene verbinding van zuurstof met zwavel) die sterk prikkelende lucht soort, die men bij het branden van een zwavelstok kan waar- nemenphosphorus verbrandt tot phosphorzuuren zoo meer. De stoffen, die zich bij de verbranding vormen zijn echter niet altijd luchtvormig. Zoo is water zamengesteld uit zuur stof en waterstof, twee gassoorten. Als men r.u de waterstof verbrandt, dat wil zeggenzich met zuurstof laat verbinden, dan heeft er eveneens verbranding plaats, waarhij zich ook veel warmte ontwikkeltmaar waarbij geen roetgeen asch geen koolzuur gevormd wordt, maar alleen zuiver water, als het gevolg der verbranding overblijft. Verbranding noemt men dus al die snelle scheikundige ver- bindingen van zuurstof met andere stoffenwaarbij warmte en licht ontwikkeld worden. Geschiedt die verbinding langzaam, dan ontwikkelt er zich weinig warmtewaardoor de voorwerpen niet gaan gloeijen en dus ook geen licht ontstaat. Dit heeft plaats bij al hetgeen men verrottenvergaan of verweeren noemten dat eigenlijk hetzelfde is als langzaam verbranden. Als liout verrot, ge schiedt hetzelfde in een tijdsverloop van eenige jarenwat bij de verbranding in enkele minuten plaat3 heeft. De zuurstof verbindt zich met de koolstof van het hout tot koolzuur met de waterstof tot water en er blijft wat asch achter. Bij on- voldoende toetreding der lucht blijft echter een deel der kool stof onverbrand, en zoo vormt zich uit bedolven wouden de steenkool of in moerassen het veendie men half verbrande stoffen noemen kan. Ilet verweeren of vergaan van steen- of aardsoorten is wederom een gevolg van de werking der zuurstof. In ons land kunnen wij dat minder waarnemen, maar in de bergachtige streken is men gewoon aan het gezigt hoe langzamerhand ook de meest vaste rotsen spleten krijgen verbrokkelen en ver- gruizen en met het water worden medegevoerd. Beter dan met de oorzaken zijn wij met de gevolgen bekenden wij weten dat onze nieuwe indijkingenonze aangeslibde gronden niet anders zijn dan de tot fijn poeder gewreven rotsen langs de oevers van den Eijn en de Maas in de berglanden, waar zij hun oorsprong nemen. De bestanddeelen van den steen ver binden zich met de zuurstof, op gelijke wijs als het metaal tot roest wordt. De steen wordt daardoor los en verbrokkelt en zoo slijten alle rotsen gestadig af. Als wij nu al de verschillende werkingen der zuurstof met een oogopslag overzienverbranding, verweeringverrotting, roesten enz., dan zien wij dat het al die werkingen in de natuur zijnwelke men vroeger als het vergaanhet tot niets worden van de natuurvoorwerpen beschouwde. Voor men eenig begrip had van de woDderen der scheikundige wereld, voor men wist dat de stoffen nu eens vast en gekleurd, dan weder vloeibaar of gasvormig en doorschijnend kunnen worden en alzoo het eene oogenblik zigtbaar zijn en dan weder onzigt baar wordenmeende men dat bij al de genoemde werkingen de stof verging, dat de plant, die verbrandde, de steendie verweerde, het ijzerdat verroesttevernietigd werden. Thans weten wij dat wel het voorwerp vergaat, maar dat de stof, waaruit het bestaat, Diet vergaat, maar slechts een anderen vorm aanneemt. Met regt kan men dus de zuurstof als de groote ver- woester of verdelger in de natuur aanziendie onophoudelijk bezig is het bestaande te vernietigen, in een oogwenk als bij brand, of langzaam als bij het afsterven der planten of het verrotten der dieren. Zoolang in een voorwerp leven is, wederstaat het die vernielende werking der zuurstof; het dier ademt, de plant groeit, maar naauwelijks is het leven ont- weken of de zuurstof werkt zonder ophoudentotdat het doode ligchaam of de organische stof weder tot zijne oorspronkelijke bestanddeelen is teruggebragt. De zuurstof verdelgt dus wel, maar slechts om het alge- meene leven in de natuur te helpen onderhoudenom voor nieuwe vormen weder nieuwe stoffen aan te voerenom het onnut gewordene weg te ruimen en het weder jonge en levens- krachtige te doen ontstaan. Zoo slijpt de zuurstof de kale onvruchtbare met sneeuw bedekte bergtoppen af en doet langs de rivierzoomen nieuwevruchtbare landstreken ontstaanhet verouderde woudgeboomte wordt door den storm geveldde boomen verrotten en vergaanmaar leveren daardoor de be standdeelen voor een nieuwen frisschen plantengroeide lijken der dieren, en de onnut geworden dierlijke stoffen begraven wij in den grond en de zuurstof dringt ook daar door en weet ze weder tot plantenvoedsel te herleiden, dat later het dierlijk leven weder onderhoudt. Het doel van den landbouwer is ook geen anderdan om van onnut geworden stoffen, door de werking der natuur andere stoffen te doen ontstaan, die voor den mensch nut bebben en daarom van waarde voor hem zijn. Hij weet dat hij daartoe de kracht van zijne handen noodig heeft en die van zijne paarden of ossen om den grond te bewerken, om het water te leidenom het zaad uit te zaaijen om het ge- was te oogstenmaar hij weet meestal niet, dat al die krachts- inspanning niets zou baten, dat er geen enkele graankorrel of grasscheutje zou ontstaanzonder de scheikundige kracht van°de zuurstof, die steeds en overal hem onzigtbaar vergezelt en dag en nacht onophoudelijk werkzaam voor hem is. De ploeg doorsnijdt den grond, maar het is de zuurstof die de aardbestanddeelen daarin uit hare verbindingen los- maakt en voor plantenvoedsel bereidt; de landbouwer brengt de mest in den grond maar wanneer die niet door de werking van de zuurstof eene reeks van veranderingen ondergingzou die tot het verkrijgen van een rijkeren oogst niet^ het minste kunnen bijdragenen bij de voeding zijner dieren is het weder de zuurstof die uit de plantenstoffen bloed en uit het bloed melk en vleesch helpt bereiden. Zoo zijn dus alle landbouwverrigtingen ten naauwste met de werkzaamheid van dit gewigtige natuurbestanddeel verbon- den, en is het zeker voor een landbouwer geenzins zonder belong, om iets meer te weten van de eigenschappende wijze van werking en den invloed van deze stof. Al is hij geen scheikundige met een weinig doordenken zal het hem toch een blik vergunnen in die tooverachtige wereld van het natuurlevenwaar men steeds het oude en afgeleefde ziet ver- dwijnen en het jeugdige en frissche ziet ontstaan, men weet niet hoe, en waar alles leert, hoe in de natuur niets verloren gaat, en niets onnut geschiedt, maar alles zamenwerkt om het leven in al zijne wisselende vormen te onderhouden en het nieuwe te doen ontstaan, waar bet oudere zijne bestemming heeft volbragt. en voor het werktuig zelf/ 500 uitgeloofd; bij het werktuig moet er op gerekend wordendat stoom als beweegkracht zal worden aangewend. Bij prijs-toekenning blijft het werk tuig het eigendom des inzenders. Voor 15 September moeten de teekeningen zijn ingeleverd of berigt gegeven waar het werktuig staataan den heer H. C. van Hall, te Groningen. BEEIGTEN OMTEENT DE VEEZIEKTE. In de StaaU-Courant zijn medegedeeld opgaven omtrent den veetyphus in de provincien Noord-HollandZuid-Holland en Utrechtover de week van 27 Mei tot 2 Junijen wel a. Noord-Holland. In die week zijn: aangetast 53, aan de ziekte gestorven 8, afgemaakt 37, hersteld 5 en aan het einde der week nog ziek 3 runderen sedert het begin der veeziekte zijn in het geheelaangetast 1669 aan de^ziekte gestorven 520, afgemaakt 472 en hersteld 674 run deren. b. Zuid-Holland. In die week zijn: aangetast 255 aan de ziekte gestorven 84, afgemaakt 24, hersteld 18 en aan het einde der week nog ziek 129 runderen; sedert het begin der veeziekte zijn in het geheel: aangetast 49,961 aan de ziekte gestorven 20,110, afgemaakt 9731 en hersteld 19,591 stuks. c. Utrecht. In die week zijn: aangetast 107, aan de ziekte gestorven 41 afgemaakt 3 en hersteld 54 runderen sedert het begin der veeziekte zijn in het geheelaangetast 5965 aan de ziekte gestorven 2706 afgemaakt 128, en hersteld 3077 stuks. ItECAPITULATIE. In het tijdschrift de Volksvlijt leest men het volgende om trent de dennenplantingendie thans in de duinen van Schoorl en Scheveningen van Eijkswege plaats hebben. De wijze waarop dit geschiedt is die van Biermann welke voor een dertigtal jaren in de omstreken van Akendeze wijze van planten voor het eerst in zwang bragt. Dennen plantte men bijna altijd uit met de kluit, waarbij de wortels der drie en vierjarige planten door een kluitje tegen verdroo- gen beschermd worden. De vele bezwarendie aan deze wijze van planten verbonden zijn, overwon Biermann door de den nen op eenen vruchtbaren grondin eene kweekerijuit te zaaijen en ze dan, de'n of hoogstens twee jaren oud, zonder kluit, te verplanten. De mogelijkheid om op deze wijze dennen te kunnen plan- ten, onder omstandigheden waarbij zulks anders niet doenlijk is, en de onkostbaarheid daarvan hebben dit in Duitschland algemeen ingang doen vindenen deze handelwijze is later uitgebreid en verbeterd door Baron Bultlarte Elberberg iu ldessen, gelijk in het Journal d'Agriculture pratique van J. A. Barral te lezen staat. Het merkwaardige van de zaak isdat dit thans op aller- hande andere boomsoorten met evenveel vrucht wordt toege- past: want behalve grove dennen, zaait men eveneens zee- dennen, Weymouthsdennen en Korsikaansche dennen, eiken en beuken uit, om die een jaar oud te verplanten, alsmede zilversparrenlarikseneschdoornen, iepen en elzen, ter ver- planlingwanneer ze twee jaren oud zijn. Hier te lande hoort men weinig van deze zaken om de natuurlijke redendat de houtteelt hier eene empirisch gedreven kunst isdie in enkele streken zeer goeddocli overigens zeer slecht gedreven wordt. Enkelen hebben beproefd om de wetenschappelijke grondslagen van onze houtteelt vast te stellen, zonder dat zulks evenwel invloed gehad heeft noch op het wegnemen der gebreken, noch op het meer bekend worden van de beste methoden. De Commissie van Landbouw in de provincie Groningen heeft op nieuw eene prijsvraag uitgescbreven voor een werk tuig om koolzaad op het veld te dorschen. Bij de eerste uitschrijving is slechts edne teekening ingezondenwaartegen echter bedenkingeu bestonden die de doelmatigheid deden betwijfelen. Bij de prijsvraag wordt verlangd dat het werktuig goed en spoedig werk levereen in staat zij om per dag ongeveer 5 bunders van een goed koolzaadgewas te kunnen dorschen en het zaad kafschoon op te leveren. Voor eene teekening, waarnaar kan worden gewerkt, is 75 In de week van Aangetast in Totaal. Noord-Holl. Zuid-Holl. Utrecht. 1117 Februarij. 225 1510 288 2023 18—24 275 1340 250 1865 25 Feb.3 Maart. 179 1000 195 1374 410 Maart 51 1353 297 1701 11—17 27 1133 184 1344 18—24 36 1410 243 1689 25—31 119 1303 223 1645 17 April 71 1129 273 1473 8—14 48 1365 234 1647 15—21 78 770 254 1102 22—28 16 703 160 879 28 April5 Mei. 44 649 135 828 6—12 Mei 75 572 67 714 13-19 20 332 49 401 20—26 43 245 83 371 27 Mei 5 Junij. 53 255 107 415 Totaal. 1360 15069 3042 19471 In de week, eindigende den 2den Junij, zijn in Enge- land en Schotland door de veeziekte aangetast 960 stuks vee, tegen 1207 in de daaraan voorafgegane week. In het geheel zijn sedert het uitbreken der ziekte aangetast 246,642, afge maakt 78,911, gfestorven 124,114 en hersteld 32,373 stuks. In genoemde wekelijksche opgave zijn niet begrepen de rap- porten van zes inspecteurs, die de vorige week 81 nieuwe ziektegevalleu hebben geconstateerd. In den loop dezer week zijn nog een aanmerkelijk aantal achterstallige rapporten in- gekomendie evenwel niet alleen over eene enkele week, maar soms over zes, acht of meer weken loopen. In Ierland heb ben zich weder onderscheidene nieuwe gevallen voorgedaan. Aan den heer J. B. Snellen lid der commissie wegens de heerschende veeziekte, is op zijn verzoek eervol ontslag ver- leend met dankbetuiging voor de bewezen diensten. De paardenmarkt te Delft, den 6den Junij gehouden, was druk bezocht; er waren ongeveer 660 paarden aan de lijn. Er bestond nog al redelijke kooplust en jonge paarden brag- ten van f 300 tot f 400 op. Bij vonnis der arrondissements-regtbar.k (kamer van burger- lijke regtszaken), zijn Haarlem en Eijnland niet-ontvankelijk verklaard in hunnen eisch tot schadevergoeding tegen de ge- meente Amsterdamwegens het niet heffen van sluis- en brugselden aan de Overtoomsche sluis. De regtbank heeft namelijk beslistdat Amsterdam niet verpligt was brug- en sluisgelden aldaar te heffen en mitsdien door het niet-heffen daarvan geen onregtraatige daad heeft gepleegd. Tot waterverversching van de stad Leiden en omstreken is in den nacht van 10 op 11 dezer, van wege het hoogheem- raadschap van Delfland, de doorlating van water aan den Leidschendam begonnenen zal die, naarmate hieraan be- hoefte bestaat, op bepaalde nachtelijke uren worden voortgezet. te houden door de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, op Dingsdag den 18den Sep tember 1866, op de bomelanden adder de buiten- plaats D e Voorde", onder Eijswijkbij's Gra- venhage in Zuid-Holland. Art. 1. De wedstrijd wordt gehouden op den 18 Septem ber 1866, op de bouwlanden achter de Buitenplaats „De Voorde" van Jonkheer J. F. van Fredenburdilid van het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1866 | | pagina 2