- 138 -
Ctcmeng-dc Herigten.
Onderzoek uaar den staat van den Landbouw, ing-e-
steld op last van den Keizcr van Frankrijk.
Leeuwarden, 19 Augustus. De aardappelenziekte, die
nu jaren achtereentot groote schade van de verbouwers en kon-
sumenten, een groot gedeelte der vruckt verwoestte heeft zich
tot heden in onze provincie nog bijna niet vertoond. Het gewas
is overvloedig en uitmuntend. De langdurige droogle schijnt
beter dan alle kunstmiddelen, een preservatief legen deze ziekte
te zijn. Moet men in den aanstaanden winter dan ook dure bo-
ter cten; goedkoope aardappelen zijn, vooral voor den arbeiden-
den stand, van het hoogste belang. Kool komt er evenwel zeer
weinig, rapen in bet geheel niet.
De veestapel van Eriesland bestond in 1867 uit het
volgende getal runderen: 3316 springstieren147,858 melk-
beesten, 47,980 kalveren en pinken, 4703 mest-ossen en ander
slagtveezijnde een totaal van 203,857 of in het geheel 3972
stuks meer dan in 1866. Het getal schapen was 120,095 of
13.9S2 minder dan in het vorige jaar. Het aantal varkens was
10,732 of 810 minder dan in 1866.
In het vorige jaar zijn afgemaakt ten gevolge van besmette-
lijke longziekte 158 beesten, dat is l/0Q op elke 1000.
Geesteren 19 Augustas. Buitengewoon is de hoe-
veelheid appelen en pruimen, welke de boomen hier in deze
streek opleveren. Van daar dat geheele manden pruimen voor
80 a 40 cent verkocbt wordenzoodat men er 80 a 100 stuks
voor 1 cent onlvaogt. Appelen worden a 10 en peren a 15 cent
het spint verkocht,
Ambt-Hardenberg20 Augustus. Ofschoon de landman
in deze streken zeer donkere uitzigten moest hebben voor zijn
vee tegen den aanstaanden herfstdaar de droogte der gronden
belette spurrie en knolleu te zaaijen, heeft de gevallen regen
van gisteren weder alle hoop gegeven. Mogt de weersgesteld-
heid gunstig blijven, dan kan het gezaaide herfstvoeder nog zeer
voortrefFelijk worden. Dit is vooral te hopenomdat nu reeds
overal de naweiden en het gras bijna zijn opgevoerd.
1 IIoorn21 Augustus. De uitvoer van peren en appelen,
die dit jaar wel eene naand vroeger is dan in gewone jaren, is
grooter dan men gedacht heeft. Honderde manden ziet men da-
gelijks hier aatibrengen en versehepen. De prijzen zijn in aan-
merking van de menigte die er zijn, nog al hoog. Zelfs de fijne
late soort appelen ziet men reeds aanvoeren; deze zijn dus al te
vroeg rijp en men vreest, dat zij niet lang zullen kunnen duren.
Bildt, 23 Augustus. Bij een onzer landbouwers heerscht
ecne ziekte onder de schapen, waarvan vroeger meer gehoord
is en die in warme streken meer voorkomt. De dieren worden
geplaagd door een insekt, dat door Let oor schijnt in te krui-
pen en ze als dol maakt. Naar wij vernemen zijn reeds dertig
schapen afgemaakt en begraven.
- Ojimen, 23 Augustus. De veelvuldige regens, sedert
Vrijdag jl. hier en omstreken gevallen, brengen eene gunstige
wending aan den landbouw, vooral met het oog op het pas ge
zaaide spurrie- en knolgroen; een en ander oefeut een belangrijk
gunstigen invloed op de veeprijzen uit, merkelijk zigtbaar op de
hier en te den Ham in de vorige week gehoudene groote kerrnis-
jaarmarkten. Alleen de magere schapen werden tot lage, ech-
ter de vette soorten tot zeer hooge prijzen verkocht.
Zwolle, 24 Augustus. Bij de algemeen erkende behoefte
aan regen is het ons een genoegen te kunnen vermeldendat
na het onweder van Vrijdag namiddag den geheelen dag en
daarop volgenrlen nacht hier en twee a drie uren in den om-
trek veel regen gevallen is. Zaturdag met den middag begon
het andermaal te regenen, dat bijna zonder opbouden tot gis
teren avond zes uur aanhield, waarna bet helder is geworden
zoo als op dit oogenblik, ongeveer 9 uur, nog het geval is.
Wanneer het drooge weder nu vooreerst mag blijven aanhou-
den, krijgen wij een najaar zooals bij menscbengehengen niet
bestond.
Uddel, 25 Augustus. Becds vier dagen worden de
bouwlanden in deze buurtschap en omstreken door den heer-
lijksten regen verkwikt, tot geen kleine vreugde voor den
landbouwer. Mogt ook al bet boekweit-verbouw wegens strenge
en aanhoudende droogte grootendeels mislukken en de aard-
appel, reeds klein van stuk, nu misschien aan het doorwas-
6en gaantoch is eene zorg, zoo wij hopen, hem van bet
harte genomen, namelijk die voor zijn vee. Er bestaat nu
aanvankelijk eenige verwachting, dat het der koeijen en scha
pen in den naderenden herfst niet aan voeder ontbreken zal.
De gevallen regen was dan ook een ware weldaad voor de
nu aan den grond toevertrouwde spurrie en knollen.
Met leedwezen berigten wij bet op nieuw uitbreken der
veesiekte te Waddinxveen: Den 19 Augustus werden te Noord-
Wnddinxveenop een weiland van den bouwmau L. Eutten
aan bet Noordeindetwee koeijen ziek, welke ziekte door den
veearts Overbosch, uit Gouda, werd verklaard te zijn de veety-
pbns. Eene -eommissie uit Gedeputeerde Staten heeft, op
advies van den voormaligeu distriktscommissaris Snellen de
afmaking der aangetaste en verdachte runderen gelast, waar-
aan gevolg is gegeven. De aklaar in den aanvang getoonde
weifeling en besluiteloosheid had over dit gewest, ja over
ganseh Nederland de sckromelijkste gevolgen kunnen brengen,
zoo niet de flinke, kracbtige houding van den waamemenden
commissaris des konings, baron Eengersdaarin had voorzien.
De hoeve is door militairen afgezet en alle toegang verboden.
Bakkeveen, 18 Augustus. Naar men verneerat, zijn bij
den landbouwer J. de J. in de Wieumert, nabij deze plaats,
twee koeijen dol geworden. Door den veearts werd hiervan ken-
nis gegeven aan bet gemeentebestuur van Opsterland dat de
afmaking der koeijen beval. Een der koeijen is echter te voren
gestorven. Naar men meent te weten is aan J. de J. tot nader
order verboden iets te verkoopen wat als product der melkerij
kon beschouwd worden. Gebrek aan drinkwater zou de oorzaak
van de ongcsteldheid dezer dieren ziju geweest.
Bij order in council van H. M. de kouiugin van Groot-
Brittannie is bepaald dat schapenuit vreemde landen aange-
voerd, of vier dagen na aankomst moeten geslagt worden of
een quarantaine van veertien dagen moeten ondergaanter
keuze van den eigenaar. Deze order is op 22 Augustus 1868
in werking gekomen.
In eene circulaire van den commissaris des Konings in de
prov. Zeeland vindt men het volgende advies van den inspec-
teur voor bet geneeskundig toezigt in die provincie
„Door miltvuur bij dieren kan bij den mensch ontstaan de
pestbuil, die, niet terstond of doelmatig bebandeld, bloed-
bederf en een zeer schielijken dood te weeg brengt.
„Deze pestbuil ontstaat door regtstreeksche of middellijke
aanraking met zieke of aan miltvuur gestorven dieren en met
al wat daarvan afkomstig is (bloed, mondslijmuitwerpselen
afval, enz.).
„Het besmettingsverinogen van een en ander openbaart zicb
zelfs na eenigen tijd nog in de overblijfselen van aan milt
vuur gestorven dieren (in de kuid, de wol, enz.).
„Vermits nu aan bet gevasr van door de pestbuil te wor
den aangedaan bovenal zij blootstaan, die dieren aan milt
vuur lijdende verzorgen of met stoffen daarvan herkomstig
omgaanzoo is het den veehouders aan te bevelenom bij
onverhoopte verschijning van de ziekte onder bun vee een
zorgvuldig toezigt te houden op de gezondheid van bunne
knechten en bedienden, die met de verzorgiug van bet vee be-
last zijn, bovenal op de gesteldheid van hunne handen, waarop
geene opene of ontvelde plaatsen mogen worden aangetroffen.
De bedienden bij wie dit het geval is, mogen, onder geen voor-
wendsel van bedekking of wat het zij, de zieke dieren, hunnen
afval of overblijfselen bebandelen.
„De veehouders bevelen voorts bunne bedienden aan om tel-
kens na den afloop van de verzorging van de zieke beesten of de
behandeling der uitwerpselen en overblijfselen, zich te wasscben,
te reinigen en zicb te bedienen van eene mondspoeling van azijn
en water.
„Vermits eindelijk uit de proeven van Leuret gebleken is, dat het
bloed van aan miltvuur zieke dieren zeer vergiftig en in uaat
isom pestbuil bij den mensch te weeg te brengenzoodat zicb
bieruit verklaart, dat men die puist heeft zien ontstaan door het
steken van vliegen, nadat zij op aan miltvuur zieke dieren had-
den gezeten, zoo mogen in geen geval de bedienden of wie het
cok zij, in den stal slapen, waarin zich zieke of daarvan ver
dachte dieren bevinden.
„Uit het gevaar dat de omgang met aan miltvuur lijdende
dieren oplevert en van al wat er van afkomstig is, vloeit de
noodzakelijkbeid voort van een uiterst streng politie-toezigt
op de keuring van vee en van het vleesch en op de ouscka-
delijkmaking door vernietiging (verbranding) of eene gewaar-
borgde diepe indelving in -tlen grond van al wat aan milt
vuur ziek, gestorven of afgemaakt vee is afkomstig of in
aanraking geweest, op de wijze als bij de runderpest gebrni-
kelijk is."
Aan de Landbouw-Courant onlleenen wij het volgende, dat
wij op verzoek des sckrijvers gaarne overnemen
Uit de meest verschillende streken zijn van de Eransche
consuls bescheiden ingekomen. Niet het minst belangrijke is
dat van den heer M. Cochet, Consul te Odessa. Het beslaat
239 quarto bladzijdenen handelt over een land, hetwelk
met Polen de graanmarkten van Europa jaarlijks van eene
menigte voortbrengselen voorziet, en dus op die markten een
der meest ernstige mededingers van den Nederlandschen land
bouwer is. Om dit geheele stuk te vertalenof daarvan zelfs
alleen een voldoend uittreksel te leveren voor deze Courant
zoude mij moeijelijk vallenik wenscb echter in dit en vol
gende Nos. eene vertaling te geven van eene der bijlagen
waarin behandeld wordt het lot van onze voormalige landge-
nooten, die zich aldaar gevestigd hebben, en wier levenswijze,
zoo ik meen, onze belangstelling verdient.
Amersfoordt.
VERSLAG OMTRENT DE KOLONIeN DER DUITSCHE MENNO-
NITEN AAN DE EIVIER DE MOLOCHNA IN ZOIDE-
LIJK RUSLAND.
De talrijke duitsehe kolonien van Nieuw Eusland zijn alle
merkwaardig door de tegenstelling welke zij opleveren, met
de bebouwing der domeinen van den Staat, of van bijzon-
dere personen.
Als men bet land doorreisttreft men langen tijd niets
anders aandan wat men in Eusland dorpen gelieft te noe-
mendat is te zeggen, meestendeels ellendige gehuchten be-
staande uit aarden hutten, met het treurigste uitzicht, slecht
bedekt met stroo dat daarvan met moeite het inwendige be-
scbermt tegen de guurheid van het kwade jaargetijde, onre-
gelmatig gerangsckikt, omringd van slechte veldendie bij
ieder voetstap de luibeid en onverschilligheid verraden van
hunne bezitters; treft men dan, midden tusscken goed be-
werkte gronden en velden, waarvoor goede zorg gedragen
wordt, een regelmatig dorp aan, waarvan de buizen gebouwd
uit bout, of roode en blaauwe tigcbelsteenenalien op eene
rij staan en naar een gelijkvormig plan zijn gebouwdmet
fraaije daken van riet, die op uiatten gelijkenof zelfs met
pannen daken, bebbende elk een wel onderhouden tuinlje,
goed beplant met boomen, aankondigende die gewoonten van
ordc, regelmaat, zindelijkheid werkzaamheid en welzijn welke
zoo vreemd zijn aan de klein-Eussische boeren, dan kan men
stellig zeggen, dat men den voet heeft gezet in eene duitsehe
kolouie. De bijzoudere voorrecbten, welke deze kolonien ge-
nieten, hebben zonder twijfel de uitbreiding van haren voor-
spoed bevorderd; maar het is toch niet minder waar, dat de
voornaamste, zoo niet de eenige oorzaak daarvan bestaat in de
liefde tot werkzaamheid, orde en spaarzaamhcid, die de ka-
raktertrek zijn van den duitschen landbouwer.
Onder alle deze kolonien onderscbeidt zicb die der men-
nisten, gevestigd op den linkeroever der rivier Molocbna, in
de distrikten van Melitopol en Berdiansk, goevernement van
Taurisen wel door eenen voorspoed bij uitzonderingzij is
zonder tegenspraak de meest belangrijke en bloeijende van
geheel Nieuw-Eusland.
De mennisten vormen eene godsdienst-secte, die omstreeks
dezelfde beginselen belijdt als de wederdoopers in Frankrijk.
Afkomstig uit Holland, waren zij tegen bet einde der verloo-
pene eeuwgevestigd in het noorden van Pruissenin de
omstreken van Dantzig.
Ten gevolge van vervolgingen om de godsdienst, waren zjj
genoodzaakt op nieuw te verbuizen, en de Keizerin Catharina
bood bun in 1784 aan, om zicb te vestigen in bet gouver-
nement Ekaterinoslau, beneden de watervallen van den Dnie
per, op de gronden waaruit zij zoo even de Kozakken had
verjaagd, genaamt Zaporogen. Dit zijn de oudste kolonien
van Zuidelijk Eusland.
Later, in 1804, vond er eene nieuwe verbuizing plaats van
Pruissische mennisten; de Eussische regering stond bun toe
eene plaats te kiezen in Zuidelijk Euslanden zij vestigden
zieb aan den linkeroever der rivier Molochnamidden in de
steppen: men stond bun ongeveer 110 a 115,000 bunders
land af.
Later hebben andere kolonistenlutherscben en roomschen
gekomen vooral uit het Zwabenland en uit het Groothertogdom
Badennieuwen afstand van terreinen verkregen langs de ri
vier Molochna op eene uitgestrektheid van ongeveer 90 a
95,000 bunders, zoodat deze rivier de duitsehe kolonien van
het district Melitopol doorstroomt, en eene seheidslijn vormt
tusschen de mennisten en de luthersche en roomsche Duit-
schers.
De mennisten van de Molochna hebben in korten tijd eenen
zeer opmerkelijken voorspoed bereiktwelke verre uitsteekt
boven dien der Duitschers aan gene zijde der rivier, zoowel
als boven dien hunner geloofsgenooten die aan den Dnieper
zijn gevestigd.
Tusschen al hunne dorpen, ten getalle van ongeveer twee
en vijftig, bestaat zekere gemeenscbappelijkheideen geest
van eenheid en zamenwerkingdien men niet in dezelfde mate
in de andere kolonien aantreft: bun invvendig bestuur is meer
volkomen en meer op vaste gronden gevestigd.
Deze bloei bij uitzondering is te danken aan het geluk,
dat de mennisten van de Molochna gehad hebben, ominhua
midden een buitengewoon man te bezittenden heer Cornies,
die sedert eenige jaren gestorven is, en die onder de ruwe
pij van den landmaneen waarlijk grooten geest verborg.
Voorzien van een zeldznam gezond verstandeenen vasten wil
en eenen ijver, die tegen alle beproevingen bestand was, had
hij over zijne geloofsgenooten eenen invloed verkregen zoo
uitgebreid als heilzaam, ofschoon hij toch hun gelijke geble-
ven was volgens de voorschriften zijner godsdienst. De Kei-
zer Nicolaas schonk hem bet grootste vertrouwen, en bleef
niet in gebreke hem te raadplegen over alles wat de duitsehe
kolonien betrof; de zadelijke en stoffelijke vooruitgang der
mennisten zijn zijn werk; voor hem had deze kolonie niets
merkwaardigs boven de anderen na zijnen dood is de stoffe
lijke voorspoed blijven bestaan, maar men merkt reeds op
eenige veranderingeuwat de zedelijkheid betreft.
Wordt vervolgd.)
Naar men verneemt, heeft de heer Jhr. Mr. H. H. Boell,
commissaris des konings in de provincie Noord-IIollandwe
gens vele bezigheden, bedankt voor de door de jaarlijksche
vergadering van het Nederlandsche Bijbelgenootschap onlangs
op hem uitgebragte benoeming tot voorzilter van bet hoofd-
bestuur.
Uit Beverwijk schrijft men aan de Nieuwe Roll. Courant-.
„Nadat de wet tot wijziging van eenige artikelen der con-
cessie voor den aanleg van een kanaal tot verbinding der
Noord- en Zuiderzeeen door de Staten-Generaal aangenomcn
en door Z. M. den koning bekrachtigd was, is men in de
naburige gemeenten weder met meer kracht gaan arbeiden
aan de doorgraving van Holland op zijn smalst en daarmede
in verband staande werken. Sedert eenige dagen ziet men
weder verscbeidene werklieden bezig aan de ontgraving van
het kanaal, terwijl de daardoor verkregen grond over liulp-
sporen gevoerd wordt naar bet Wijkermeer tot vorming der
jaagpaden van het kanaal. Twee kolossale stoombaggermolens,
elk van omstreeks 80 paardenkracbtenzijn steeds dag en
nacht bezig om het kanaal tusschen de jaagpaden uit te bag-
geren, en dat dit met succes geschiedt, wordt bewezen door
de diepte, die op vele punten reeds meer is dan bij de con-
cessie gevorderd wordt. Twee kleine baggermachines, elke
van omstreeks 25 paardenkrachten, zijn eveneens dag en nacht
bezig met bet baggeren in de zijkanalen of om de grootere
voor te werken. De vernuftige wijze, waarop de door de
baggermachines opgebragte grond achter de jaagpaden geperst
wordt, is zeer bezienswaardig en levert voor den ondernemer,
in vergelijking van de wijze waarop die grond vroeger ver-
voerd moest worden, groote voordeelen op. De werken aan
het Noorder havenhoofd in de Noordzee worden met kracht