WEEKBLAD 1808. Vrijdag, 17 Jancarij. VAN AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD. Negende laaTgang. De aanstaande Verkiezingen. Haarlemmermeer-Folder. HAARLEMMERMEER, PRIJS YAW HEX ABONNEMEWT in het Jaar. 6. Prijs van een enkel Nommer 15 Cent. ALLE TOEZENDINGENREDAKTIE EN UITGAVE BETREFFENDE te adresseren aan VAN BONGA C°. te Amsterdam. (ETiterlijk Woensdag.) PRIJS BER ADYERTEWTieN van 16 regels 75 Cent, elke regel meer 12'/2 Cent. Zegelsegt bij elke plaatsing 35 Cent. Het Weekblad van Iiaarlemmermeer wenscht zich niet in den strijd te werpen. Staatkundige bemoeijingen acht het aan zijnen werkkriug vreemd. Zijne lezers getrouw op de boogte te houden van de gebeurtenissen op politiek gebied, daartoe bepaalt het zich. Verre echter van ons dat wij het onverschillig zouden aanzienwanneer de geregelde gang van zaken belemmerd wordt, door gedurige schokken. Wij wenschen vbede en EENDRAGT, Opdat er WELVAART en VOORUITGANG zij. De Koning heeft, na rijp beraad aan zijn Ministers ver- klaard in hen Zijn ongekreukt vertrouwen te stellenen hun ontslag niet aangenomen. Z. M. heeft integendeel de woelige Tweede Kamer ontbonden en doet thans een beroep op Zijn getrouw Yolk. Allerlei partijdig geschrijf heeft de eenvoudige waarheid verduisterd. Om goed te kiezen, moet men goed weten welke de ware stand der zaak is. Zij blijkt uit de volgende ofli- cieele stukkendie wij daarom als de beste leiddraad tot het doen van goede keuzen, hier in hun geheel opnemen en ter behartiging aatibevelen Gravenliage3 Januarij 1868. Aan den Koning. In Mei van het nu afgeloopen jaar vergaderden te Londen op uituoodiging van Uwe Majesteit als Groothertog van Luxem burg, de vertegenwoordigers van Belgie, Erankrijk, Groot- Brittannie, Nederland, Oostenrijk, Pruissen en Rusland, om zich te verstaan omtrent nieuwe schikkingen in het algemeen helang van den vrede." Het koningrijk Italie, hoewel door geene antecedenten daartoe geroepenbegeerde deel te ne- raen aan eene beraadslaging, die bestemd was om een nieuw onderpand van zekerheid voor de handhaving der algemeene rust te geven." De uitkomst van de konferentie te Londen was het traktaat van 11 Mei 11.waarover vreugde in geheel Europa werd vernomen. Algemeen was het gevoelen dat daardoor een dreigend oorlogsgevaar was afgewend. Bij die gelegenheid werd eene volkomene bekrachtiging door al de mogendheden gegeven aan de bevrijding van Limburg van die verpligtingen jegens Duitschland, waarover zijne be- volking sedert lang luide en niet zonder reden hadgeklaagd, en die voor het geheele vaderland altijd eene bron van groote moeijelijkheden konden worden. Wei was door den oorlog van 1866 het Duitsche Yerbond ontbonden, maar dergelijke gebeurtenis had in 1848 en 1849 nog eens plaats gehaden daarna was Limburg toch op nieuw aan Duitschland gehecht geworden. Het Iondensche traktaat werd ingevolge de grondwet aan de Staten-Generaal medegedeeld. Nadat beide de Kamers bij de beantwoording van Uwer Majesteits troonrede hareingeno- menheid met de uitkomst hadden betuigdmogt men verwach ten dat de Regering, die het geluk had gehad haar te ver- krijgendaarover geene afkeuring zou ondervinden. Nederlands belang scheen ook een nieuwen strijd te verbieden over ge- schillen, die tot een rampzaligen oorlog hadden kunnen leiden ware eene andere staatkunde door Uwe Majesteit en Hare hooge bondgenooten gevolgd. Het tegendeel had plaats. Ruim drie zittingen der Tweede Kamer werden besteed aan eene warme diskussie over de tee- derste geschillenwaarbij zelfs zeer buitengewone middelen tegen de Regering werden gebezigd. Ten slotte werd het hoofdstuk der begrooting voor Buitenlandsche zaken op den 26 November 11. afgestemd met 38 tegen 36 stemmen. Dien dag gaf de Raad van ministers hiervan aan Uwe Majesteit kennis. Hij voegde hierbij Deze verwerping staat in onmiddellijk verband met de beraadslagingen over het traktaat van Londen van den 11 Mei jl. en het geheele buitenlandsche beleid der Regering, (zoowel tot bewaring van den vrede, als met betrekking tot de losmaking der banden waarmede Limburg aan Duitschland vcrbonden was. „De overtuiging dat onder Hoogeren zegen de uitkomst van dat regeringsbeleid het welzijn van het vaderland heeft bevorderd, staat bij Uwer Majesteits ministers vast; zij kun nen dan ook de stemming van fyeden niet anders beschouwen dan als een bewijs dat het kabinet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal niet die mate van ondersteuning te verwachten heeft, die het tot dusverre ten deel viel en die het in staat stelde het beleid van zaken te voeren. Onder deze omstandigheid blijft Uwer Majesteits ministers niet anders te doen overig dan gezamenlijk hun ontslag bij Uwe Majesteit in te dienen. Bij het doen van dezen stap rust nog een pligt op hen; die, om den Koning eerbiedig hun diep gevoel van erkentelijk- heid aan te bieden voor de vele bewijzen van welwillendheid en vertrouwendie zij steeds van Iloogst Denzelve mogten ontvangen," Op den 21 December 11. ontving de Raad Uwer Majesteits kabinetsschrijven „Naar aanleiding van het rapport van den Raad van mi nisters, van den 26 November 1867, n°. 1, heeft Zijne Majesteit bij kabinetsbrief van den 1 December 1867, lit. N3, Hoogst- deszelfs verlangen kenbaar gemaakt, om op het daarbij gedaan verzoek geene beslissing te nemen, alvorens de beraadslagingen in de Kamers der Staten-Generaal over de aangeboden krediet- wetten waren afgeloopen. „Daar die beraadslagingen alsnu hebben plaats gehadheb ik de eer, op last des Konings, aan den Raad van ministers rnede te deelendat Zijne Majesteit geene redenen heeft gevon- den om Zijn vertrouwen aan het tegenwoordig kabinet te ontzeggen, en mitsdien het door de ministers aangeboden ontslag niet aanneemt. „De Minister van Staat, Direeteur van het kabinet des Konings, de Kock." Aan een zoo groot en hoog gewaardeerd blijk van Uwer Majesteits vertrouwen heeft het kabinet gemeend te mogen beantwoordendoor eene nieuwe poging om, zoo God wil, nog eenigen tijd Uwe Majesteit en het land te dienen. Eene voldoende ondersteuning bij 's volks vertegenwoordi gers is daartoe echter onmisbaar. Zonder die is noch van wetgeving omtrent onderwijs en andere zaken die zijn voor- bereidnoch van herstel en vermeerdering van voorspoed in de overzeesche bezittingennoch van voltooijing der groote openbare werken, waarop teregt wordt prijs gesteld, iets te verwachten. Zonder die ondersteuning, in een woord, kan in een vrij land, als het onze, niet worden geregeerd. De sluiting van de zitting der Staten-Generaal heeft door eene Commissie naar Uwer Majesteits bevel plaats gehad. Thans trede Uwe Regering den pas begonnen jaarkring in met een beroep op het Yolk, zoo als dit, krachtens de be- staande wetten, zijne Vertegenwoordigers heeft te kiezen. Zoo spoedig mogelijk worde het grondwettig overleg tus- schen Regering en Kamers hersteld. Het zou Uwer Majesteit kunnen behagen, tot dat einde het hiernevens aangeboden besluit te nemen, en te bevelen dat dit rapport daarnevens in de Staats-Courant worde geplaatst. 's Gravenliageden 2den Januarij 1868. De Minister van Binnenlandsche Zaken tijdelijk Voorzitter van den Raad van Ministers Heemskerk. De Minister van Kolonien, tijdelijk Secretaris, J. J. Hasselman. 3 Jan. 1868, Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, n°. 61. Koning der Nederlanden, Prins van (iSlaaisblad n°. 3). Oranje-Nassau, Groothertog van Luxem burg, enz., enz., enz. Op het rapport van den Raad van Ministers, dd. 2 Januarij 1868, Gezien art. 70 der Grondwet; Hebben besloten en besluiten Art. 1. De Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ont bonden met de dagteekening van Ons tegenwoordig besluit. Art. 2. De verkiezingen van leden voor eene nieuwe Tweede Kamer zullen plaats hebben op Woensdag 22 Januarij, en de herstemming in de kiesdistriktenwaar die noodig mogt zijn, op Dingsdag 4 Februarij 1868. Art. 3. De eerste zamenkomst der nieuw verkozen Kamer wordt bepaald op Dingsdag 25 Februarij, tegen welken dag de Staten-Generaal zullen worden opgeroepen tot eene buiten gewone zitting. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschriften zullen worden gezonden aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan den Raad van State, aan de departementen van Algemeen Bestuur, aan de Algemeene Rekenkamer, en hetwelk in het Staalsblad zal worden geplaatst. s Gravenliageden 3den Januarij 1S68. WILLEM. De Minister van Binnenlandsche Zaken, Heemskerk. Wij vertrouwen dat de Kiezers in Eaarlemmermeeraan de roepstem des Konings gehoor gevende, getrouw zullen opko- •men om hunne stemmen uit te brengenen daarbij trachten mee te werken om der Regering meerdere bestendigheid te geventot bevordering eener ongestoorde behartiging van de ware landsbelangen. VERGADERING van HOOFD-INGELANDEN gehouden op Woensdag 18 September 1867 's morgens ten half-tien ure, in het lokaal van Staatste Haarlem. Voorzitter: de Heer J. TF. M. van de Poll, Dijkgraaf. Tegenwoordig 18 Leden. 1. Aan de Vcrgadering worden de navolgende mededeelingen gedaan: a. dat de heer Kits Nieuwenkamp voor den tijd van drie maanden naar Amerika is vertrokken; b. dat tot Hoofd-opzigter van den Polder is benoemd de heer A. Elink Sterkdie den 5 Augustus jl. als zoodanig in dienst is getreden c. dat van wege het Hoogheemraadschap van Rijnland is ontvangen de goedkeuring op het besluit tot verhooging der onvoorziene uitgaven dienst 1866; d. dat Dijkgraaf en Ileemraden hebben getracht uit te besteden het kroozen der vaarlen en toglen maar, aangezien de minsle inschrijving f 3690.bedroeg, besloten hebben dit werk in eigen bebeer te doen; e. dat het viscliwater in den polder is verpacht voor 925. dat bet onderlioud der ringvaartsboorden voor den tijd van 3 jaren is aangenomen door J. van den Hcuvelvoor f 20,469. g. dat het onderhoud der ponten en roeibooten is aangenomen voor 1869.— h. dat de verdieping van de Ringvaart bij Halfweg is aangenomen voor 1795 t. dat de daarstelling van den duiker, ter vervanging van den water- loop van den Ouden Molen van het Lisserbroekis aangenomen voor de som van 1290.j k. dat bet onderhoud der gebouwenbruggen en duikers niet is aan- beateed voor den tijd van drie jaren zoo als bij het opmaken der Be grooting was gerekendmaar voor den tijd van negen maanden daar uit een plaats gehad hebbend onderzoek is geblekendat het raadzamer is om dit onderhoud te doen plaats hebben voor geen langeren tijd dan edn jaar, omdat het bij deze soort van werken moeijelijk te voorzien is al hetgeen in drie jaren kan gebeureu; dat deze werken, verdeeld in zeven perceelenzijn aangenomen door verschillende personentot een bedrag van 8719.dat hiervan bet gevolg is dat Hoofdst. II, Art. 1 en Hoofdst. II, Art. 8, aanzienlijk zullen worden overschreden aangezien bij de Begrooting was gerekend ten laste van 1867 te brengen eer.-vierde van deze aannemingssomtervvijl nu de dienst van 1867 wordt belast met de helft van de aannemingssom, of 100 pet. meer; 1. dat de ambtenaar Verveerten gevolge van eene plaatsing in dienst van de Provincie, een eervol ontslag heeft verkregen m. dat de ophooging van het jaagpad en de bermen aanzienlijk meer zal kosten dan de aannemingssom ten gevolge van de meerdere hoeveet- heden kool-asch en puinbij het bestek bepaald n. dat het onderhoud der stoomtuigen, ten gevolge van eenige belangrijke herstellingen van eenige deelen, vooral aan den Leeghwateraanzienlijk meer zal bedragen dan geraamd was; en o. dat in het openbaar is aanbesteed het maken der gevorderde water- berging in do kavels n°. 20, 21 en 22 van sectieN, toebehoorende aan W. Clay, te Iiaarlemmermeer. 2. Ilet Dagelijksch Bestuur vraagt magtiging om W. Clay in regten te vervolgenwanneer hij weigerachtig mogt blijven om de aannemingssom en verder gemaakte kosten te voldoen. Welke magtiging wordt verleend. 3. Aan de orde wordt gesteld het rapport der Commissie tot onder zoek der Rekening, dienst 1866.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1868 | | pagina 1