WEEKBLAD
1807.
Vrijdag, 5 April.
VAN
AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Aclitste Jaargang.
JAN ADRIAENSZ. LEEGHffATER.
Mijnland.
RAARLEMMERMEER.
PRIJS VAN HET ABONNEMENT
in het Jaarj> 6,_
Enkele Nummers 15 Cents.
ALLE TOEZENDINGENEEDAKTIE EN UITGAYE BETBEFFENDE
te adresseren aan VAN BONGA C°. te Amsterdam.
(Uiterlijk Woensdag.)
Als Leeghwater nu nog eens kon opkijken en Haarlemmer
meer doorwandelenhij de sehrandere en ijverige inge-
nieur en molenmaker van de Rijpdie reeds in 1641 plannen
ter beteugeling van den „waterwolf" vevtoonde aan de „Edele,
Wijze, Voorzienige Heeren de Staten van Holland, ook mede
aan de Edele Heeren Burgemeesteren, Baden ende Kegenten
van de groote steden Haarlem, Amsterdam ende der Goude
desgelijks mede aan de Edele Heeren Dijkgraaf ende Heem-
raden van Rhijnland."
Jaals die Leeghwater nog eens kon opkijken Hij zou
zeker in zijn schik zijn dat de waterwolf" het dan tocli
eindelijk had afgelegd, al had hij hem dan ook niet den nek-
slag mogen geven hij zou gewis met den glans van verge-
noegpn op het gelaat het leven ende bedrijvigheid gadeslaan
in den polder heerschendehij zou menig wakker ondernemer
en kloek bouwman gul op den schouder kloppen en zeggen
V riend, jij bent er een naar mijn hart"; maar, wie weet
ook of hyvoor het grootsche werktuig staande, hem ter eere
naar zijn naam genoemd, en overdenkende wat voeten het
a zoo in de aard had gehad eer de droogmaking eindelijk
tot stand kwamniet wel eens een donker gezigt zou zet-
ten ook.
Immers t is nu alles mooi en goed maar Leeghwater zou
met geheel ongelijk hebben, als hij bij zich zelven dacht
t Is toch jammer van de Hollandersdat zij soras zoo treu-
zelen. Iladden zij maar geen tweehonderd jaar gewaeht met
het opvolgen van mijn goeden raad Hadden zij den water-
wolf maar geen tweehonderd jaar vrij spel gelaten Wat
rijkdommen waren er van verzwelging bewaard geblevenwat
schatten aan dijkenenz. uitgewonnen. Heb ik nietzou
Leeghwater zijn voortgegaan, heb ik hun niet voor twee
honderd jaar voorgerekendzoo duidelijk als twee maal tweej
dat ik dat werk met 160 windmolens voor 3,600,000.
zou hebben opgeknapt en ze 20,000 morgen grond geleverd?
Heb ik niet van goederhand gehoorddat een man van mijn
i 7/0 za^Ber» een honderd jaar later, laat zien in
1742 alweer gewaarschuwd heeft, en toen nog kans zag het
voor 6,631,000.— te doen Maar neen, ze hebben nog
honderd jaar gewaeht, evenveel tijd als grond en geld verlo-
ren en ziedaar, toen moest er een millioen of acht op de
proppen komen Maarin vredes uaam beter laat dan
nooit, en ik kan niet anders zeggen of het ziet er nu best
Hit. Doch, dat ze te lang gewaeht hebben, daar blijf ik bij,
en ze moeten nu maar niet zoo lang wachten met een stand-
beeld voor Koning Willern I in de Meer te zettendie aan
Het praten een eind gemaakt heeft en zorgde dat de handen
druktm°UW geSt°ken werden en de ..waterwolf" dood ge.
Zoo zou de goede Jan Adriaensz. Leeghwaterals hij nog
eens kwam opkijken, kuunen praten, en er zou alle kans op
zijn want hoewel een man van werken en handelen, hij
was een echte praatvaSr ook. Daarvan geeft zijn Haarlem-
mermeerboek met het daarachter gevoegd Klein Chronykje
alleraardigste staaltjesmaar tevens, en niet minder vooral
en^uncle^ eren geest, zijn veelomvattenden blik, zijn ijver
't Is wel de moeite waard 's mans portret met de pen te
schetsen; en de twee bovengenoemde schrifturen geven daar-
toe de verwen aan de hand.
Van zijn jeugd vinden wij in het Klein Chronykje" niet
veel besehreven dan alleendat er toen niet meer dan 66A
molen behalve de watermolens in de Rijp was, alwaar hij in
1575 geboren werden waar het er toen ook heel wat an-
Rers uitzag dan nu. De huisluiden van Schermer", vertelt
ij 0. a.„waren in mijn jonkheit, toen ik daar eerst getrouwt
was, wat rouw van manieren en zeden dewelke nu mede
ze®r ,emt ende manierig zijn. Daar waren weinig hui-
zen die schoorsteenen hadden ook was daar zelden een be-
quame zolder ofte vloer in 't huis."
Geen wonder, dat zulk een tijd, waarin er voor een wak-
eren geest zoo veel moest te bedenken vallenvoor een be-
kwame, ijverige hand zooyeel te doen kon zijn, een uitgebreid
terrem van arbeid voor een man als Leeghwater opleverde.
Nu hy het zich dan ook niet onbetuigd. Hij was een regte
duizendkunstenaareen Steven van der Klok, een man van
van 1-
PRIJS DER ADVERTENTieN
-6 regels 7 5 Cents. Elke regel meer 12V2 Cents.
Zeoelkegx bij elke plaatsing 35 Cents.
alle markten t'huis. Hoort hem zelven verhalen „Iok heb",
schrijft hij in mijn tijdt gemaakt verscheiden soorten van
Moolensook Huizen ende Sluisen ende verscheidene nota-
bele stukken van Kassen ende Sohrijnwerken als mede veel
verscheiden Uur-werkenin Dorpen ende Steden, ook mede
twee groote notabele Speelwerken tot Amsterdam staande op
de Wester- en de Zuider-Kerks-TorenIek heb ook medege-
metselt aan 't nieuwe Stad-Huis tot Amsterdamende mede
aan de Toren van de Nieuwe-Kerkalsmede aan de Brugh
bij Jan-Boon-poorts-torenBehalve dien heb iek nog ver
scheiden notabele hantwerken gedaan in Hout ende Steen
in Koper, Ivoor ende Metaalhetwelk te lank soude wesen
om alles te verhalen
Ook somtijts met de Pen te spelen
Te teiknen Kerken en Kasteelen
Daarbij te schrijven grof en fijn
Dat kan (God lof!) noch heel wel sijn."
Vader Leeghwater was dus, op den koop toe, nog poeet
ook maar dat was juist zijne sterkste zijde niet. Wil men
nog een staaltje van zijn „spelen met de pen" en zijn „schrij-
ven grof en fijn dan hebben we slechts zijne beschrijvino-
van den brand in He Rijp, die op 6 Januarij 1654 gewoed
heeftop te slaan. Hij eindigt met de volgende vier regels
»Wat Rijp is moet eens door zijn eigen Rijpheit vallen
G'lijk in den Rijpen-Oogst de Seissen kerft en snyt
Waar al de Werelt rijp 't zou d' Opper-Heer bevallen
Die Rijpe deughden eischt in den bequamen tyt."
Daar is, - maar hoe weinig fraaije geesten" waren daar
van in zijn tijd vrij? wel een beetje valsch vernuft in zijn
rijmwerkmaar wie zal er hem hard over vallen, hem, die
in zooveel uitblonk. Hij was een pover dichter, nu goed,
maar een praktisch man bij uitnemendheideen fijn opmerker'
die een geopend oor en gereede hand had voor wat hij maar
wetenswaardigs grijpen of vangen kon, en hoevele vakken hij
ook beoefende, met lof en eere rusteloos werkzaam in alle;
buiten 's lands zelfs beroemd en gezocht; een ijverig en warm
vriend van zijn vaderland; eenvoudig, goedhartig, vroom;
begaafd met een gezond oordeel en helderen blik; volmoed,'
zelfstandig ontwikkeld, en een werkdadig voorstander van de
spreukdie het doel wilwil de middelen."
Ziedaar de grondtrekken van zijn portret, en het is niet
geflatteerd. Waar we zijn geschrift opslaan en wat meer zegt,
zijn levensboek, dat zijn denken en doen vermeldt, wij vinden
die trekken overal. Hoe eenvoudig debiteert hij al wat hij
weet, en dat was veel: wat zijn grootmoeder hem van den
ouden tijd verhaalde, wat hij zelf ondervond, wat hij van
Jan, Piet of Klaas hoorde. Hij vertelt maar trouwharlig door,
noemt bij alles man en paard, en zaait er pikante opmerkin-
gen door been. Daar hebben wij, b. v. zijn straks bedoeld
verhaal van den brand die He Rijp teisterde, en dat hem
geheel kenscbetst als echt hollandsch praktisch, in merg en
been. Nadat hij, ten voile man van zijn tijd, eerst, genum-
merd en wel, al de voorteekens heeft opgesomd die men had
waargenomen, beschouwt hij de strekking van het gebeurde.
Zag hij er met al zijn tijdgenooten eene straf van God in,
toch spreekt zijn milde geest ferm uit zijne bewering, dat zij,
die door de roede getroffen werden, daarom niet slechter
moesten geacht worden dan de duizenden die haar ontkwamen.
Maar vooral hem geheel kenschetsend is de toepassing ge-
lijk de ondervinding U voorzigtigheit leert, dat gij uwe riet-
dakken afkeurt, en in plaats van die pannen-dakken legt,
om in toekomende tijden van zulke ongevallen bevrijd te zijn
zo weest ook zo voorzigtig, dat gij afkeurt uwe eidele en
rietachtige gedagten opdat den helschen brant daar niet on
en vatte."
"Van alles partij trekken, ten goede, scheen bij hem be-
ginsel te zijn.
t Is de sleutel tot zijne rustelooze werkzaamheid, zijne
veelzijdige ontwikkeling. Verbeeldt u den stevig gebouvvden
man, met dien helderen, scherpen blik, op zijne togten door
Noord-Hollandja, waar niet al meer, met een stuk gereed-
schap onder den armen een schat van kennis in 't hoofd
ter uitoefening van een der talrijke vakken, die hij, blijkens'
de opsomming hierboven reeds gegevenuitoefende. Jan en
alleman kent hem; wie hem ontmoet en een eindwegs met
hem kan gaan, is 'teen buitenkansje; hier en daar zit hij
aan eene huismanswoning met een bestevaer of moedertje te
praten, terwijl hij een oogenblik rusten als hij's avonds
in zijn woning is teruggekeerdmaakt hij de ontvangsten van
den dag op, allerlei posten door elkaerdan boekt hij
een schat van statistische bouwstoffenwier klassifikatie hij
wel is waar verzuimde, maar wier toepassing hij beproefde.
Zoo kwam zijn belangrijk klein Chronijkje" tot stand j ZO o
kwam hij aan de talrijke, belangrijke bijzonderheden van de
vergrooting en aanwas der Haarlemmermeerzoo verzamelde
hij de proeven van industrieele ontwikkeling, van toenemende
welvaart en behoeften. En wat hij dat alles aardig vertelt!
Een paar monstertjesOp een zekere tijd doen de Beemster
eerst tot laud gemaekt was, doen ben ik bij der Beets ge-
komen, bij een Beemster molenaer daar ik verscheyden reden
mede hadde, die tege mij zeydeJan Adriaensz., ziet gij die
oude man wel die daer op de Beemsterdijk gaat? waerop ik
antwoorde: ja; den man zien ik wel; doen zeyde den Mole
naer weder tot mij, dezelve man die daer gaet, heeft met
een schipper van der Beets gevarenende als de schipper met
zijn scheepsvolk, op de herfst van Amsterdam af, door Water-
lant na huijs reisde, zo teerde hij gemeenlijk een maeltijd
in der Hp met zijn volk, ende als hij met zijn volk wel ge-
geten ende gedronken hadde, zo betaelde de schipper voor
alle de gastenvoor yder man niet meer als een blank" (ruim
3 /2 cent). En eldersnog verhaalde mij de schout (van
Wormer) hierbijdat zijn eigen vader, genaamt Trans Lucasz.
op een zekere tijt gegaan wasvan Eindhoven na den B03
met een mant met eieren ende met boter, ende hij verkogt
twee-en-veertig eieren voor een stuiver, ende voor een kop
boter kreeg hij een oorfjen."
Hij weet nog al meer kurieuse bijzonderheden. Nog zal
ik hier bij een kleyn Notabel stucxken stellen. Ik heb wel
eertyts groote conversatie gehadt met een zeker Man die uyt
Noordeland van Nieuwe Nierop van geboorte was genaamt
Reijer Hirlcsz, die mij verhaelde van de eenvoudigheyt van het
volk in Noord-Hollandhoe dat aldaer van oude tijde in het
geheele dorp van Lange-dyk niet meer als twee of drie paar
schoenen waren, dewelke gespaert wierden voor de Schepenen
en Regenten van het dorp, wanneer zij na den Hage souden
trekken, so trokken sy die schoenen aen
Nog eon aardige verdient aanhalingOmtrent 8 of 29
jaren geledendat ikJan Adriaensz, tot Amsterdam een
Koren-molen het gaande werk vernieuwt hebwaarvan den
eigenaer van de Molen genaemt was Hirk Pietersz. van IFor-
mer die doen een oud man was, die tegen mij verhaelde dat
hij een oud man tot Amsterdam gekent hadde, die hem wist
te verhalen datter van oude tijden niet meer als een gout-
smit in de stad van Amsterdam was, ende daer was ook niet
meer als een Steen-houwer, ende een Koeke-bakkeren de
Steen-houwer en konde zijn kost met steen-houwen niet win-
nen hy most nog ten nood daaronder metselen ende de
Koeke-bakker die konde mede zijn brood niet wel winnen
moeste mede daer nog roggenbrood onder bakken. Denk nu
eens wat een groot getal van Steen-houwers in de stad van
Amsterdam zijn, alsmede Koeke-bakkers en Goutsmits, 't welk
bykans ontelbaer is."
Zoo keuvelde de man die reeds voor twee eeuwen 't reu-
zeplan van de droogmaking der Haarlemmermeer ontwierp
die door den stadhouder Frederik Hendrik in 1629 naar's Her-
togenbosch werd geroepen, om dezelve onwinnelijcke Stadt
winnelijck te maken ter gedachtenis waarvan nog een zilve-
ren vergulde penning in handen zijner afstammelingen is,
geslagen op de overwinningen van Frederik Hendriken na
Leeghwater s verrigtingen voor 's Bosch door hem gekocht of
ten geschenke ontvangen.
Door raad of daad was hij behulpzaam bij de meeste der
belangrijke droogmakerijen in ons vaderland te zijnen tijde
ondernomen, zoo alsde Purmer, de Wormer, de Bijlmer
de Waard, de Schermer, enz.; vooral ook bij het bedijken
van de Beemster, waarbij hij was aangesteldom: waer te
nemen het fabryken en stellen van de watermolens."
Vervolg hierna.)
Agenda voor de Yereenigde Vergadering van Rijn-
land, te houden op Donderdag 11 April 1867
des namiddags ten 12% ure.
1. Voorstel tot gedeeltelijke aflossing van waarborgpennin-
gen van Ingelanden in Middelburg,