AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD iLevendc Jaargang Landbouw. Hoofdredactcur C. E. DE CLERCQ. IIET KREDIET voor den LANDBOUW. HET ROTTEN DER VRUCHTEN. PRIJS VAN IIET ABONNEMENT in het Jaar6.— Alle Toczendingcnde Eedactie betreffcndemootcu geschiedeii aan den Hoofdredactcur, to IIaaelem, Kruisstraat\Vijk 0, N°. 513. PRIJS DER ADVERTENTICN van 1—-6 regels 75 Cents. Elke regel meer 12 Cents. Zegeleegt bij elke plaatsing 35 Cents. Toczending uiterlijk Woensdag, Adres: van Bonga C°.Amsterdam. Overal, waar tegenwoordig een wakkere geest van vooruit- gang onder de landbouwers heerscht, en men begint in te zien dat men slechts met meer voordeel kan landbouvven vvanneer men den grond door verbeterde bebouvving hooger opbrengsten doet oplevercnondervindt men algeraeendat ccne eerste voorvvaardeom bierin goed te slagen gelegen is in een voldoend kapitaal om die verbetcringen tot stand te brengen. Als men cene verbeterde wijze van koltuur vvil invoerenmeststolfen zal aankoopenverbeterde werktuigen vvensebt aan te schaffeti, zicli op vecveredeling saat toelessren p I ej DO en zijn bedrijfskapitaal met vergrootdan zal men spoedig ondervinden dat men gedaan heeft als hijdie een huis bouwt zonder de kosten te berekenen en als men dan ter halverwege moet blijven steken dan znllen dikwerf de gel- delijkc uitkomsten onvoordecliger zijn dan vvanneer men op de onde vvijze was blijven Voortgaan. Veelalvooral vvijl het bockliouden bij de landbouwers cene onbekende zaak isblijft dan de ware oorzaak van die slechtc uitkomst verborgen, en men vvijt aan de nieuwigliedendie men heeft begonnenwat slechts zijn oorzaak vindt in bet onvoldoende kapitaal, vvaar- raede men vvcrkt; zoodat menigcen daardoor zecr ten onregtc mcentdat die dure les hem geleerd heeft dat de meeste van die verbetcringen goed zijn voor een rijk grondeigenaar of voor een die uit liefhebberij Iandbouwtmaar niet voor den boervviens eerste zorg moet zijn om zijn paclitgeld op zijn tijd to kunnen betalenen voor bet jaarlijkscb onder- boud van zich-zelvcu en zijn gczin te zorgen, Waar ecbter de landbouwers door de vele gunstige uitkom sten die zij rondom zicli zien of waarvan zij hooren vvel gedvvougen vvorden om te erkennen, dat die verschillende landbouwverbeteringen ook geldelijk voordeelig zijn, of waar zij door bet stijgen der pachlprijzen zelven gevoelen, dat zij slechts daardoor in staat kunnen kovnen om boer te blijven, daar erkennen zij zelven, dat gebrek aan geld het voorname beletsel voor hen is, om met bun tijd mede te gaan, en be- grijpen ze ookdat hij die een voldoend kapitaal bezit hooger pacht kan betalen en beter zaken zal makendan degeen die ter naauvvernood de voldoende middelen heeft om zijn land behoorlijk te bevvcrken en het noodigc vee en ge- rcedschap aan te scbalfen. Belialvc in bijzondcr goede tijden, maken de landbouwers in den regel zulke groofe overwinsten nieten om meer te verdienenmoet men gelijk gczegdkunnen beginnen met grootcr uitscholten te kunnen docn. Zal er dus kracbtige voomitgang plants vinden dan is bet een eerst vereisehte dat de landbouwers zicli daartoc bet gevorderde kapitaaldat zij zelven niet bezitten tijdelijk kunnen vcrschaffenom dit langzamerhand uit de vermcerderde opbrengst van hun bedrijf te kunnen terugbetaleu. Men heeft zicli algemeen verwonderd dat vele landbouw verbeteringendie in anderc landen, zooals b, v. in Engeland, Schotland Saksen e. a. m.bijna een gehecle ommekeer in de vvijze vail landbouvven teweeg bragten elders zoo weinig navolging vondennicttegenstaande door landbouw-tydschrif- ten tentoonstellingen landbouvversvergaderingen en bet voor- beeld van andere landbouwershet nut daarvan zoo klaar- blijkelijk was aangetoond. Dat dit alles zonder uitwerking bleefscbreef men aan onwil en traagheid en slaafscbe ge- liecbtheid aan oude gewoonten toe, en men vreesde vvel dat al die goede voorbeelden onmagtig zouden blijven om bij het tegenwoordige gesiacbt wat uit te rigten, doch voedde tevens de hoop dat, als men dit allcs het jonge opkomende gesiacbt reeds op de dorpsschool inprenttemen dan ten minste een vijf-en-tvvintig jaren later een landbouwgeslacht van de nienvve school naar de lessen der wetenschap en der moderne land- bouwkunst den grond zou zien bearbeiden. Maar die ijverige voorstanders van den landbouwvooruit- gang, die prijzen voor de tentoonstellingen uitloofden, voor- dragten voor boeren hielden, tijdschriften aan hen ter lezing nitdeelden, en zoo weinig vruchten van hun werken zagen waren dikwerf kortzigtiger dan de landbouwers zelven, die niet voor overreding en goeden raad vatbaar scbenen. Zij meenden veelal, dat zoo de boeren maar de werktuigen koch- ten, die ze telkens op tentoonstellingen konden bewonderen, of de stieren en rammen, die met een ecrsten prijs bekroond werden tot fokdieren gebruikten, de landbouwvooruitgang en de groote vvinsten in de tijdschriften vermeld van zelven zou den volgen. Het verbcteren der wijze van landbouvven is echter zulk eene eenvoudige zaak niet, en alles hangt daarbij naauw te zamenzoodat de eene verbetering geheel doelloos ja nadeelig vvordt, vvanneer men die niet door vele anderen volgen laat. Zoo zijn b, v. de meeste der fraaije engelschc akkervverktuigendie de engelsche fabriekanten ons tcgenwoor dig op elke groote tentoonstelling komcn aanbieden, onbruik- baar op niet drooggelegden grond. Om met voordeel ver- edelde veesoorten te Loudenmoet men eerst voedergewassen leeren verbouwen, en om daarvan rijke opbrengsten te ver- krijgen moet men eerst den grond door aankoop van mest- stoffen tot verhoogde vruchtbaarheid brengen. Maar do meeste van die meststolFen werken slechts gunstig op een goed droog gelegden grond, die nimmer door hoogen waterstand dras vvordt, en waar men van den wind afhangt om van het over- tolligc water bevrijd te vvorden, helpt ook het drainercn met gebakken buizen niet. Onder de landbouwers nu, die men als afkeerig van voor uitgang beschouwde, waren er zekcr velen, die dit begrepen, of althans daarvan een zeker voorgevoel liaddenzonder er zichzelven juist goed rekenseliap van te kunnen gevenen hun vveerzin van enkelc nieuwighedenwaar zij zicli niet ge- noegzaam op de hoogte achten of wisten de middelen niet te bezittenom eene geheele verbeterde vvijze van kultuur in te voeren, was dus eigenlijk wijsheid, en verraadde doorzigt, in plaats van de kortzigtigheiddie men ben dikwerf verweet. De ware landbouwkundigen vervvachten dus ook niet veel lieil meer van hetgeen men vrij eigenaardig de receptenland- bouvv van vroegeren tijd heeft genoemd; voor ware verbete ring hclpen geen huis- en geneesmiddelenmaar is die alleen van een nieuvven leefregel te vervvachten. Hijdie de „nieuvve vvijze van landbouw", waarvan men reeds een vijfligtal jaren geleden sprak, wil voigen, moet wel overwegen voor hij daarmede begint, maar kiest hij dicn vveg, dan moet hij ook in zijn geheel de verbeteringen invoeren, die den grondslag zijn om op volmaakter wijze te kunnen landbouvven, en in de omstandigheden geplaatst zijnwaardoor dit mogelijk vvordt. Doch dit is niemand aan te raden, die niet weet te rekenen en berekeningen te maken. De geldkwestie is toch daarbij een hoofdzaak; als men tot licden op de gewonc vvijze heeft kunnen landbouvven, zoodat inkomsten en uitgaven elkander dektendan vvachte men zicli wel den ouden vveg te verlaten voor dat men de noodige fondsen heeft, om de meerdere kosten en uitschotten te bestrijden, die het invoeren eener verbeterde vvijze van bebouvving vereischt, want alleen dan kan daarvan ook eene betere geldelijke uitkomst vervvacht vvorden. Men heeft dus in den iaatsten tijd ingezien, dat het aan- prijzen van landbouwverbeteringen voomamelijk daarom weinig doel trof, wijl het minder aan goeden vvil, dan aan krachten, en voornamelijk aan geldkracht, ontbrak. In den regel is reeds nu bij de meeste landbouwers het bedrijfskapitaal te gering in verhouding tot den omvang van hun bedrijf, vooral in de nieuvve polders en droogmakerijenen zouden vele pachters van b. v. een zestigtal bunders beter zaken maken, als zij zich tot een yeertigtal beperkten, en is het dus door- gaans geheel onvoldoende om daarmede uitschotten te doen die niet met den ecrsten oogst in de kas terugkeeren. Ver- grooting van het bedrijfskapitaal is alzoo hetgeen aan alle verbeteringen moet voorafgaan. Dit is de oorzaak dat de kvvestie van het landbouvvkrediet in den Iaatsten tijd zeer de algemeene aandacht bezig houdt. Eerst moet de gelegenheid bestaan om aan den landbouw het kapitaal te verschalfen dat ze behoeft om vooruit te komen en eerst dan zullen de landbouwers van onverschilligheid of traagheid kunnen vvorden besehuldigd, vvanneer zij de midde len verwaarloozen, waardoor zij kunnen toestand kunnen ver- beteren. Voorzcker kunnen de grondeigenaars daartoc reeds veel bij- dragen. Dikwerf volgen zij echter juist den verkeerden vveg. Waar zij, zooals in nieuvve polders dikwerf geschiedl, de pachters hunnc eigen vvoningen laten bouvvenvvanneer zij om zekerbeid te liebbcn de pacht een half of een heel jaar voor uit laten betalen, verminderen zij daardoor het bedrijfskapitaal van hunnen pachter, waarin voor de grondeigenaars juist de beste zekerbeid voor Cene goede bebouvving gelegen is. Dit behooren zij dus in elk geval na te laten, maar integendeel moeten zij gezind zijnom alle werkelijk blijvende grond ver beteringen die de pachter voor eene goede bebouwing noodig aeht, voor hunne kosten te verrigten, en aan de gebouwen datgene te verrigten, wat voor uitbreiding van het bedrijf nuttig kan zijn. Grondeigenaars, die hun waar belang ver- staangaan dan ook dikwerf verder en treden als geldscliie- ters van hunne pachters opmaar dit zijn zeker uitzonderin- gen, en voor de onaf hankelijkheid der pachters zelven is dit ook dikwerf de meest vvenschelijke wijze niet. Tot nu toe bestaat echter voor den landbouwer in het alge meen geen gelegenheid om zich op andere wijze het kapitaal te verschalfen, dat hij voor het uitbreiden zijner zaken noodig heeft; de bijzondere gevallen daargelatenwaar hij door per- soonlijk vertrouwen de gelegenheid tot geldopnemen vindt. En in dit opzigt staat de landbouw zeer ten achteren bij handel en nijverheid. Zij, die in den handel slechts zooveel omzet van zaken zouden kunnen Iiebben als vvaartoe eigen kapitaal hen in staat stelt, zouden daaraan niet veel uitbreiding kunnen geven, en ook in de nijverheid behoort in den regel slechts een gedeelte van het kapitaalwaarmede gewerkt vvordt, aan den ondernemer toe. De landbouwer heeft daar^ entegen voor niet zeer groolen omzet van zaken een belang- rijk kapitaal noodig; hij moet op weinige uitzonderingen na alles kontant betalen, en ontvangt de uitgcschoten geldeu eerst na een jaar of nog langer terug, en gedurende dien tijd kan hij op zijn verkregen produkten geen voorschot ont- vangen, of die als waarborg voor op te nemen golden stellen. Zij, die tegenwoordig in de bevordering van het landbouvv krediet een der krachtigste hulpmiddelen zien om den land bouwvooruitgang te steunenachtendat door eene goede inrigting daarvanin overeenkomst met de eigenaardigbeden van den landbouw, deze daarvan met niet minder voordeel en nut gebruik zal kunnen makenals thans bij handel en nijverheid het geval is. Charles Davaine heeft onlaugs zijne onderzoekingen over het rotten der vruchten aan de Parijsche Akadomic van Weten- schappen bekend gemaakt. Tot heden beschouwde men het rotten als eene scheikundige verandering, welke door de in- vverking der lucht van zelven plaats vindt, zoodra de vruch ten volkomen rijp zijn gevvorden, overrijp zooals men dit noemt. Het is echter bekend dat rijpe vruchtendie zorg- vuldig bevvaard wordenwel uitdroogen maar niet rotten tervviji daarentegen nog onrijpe of halfrijpe vruchten dikwerf tot verrotting overgaan. Davaine vond dat het eigenlijke rotten, dat men echter onderseheiden moet van het bederf, dat door kneuzing of het bevriezen der vruchten plaats vindt, alleen ontstaat door het woekeren van schimmelplanten. Bij het onderzoek met de mikroskoop blijkt, dat rotplekken steeds doorvveven zijn door de draden (mijcelium) van schimmelplanten, tervviji men het rotten dan ook kunstraatig kan doen ontstaandoor zulke schimmelplanten op volkomen gave vruchten over te brengen. In de gezonde vaste schil der vruchten kunnen deze schim- melplantjes niet doordringen, en daarom is de rotting niet aanstekelijk voor peren, appeienoranjes en dergelijke vruchten, die vrij van alle seheuren of barsten en niet afgescbaafd zijn. Weken lang kunnen zij met rottende vruchten liggen zonder dat het hen schade doet. Is echter de schil ook maar op een enkele plaats niet gaaf, dan vestigen zich daarop terstond schimmelplantjesen gaat spoedig de geheele vrueht rotten. Vruchten, met weeke opperhuid, zoo als vijgen en frambozen, kunnen echter deze indringers in het geheel niet weerenen zijn dan ook zeer spoedig met schimmel overdekt. Bij appeien, peren en druiven knnnen eehtcr de schim melplanten ook door de steel binnendringen en zoo de rotting veroorzaken. Maakt men die opening echter, b. v. met was', digt, dan is ook dit gevaar voorkomen, en kunnen zij in gaven toestand lang bevvaard vvorden zonder tc bederven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1866 | | pagina 1