WEEKBLAD
't'
1866.
Vrijdag, 16 November,
VAN
AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD
\XXiW
levende Saatgang
Hoofdredacteur C. E. DE CLERCQ.
Haarlemmermeer
GEMEENTE-RAAD.
K<-SSSSS«S
d ttllUliniHIIMIIIill
PRIJS VAN HET ABONNEMENT
in het Jaar. 6..
Alle Toezendingende Eedactie betreffende, moeten geschieden aan
den Hoofdredacteur, te Haarlem Kruisstraat, Wijk 6, N°. 513.
van 1-
Zitting van Donderdag 27 September 1866.
Voorzitter: Mr. J. P. Amersfoordt.
De vergadering wordt geopend des voormiddags ten 11 ure.
Tegenwoordig met den Voorzitter 10 leden, te weten: de heegen
tHooft, Knaap, Timmerma auis, Tensen, Lanser, Schone, Ver-
ploeg en van Vuuren.
Absent: de heeren Spaans, Klapwijk en Kuiper.
De notulen van 4 September 1866 worden gelezen en met algemeene
stemmen goedgekeurd.
1°. Aan de vergadering wordt mededeeling gedaan van de navolgende
ingekomen stukken: b
a. Staatsblad van 1866, N°. 119 tot 156.
4. Provinciaalblad van 1866 N°. 164 tot 183.
c. Weekblad van Haarlemmermeer van 1866 N°. 36—38.
2°. Aan de Vergadering wordt medegedeeld bet Procesverbaal van aan-
besteding van het kerkhof te Nieuw-Vcnnep waarvan aannemers zijn
ophoogen M. van Dalenvoor 950; barenbuisje enz., L. Kieviet
voor 3d!met mededeeling dat Burgemeesler en Wethouders de
gunning aan den Raad wenschen over te laten, als zijnde de inscbrii
vingssommen eenigzins boven de begrobting van kosten.
Na gegeven inlichtingen wordt zonder hoofdelijke stemming besloten
het eerste perceel te gunnen aan M. van Dalen voor f 950, en bet
tweede perceel aan L. Kieviet niet te gunnen.
3°. Gelezen zijnde bet ler tafel overgelegd bestek voor de te houden
jSg van stee"kolen veer de scholengedurende den winter van
1866/67 wordt besloten gemeld bestek goed te keuren.
^\<Fez,en 'ie' ^°'1'er van de belasting op de honden, voor het dienst-
jaar 1866 bedragende/ 597.50, waartegen geen bezwaren zijn inge-
bragt. Wordt besloten gemeld kohier goed te keuren, en den termijn
van mvordering te bepalen op den lOden November 1866.
5°. Aan de orde is de behandeling der Begrooting voor 1867.
De algemeene strekking wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde
lijke stemming goedgekeurd.
Tot de articulate behandeling overgegaan zijndewordt dezelve na
enkele daarin gemaakte veranderingenvastgesteld:
in Ontvang op 16,458.07
en in Uitgaaf op46,458.07
PRIJS DER ADVERTENTieN
-6 regels 7 5 Cents. Elke regel meer 12'/^ Cents.
Zegelhegt bij elke plaatsing 85 Cents.
Toezending uiterlijk Woensdag. Adres: van Bonga C°.Amsterdam.
Saldo.
nihil.
6 Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd een Conceptbesluit,
waarbij wordt beschikt over 4/5 gedeelten van de opbrengst der Rijks-
beasting op het Personeel, over 1867/68 in deze Gemeente geheven
zuIJende worden.
7°; Wordt goedgekeurd eene wijziging in de Begrooting van bet Bur-
gerlijk Armbestuurdienst 1866; alsmede om aan dat Armbestuur een
nader subsidie te verleenen ad 1000.
8®. Wordt vastgesteld een Conceptbesluit tot het verleenen der boven-
genoemde subsidie.
8°- Jen e,iule de aan het Armbestuur toegestane subsidie ad 1000
in de Gemeentebegrooting te regelen wordt een Conceptbesluit van af-
en oversellnjvingen lot dat cinde vastgesteld.
10 Wordt gelezen eene missive van het Burgerlijk Armbestuur van
Haarlemmermeer, dd. 18 September 1866, N°. 83, waarbij aan deze
vergadering ter goedkeuring wordt aangeboden eene wijziging van Art. 13
on", L huishoudelijk Regiement voor dat Armbestuur, vastgesteld den
^dsten Maart 1861.
Bedoelde wijziging strekt om uit bedoeld artikel te doen vervallen de
woorden: mils voor eensen.
De Burgemeesler deelt mede, dat, toen bij het Burgerlijk Armbestuur
tot die wijziging werd besloten bij als Voorzitter daartegen is geweest.
De redenen, waarom bij meent dat die wijziging niet voor goedkeuring vat-
baar is, zijn de volgende:
Bij Art. 13 van het regiement is aan de leden van het Armbestuur de
bevoegdheid toegekend, om, in spoedeischende gevallen, dadelijk bedee
ling toe te staan, mils voor eens. Die bevoegdheid is klaarblijkelijk ver-
leend,om een armeindien zulks dadelijk noodig was, onmiddelijk hulp
te kunnen verleenen. Als zoodanig heeft hij, Voorzitter, tegen dat arti
el mmmer bedenking gemaakt, ofschoon hij steeds van meening was,
dat die bepaling met was overeen te brengen met Art. 41 der armenwet.
Het Armbestuur wil echter thans voor elk zijner leden geheele vrijheid
hebben, om zoo menigmalen aan een arme onderstand te verleenen als
men zal goedvinden. De Burgemeesler zou dan alleen hebben te beslui-
ten, wat een armmeester kon goedvinden, onverschillig of hij Burge
meesler, zich met de verstrekt wordende onderstand al of niet kon
vereemgen.
Dit komt hem, Voorzitter, voor in strijd te zijn met Art. 41 der armen
wet, ahvaar staat, dat van de verstrekking van onderstand moet blijken
bij een met redenen omkleed besluit van den Burgemeester of van een
door hem daarmede belasten Wethouder.
Bovendien heeft hij, Burgemeester, reeds Iang opgemerkt, dat de be'
deelingen door het Burgerlijk Armbestuur te hoog worden opgevoerd.
De Voorzitter vraagt of een der leden hierove%Jiet woord verlangt.
De beer 'tHooft zegt, dat daar het Burgerlijk Armbestuur in den
regel elke week vergadert, het hem voorkomt dat de bepaling van Art.
'3 van het regiement, volgens vvelke een lid van het Armbestuur voor
eens bedeeling mag geven, voldoende is, en het komt hem niet noodig
voor, dat zoodanig lid het regt zal hebben, zulks voortdurend te doen;
dan zou geene orde in de admiuistratie te houden zijn; hij acht ook niet
goed, dat elk lid geheel naar eigen goedvinden kunne handelen.
De heer Tensen merkt aan, dat het in elk geval maar voorschot is
en het geld loch weer van andere gemeenten terugkomt.
De Voorzitter zegt, dat hij de belangen der gemeenten, voor wier
rekenmg onderstand wordt gegeven, even goed moet beharligen als de
belangen dezer gemeente. Spreker houdt vol, dat eene goedkeuring van
het voorstel van het Armbestuur zou zijn in strijd met Art. 41 derarmen
wet, en stelt aan den Raad voor te nemen het navolgende besluit:
De Raad der gemeente Haarlemmermeer, gelezen de missive van het
Burgerlijk Armbestuur van Haarlemmermeer van 18 September 11., N°.
83, waarbij ter goedkeuring wordt aangeboden eene door dat Armbestuur
voorgestelde wijziging van Art. 13 van het Huishoudelijk Regiement voor
meergemeld Armbestuur, vastgesteld den 23sten Maart 1861, en strek-
kende om uit Art. 13 van het Regiement te doen vervallen de woorden:
mils voor eens, en.
Overwegende dat, werd de voorgedragen wijziging aangenomen, zulks
inbreuk zou maken op het aan den Burgemeester bij Art. 41 der Armen
wet toegekende regt
Dat voorsts aan de leden van het Armbestuur bij het aangehaalde arti
kel sleclits de bevoegdheid is toegekend, om voor eens onderstand te
verleenen en zulks blijkens het eerste van dat artikel nog slechts alleen
in spoedeischende gevallen, terwijl eene onderstand, die voor de tweede
en derde maal wordt gegeven, niet mcer kan gezegd worden spoed-
eischend te zijn.
Is besloten, aan het Burgerlijk Armbestuur te berigten, dat de voorge
stelde wijziging van Art. 13 van het Huishoudelijk Regiement door deze
vergadering wordt geacht niet voor goedkeuring vatbaar te zijn.
Nadat hieromtrent nog eenige discussie had plaats gehad, stelt de
Voorzitter voor het vorenstaande concept-besluit goed te keuren.
Bij stemming wordt het voorstel van den Voorzitter verworpen met
7 tegeu 3 stemmen.
Voor stemden de heeren 'tHooft, Schone en de Voorzitter.
Tegen de heeren van Vuuren, Knaap, Timmermaus, Buijs, Tensen
Lanser en Verploegh.
De Voorzitter vraagt, of, nu zijn voorstel verworpen is, hij het er
voor moet houden, dat de door het Armbestuur voorgestelde wijziging
van Art. 13 van het Huishoudelijk Regiement door deze vcraaderinff is
goedgekeurd.
Die vraag wordt bevestigend beantwoord.
De Burgemeester zegt, dat hij dat besluit acht te zijn strijdig met de
wet; dat hij het daarom, krachtens het bepaalde bij Art. 70 der ge-
meentewet, niet zal ten uitvoer brengen, en dat hij daarvan zal kennis
geven aaii Gedeputeerde Staten, gelijk hij daarvan bij deze gelijke kennis-
geving doet aan den Raad.
11°. Gelezen een adres van de heeren B. Labrijn, M. van Tol N T
Dorbech en A. Breure, leden van het burgerlijk armbestuur van Haar
lemmermeer, zich beklagende dat op den 4 September jl. de bedeelingen
van sommige armen door den burgemeester, buiten voorkennis of mede-
vverking van hen, zijn verminderd of geheel geweigerd, in strijd, naar
zij meenen, met art. 3, lste zinsnede, van het Huishoudelijk regiement
en art. 7 van het Regiement voor het burgerlijk armbestuur.
De Burgemeester vraagt wie der leden daaromtrent het woord verlangt.
De heer Tensen zegt van meening te zijn, dat de armen het wel noodig
hebbenen dat het toch in elk geval maar voorschot is voor andere
gemeenten.
De Voorzitter zegt de zaak te zullen toelichten.
Reeds sedert lang heeft hij opgemerkt, dat de uitgaven van het Bur
gerlijk Armbestuur aanzienlijk toencinen. In 1865 had het Armbestuur
1900 meer uitgegeven dan op de begrooting was geraamd, en daarvoor
is f 1000 meerdcre subsidie moelen worden gegeven.
In 1866 is de post voor voorschotten voor andere gemeenten ad/1700
reeds met 600 verhoogd geworden. Die 600 is toen gevonden door
verhooging der ontvangsten; maar thans is op die post alweder te kort,
en men rekent nog 1000 noodig te hebben, die niet anders te vinden
is dan door weder op nieuw /1060 subsidie te geven.
Herhaaldelijk is door hem Burgemeester hij het Armbestuur er op aan-
gedrongen om de bedeelingen niet zoo hoog op te voeren, maar zonder
eenige vrucht; wanneer een arme zich om onderstand aanmeldt, is in
den regel de vraag van armmeesters: wat is het maximum? en dat maxi
mum wordt dan gegeven.
Reeds meermalen had hij, Burgemeesler, het Armbestuur er opmerk-
zaam op gemaakt, dat hij zich welligt zou kunnen bezwaard achlen met
het nemen van het bij Art. 41 der Armenwet voorgeschreven besluit;
maar bet Armbestuur is van meening, dat, als de leden van het Arm
bestuur goedvinden om onderstand te geven, de Burgemeester moet
besluiten
dat hij Burgemeester met dat gevoelen geenszins kan instemmen;
dat hij dan ook op den 4 September 11. heeft besloten: de bedeeling
aan sommige armen te verminderen of geheel te doen ophouden;
dat eenige dier armen worden genoemd in het adres van het Arm
bestuur, doch anderen niet;
dat hij, Burgemeester, er thans prijs op stelt, omtrcnt elke arme af-
zonderlijk, de redenen mede te deelen, die hem tot dat besluit hebben
geleid, en doet aan de vergadering voorJezing van een daaromtrent door
hem, Burgemeester, opgemaakte nota, als bijlage hierbij gevoegd;
dat de leden van het Armbestuur, die op den 4 September niet tegen
woordig waren, alstoen in de vergadering van het Armbestuur van 11
September hebben verlangd, dat de bedeeling, die door den Burgemeester
de vorige week minder is uitgegevenaisnog aan de armen zou worden
bijbetaald, waartegen hij, Burgemeester, zich heeft verzet; dat als een
gcvolg daarvan de klagte van de leden van het Armbestuur is ingekomen;
dat hijBurgemeester, evenwel meent zijne bevoegdheid niet te hebben
te buiten gegaan, en te hebben gehandeld in het belang dezer gemeente
en der gemeenten, voor wier rekening de onderstand wordt gegeven:
dat het streven van de leden van het armbestuur is, om zelve te be-
slissen over den onderstand aan buiten-armen te verstrekken, met voorbij-
zien van art. 41 der armenwet, dat het nemen van besluiten deswegens
opdraagt aan den Burgemeester of den daarmede belasten Wethouder, en
welk wetsartikel toch moet worden nagekomen.
De heer 'tHooft, het woord bekomende, zegt dat hij thans niet met
den Burgemeester kan instemmen, even als daareven toen de wijziging
van het huishoudelijk regiement aan de orde was; de Raad kan niet be-
oordeelen of aan de armen te veel wordt gegevenzulks is aan het
armbestuur overgelaten; dat kollegie heeft het vertrouwen van den Raad,
en besluit bij meerderheid van stemmen, en spreker acht het niet goed
dat die besluiten niet door den Burgemeester worden uitgevoerd. Spreker
vreest dat, worden de leden van het armbestuur in het ongclijk gesteid,
dozen zullen bedanken en er geen anderen zullen te vinden zijnon meent
dat de Burgemeester zich aan de besluiten van het armbestuur moet
onderwerpen.
De Voorzitter antwoordt dat de heer 'tHooft zich vergist, want dat de
beslissing alleen aan den Burgemeester is overgelaten, en in zoodanige
gevallen kan hij zich die bevoegdheid niet laten ontnemeri, die hem bij
de armenwet is toegekend.
De heer Knaap begrijpt niet dat het kan zijn zoo als de Burgemeester
zegt, en meent dat in eene vergadering elk lid zijn gevoelen kan zeggen.
De heer I Hooft meent, dat in dat geval het burgerlijk armbestuur
zou kunnen worden opgeheven; doch meent dat de Burgemeester zijne
bevoegdheid is te buiten gegaan, door zich niet aan het besluit van het
armbestuur te onderwerpen.
De heer Verploegh verwondert zich dat de armmeesters de bedenkin-
gen van den Burgemeester, tegen de bedeelingen van de armen in kwestie,
met hebben wederiegd, en vraagt of de armmeesters de lijst kennen.
De \oorzitter antwoordt ja, want op uitdrukkelijk verlangen van de
armmeesters is de lijst dier armen in de notulen van hot armbestuur
opgenomen. Spreker herinnert nog dat telken jare door den Minister van
Binnenlandsche Zaken op verlaging van bet maximum van onderstand wordt
aangedrongen, maar dat het in deze gemeente nog geenszins het laagst
is, en toch wordt meestal dat maximum door het armbestuur gegeven.
De heer Knaap merkt aan dat de kerkelijke armbesturen in deze ge
meente niet, zoo als elders, fondsen hebben; de inkomslen worden direct
door de armen weggehaald, en er is riooit over. Spreker meent dat deze
armbesturen dus niet meer kunnen doen.
De Voorzitter wenscht zich daarover thans liever niet uit te laten.
De heer t Hooft meent, dat het voor den Raad -thans moeijelijk is in
deze eene beslissing te nemenen stelt voor het adres van de leden van
bet armbestuur te zenden aan den Koning, ten einde eene beslissing te
bekomen omtrent het regt verstand van art. 41 der armenwet. nameiijk:
of bet armbestuur besluit tot het geven van onderstand, dan wel de
Burgemeester.
De Burgemeester zegt, dat hij heeft gemeend te moeten voorstellen om
te nemen het navolgende besluit;
De Raad der gemeente Haarlemmermeer,
Gelezen een adres van de heeren B. Labrijn, M. van Tol, N. T. Dor-
bed. en .4. Breure, leden van het Burgerlijk Armbestuur van Haarlem
mermeer, zich beklagende dat op den 4den September 11. de bedeelingen
van sommige armen door den Burgemeester, buiten voorkennis of mede-
werking van hen, zijn verminderd of geheel geweigerd, in strijd naar
zij meenen met Art 3 eerste zinsnede van het Huishoudelijk Regiement
611 vaa het regiement voor het Burgerlijk Armbestuur; overwe-
gende dat Art. 41 der wet van 28 Junij 1851, Staatsblad N°. 100),
uitdrukkelijk bepaalt dat, van de verstrekking moet blijken bij een met
redenen omkleed besluit van den Burgemeesterof van een door hem
daarmede belasten Wethouder.
Dat Art. 7, letter 2 b, van het regiement voor het Burgerlijk Armbe
stuur van Haarlemmermeer, vastgesteld 13/27 December 1860, waarop
adressanten zich beroepen, daarmede geenszins in strijd is;
dat toch, bij dat artikel aan bet Burgerlijk Armbestuur is opgedragen
de uitreiking van onderstand aan behoeftigendie te Haarlemmermeer
verblijf houden, doch elders armlastig zijn, doch dat er van geene uit
reiking van onderstand sprake kan zijn, zoolang daartoe geen last is
gegeven bij een besluit van den Burgemeester, of den daarmede belasten
Wethouder.
Weshalve het aangehaald Art. 7, letter 24, moet worden verstaan
in dien zin, dat hot Armbestuur uilvoering geeft aan de besluiten, door
den Burgemeester te nemen;
dat gevolgelijk het beweren van adressanten als zoudc door den Bur
gemeesler gehandeld zijn, in strijd met Art. 3, eerste zinsnede van het
Huishoudelijk Regiement, onjuist is, omdat de Burgemeester bij het lie-
men zijner besluiten onafhankelijk is van de leden van het Armbestuur,
en het bewuste artikel alzoo niet toepasselijk is op de gevallen, door
adressanten in hun adres omschreven
dat het beweren van adressanten, als zouden ook zij, als leden van
het Armbestuur moeten medewerken tot het nemen van besluiten, tot
verstrekking van onderstand aan armen, die elders armlastig zijn, mits-
dien onjuist is, en zulks ten overvloede nog duidelijk blijkt uit Art. 8
van het regiement voor het Burgerlijk Armbestuur, alwaar uitdrukkelijk
is voorgeschreven dat het Armbestuur zich in het verleenen van onder
stand aan armenbedoeld onder letter 5 van het Art. 7 van dat regiement,
gedraagt naar de 1°. afdeeling van het 3° Hoofdstuk der aangehaalde wet
van 28 Junij 1854.
Is besloten aan het Burgerlijk Armbestuur te kennen te geven, dat
deze vergadering geene termen heeft gevonden, om af te keuren of te
vernietigen de beslissing van den Burgemeester, geuomen ten aanzien
der bedeeling aan sommige armen, die elders armlastig zijn.