162 UITPUTTING VAN DEN GROND ook weder tot een bankier of tot de Bank gaan en geld ter leen vrageu, waarvoor de waarde der goederen, die hij in magazijn of pakhuis heeft liggentot onderpand strekt. Hij geeft dan een bewijs af, waardoor hij het regt van den geld- schieter erkent, om, zoo de geleende gelden niet op den be- paalden tijd terugbetaald wordendeze goederen te verkoopen en zich uit de opbrengst te voldoen. De Nederlandsche wet eischt echter voor de geldigheid van deze overeenkomst, dat die goederen (het onderpand) door hem die het geld daarop geeft, in bewaring worden genomen. In den handel heeft dit gewoonlijk plaats door dat men de sleutels van het pakhuis of het magazijn, waar de goederen liggen, in handen van den geldschieter stelt; of wel, wanneer de goederen in entrepot liggen, zijn daarvoor afzonderlijke personen als bewaarders gesteld, die bewijzen afgeven, dat eene partij op die wijs als onderpand verbonden is. Handelaarswier gegoedheid genoegzaam bekend iskun- nen buitendien ook veelal krediet verkrijgen zonder daarvoor dergelijke bijzondere waarborgen te stellendoor dat hun bankier hen gelden voorschiet op hunne sehuldbekentenis, waarbij zij zich verbinden om die gelden op een bepaalden tijd terug te betalen. Het blijkt hieruit genoegzaam, dat men in den handel met een klein kapitaal groote zaken kan doen. Zoo kan men b.v. aanhoudend kontante inkoopen doen en die op tijd weder verkoopen, en door het verkoopen der daarvoor op de koo- pers getrokken wissel zijn geld terugverkrijgenof wel, men kan drie- of viermalen zooveel waren aankoopen als men ka pitaal heeft en dan door beleening van die goederen het geld verkrijgenom die te betalen. Het spreekt van zelf dat een verstaudig handelaar van die hulpmiddelen, om grooter zaken te doen dan waartoe zijn eigen kapitaal hem in staat stelt, steeds een voorzigtig en niet te onbeperkt gebruik maakt, wijl daarbij de kansen van verlies of winst ook zooveel grooter worden, Wanneer men toch b.v. vijfmaal zooveel waarde aan goederen koopt als men eigen kapitaal heeft, en het overige geld door beleening van die goederen verkrijgt, en de prijzen van die waren dalen met een vijfde of twintig ten honderd in waarde, dan zou men natuurlijk zijn geheele kapitaal verloren hebben. Een handelaar wordt bovendien als van zelf genoodzaakt geen overmatig gebruik van dit krediet te maken, want zoo hij te groote zaken doet en daardoor veel wisselschulden aangaat en zijne waren beleent, zal hij zijn handelskrediet daardoor ver- minderenwisselsdoor hem getrokken of waarvan hij de be- taling heeft aangenomen, moeijelijk verkoopbaar zijn, en hij niet zoo gemakkelijk gelegenheid vinden zijne goederen, althans tot een hoog bedragte beleenen. Niettemin geniet de groolhandel op deze wijze aanzienlijk voordeel van het kredietdat wil zeggen de handelaars in het algemeen zijn in de gelegenheid om zieh gemakkelijk en op goedkoope wijze tijdelijk het kapitaal te verschaffen, dat zij voor den gevvonen loop of voor kortstondige uitbreiding hunner zaken noodig hebben. Maar van wie ontvangen zij dit te leen? Gelijk reeds aan- getoond werdgeschiedt dit door tussehenkomst van bankiers of banken, waarbij voor ons land de Nederlandsche Bank de hoofdrol vervult. De bankiers of banken doen dit ten deele met hun eigen kapitaalmaar voor het grootste deel met het gelddat zij •weder van anderen leenen. Iedereen weet, dat men van zijn geld, indien men dit tij delijk aan een ander in gebruik geeftrente trekken kan. Maar daar het voor elk die zijn geld tydelijk missen kan zeer moeijelijk zou zijn juist de persoon te vinden die dat geld evenzoo lang met voordeel kan gebruiken als de ander het missen kan en van wieu hij tevens zeker kan zijn het op den bepaalden tijd terug te ontvangenzoo dienen de ban kiers en banken hoofdzakelijk als tusschenpersoonom het geld van hen die dit tijdelijk kunnen missen, te leenen aan hen die het tijdelijk kunnen gebruiken en het voordeel of de winst der bankiers bestaat daarindat zy voor het geld dat zij ontvangen minder rente vergoeden dan zij laten be talen door hen aan wien zij het tijdelijk ter leen geven. De Nederlandsche Bank doet dit bovendien nog op andere wijsdoor het uitgeven van bankbiljetten. Men neemt de bankbiljetten aan omdat zij voor bewaring en voor groote betalingen of voor verzending gemakkelijker zijn dan gemunt geld en omdat men voldoend vertrouwen heeft in de Neder landsche Bankdat deze steeds aan zijne verpligting zal kun nen voldoenomzoodra men dit verlangthet bankbiljet weder tegen gemunt geld te verruilen. Maar elkdie een bankbiljet in kas heeftleent eigenlijk zoolang als hij het bewaart, zijn geld renteloos aan de Neder landsche Bank; zoodra hij het aan een ander in betaling geeft, lioudt dit voor hem op, maar geldt weder hetzelfde voor hem die het bankbiljet in betaling aanneemt. Daar op die wijs een aanzienlijk bedrag van bankbiljetten in omloop blijft (voor ons land zoo wat dooreen honderd mil- lioen gulden) heeft de Nederlandsche Bank een belangrijk kapitaal waarvan zij in het geheel geen rente behoeft te be talen en hetwelk zij dus op vrij gunstige voorwaarden aan anderen tydelijk in gebruik kan geven. De Nederlandsche Bank is dus het voornaamste hulpmiddel voor den handel om haar het kapitaal te verschaffendoor het disconteeren van tvissels en het beleenen van goederen. door Vlasteelt. De hoogere katoenprijzenhet gevolg van den Amerikaan- sehen oorlog, hebben, gelijk men weet, ook die van het vlas zeer omhoog gedreven en is daardoor de vlasteelt nog meer dan vroeger een der loonendste landbouwgewassen geworden. Zoowel in ons landals in andere landcnmet name Belgie en Duitschland, wordt dan ook weder met toeneming de kul- tuur van dit gewas in praktijk gebragt. Maar juist is daar door ook de kwestie van het uitputten van den grond door deze teelten het niet dan na verscheidene jaren op nieuw uitzaaijen op denzelfden grond, eene zaak van veel belang voor de vlasbouwende streken gewordenwaartegen men gaarne gewaarborgd wenschte te zijn, om aan die teelt meer uitbrei ding te kunnen geven. Onlangs werd dit punt ook op eene landbouwersbijeenkomst in Brunswijk besproken, en deelde de landbouwscheikundige Dr. Stokmann, daaromtrent het volgende mede: Het wordt tegenwoordig vrij algemeen erkend, dat bij de verbeterde wijze van vlasverbouwen zeer groote winsten kun nen worden gemaakt, grooter dan bijna eenige andere kultuur die geven kan, en de hooge prijzen, door de katoenkrisis ver- oorzaakt, doen vermoeden dat die teelt zich in de eerstkomende jaren nog aanmerkelijk uitbreiden zal. Onder deze omstandig- heden zou het eene dwaasheid zijn, die teelt om bijredenen te willen beperken, maar is het integendeel te hopen, dat het vlasverbouw zich nog verder zal uitstrekken, en overal waar de gelegenheid er gunstig voor is, met kracht zal wor den voortgezet. Om deze voordeelen echter blijvend te kunnen genieten, en zich voor schade te vrijwaren, is het van hoog belang zich ook met de gevaren bekend te makenwaataan men zich daarbij blootstelt, en reeds nu naar de hulpmidde len om te ziendie dit gevaar kunnen afwenden. De vlasteelt heeft veel overeenkomst met het verbouwen van suikerbeetwortels, in zoover, dat bij beiden al hetgeen door den grond aan de plant wordt afgestaanbij den oogst wordt weggenomen en niets daarvan aan den grond wordt terugge- geven. De eerste is echter in dit opzigt nog ongunstiger in zijne gevolgendaar bij de laatste de landbouwer in den vorm van pulpe of melasse nog weder een deel der bestanddeelen van den oogst terug kan verkrijgen en aan den grond wefr- geven. Dit geschiedde dikwerf ook niet, maar dan lieten zich ook de nadeelige gevolgen dezer handelwijs niet lang wachten zooals de ondervinding van verschillende streken reeds aan- toont, gelijk b. v. in de omstreken van Maagdenburg reeds vele gronden zijn, waarop men geen gezonde beetwortel meer teelen kan, of slechts met groote kosten en moeite den grond weder in staat kan stellen die voort te brengen. Bij den vlasbouw is dit gevaar nog veel grooter. Het zaad wordt als zaai- of slaglijnzaad verkocht, en weinig of geen der koeken worden door den landbouwer,' die het teelde, weder teruggekocht; de geheele plant wordt met blad en wortel uitgetrokken en elders geroot. Bij het rooten wordt het meerendeel der stofifendie het vla3 aan den grond ont- nam, opgelost, en vloeijen door den landbouw ongebruikt, met de stroomen en rivieren weg. Wanneer men nu de zamenstelliug der vlasplant onderzoekt, zoo blijkt, dat zij eene belangrijke hoeveelheid plantenvoedsel aan den grond ontneemt en derhalve lot de meest uitputtende gewassen behoort, en wel nog de helft meer dan een goed beetwortelgewas. De voornaamste van de stoffenwaarvan zij den grond ver- armt, zijn magnesia, kalk, phosphorzuuren vooral potaseh en kiezelzuur. "Vooral het laatste komt zeer in aanmerking. Elke grond is zeer rijk aan kiezelzuur, maar niet in oplosbaren toestand en het is dus zeer waarschijnlijk, dat het gebrek aan oplos- baar kiezelzuur in den grond de hoofdoorzaak iswaarom het vlas niet dan bij langer tusschenpoozen op denzelfden grond groeijen wil. Dit oplosbaarmaken van het kiezelzuur, dat in den grond voorhanden is, kan voor kleigronden verkregen worden, door het bemesten met kalk, daar deze de kleiaarde ontleedt, en daardoor het kiezelzuur in een toestand brengt, waarin het door de planten kan worden opgenomen. Met de potaseh en het phosphorzuur is het een ander ge- val. Beiden zijn in de meeste gronden slechts in geringe hoe veelheid voorhandenen moeten noodzakelijk daaraan worden teruggegevenzal de grond daaraan niet armer worden. Yindt de vlasplant die stoffen niet in genoegzame hoeveelheid in den grond aanwezig, dan kan zij zich niet gezond ontwikke- len en valt op geen goed gewas te rekenen. Gelukkig hebben wij het in de hand om den grond die stoffen terug te geven. Voor het phosphorzuur zijn eenige honderden nederlandsche ponden goede zure phosphorzure kalk (dat is superphosphaat of met zwavelzuur behandeld beender- meel) voldoende en voor de potaseh kan men gebruik maken van de potaschzouten die tegenwoordig te Staszfurt worden bereid. Daarvan zullen in den regel 6 a 700 nederlandsche ponden per bunder voldoende zijnwaarvan de prijs ongeveer twee gulden per 100 ned. ponden bedraagt. De kosten van zulk eene dubbele bemesting bedragen ongeveer 25 a/ 30 voor een bunder en daarmede zal men zich vermoedelijk niet alleen van een goed vlasgewas verzekerenmaar zal de grond tevens ook voor de volgende gewassen in meer vruchtbaren toestand gebragt zijn. Dat dit niet maar theoretische beschouwiugen zijndie door de scheikundigen op grond der proeven in hunne werkplaats zijn gemaakt, maar waarheden die door de landbouwpraktijk bevestigd wordenblijkt daaruitdat in streken waar de vlasbouw algemeen isook reeds van deze bemesting met goed gevolg gebruik wordt gemaakt. De fabrieken in Staszfurt leveren een groot deel van hunne potaschzouten aan de vlasbouwers in Belgie af, die zij, hoewel met hooge kosten van vervoer verzwaard, gaarne koopenwijl zij daarvan door eigen ondervinding de nuttige werking heb ben leeren kennen. In Silezie is een groot grondbezitter, die in eene tienjarige vruchtomloop tweemalen vlas dus alle vijf jaren eenmaal op denzelfden grond vlas verbouwten steeds een goed gewas verkrijgt door bemestingen met kalizout en superphosphaat. Hij heeft de opmerking gemaakt, dat vooral de potaschbemesting zeer regtstandig vlas, dat zeer blank is, levertmen kan zelfs op het oog de plaatsen onderscheiden waar het potaschzout bij het uitstrooijen wat dikker neerviel. Dit zijn praktische ervaringen, die de leer der scheikun digen bevestigen. Het uitgevlast zijn van den grond is dus geen geheimzinnig iets, waaraan men niets doen kan of waar voor geen hulpmiddelen baten, zoodat men lijdelijk den tijd moet afwachten dat de grond weder goed vlas wil voortbren- gen, of telkens nieuwe, nog nimmer gevlaste, gronden moet opzoeken. Wanneer men den grond slechts teruggeeft, wat daaraan door het vlas ontnomen isdan zal men ook bij voortduring goed vlas kunnen verbouwen. Tot zoover de mededeeling uit Duitschlandwij herinneren, dat wijniet lang geledenin een artikel over bemesting van vlaslandhetzelfde besprakenen komen er gaarne weder op terug, wijl een blijvend loonende vlasteelt wel eene levens- kwestie voor de Haarlemmermeer mag heeten. Men is hier wel nog niet geheel rondgevlast, en een eerste vlasoogst zal dezen nieuwen grond nog wel niet zoo sterk verarmenmaar het blijft daarom van niet minder belang, om hier tijdig de uitputting te voorkomen, waarvan men elders de nadeelen ondervindt, opdat de Haarlemmermeer niet in de achting en geldelijke sehatting der vlasboeren dale. Daarbij is ervaring noodig, om uit te maken aan welke stoffen de Ilaarlemmermeergrond het meest behoefte heeft, en welke meststoffen aldus noodig zijn om voortdurend goed vlas te kunnen voortbrengen. Elke vlasbouwer zal dus wijs han- delenom reeds nu vergelijkende proeven te nemenonder anderen met de meststoffen, waaraan blijkens het hier mede- gedeelde de gunstige werking elders gebleken is. Het Staszfurter potaschzout is, zoover wij wetenhier in ons land nog niet beproefd of in den handel, maar indien eenige landbouwers zich vereenigen en tot de bevoegde per sonen wendenzal het geen bezwaar hebben, daarvan eenige kwantiteit tot het doen van proefnemingen te ontbieden. BEBIGTEN OMTRENT DE VEEZIEKTE. In de Staats-Courant zijn medegedeeld opgaven omtrent den veetyphus in de provincien Noord-HollandZuid-Holland en Utrecht, over de week van 2329 September, en wel: a. Noord-Holland. In die week zijnaangetast 40 aan de ziekte gestorven 6, afgemaakt 30, hersteld 2 en aan het einde der week nog ziek 2 sedert het begin der veeziekte zijn in het geheel: aangetast 2222 aan de ziekte gestorven 577, afgemaakt 899 en hersteld 744 runderen. b. Zuid-Holland. In die week zijn: aangetast 642, aan de ziekte gestorven 203, afgemaakt 118, hersteld 89 en aan het einde der week nog ziek 232 runderen sedert het begin der veeziekte zijn in het geheel: aangetast 58,683 aan de ziekte gestorven 25,058, afgemaakt 10,716 en hersteld 22,355 stuks. c. Utrecht. In die week zijn: aangetast 1058 aan de ziekte gestorven 641, afgemaakt 29, hersteld 356 runderen; sedert het begin der veeziekte zijn in het geheelaangetast 14,730 aan de ziekte gestorven 7378 afgemaakt 458 en hersteld 6126 stuks. KECAPITULATIE. In de week Aangetast in Totaal. van Noord-Holl. Zuid-Holl. Utrecht. 1117 February. 225 1510 288 2023 18—24 275 1340 250 1865 25 Feb.3 Maart. 179 1000 195 1374 410 Maart 51 1353 297 1701 11—17 27 1133 184 1344 18—24 \n 36 1410 243 1689 25—31 119 1303 223 1645 17 April 71 1129 273 1473 8—14 48 1365 234 1647 15—21 78 770 254 1102 22—28 16 703 160 879 28 April 5 Mei. 44 649 135 828 6—12 Mei 75 572 67 714 13—19 20 332 49 401 20—26 43 245 83 371 27 Mei 2 Junij. 53 255 107 415 39 Junij 72 163 86 321 10—16 23 215 56 294 17—23 58 248 60 366 24—30 43 208 84 335 17 Julij 22 385 190 597 8—14 14 344 168 526 15—21 17 535 224 776 22—28 31 629 311 971 29 Julij 4 Aug. 24 617 348 989 511 Augustus. 26 737 462 1225 12-18 21 579 533 1133 19—25 23 648 708 1379 26 Aug. 1 Sept. 31 659 953 1643 28 Septemb. 36 731 1082 1849 9—15 27 693 1220 1940 16—22 45 681 1202 1928 23—29 40 642 1078 1760 Totaal. 1913 23783 11707 37503 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1866 | | pagina 2