118 - DE MESTHANDEL. PAARDENMARKT op' eeh strenge wijze verzekerd. Ongetwijfeld hadden de ge- meenschappejijke eigenaars zich onder elkander kunnen ver- staan om de noodige werken tot het beter droogleggen van den 'gr6nd tot stand te brengenmaar hetzij door gebrek aan geld, hetzij door gemis van aaneensluitinger is niets van gekoraen. Des winters loopt bijna het geheele land onder en in natte zomers is het zelfs onmogelijk ora hooi te winnen of het vee ter weide te zenden. Als men van Zwolle naar Friesland reistkan menvoor dat men te Staphorst komt den aard dier bijkans voortdurend met water doortrokken weiden zeer goed waarnemen. De rinkelbellen met hunne geelachtige klokjes het kartelblad met zijne bevallige roode bloemtrossen het veenpluis met zijne katoenachtige vlokjes getooid bedekken op enkele plaatsen den grond geheelen vormen hier en daar bont geschakeerde plantengroependie zeer aangenaam zijn voor het oog, maar zeer schadelijk voor de goede hoedanigheid van het hooi. Dit hooi dient groo- tendeels tot voeder voor het vee der zandstreek, die zich ten westen aan de groene streek aansluit. De zandboeren komen het koopen, omdat het hun aan weiland ontbreekt. Het maaijen geschiedt gewoonlijk door Duitschersdie uit Han nover komen. Zij verspreiden zich bij troepen op het platte landwaar de bevolking te kort schiet om dezen arbeid te verrigten die in weinige dagen moet afgeloopen zijn. Uit Laveleye's Landbouussohetsen van Nederland. Dikwijls werden in Frankrijk reeds wettelijke bepalingen gemaakt en regeringsmaatregelen genomen om het vervalschen der meststoffen, die in den handel zjjn, tegen te gaandoch telkens blekea die onvermogend om het kwaad voldoende te bestrijden. Onlangs heeft men zich daarmede op nieuw bemoeid en is er eene commissie benoemdom daaromtrent voorstellen te doen aan den Minister voor den landbouwhandel en publieke werken; deze heeft een uitvoerig verslag uitgebragt, waaraan wij het volgende ontleenen De aanhoudende klagten van een deel onzer landbouwbe- volking, over de vervalsching der meststoffen, die in den han del zijn, heeft op nieuw de -aandacht der keizerlijke regering getrokken. De commissie heeft gemeend, dat, om tot waarheidte komen, de beste weg was een nitgebreid onderzoek, waarbij de land- bouwersmestfabriekanten en mesthandelaars persoonlijk zou- den worden gehoord; dit heeft dan ook plaats gehad en bet verslag behelst de uitkomst van deze verklaringcn, alien door bevoegde personen afgelegd. Het heeft daarbij terstond onze aandacht getrokkendat de landbouwers over het algemeen reeds heldere landbouwbegrip- pen verkrijgen, die aan de uitkomsten der wetenschap te danken zijn. Algemeen toch was men overtuigd, dat de vrucht-; baarheid van den grond niet onuitputtelijk is, en dat, na elke oogst, men aan den grond moet teruggevenwat men daaraan ontnamen dat dit zoowel door den stalmest als door handelsmest, die de noodige bestanddeelen bezit, ge- schieden kan. Zal men aan den grond teruggeven wat daaraan ontnomen wordt, zoo treedt in de eerste plaats het gebruiken der mest stoffen uit de steden als eene noodzakelijkheid op; eene zaak waarop dan ook tegenwoordig allerwege ernstig de aandacht gevestigd is, en waarin Parijs met een loffeljjk voorbeeld voorgaat. Maar dit is niet genoeg, want ook bij het gebruik maken van die Stoffen gaat er nog veel voor den grond verloren dat hy niet weder terugontvangt. De eigenlijk gezegde kunst- of handelsmest moeten dus in die leemte voorzien. De scheikunde heeft daarenboven den landbouwer aange- toonddat de grond in sommige gevallen slechts aan zekere bestanddeelen behoefte heeft, zooals kalkpotasch phosphor- zuur, enz.en het zijn ook inzonderheid die stoffen, welke op verschillende wijzen verkregen of toebereid een voorwerp van handel tusschen fabriekant en landbouwer zijn geworden. A1 de landbouwers die wij ondervroegen zijn het eens dat tegenwoordig niet den van hen genoeg heeft aan den stalmest, die hij op eigen boerderij maakten dat het bij- koopen van mest eene levensbehoefte voor den landbouw is geworden, zonder hetwelk men zijn oogsten ziet verminderen en dit vooral sints men in het afschaffen van het braken en het verhoogen der opbrengstende noodzakelijke voorwaarden van eenen meer winstgevenden landbouw heeft Ieeren kennen. Men ziet dus in het opsporen van nieuwe meststoffen het goed toebereiden daarvan en het goedkooper worden zooveel dit met goede kwaliteit kan zamengaaneene levenskwestie voor de toekomst van den landbouw. Er is dan ook geen streek die eigen mest uitvoertalien kunnen best gebruiken wat zij hebben en koopen wat zij krijgen kunnen. Het goedkooper worden van den mest is dus niet te ver- wachten. Integendeel ziet men den prijs van den stalmest en vele andere mestsoorten steeds stjjgen, en men kan met zekerheid bewerendat het aankoopen van kunstraeststoffen alleen daarom nog minder algemeen is, omdat de landbouwer niet zeker is of niet vertrouwt, dat hij voldoende waarde voor zijn geld erlangt. Is dit eenmaal het gevaldan kan de mesthandel eene uitbreiding verkrijgen, die alle verwach- ting overtreft. Het zal hier dan ook worden zoo als in En- geland, waar men de landbouwontwikkeling eener streek schat, naar de waarde van de meststoffen, die jaarlijks worden aangekocht. {Wordt vervolgd.) VERDELGING DER MEIKEVER-LARVEN. Een Duitsch blad deelt het volgende mede De belangrijke schade, die de meikevers en inzonderheid hunne larvende engerlingen, jaarlijks op den akker en in het bosch veroorzaken doen de landbouwersboomkweekers en tuinders steeds bedacht zijn op middelen, om dezen lasti- gen vijand te bestrijden en te verdelgen. In de laatste jaren was echter deze schade zoo groot; dat zij voor deze streek (Merseburg in Pruissen) niet bij honderden en duizenden, maar op honderdduizenden moet geschat worden en een nieuw middel ter verdelging zal dus aan velen als een red- middel hoogst welkom zijn. De proef werd in het sterke zwermjaar 1864 genomen en berust op de voorliefde der meikevers om hunne eijeren in een zeer droogen en warmen grond neder te leggen. Het waren voornamelijk de eikenplantsoenendie hier veel van de engerlingen te lijden hadden. Nu werden in het midden eener dergelijke boomkweekerij van een half bunder grootte, 17 kunstmatige broeiplaatsen aangelegd en wel door langs de wegen en heggen plekken van 3 tot 4 voet in het vierkant met een halve voet zuivere koemest, zonder stroo, te beleggen en daarop eenige duimen dik aarde te strooijen, die goed fijn gemaakt en gelijk ge- lijk geharkt werd. Gedurende den zwermtijd der meikevers werden zij geheel met rust gelaten en tegen half Julij onder- zocht. Op de open plekken, die aan de voile zon waren blootgesteldwemelde de mestlaag van een kwart duim lange engerlingen, terwijl men op de meer beschaduwde plaatsen duizende eijeren in de aardlaag aantrof. Grond en mest wer den zorgvuldig bijeengegaard en buiten den houtkamp aan hoop gebragt en verbrand. De geheele zaak kostte voor aan- koop van mest en voor arbeid van aanleggen en opruimen slechts 3 a 4en daardoor werden althans een oennoemelijk aantal engerlingen vernietigd, terwijl zoover men tot nu kon nagaan, in de boomkweekerij zelf, er bijna geen werden aangetroffen. WOL-PRIJZEN. Een geacht landbouwer uit Gelderland schrijft ons het vol gende t Ik heb met genoegen uwo mededeeling opgemerkt (in N°. 27 van uw Weekblad) omtrent den handel op de wolmarkt in Haarlemmermeer gehouden. Laat ik u thans berigten, dat ik verleden week 116 vlie- zen wol afgeleverd heb te Deventer, tegen /153.per 101 Nederl. pcnden. De wol wordt hier in de streek gewasschen op het schaap en een dag of acht later geschoren. Ik had oorspronkelijk een kudde Veluwschapenwaarbij ik sedert een jaar of vier, eerst proefsgewijzelater met meer kracht, gefokt heb met twee Engelsche rammen, 1 Leicester en 1 Lincoln zoodatterwijl de oudste schapen nog inlan ders zijn de jongsten al zeer naderen tot de Engelsche. Het gevolg hiervan is, dat het partijtje wol, in het geheel groot 360 ned. ponden, zeer uiteenloopend van kwaliteit was." TE HAARLEM. Burgemeester en Welhouders van Haarlembrengen ter ken- nis van het algemeen dat, ten einde de van oudsher al- hier bestaan hebbende paardenmarkt die gehouden werd op Hartjesdag in de maand Augustus, zoodanig te wijzigen, dat die markt ook door builenlandsche lcoopliedenkan bezocht worden, de Raad der Gemeente Haarlemop voorstel van de kamer van Koophandel en Fabrieken en advies van de Afdeeling Haarlem en omstreken der Hollandsche Maatschappij van Landbouw, in zijne vergadering van den 27sten Junij 1866 heeft beslotende voornoemde Paardenmarlct te houden tus schen de Voorschoter en Beemster Paardenmarkten en alzoo dit jaar op 80 Julij 1866, aanvangende des morgens ten 6 ure. Yoorts wordt ter kennis van belanghebbenden gebragt dat, ter bevordering van den aanvoer van jonge en schoone paar- den op die markt, door de gemeente Haarlem en de afdee ling Haarlem en omstreken der Hollandsche Maatschappij van Landbouw worden uitgeloofd de volgende PREMIEN. 60 Gulden voor het schoonste en beste span Koets- of Wagenpaardeninlandsch ras. 50 Gulden voor het schoonste en beste span Koets- of Wagenpaarden, vreemd of gekruist ras. 25 Gulden voor het schoonste en beste span Boeren- of Ploegpaarden. Be Paarden dezer 3 klassen mogen niet ouder zijn dan 6 jaren. 25 Gulden voor den schoonsten en besten Buin, Chais- of Wagenpaard, 5 jaren oud. 25 Gulden voor de schoonste en beste Merrie, Chais- of Wagenpaard, 5 jaren oud. 25 Gulden voor den schoonsten en besten Buin, Chais- of Wagenpaard 4 jaren oud. 2 5 Gulden voor de schoonste en beste MerrieChais- of Wagenpaard 4 jaren oud. 25 Gulden voor het schoonste Paard3 jaren oud. 25 Gulden voor het schoonste Paard, 2 jaren oud. 25 Gulden voor het schoonste Paard, 1 jaar oud. Be keuring der Paarden zal geschicden op den marktdag des morgens ten 8 ure. Belanghebbenden, die hunne paarden aan deze keuring wenschen te doen deelnemen, worden uitgenoodigd, daarvan daags te voren kennis te geven aan den Marktmeester J. van der Elstin de Gierstraat alhier. Burgemeester en Wethouders voornoemd, HaarlemE. A. Jobdens. 12 Julij 1866. J)e Secretaris, J. Tielenius Kruythoff. BEBIGTEN OMTBENT DE VEEZIEKTE. In de Staats-Courant zijn medegedeeld opgaven omtrent den veetyphus in de provincien Noord-Holland Zuid-Holland en Utrecht, over de week van 8 tot 14 Julij, en wel: a. Noord-Holland. In die week zijn: aangetast 14, aan de ziekte gestorven geene afgemaakt 8hersteld 6 en aan het einde der week nog ziek geene; sedert het begin der veeziekte zijn in het geheel: aangetast 1901 aan de ziekte gestorven 552, afgemaakt 633 en hersteld 716 run- deren. b. Zuid-Holland. In die week zijn: aangetast 344, aan de ziekte gestorven 105, afgemaakt 45, hersteld 25 en aan het einde der week nog ziek 169 runderen; sedert het begin der veeziekte zijn in het geheel: aangetast 51,524 aan de ziekte gestorven 20,947, afgemaakt 9920 en hersteld 20,114 stuks. c. Utrecht. In die week zijn: aangetast 168, aan de ziekte gestorven 84, afgemaakt 10, hersteld 52 runderen; sedert het begin der veeziekte zijn in het geheelaangetast 6609 aan de ziekte gestorven 2999 afgemaakt 164 en hersteld 3326 stuks. recapitulatie. In de week Aangetast in Totaal. van Noord-Holl. Zuid-Holl. Utrecht. 1117 Februarij. 225 1510 288 2023 18—24 275 1340 250 1865 25 Feb.3 Maart. 179 1000 195 1374 410 Maart 51 1353 297 1701 11-17 27 1133 184 1344 18—24 36 1410 243 1689 25—31 119 1303 223 1645 1— 7 April 71 1129 273 1473 8—14 48 1365 234 1647 15-21 78 770 254 1102 22—28 16 703 160 879 28 April 6 Mei. 44 649 135 828 612 Mei 75 572 67 714 13-19 20 332 49 401 20—26 43 245 83 371 27 Mei 2 Junij. 53 255 107 415 39 Junij 72 163 86 321 10—16 23 215 56 294 17—23 58 248 60 366 24—30 43 208 84 335 1— 7 Julij 22 385 190 597 814 14 344 168 526 Totaal. 1592 16632 3686 21910- In de met 14 Julij jl. geeindigde week fcijn in Groot- Brittannie 304 nieuwe gevallen van runderpest bij de over- heden aangegeven, dat is 9 minder dan in de vooraf ge- gane week, J. A. BEIJEBINCK, Proeve van een Ontwerp tot afsluitenindijkendroogmaken en in cultuur brengen van een gedeelte der Zuiderzee. Dat het plan tot droogmaken van een deel der Zuiderzee reeds meermalen ter sprake kwam zal algemeen bekend zijn maar tot nu toe geschiedde dit meer als wetensehappelijk on derzoek of als erkenning van eene wenschelijke zaak het bovenstaande geschrift ontleent echter zijn oorsprong aan de aanvraag eener financieele maatschappij die de zaak uit een geldelijk oogpunt wenscht te onderzoeken en wijl bij deze droogmaking de geldkwestie vooral van overwegend belang is zoo is het plan dubbel de aandacht waardwijl dit alleen de weg is om tot de uitvoering van zulk een grootsch werk te kunnen komen. Wij trachten in korte woorden de hoofd-inhoud van het geschrift weder te geven Bij den aanvang wordt herinnerd aan het vroeger plan van den ingenieur van Biggelen, die in 1849 een ontwerp tot droogmaking van de Zuiderzee bekend maakte. Daarbij was echter de IJssel in de droogmaking ingeslotenwelker loop daardoor aanzienlijk verlengd werd, hetgeen door het ver- meerderen van het verhang tot hooge bovenrivierstanden aan- leiding zou geven. De Heer Beijerinck acht dit een hoofdbezwaar van het vorig ontwerp, en hij stelt dus als hoofdvoorwaarde om den vrijen uitloop van de monden van den IJssel in zee te behouden -x hij acht dit bovendien een voordeel, omdat de IJssel daarbij een weldaad zou kunnen worden voor den nieuwen polder, die door eenvoudige en weinig kostbare middelen, van het somtijds zeer met slikstoffen bezwangerde rivierwater zal kun nen gebruik maken, om door bevloeijing de vruchtbaarheid te bevorderen en te onderhouden van den drooggelegden bo- demen tevens om bij zomerdroogte de kanalen te kunnen vullen en de landen bevochtigen met frisch rivierwater, en zulks in den ruimsten overvloed, omdat de genoegzame stoom- kracht voorhanden is om het overtollige water weder te kun nen verwijderen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1866 | | pagina 2