De Stemgeregtigde Leden Ten behoeve der Armen Twee Leden voor het Kies-Collegie Haarlemmermeer-Polder. HOETVERKOOPING. Haarlemmermeer. kapitale Boereiiwoiiing LANDER IJEN, der Ned. Herv. Gemeente van Haarlemmermeer worden opgeroepen ter benoeming van van NIEUW-VENNEP. op Donderdag den 9den Januarij eerstkomende P R OGRAMM A. OPENBARE VERKOOPING van ongeveer 70 Stuks WILLIGEN en POPULIEREN BOOMEN, OPENBARE VERHURING en ruim 60 BUNDERS uit- muntende, thans geheel in WEI liggende het na aanvulling terug, orn voor goedgekeurd door mij te worden geteekend." Ook dit werk had volgens het algemeene plan moeten zijn aangevangen in 1865 dus meer dan een jaar voor het inzen- den van het bestek, en moet voltooid zijn in 1868. Deze twee bestekken (n°. 10 en n°. 13) zijn de eenige waarin niet een nadere termijn is bepaaldmaar vvaaromtrent eene poging tot het bepalen van een naderen termijn is gedaan. Yraagt uwe Commissie zich nu af, hoe te oordeelen over het ongebruikt laten van het voorbehoud bij de meeste be stekken en over de wijze waarop daarvan gebruik is gemaakt bij de bestekken n°. 10 en 13, dan wenscht zij, alvorens een oordeel uit te sprekende Regering eerst in de gelegen- heid te stellen nadere inlichtingen te geven. Terwijl en de Kanaalmaatschappij en de Regering in 1865 van de meening uitgingendat de tijdsbepalingen a priori noch met volkomen zekerheidnoch met volledigheid te rege- len waren; terwijl de Kanaalmaatschappij in hare voordragt op de mogelijkheid wees dat latere wijziging noodzakelijk zou zijn, en de Regering zich dien ten gevolge eene nadere goed- keuring van elk.der punten afzonderlijk bij de gedetailleerde plans voorbehieldterwijl een eenvoudige breuk enz.) niet de duidelijkste of gemakkelijkst te controleren aanwijzing schijnt van de vorderingen van eenig werk, bij voorbeeld van sluizenvan stoomwatermolensvan havenhoofdenterwijl het goedkeuren in 1866 of 1867 van werken, die volgens het algemeene plan in 1865 hadden moeten zijn aangevangenop eene nieuwe regeling der tijdsbepalingen van zelf de aandacht scheen te moeten vestigen j blijkt het niet uit de overgelegde stukken, dat de Regering daaraan bij het nemen barer beslis- singen invloed heeft toegekend, bebalve alleen voor zooveel de bestekken n°. 10 en 13 betreft. Uwe Commissie vraagt wat hiervan de reden kon zijn. In de zitting der Tweede Kamer van 5 Dec. 11. zeide de heer Thorbecke te gelooven, dat, wanneer men de geschiedenis der zaak met de stukken in de hand nagaat, telkens eene goede reden zal worden ge- vondenwaarom bij de bepaling van een werk niet tegelijk een termijn gesteld is. Uit de medegedeelde stukken blijkt van die redenen niet. Uwe Commissie meent dus de gelegen- heid te moeten openen tot opheldering van dit puntzoowel als van de reden waarom ten aanzien van de bestekken n°. 10 en 13 van het voorbehoud gebruik is gemaakt op de wijze die hiervoren is medegedeeld. Daarlatende het uitsluitend beroep van den Minister op art. 34 sub 2, waarbij de zamen- hang van dat art. met de artt. 23 en 4 evenzeer op den achtergroud treedt als de geschiedenis van de inzending, het onderzoek en de geclausuleerde goedkeuring van het algemeene plan, wil uwe Commissie alleen vragen, of niet de gekozen vorm zeer ligt tot groote vertraging zal leidenen bij voort- durende nalatigheid van de Maatschappij om aan het verzoek des Ministers te voldoen, juist (wanneer er niet reed3 ter- mijnen waren) de niet-toepasselijkheid van art. 34 zou ten gevolge hebben eene omstandigheid waarin de Maatschappij zeker geen prikkel zal vinden om aan het verlangen der Regering te voldoen. Ligt het niet, nu de Regering geoor- deeld heeft den eisch te kunnen stellen dat de Kanaalmaat schappij een termijn voordrage, bij het niet voldoen aan dien eisch op haren weg de bepaling van art. 4 in toepassing te brengen, en zelve de nadere termijnen vast te stellen, na den concessionaris de gelegeuheid te hebben gegeven zich daarom- trent te verklarenwaarvoor welligt mede een termijn zou behooren gesteld te worden In afwachting van de inlichtingen omtrent dit en het vorige punt door de Regering te verstrekkenwenscht Uwe Com missie de reeds meermalen vermelde moeijelijkheid te bespre- kendie mede oorzaak was waarom zij omtrent de datums van indiening en goedkeuring der bestekken eenige bijzonder- heden heeft medegedeeld. Uit die mededeeling is reeds ge- deken, dat sommige bestekken eerst zijn goedgekeurd het jaar volgende op dat, waarin met het betrokken onderdeel een begin had moeten zijn gemaakt, ja dat het geval zich zelfs heeft voorgedaan dat het bestek eerst in 1866 of 1867 is ingediend, terwijl reeds in 1865 had moeten zijn begonnen. Daar was dus zeker reeds, tenzij de Maatschappij diligent was verklaard, overtrading, maar die gedekt is door de goed keuring van het bestek. Men schijnt dit te moeten beschou- wen als eene stilzwijgende verlenging van de aanvankelijke termijnsbepaling, waartoe art. 36 der concessie den Minister het regt geeft. Maar welken invloed heeft dit nu op den eindtermijn? En in het algemeen, welken invloed heeft de vertraginguit het onderzoek der bestekken voortvloeijende op de termijnen? Deze kwestie, die zich voordoet bij alle geconcessioneerde werken met termijnsbepalingen, is niet ge- makkelijk op te lossen. Schorsing van den termijn gedurende den geheelen tijd van het onderzoek der Regering zou zeker het uiterste zijn waarop de concessionaris aanspraak zou kunnen maken. Naar strikt regt zou men zoo ver niet behoeven te gaan, want op eenig tijdverlies wegens het onderzoek heeft men a priori moeten rekenen, en men zou dus caste quo van den concessionaris het bewijs kunnen eischendat de Regering aan de goedkeuring der bestekken, buiten schuld van den concessionaris zelven, langer tijd heeft besteed dan de aard der zaak medebragt. Maar er is nog een ander middel om de moeijelijkheid te ontgaan. Het meermalen aangehaalde art. 36 geeft aan den Minister het regt om de termijnen te verlengen. Hiervan zoumet het oog op het tijdstip waarop de bestekken zijn goedgekeurd, naar billijkheid gebruik kunnen worden gemaakt. Uwe Commissie zou dit echter alleen in dien zin wenschelijk achten, dat de tijd van 7 jaren voor de vol- tooijing van het geheele werk gesteldzooveel mogelijk be- houden blijve, en hetgeen tot dusverre in tijd is verloren gegaan, niet als een zuivcr verlics worde beschouwdmaar als een achterstand, die zooveel mogelijk moet worden in- gehaald. Dat aan de gestelde termijnen in vele opzigten niet is vol- daan, blijkt niet alleen uit eene vergelijking van de datums van indiening of goedkeuring der bestekken met het algemeene planmaar ook uit het feit dat van het bedragop de staats- begrooting voor 1868 voor de rentegarantie gedurende de constructie uitgetrokkende som van/ 36,000 ongebruikt is gebleven, (zie de voordragt tot wijziging van hoofdstuk V, gedrukte stukken 1867/68, n°. 6), en uit de ongunstige ver- houding van het verwerkte bedrag tegenover hetgeen van de 27 millioen nog verdiend moet worden. In het Yoorloopig Verslag betreffende hoofdstuk V der staatsbegrooting voor 1868 werd eerstgenoemd bedrag (tot Junij 1867) berekend op/4,325,083; in de Memorie van Beantwoording daarop werd het door de Regering (tot September 1867) gesteld op5,184,250, waarbij echter de opmerking gemaakt werd dat daaronder een zeer aanzienlijk bedrag was begrepen wegens voorschot op gereed- schappen en inrigtingendat door inhouding op de betalingen wegens verrigt werk weder verhaald wordt. In meerdere bijzonderheden kan alleen de Regering aan- toonen, in hoeverre de concessionaris bij het uitvoeren der werken niet voldcan heeft aan de schets van tijd en orde van uitvoering, die deel vau het algemeene plan uitmaakt. Uwe Commissie vreest echter dat, als het werk op den tegenwoordigen voet wordt voortgezethet einde daarvan niet te voorzien zal zijn. Het naar de meening der Commissie onjuiste begrip, dat de termijnen ontbreken waar die niet in de bestekken zijn vastgesteld, en de betreurenswaardige ver traging, welke bij de indiening en bet vaststellen van som mige bestekken ondcrvonden wordt, vervullen uwe Commissie met groote bezorgdheid. Men moet nooit uit het oog verliezen dat niet alleen de doorgraving van Holland op zijn smalst voor Amsterdam meer en meer als eene levenskwestie wordt beschouwdmaar dat ook het spoedig tot stand komen daarvan bijna evenzeer als het tot stand komen zelf van belang is. Meent uwe Commissie alzoo bij de Regering te mogen aan- dringen op den meesten spoedvoor zooveel die van baar afhangt, en op handhaving van de regten en waarborgen, die bij de concessie aan den Staat gegeven zijnten aanzien van de Kanaalmaatschappij zelve mag uwe Commissie het oordeel niet terughouden, dat zij zich bij het aanbod om het opnemen van termijnen in de concessie toe te staan (tegenover andere wijzigingen der concessie ten haren gnnste) en bij het afslaan van het aanbod van den Minister, om hetgeen boven de con cessie verlangd werd te doen betalen door den Staatop een standpunt geplaatst heeft, waartoe in hare verhoudingen tot den Staat geen aanleiding bestond en waaraan uwe Commissie hoopt dat de Regering geen voet zal geven. Op grond van het vorenstaande heeft uwe Commissie de eer voor te stellen s 1°. den Minister dank te zeggen voor de mededeeling van de overgelegde stukken; 2°, van den Minister nadere inlichtingen te vevzoeken om trent het voldoen door de Kanaalmaatschappij aan de in het algemeene plan gestelde eindtermijnen en aan de verdeeling van het werk over de verschillende jaren, in dat plan voor- komendc; 3°. de Regering te verzoeken inlichtingen te geven waarom bij de bestekken, die daartoe in aanmerking kwamen, geen nadere termijnen zijn gesteld, en waarom de Regering ook ten aanzien van de bestekken n°. 10 en 13 niet verder gegaan is dan de Maatschappij op het gemis van termijnen en de noodzakelijkheid van aanvulling opmerkzaam te makcn 4°. te doen drukken de missive der Kanaalmaatschappij van 9 Augustus 1865 de schets van tijd en orde van uitvoering daarbij ingezonden, en de missive der Regering van 17 Nov, 1865 waarbij zij op een en ander heeft beschikt; 5°. dit rapport in afschrift mede te deelen aan de Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Financien. Aldus vastgesteld bij de Commissie den 14 December 1867. Pijnappel, Simons. Godefeoi. 's Jacob. Stieltjes. Voor de vele hartelijke bewijzen van deelnemingzoowel binnen als buiten deze stad ondervonden, bij het overlijden van mijn hartelijk geliefden EchtgenootRENKE LAMMERTS, betuig ik, ook namens mijne betrekkingenmijnen innig- sten dank. AmsterdamWed. R. LAMMERTS 28 December 1867. Zeebeeg. ter vervanging van de Heeren A. J. G. TrMMERMANS en W. C. BULK op Bingsdag 14 Januarij e. k.des voormid- dags van 10 tot 1 ureen des avonds van 6 tot 8 ure precies. Stembiljetten zijn verkrijgbaar a 25 Cents (tot goedraa- king der onkosten), op den dag der Stemming aan het Stem- bureau en bij den Kerkel. Ontvangevden Heer J. KNOL, bij wien tevcns te bekomen is het Plaatselijk Reglement (Prijs 25 Cent), en ter inzage ligt de Lijst der Stembevoegden. Kruisdorp De Voorzitter des Kerkeraads 28 December 1867. E. J. VAN WISSELINGII J. Pz. Het Departement Nieuw-Yennep der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen" en de Veeeeniging Nut door Oezellig Verkeer", mede te Nieuw-Vennep gevestigd, hebben zich voor- gesteld te doen plaats hebben een des avonds ten 6 uur, in het School-Lokaal aldaar. TOEGANG-BEWIJZEN worden uitgegeven tegen betaling van 50 CENTS. De OpbfGngst zal strekken ten behoeve der Armen binnen de gemeente Nieuw-Vennep, alsmede de zui- vere Winst der dien avond te maken Vertering. Geene Kosten zullen in relcening worden gebragt. N°. 1. Opening, door den HeerDs. de Hole, Pres. van het depart, van 't Nut van 't Algemeen. 2. Be Edele JFraalc, door den Heer P. Spaans. 3. Be Oude en de Nieuwe Tijd, J '',j ^IETDIJK i j it i H. Rietdijk en door de ileeren0 T r. 1 S. J. Sxans. P A U Z E. r C. IIameetman, 4. Uitgefloten door de Heeren-i J. Spaaeman en P. Spaans. P A U Z E. 5. Ilet Weesjedoor den Heer. J. C. C. Detmeijee. 6Bood bedaard F. Timmee. 7. 't Is Zonde, W. C. Spruitenburg. 8. Een Beeld des Iluwelijksdoor f -''d/TDIJK-> J eene Dame en de HeerenI C. J. Rietdijk. 9. Slutting, door den HeerH. Rietdijk, Presid. der Vereeniging Nut door Gezellig Verkeer. DIJKGRAAF en I1EEMRADEN van den Haarlemmermeer- Polder Zullen op Donderdag den 16 Januarij 1868, des morgens ten 10 ure, aan het Stoomvverktuig de Lynden overgaan tot de bijzonder geschikt voor Klompenmakersverder ZWARE SLIE- TEN voor dampalen, SPA ANDERS enz., en hetgeen verder ten Verkoop zal worden gepresenteerd. Haarlem, 2 Januarij 1868. Dijkgraaf en lleemraden voornoemd J. W. M. VAN DE POLL, Dijkgraaf. J. C. VAN DE BLOCQUERY, Secretary. van eene zijnde de Polderkavels O, N°. 16, 17 en 18, ieder ruim 20 Bunders grootaan de Hoofdvaartbij den Bennebroeker- wegte Haarlemmermeer, op Dingsdag den 21 Januarij 1868 des middags ten 12 ure, in de Ilerberg: De Wa- pens van Haarlemmermeerstaande aldaar, aan het Kruis. De VERHURING geschiedt voor 10 achlereenvolgende jaren, eerst van iederen Kavel afzonderlijkdaarna van de Kavels N°. 17 en 13 gecombineerd en eindelijk van de drie Kavels in massa die zoowel voor BOUW- als voor GRASLAND mogen worden gebruikt. De Iluurders moeten des gevorderd goede Borgen stellen, en die van elders komen Bewijzen liunner Solidieteit overleggen. Ter bekoming van meerdere inlichtingen vervoege men zich aan bet Kantoor van den Notaris J. L. VAN DER MOER, te Haarlemmermeer in het Kruisdorp,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1868 | | pagina 3