W E E El It E I 1807. wKW- Vrijdag, 19 April. VAN A AN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD. il.cl\tste Jaargang. JAN ADRIAENSZ. LEEGHWATER. Xtijnland. HAARLEMMERMEER PRIJS YAW HET ABONNEMENT in het Jaarf 6.- Enkele Nummers 15 Cents. ALLE TOEZENDINGENEEDAKTIE EN DITGAVE BETBEFFENDE te adresseren aan VAN 60NGA C°. te Amsterdam. van 1- PBIJS DEH ABVERXENTICI -6 regels 7 5 Cents. Elke regel meer 12 V2 Cents. (Uiterlijk Woensdag.) Zegeikegt bij elke plaat9ing 35 Cents. (Slot.) Dat Leeghwater niet op moeders pappot" bleef zitten, maar er op „uitsnoof", zoo als men wel eens zegt, blijkt uit eene door hem nagelatene Memorie van de steden en de voornaamste plaatsendaar ikJan Adriaansz.geweest ben ende bezocbt heb, van mijn jonkheit aan beginnende, geduu- rende tot mijn ouderdom van vier-en-'tseventig jaren hierinne zijn weinig dorpen begrepenom oorzaak dat die omstandigheid al te groot soude vallen." Dit laat zich denkenals men b.v. alleen in aanmerking gelieft te nemendat hij in deze Memorie reeds meer dan tweehonderd plaatsen vermeldt, door hem bezocht, in de toenmalige Vereenigde provincienBrabantVlaanderen Hene- goutoen en, zoo als hij 't noemt, Oostland, waartoe hij Riga, ElseneurBhenlerg enz. brengt; ook reisde hij in Westfalen, LotharingenFrankrijk en Ting eland. Hij sprak flink Fransch en Duitschen als men op de veelvuldige aanhalingen let, waarmee hij zijn geschriften doorspekte, dan was ook de La tijnsche taal hem niet vreemd. Ook omtrent zijn afkomst en geslagt" heeft hij allerlei kurieuze bijzonderheden opgeteekend. Zoo verhaalt hij dat zijn grootmoeder Griet Maartens90 jaren out zijnde doen zy storfheeft binnen haar leven gezien6 van haar eigen kinderen, 47 kindskinderen, 63 over-kinds-kinderen en nog 26 die aan dit geslagt getrouwt waren, makende't samen een getal uit van 142, behalve nog andere 36 die gestorven waren." 't Was dus een ijzeren ras, dat Leeghwater-rasen dat hij zijn volbloed eere deed, kan blijken uit het volgende staaltje „Een zeker Man van de Ryp, die mij wel bekent is, J. A. L. W." zegt de gait, als wilde hij 't nog zoo half en half laten raden, die troude zijn laatste Yrou, hetwelk een Vryster was van twee-en-veertig jaren; ende den Man was aoht-en-tsestig jaren out, ende doen die Man ende Vrou drie ofte vier jaren bij malkander geslapen hadden, doen baarde die Vrou een jonge Soon; doen was het Kint twee-en- tsestig jaren jonger als de Vader, ende die Man zijn outste Dogter was een-en-vijftig en een half jaar ouder als't jongste Kint, te weten haar Broeder." Mr. W. J. C. van Hasselt, die in 1838 een nieuwe uitgave van Leeghwaters Eaarlemmermeerboek bezorgde, heeft zich de moeite gegeven om nasporingen te doen, of er destijds nog afstamme- lingen van den wakkeren en talentrijken molenmaker bestonden, en hij kreeg de zekerheid dat er alstoen, in 1838, nog de volgende nakomelingen bestonden, als: 1°. I'ieter Leeghwater, wonende te Koog, geboren in 1786 20. Rijntje Leeghwater, geboren in 1797, gehuwd aan Pieter Hazemaker, te Zaandijk; 3°. Cornelia Jansz. Honig, zoon van Jan Cornelisz. Honig, te Zaandijk, en diens overledene echtgenoot Neeltje Leegh water, welke was eene dochter van Louwrens Leeghwater en Aaltje Ouwerijk, en eene kleindochter van Cornelis Louwrens Leeghwater en Trijntje Peper. Behalve deze, leefde er te Wormerveer aldus verzekerde mr. van Hasselt in 1838 nog een Jan Louwrensz. Groot, in den ouderdom van 80 jaren, wiens moeder mede Leeghwater genaamd was." Meer afstammelingen heeft de heer van Hasselt niet kunnen opsporen. Welligt is nog deze of gene hem onbekend geble- ven. Zoo heeft b.v. ons Weekblad de eer op de lijst zijner geabonneerden een Leeghwater te zien prijken. Is ook deze een afstammeling, welnu, hij mag met regt trotsch op zijn afkomst ^zijnen weet hij ons nog een of ander notabel stucxkenvan zijn braven voorvader mee te deelenhet zal ons hoogst welkom zijn. Zoo zouden wij onder anderen ook gaarne willen weten wanneer de groote man-zelf gestorven is. Wij hebben dit nergens met^ juistheid opgeteekend gevonden. Blijkens de laatste bladzijde van zijn Klein Chronykje" was hij in 1649 nog in leven. In 1654 echter moet hij reeds overleden zijn geweest, want op den titel der uitgave van dat jaar staat: in zijn leven Ingenieur enz. enz." Telde lEeekblad van Haarlemmermeer nu zooveel duizenden mteekenaren als thans honderden, dan kon er een fraaije gravure van Leeghwaters portret tot toegift bij dit artikel op overschieten. Nu moeten onze lezers zich maar vergenoegen met eene besehrijving hoe de man er uitzag, volgens het af- beeldsel door J. de Keyser geteekend Een flink, breed voorhoofd, waarop nadenken een enkelen rimpel gegroefd had, die wel stond, en waar langs zware haarlokken, op het midden der kruin gescheiden, afhingen; een helder, groot, sprekend oog; fraai en edel gebogen wenk- braauwen; de neus lang, maar weinig vooruitstekendde aangezigtslijn regteen zware knevel omkrulde de bovenlip van den nadenkend gesloten mond; een spitse baardaan de punt gescheiden, versierde de kin. Wel heeft de teekenaar zijn taak goed begrepen: want ook de handen, die uit de mouwen van het deftig burgerlijk wambuis stekenzijn blijk- baar niet gefingeerd, zoo als anders gewoonlyk geschiedt, maar ook bepaald afbeeldsel. De kop zou niet misstaan op getabberde schouders; de handen daarentegen zijn forsch ontwikkeld en gespierd als die van een ambachtsmanen zoo geeft ons het geheele portret den juisten indruk van Leegh waters wezen en zijnde krachtige man van denken en doen, van theorie en praktijk, staat ons sprekend voor oogen. 'tWas een gelukkig denkbeeld, het grootste stoomtuig, dat de meer in land hielp veranderennaar Leeghwater te noemen. Nu loopt hij geen gevaar vergeten te worden, en wij hebben dan ook gemeend nog eens van hem te moeten ophalenomdat herinnering aan hem dienstig kan zijn tot het opwekken van goede gedaohten. Wie door goede gedachten geleid wordt, is ook vruohtbaar in goede daden. Kon de Leeghwater, die zooveel water uit de Meer heeft gepompt, er nu wat van den geest des ouden ingenieurs wpompen 'tzou, bij al het goede dat er reeds te prijzen en te waar- deeren valt, geen kwaad kunnen! Geen beter voorbeeld van rusteloozen ijver en nuttige werkzaamheidvan veelzijdige ken- nis en praktischen zin, dan hij. Moge 'tin Haarlemmermeer altijd zoo toegaan, dat, kon Leeghwater nog eens opkijken, hij er zich regt t' huisregt tevreden voelen mogt. En daar zijn wij nu weer juist op het punt van waar wij uitgingen; daarom hier dan ook de pen nedergelegden afscheid van den goedgunstigen lezer genomen, met de eigen woorden waarmee de vrome en vroede man zelf zijn voor naamste werk besloot; zij luidt als volgtDen Almogenden Goeden, Barmhartigen en Genadigen God, die Kernel en Aarde geschapen en gemaakt heeft, die wil ons al te samen gunnen en geven een gerust en vredig lang leven, en hier namaels dat alderbeste opperste goed hier boven in den Hemel met alle geloovigen en vromendie 't selve uit genade sullen be- zitten in der eeuwigheid Amen 1" VERSLAG deb VEREENIGDE YERGADERING, gehouden op Donderdag LI April 1867, des namiddags ten 1 ure, in het Gemeenlandshuis te Leiden. Tegenwoordig 19 Leden. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De \oonilter deelt mede, dat ontvangen is het berigt van het over- lijden van den heer Oosthoek, hoofd-ingeland van Rijnland. Hij brengt hulde aan de nagedachtenis van den overledene. 1°. Mededcclingcn. a Ontvangen van Gedeputeerde Staten de goedkenring op hetverzoek: om zich in regten te verweren tegen den eisch van schadeloosstelling, door schipper de Haas. b. Idem de goedkeuring op de voorgestelde wijziging der begrooting voor 1866. c. Idem de goedkeuring op de aangevraagde aflossing van waarborg- gelden, klevende op de gronden van den kleinen Geer- Blankaartpolder. d. Berigt van den Binnenwaartschen polder onder Delfland, dat geen gebruik is gemaakt van de door Rijnland verleende vergunning otn op zijn boezem water af te laten. e. Uitslag der verkiezingen. (Zie annonce vorig Weekblqd.) De Dijkgraaf stelt voor, om de geloofsbrieven der benoemde hoofd- ingelanden en hoofdingelanden-ptaatsvervangers ter fine van onderzoek in handen eener commissie te stellen, ten einde daaromtrent in een vol gende vergadering rapport uit te brengen. Als leden dier commissie wor den aangewezen de heeren de Clercq, Wisboom en Kempenaar. De vergadering vereenigt zich met dit voorstel. 2°. Voorstel tot gedeeltelijke aflossing der waarborg-geldenklevende op de gronden der Middelburgsche droogmaking. Dijkgraaf en Hoogheemraden stellen voor om, ten einde te gemoet te komen aan den geldelijken nood waarin deze nog onvoltooide droog- makerij verkeert, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten 40 pCt. van het waarborg-geld los te maken onder voorwaarde, dat de daarop regt hebbende ingelanden die gelden zullen ter leen geven aan den polderten einde daarmede onder goedkeuring van Dijkgraaf en Hoog heemraden van Hijnland, de werken te doen uitvoeren, welke tot het voltooijen der droogmakerij noodig worden geacht. Van die werken is bereids een plan opgcmaakt, en de bestekken zijn door den hoofd- opzigter goedgekeurd. De kosten worden geraamd op 36,000. Voor het eerste gcdeelte van het bestek, de verzwaring en herstelling van den dijk, en hot verruimen van den boezem is benoodigd p. m. f 17,000, deze som zal door de losmaking der 40 pCt. verkregen wor den; later zal men kunnen zien, of ook voor het tweede gedeelte der werken nog eene verdere losmaking van kapitaal zal kunnen plaats heb ben, hotgeen van omstandigheden zal afhangen. Voorshands ziet men in do voorgestelde aflossing geen bezwaren voor de belangen van Rijnlands kasen het schijnt het eenige middel te zijn, om aan den zoo treurigen toestand dier droogmakerij te kunnen te ge moet komen. Een vraag van den heer Blusse, of de renten van het overblijvende kapitaal genoegzaam zijn om den Rijnlandscben omslag te dekken, wordt door den Dijkgraaf toestemmend beantwoord, waarna het voorstel zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. 3°. Voorstel van Dijkgraaf en Hoogheemraden, om bij wijze van af- en overschrijving gelden toe te staan: a. voor eenige veranderingen in het Rijnlandshuis te Leidenen b. voor de herstelling aan den bovenbouw voor do Katwijksche zce- sluis; beide posten waren nog in onderzoek bij de vaststelling der be grooting voor 1867, in de maand November jl. Het voorstel werd in handen gesteld der financiele commissie, welke commissie daaromtrent het navolgende rapportecrt: dat zij zich met de inwendige vcrbouwing van het gemeenlandshuis, waardoor zoowel voor den rentmeester als voor den bode, ruimcr en meer geschikle localiteiten zullen verkregen worden, wel vcreenigen kan, ofschoon de noodzakclijkheid dier verbouwing niet ten voile kan worden toegegeven. Het bedrag der geraamde kosten voor die werken is f 445. Minder gunstig is haar oordeel echter omtrent de voorgestelde vervan- ging der Bentheimer dekzerken, van den grooten keermuur der zeesluis, door beton; zij is van meening dat het wegnemen dier zerken niet noodig en zelfs ondoelmatig zijn zou. De hier en daar in deze steenen ontstane scheuren en spleten zullen gevoegelijk en bijna zonder noemenswaardige kosten met portland-cement knnnen gedigt worden; de geraamde kosten van pi. m. f 1000 zullen zoodoende bespaard worden, en het werk zal beter en solider zijn dan door eene bedekking met beton, waarvan men nog niet de zekerheid heeft of die op den duur tegen den invloed van stormvloeden bestand zal zijn. Het voorstel van Dijkgraaf en Hoogheemraden wordt verdedigd door den Dijkgraaf en de heeren de Clercq, van Stralen en Pick, die betoogen dat, naar hunne meening, het deugdzaam onderhoud dier zecwerken een eerste pligt is van het Hoogheemraadschap; dat er sterk vermoeden be- staat dat de muur op enkele plaatsen is ingewaterd, en het alzoo raadzaam moet geoordeeld worden dat de voor het meerendeel gescheurde zerken worden afgenomen, en het zich daaronder bevindend metselwerk deugde- lijk worde onderzocht en zoo noodig herstelddaar nu deze steenen niet meer zullen kunnen gebruikt worden, heeft de hoofdopzigter voorgesteld om, ter vermijding van groote kosten, die steenbedekking te vervangen door een rand van Bentheimer steenen voor het overige gedeelte deugd zaam betonwerk aan te wenden, hetwelk naar zijn inzien goheel voldoendo zou zijn. Het invoegen der bestaande scheuren met portland-cement aclit men niet wenschelijk, omdat het bewijs of de doorwatering al dan niet schade heeft berokkend, niet zal worden geleverd en het ook niet zeker is, dat er later geen verdere doorzijpeling van water zal plaats hebben. De commissie biijft bij haar geuit gevoelen en ontkent dat er vrecs voor inwatering zou bestaan; een vroeger ingesteld plaatselijk onderzoek heeft haar die overtuiging gegeven. Zij is echter bereid de gelden toe te staan, welke noodig zijn voor het herstellen der gallerij voor de wind- werken en voor het inbrengen van eene nieuwe schuif, welke kosten op ruim /1000 begroot zijn. De heer J. van der Dreggen As. voegt zich bij bet gevoelen van de financiele commissie. Het voorstel der commissie wordt daarop met 12 tegen 5 slemmen aangenomen. Voor dat de stemming plaats had waren twee leden vertrokken. De heer de Clercq merkt op dat, wanneer de vergadering bedoeld heeft dat de voorgestelde wijze van handelen in deze bepaald moot ge- volgd worden, in weerwil van het gevoelen van Rijnlands technikus, zijnde de hoofdopzigter, de vergadering ook op zich moet nemen de ver- woordelijkheid der mogelijke schadelijke gevolgen, welke hiervan het resultaat zouden kunnen zijn. De vodrstemmende leden verklaren de verantwoordelijkheid te aanvaarden. 4°. Voorstel van Dijkgraaf en Hoogheemraden om de traktementen van de beide klerken ter sekretarie te wijzigenmet dien verstande dat het totale cijfer der beide traktementen behouden blijve, doch dat het hono rarium van den eersten klerk verhoogd worde met/200 en alzoo gebragt op 1100, terwijl dat van den tweeden klerk op /500 zou worden be paald. Het overlijden van den tweeden klerk Post, wiens plaats thans moet worden vervuld, heeft aanleiding tot dit voorstel gegeven. Op voorstel der financiele kommissie neemt de vergadering genoegen om de bepaling van de onderlinge verhouding dier traktementen aan Dijkgraaf en Hoogheemraden over te laten, mils het gezamenlijk bedrag van /1600 niet worde overschreden. 5°. Op voorstel van den Rentmeester wordt goedgekeurd, dat hij als zijn gemagtigde te Katwijk benoeme den heer Schoorel. Suppletoire Agenda. C°. Voorstel van Dijkgraaf en Hoogheemraden om aan den huurder van een klein perceeltje grond bij de Groote Braak, waarvan het bezit eenig- zins twijfclachtig is, zoodat hij van de drie jaren huur slechts een jaar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1867 | | pagina 1