WEEKBLAO
ii
1867.
Vrijdag, 5 Mei.
VAN
AAN LANDBOTJW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Achtste Saargang.
Haarlemmermcer-Polder.
XVXARZz.
Maart
1867.
GEMIDDELDE Maandelijksche Waterstanden, Water-ontlastingen en werking
m s-
I
a s
Hoe men in de Nieuwe Wereld oordeelt over den
aard der thans in de oude wereld heerschende
veeziekte en hare genezing.
HAARLEMMERMEER,
PRIJS YAW HET ABONIfEMENT
in het Jaarf 6.
Enkele Nummers 15 Cent.
ALLE TOEZENDINGENKEDAKTIE EN UITGAVE BETEEFFENDE
te adresseren aan VAN BONGA C°. te Amsterdam.
(Uiterlijk Woensdag.)
PRIJS DER ADVERTENTleiT:
van 1—6 regels 75 Cent, elke regel meer 12'/2 Cent.
Zegeibeot bij elke plaatsing 35 Cent.
WA ARNEMIN GEN.
WAARGENOMEN TE
Spaarndam.
Halfweg.
Gouda.
Katwijk.
Vlnerl
op het IJ
0,143 -j- A.P.
0,11 -f A.P.
id.
den IJssel
1,189 -f A.P.
tt
id.
de Noordzee
tt
1,807 -+- A.P.
Ebbe
0,18 A.P.
0,209 A.P.
id,
0,25 A.P.
tt
id.
0,937 A.P.
0,44 A.P.
0,673 A.P.
0,158.
300.
45,474,029.
Oost.
tt
tt
tt
tt
Boezemstanden
hn f Boezemstanden
0,44 A.P.
0,436 A.P.
0,033.
30.
7,548,896.
Oost.
48|.
0,40.
6,819,541.
5.
n
0,446 A.P.
0,462 A.P.
0,034.
304.
2,917,330.
Noord-Oost.
M
tt
n
0,39 A.P.
Verval in de Sluizen.
Tijd van loozinar
tt
tt
P i-h Hoeveelheid geloosd
De meest heerschende wind.
i r Gewerkt gedurende
S g 1 Opbrengst
60< Uitgemalen
jg p J Gestopt voor hoog water.
v id. voor Sluisgapg.
19
tt
Noord-Oost.
106.
0.932.
8,878,011.
tt
tt
AANTEEKENINGEN.
Leidschendam.
Rijnland 0.323 A.P.
Del!! and
0.189 A.P.
Bodegraven.
Rijnland 0.404 A.P.
Woerden 0.405 A.P.
Van Woerden op Rijnland gedu-
rende 586 nren afgevloeid.
b' S.
3 B
Cere
f B
B*
S c
B -(
PL, 2
OQ g.
n>
I.
Wij hebben mededeeling ontvangen van een schrijven van
den geneesheer Dr. A. P. Merrill te New-York, betrekkelijk
de veeziekte, welk scbrijven, van wege de Regering der
Vereenigde Staten, is verspreid onder alien die in het on-
derwerp belang kunnen krijgen.
Hoewel nu bier te lande tot het slaan van den grooten slag
door afmaking, tot zoo mogelijke stuiting der ziekte, is be-
sloten, kan het toch voor nu of later zijn nut hebben kennis
te nemen van Dr. Merrils beschouwingen.
In de onderstelling der mogelijkheidbij de tegenwoordig
snelle en drukke gemeenschapdat de gevreesde ziekte ook
naar de nieuwe wereld mogt overslaan, heeft Dr. Merrill de
zaak tot een onderwerp van meer gezette studie gemaakt, en
deelt in zijn brief, gerigt aan een hoog ambtenaar bij -het
opperbestuurde resultaten mede, die hij bij zijn onderzoek
meent verkregen te hebben, en de middelen, ter genezing aan
te wendendaarop gebouwd. Na doorzage der rapporten van
de Engelsche veepest-kommissietot dit doel hem van hooger
hand opgedragen, fcwam Dr. Merrill tot de slotsom, en by
meent dat zij zeer natuurlijk is, dat de ziekte is een
idiopathische koortstoestand. Er moge over de pathologie,
zegt bijveel getwist zijnmaar er is groote eenvormigheid in
de symptomen, vooral in de eerste tijdperken. Een tijdperk
van koudegevolgd door koortsige opwekking of reaktie, komt
in alle gevallen vooren in't algemeen besluit minder of meer
zweeten de verschijnselen van het paroxysmus. Zoo verre is
het bestaan van lokale ziekteaandoening niet noodwendig. De
ongesteldbeid is algemeen en konstitutionneeldoet alle deelen
van het^systema aan, zoowel vaste als vloeibare. Hare aan-
vallen zyn nooit plotseling en geweldig, maar zij sluipt voort
zachtkens, gradueel, in het duisterj de eerste paroxysmen
komen verscheidene daags, worden dikwerf niet opgemerkt,
en zijn meermalen moeijelijk waar te nemen door onervaren en
met naauwlettende beschouwers; maar eenvormig is haar stre-
ven tot verzwaring bij elk nieuw paroxysme. Koude is het
egm bij elk, maar hare mindere of meerdere hevigheid is
geen leidsvrouw tot de onderkenning, daar de meest snelle en
noodlottige koortsen dikwerf aanvangen met geringe koude en
overeenstemmende reaktie; welke de graad van hevigheid der
paroxysmen moge zijn, het gevolg is kongestie in sommige
organen of weefsels van het ligchaam; en deze leidt tot ont-
steking somwijlen gevolgd door gangreen (koudvuur, versterf).
De lokalisering dier invloeden geeft bij wijlen een specifieken
naam aan de ziekte; zoo hebben wij pneumonische, gastrische,
hepatisehe koortsen, enz. In deze veeziekte worden mdest de
slijmvhezen lokaal aangedaanen de huiddaarmefl in naauw
verbandwordt, sekondair, ziekelijk aangedaan met blaasvor-
mige puisten. Er is bjjna geea ander koort3gevolg als dat
op de slijmvliezen, dat zoo het gestel ontzenuwt en neSrwerpt;
dit, gevoegd bij het kwaadaardige der nu in Europa heer!
schende epidemie, verklaart genoegzaam de snelle en groote
sterfte. In de rapporten der kommissie zijn de deskundigen
over 'tgeheel eenstemmig over het koortsaardig karakter der
ziekte, maar zij herkennen haar niet als identiek met eenige
van de heerschende koortsziekten onder de menschen, om
reden de lokale aandoeningen verschillen. Geen benaming
voegt haar dan die zou wijzen op ziekte der mucose weefsels
en zulk eene benaming is tegenwoordig niet in gebruik.
Deze, even als andere koortsvormenbestaat zonder epide-
misch te worden. De rapporten wijzen uit, dat zij endemisck
is in zekere deelen van Indie, Rusland en Polen. In landen,
waar zij haar oorsprong heeft, kan zij, even als de cholera,'
zich gedurende eene reeks van jaren sporadisch voordoen
zonder hare verwoestingen verder uit te strekken; doch, onder
mysterieuse epidemische invloeden, gaat zij op reis, en ge-
meenlijkgelijk andere oostersche ziekten, in westelijke rig-
ting, achtereenvolgend land bij land meer of minder hevig
bezoekendetot haar epidemisch vermogen uitgeput raakt,
als wanneer ze even mysterieus bedaart gelijk ze verscheen
slechts genoeg van haar werkend of exciterend beginsel over!
latendeom, zoo als bij cholera, sommige sporadische geval
len te veroorzakentotdat de epidemische invloed zich weer
doet gelden.
Zoover de kennis reikt, hebben van de oudste tijden af
epidemische ziekten dezerwijze het menschelijk geslacht be-
zocht, en waarschijnlijk niet minder dikwerf hebben zij het leven
en de gezondheid bedreigd van onderscheidene diersoorten
zoowel wilde als tamme. Inderdaad meermalen is beweerd dat
er op verschillende tijdstippen konnektie heeft bestaan tusschen
beide, daar eene groote sterfte onder de beesten voorafging
aan epidemische ziekten onder de menschen, zooals pest,
pokkenzweetziekte, zwarte dood, influenza, cholera, enz.
En alhoewel de ziekten onder de dieren schenen voort te komen
uit onafhankelijke oorzakenniet in staat dezelfde ziekten
onder de menschen te weeg te brengenzijn zij even als de
epidemien onder de menschen, van koortsaarden hebben zij in
hare plaatselijke openbaringen eene groote gelijkvormigheid ge-
toond met de menschen-ziekten.
Op te merken isdat de eerste symptomen der veeziekte
zoo als ze naauwkeurig en eenstemmig door artsen en empi-
rici in de rapporten zijn opgegeven, de gewone koortssymp-
tomen zijn bij het runder-geslachten niet bijzonder aan ddze
ziekte eigen. Slechts dan wanneer er sprake komt van lokale aan
doeningen bij den voortgang van het beloopeerst in de zigtbare
vliezen, en van zulke symptomen als wijzen op gelijke aandoening
in de inwendige mucose weefsels, later bij de kadaver-sektie
blijkende (zoo akkuraat in de bij de rapporten gevoegde afbeel-
dingen voorgesteld) ontdekken wij een bepaald onderscheiden
ziekte, doch kunnen geen meer juisten en onderscheiden
naam vinden dan den meer algemeenen veepesl.
Ieder arts, ervaren in de behandeling van boosaardige epi
demische koortsen bij den mensch, moet uit deze rapporten
eene treffende gelijkenis ontwaren tusschen deze en de veepest.
De kwaal is aanwezig vele dagen voor haar open en bepaald
uitbreken; zij valt het slagtoffer niet plotseling met vj^geweld
op 't lijf. Bij den mensch ontdekt men dit gereedelijfc door ge-
paste ondervraging van den patient en zyner verwanten; bij
de runderen werd het ontdekt uit eene verhoogde temperatuur
van het ligchaam (bij gebruik van een thermometer) en uit
zekere symptomen van mindere opgewektheid en van rilling
(horrifikatie) op zekere uren van den dag. Beide ziekten zijn
van ernstigen en gevaarlijken aard, maar bij beide zijn er
onderscheideDe dagelijksche paroxysmen van een zacht en schier
niet op te merken karakter, wanneer de ernstiger symptomen
zich niet hebben voorgedaan, en wanneer de kwaal slechts
zeer geringe tegenmiddelen vordert. Deze gevallen worden
geenszins boosaardig, en waar dit het geval niet iszijn gerin-
gere graden der ziekte, tot herstel komende door de krachten
der natuur zelve, of onder de werking eener geringe geneeskun-
dige behandeling. Het is in dit eerst ontwikkelend tijdperk van
noodlottige koortsziekten, 't zij ze menschen of dieren treffen,
dat goed werkende geneesmiddelen moeten worden toegepast,
met het doel de ziekte te stuiten voor dat de lokale aandoe
ningen, die ongetwgfeld zullen volgennieuwe komplikatien
veroorzaken en zulke werkzame bronnen worden van irritatie
als welke in meerdere of mindere mate symptomalische koortsige
werking voegen tot de idiopathische koortswaarmee de ziekte
aanving. Steeds evenwel zal het zijne moeijelijkheid in hebben
't zij menschen of dieren aan zulk eene vroege, tijdige behan
deling te onderwerpeneensdeels op grond van het minder
sprekend uitkomen der symptomen en door de weinige gezind-
heiddie men gewoonlijk ontmoet, om prematuur, of zonder drin-
gende noodzakelijkheidgeneesmiddelen te gebruiken. Dit eerst
ontwikkelend tijdperk van noodlottige koortsziekten moge zoo
zacht zijn, dat het weinige merkbare resultaten in zijn beloop
aan den dag brengt, en toeh het is in dit tijdperk, dat de
grond wordt gelegd voor toekomstig onheil, in de lokale kon-
gestien, die stellig in alle gevallen de koortsrillingen vergezel-
len. Deze kongestien alzoo met succes te keeren, dat is de
ziekte genezen, of zoo dit al niet stellig is, althans de er
uit ontstaande inflammation (ontsteking) zoo te wijzigen en
te onderdrukkendat men de kracht der ziekte breekthaar
terugbrengt tot eene van ligten graad en onder het bereik
van medische behandeling.
VERGADERING van HOOFD-INGELANDEN,
gehouden op Woensdag 3 April 1867, des morgens ten tien
ure, in het lokaal van Staats te Haarlem.
Voorzitter: de Heer J. W. M. van de Poll, Dijkgraaf.
Tegenwoordig 17 Leden; afwezig met kennisgeving de Heeren:
Barnaart, van Tienhoven, Oewel en Korthals.
De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
1°. De Voonilter deelt mede het overlijden van den heer van Egmond,
in leven Hoofd-Opzigler van den Haarlemmermeerpolder, brengt in warme
woorden hulde aan de verdiensten van dien vroeg ontslapen ambtenaar,
en betreurt het verlies door den polder geleden, waaraan de overledeno
gedurende meer dan 10 jaren is werkzaam geweest, en onder wiens
voorlichling de groote werken tot verbetering van den polder zijn daar-
gesteld.
De Voorzitter zegt, dat, ten gevolge van dit overlijden, hij namens het
Dagelijksch Bestuur een voorstel hoopt te doen om in bet lot der weduwe
en kinderen van den heer van Egmond, zoo veel doenlijk te voorzien,
waaraan Hoofd-Ingelanden zeker hunne goedkeuring zullen schenken.
Wordt besloten om een brief van rouwbeklag aan de weduwe te zenden.
2°. De navolgende mededeelingen worden voor kennisgeving aangenomen l
a. dat de kas van den Penningmeester bedraagt 8181.43:
b. dat de geboorte-actc van den heer Kits Nieuwenkamp isingekomen,
en de heer van Tienhoven heeft kennis gegeven zijne benoeming als
Hoofd-Ingeland aan te nemen;
c. dat Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben goedgekeurd de
opneming van f 25,000 voor den tijd ven zes maanden;
d. dat van wege Dijkgraaf en Hoog-Heemraden van Rijnland is inge-
komen de godkeuring op de 3e Suppletoire Begrooting voor de dienst 1866;
e. dat de verpachting van het grasgewas der ringdijken heeft opge-
hragt 6399, alzoo de polderkaden gemiddeld 40 en de dijken 34
per bunder.