I
I
100 -
Over den invloed, dien sterke beweging-der Slagtdieren
kort v66r den dood op liet vleesch uitoefent,
en over liet transport van Slagtvee,
Zoo moet de menseh, de uijveraitr, de laiidbottvver doeii.
Wij moeteu onze daden overwegen; de landbouvver, of wie
het ook zij, moet beschouwenonderzoeken wat hera'omriDgt
en gedurig naar verbeteringen uitzien, want dagelijks begaan
wij missl&gen, die onze belangen en die van het algemeen
zeker geen voordeel opbrengen. Daarom moeten wij denken
en met onverschillig Gods waler over Gods akker laten loopen.
Opmerkelijk is het, Diet waar, dat wat voor ons bestaan
ongeschikt is, eene behoefte is voor de plant, De dampkring,
waarin wij levenbestaat grootendeels uit kool- en zuurstof,
wat eigenlijk de lucht uitmaakt. Wij ademen lucht in en
de planten ook. De planten staan tusschen leven en dood;
zij houden het evenwigt in den dampkring, welke onver-
mijdelijk zou bederven, indien zij niet daar waren ora onop-
houdelijk de koolstof te bewerken en de lucht te reini°-e».
De planten geven ons niet alleen voedsel en kleeding, zonder
haar zou het ons volstrekt onmogelijk zijn voort Te leven.
De boomen bovendien hebben nog eene voor het mcnschdom
gewigtige zending te volbrengennamelijk de vuile dampen
weg te nemen, welke uit stinkende moerassen of uit verrotte
bgchamen opgaan. Insecten zijn, wel is waar, daargesteld om
onmiddelijk die ligcbamen, hetzij in staat van ontbindin°- of
met, te doen verdwijnen, doch zonder de tusschenkomst°der
boomen blijft die werking onvolledig: beiden moeten zamen
werken om met vereenigde kraehten koortsen af te nemen en
besmettelijke ziekten te voorkomen. In ingedijkte en ontwa-
terde polderlanden en meeren, zoowel als in de volkrijke ste-
den, waar altoos vuile en onreine dampen heerschen, is het
(laarzijn van bladrijke boomen hoogst noodzakelijkde "ezond-
elscllt dit- Het is derhalve de strenge plio-t der «e-
meente-overheden do boomen op openbare wegen aan bekwame
werklieden toe te vertrouwenen niet aan armzalige knoeijers
of brusselsche le.dekkers over te laten, die de takken zoo on-
barmhartig afhakken, dat er hier en daar slechts dunne roe-
den met enkele gebladerde twijgen overblijvenen op die wijze
de boomen zoodamg verminken, dat deze geene kracht meer
hebben om zich nog te herstellentot kwijnen overgaan en
eindelyk door insecten worden belegerd en ter dood verwezen
Dan is het kalf verdronkenechter dan vult men nog den put
met, want bij eene meuwe planting gaat men we6r den zelf-
den arrazaligen weg in.
Zoo berokkent de mensch dikwijls zijn eigen nadeel, het-
zij door onaehtzaamheid, hetzij door onwetendheid.
Vroeg hij zich rekenschap van wat hij doet, zeker zouden
zijne belangen beter ingezien en bevestigd worden, dan met
zoo maar slaafs de voorouderlijke doenwijzen na te vol^en
zonder te weten waarom hij die aankleeft. De tijden zijn°ver-
anderdde verbeteringen die men in den landbouw heeft in-
gevoerdzijn het stellig bewijs dat onze voorouders niet al
toos op de regte baan warenofschoon zij welligt meenden
goed te doen. Engeland, thans Europa tot voorbeeld strek-
kend voor wat nijverheid en bij sommige deskundi'gen ook voor
wat landbouw betreft, heeft niet geschroomd eenigzins door
den aandrang der omstandighedeu daartoe verpligt, -1 aanzien-
lijke kapitalen op het spel te zetten om eenen°uitslag te be-
komendie de oude stelsels omverre moest werpen°en eene
gansch nieuwe wending aan de nijverheid en aan den landbouw
moest geven.
Is de mensch in de wetenschap ingewijd, zoo wordt natuur-
iijk de neiging tot onderzoek in hem opgewckt en gevolgen-
lijk wordt hij magtig door de kennis, als van zelf tot ef^en
onderneming aangespoord. Dan eerst zal hij weten wat "hij
doet en wat hem te doen staat.
Keeren wij tot ons onderwerp terug. Hooger spraken wij
over het nut en de behandeling der boomen op openbare wegen
nu wat anders. Waarom vindt men overal langs die wegen
olraenbeukeneiken paardskastanjenplatanen wilgen
of linden. Zijn die boomen dan van grootere waarde dan
nppel-, peren-, kersen-, noten- of kastanjeboomen?.bren-
gen zij beter hout voort, geven ze meer schaduw, zijn ze schoo
ner, verkwikken zij meer den geest van den wandelaar?Wat
het hout aangaat, denk ik met regt te mogen bevestigendat
het verre moet onderdoen voor dat van appel-, peren-, kersen-,
noten- of kastanjeboomen; het laatste kan ten minste tot het
vervaardigen vau meubelen gebruikt wordenen brengt bij
gevolg minstens 2 maal zoo veel op in waarde als de andere
boomen. Bedenk eens wat al geweerkolven er van het note-
larenhout, dat door verschrikkelijke vervoerkosten verzwaard,
uit Zwitserland moet herwaarts komen, gemaakt worden en zul-
blijven gemaakt worden, zoolang het menschdom door de
verschrikkelijke plaag des oorlogs, die goed en bloed afeiseht
zal te lijden hebbenvandaar dat de notenboom altijd 2 maal
zooveel waarde levert als eenige andere woudboom, en dan telt
men nog niets voor de noten; van het hout der kastanjeboomen
maakt men allerlei vaten, emmers en andere huis- en hofge-
neven. Van appel-peren- en kersenhout maakt men alle soor-
ten van meubelen.
De linde daarentegen is een zoetsappige boomdie veel in
de nabijheid van lioven en hoeven wordt aangetroffen. Hij is
dien ten gevolge de uitverkoren toevlugt van onderscheiden in
secten, die in den zomer met beele zwermen om zijne kruin
gonzen en de stallen invliegen waar zij het weSrlooze vee on-
barmhartig komen teisteren. Dit alles ware nog zoo erg niet,
indien men de vledermuizen de zwaluwen en andere insecten-
etende vogels in vrede liet en niet, gelijk bij sommigen, als ver-
bitterd jagt daarop maakfe deze dieren doen zooveel goed en
Iiunne weldaden worden met ondankbaarheid betaald.
En de knotwilgendie aan de boorden van slootenvlie-
ten en vaarten staan Zeker zijn ze niet bevallig voor 't ge-
zigt, veeleer sluitend voor het landschap dat hen omringt
Geboren om vrij en sterk op te schieten en zich te ontwfk-
kelen, worden zij verminkt, herhaaldemaal tot op de kruin
kaal gehakt, waardoor zij niet slechts het voorkomen van
fantastische dwergen krijgen. Door die verminking wordt de
sappenstroom verhinderd; de boom verarmt, bederft en wordt
hoi en na weinige jaren blijft er niets van over dan eene dunne
houtlaag met eene opengescheurde schors omgevenwaarin zich
weldra wespen, ratten, muizen en andere onnutti°-e dieren
komen vestigen.
Zijn die boomen dan toch van eenig nuten is hun daarzijn
het bewijs niet dat de mensch weinig denkt en weet?.... Op
die plaatsen konden appelen, kweeen en mispelen groeijen.
Ooftboomen brengen ten minste toch vruchten voort en hun
hout is vrij wat beter dan dat van gemelde boomen, die ge-
stadig nanwoekeren en de goede stoffen uit den bodem zuig°en
zonder iets of althans toch te weinig weer te geven.
Wonder is het nogtansdat men elders nog niet heeft in°-e-
voerdwat lang reeds in Duitschland en Frankrijk met de beste
gevolgen wordt toegepast. Wel, daar staan ooftboomen lano-s
de wegen geplant, tot zelfs dwars door de velden zij zijn
schier aan zich zelven overgelalen; zoo noodig, moeten ze nu
en dan eens eene behandeling ondergaan, en overal geven zij
overvloedige vruchten. In het voorjaar, wanneer andere boomen
nog geen teeken van leven hebben, pralen zij immers in het
blanke maagdenkleedzoo ver het oog maar reiken* kan,
overal ontwaart het met welgevallen die lange schalmen van
bloeijende pyramiden, bloesems overal en niets dan bloesems;
en in den herfst, die blozende vruchten, welke met de takken
nederhangen en weer onzen smaaklust opwekken, nadat wij
ons reeds aan allerhande vruchten verzadigd hebben! Is dat
weer geene nieuwe bron van welvaart voor den aankweeker
of van weelde en genot voor ons alien?.... Welk eene tegen-
stelling tegenover olmen, wilgen en linden.
Zijn die beweegredenen dan niet voldoende om eene oude,
verkeerde doenwijze gedeeltelijk te veroordeelen of te wijzigen
Niet dat het in onze bedoeling ligt, die boomen ten eenenmale
af te keurenzeker neen, want alles, van het kleinste tot het
grootste, heeft eene reden van bestaan, eene bepaalde uestem-
minganders ware het ons door den Schepper niet geo-even
geworden.
Gelijk alles in de natuur afwisselend is, zoo wilien wij lot
afwisseling aanmanen, en verlangeu wij dat er den ooftboomen
eene plants bestemd worde, welke hun degelijk toekomt; wij
wilien, als het doenbaar is, datgene voorstaan enaankleven, wat
het menschdom het meeste voordeel en genot geven kan. En is
dat niet het geval met de ooftboomen
Onze achtbare de Beucker heeft van meer dan eene gelegen-
heid gebruik gemaakt, om het nut der ooftboomen in de land-
bebouwing te doen verstaandoch hoe weinig zijne woorden ook
weerklank vonden, gelukkig zijn wij te kunnen zeggen, dat
op zijn aanbevelen de heer van Tienen burgemeester van
Diemenalreeds eenen gemeenteweg met notenboomen beplant
heeft, en dat men in verscheidene plaatsen van Noord-Nederland
het gelukkig besluit heeft genomen op eenige openbare wegen
ooftboomen te doen planten. Het is meer dan waarschijnlijk
en te verwachten dat Noord-Nederlanddoor den goeden uit-
slag zijner proefnemiDg, aangespoord zal worden om niet alleen
op eenige plaatsenmaar gansch zijn gebied door die beplan-
ting voort te zetten.
Edji. van Herendael.
En waarom ilan steeds mahoniehout daarvoor gebruikt, verinit.
notenliout nit m schoonheid verre overtreft?
door Prof. Dr. Btjeff.
De physiologie heeft aangetoond, dat dat gedeelte van het
dierhetwelk wij vleesch of spieren noemen en als voedsel
gebruikenin den toestand van rust, van onwerkzaamheid
geen zuur bevat. Zijn de spieren werkzaamen ook eenigen
tijd na den dood, wanneer de ontbinding begint, dan vormt
zich er een zuur in (melkzuur). Hoe levendiger, hoe sterker
de werkzaamheid der spieren onmiddellijk vodr den dood was,
zooveel te spoediger en sterker treedt deze verandering in,'
die bij rustige spieren eerst eenigen tijd na den dood, namelijk
bij het begin der ontbinding zich instelt. Hierdoor verklaart
zichwaarom liet vleesch van dierendie onmiddellijk na zeer
steike spierbevyegingen sterven, of die een zwaren doodstrijd
hadden, spoedig in verrotting overgaat. Evenzoo ziet men,
dat een sterk bewogen en daardoor aan een snelle stofwisseling
onderworpen bloed, eene ontmenging ondergaat, welke, onder
zekere omstandigbedenniet slechts eene spoedige ontbinding
van alle ligehaamsdeelen van het dier bewerkt, maar ook
levensgevaarlijke eigenschappen verkrijgt voor hen, die het
nuttigenen wier bloed het in eene soort van gisting brengt.
In deze stellingen vindt men de verklaring voor eenige in
de praktijk als doelmatig erkende wijzen van slagten der dieren:
In bet groote slagthuis te Hamburg, waarin voor den
uitvoer en voor de proviandering van schepen vleesch moet
geleverd worden, dat zoolang mogelijk goed blijft, geschiedt
het slagten des nachts tusschen 1—3 uur, in welken tijd de
levenswerkzaamheid van de te slagten dieren tot op het mi
nimum is gedaald. De eigenaars van dat slagthuis vonden,
na langjarige waarneming, dat het op deze wijze vcrkregen
vleesch duurzamer was, dan wanneer de dieren bij dag werden
geslagt. Bij dierendie voor den dood sterk geloopen
hebben (gehetzt)bij voorbeeld het bij de parforce jagt ver-
kregen wild, treedt zeer spoedig verrotting in het vleesch in,
en geeft daaraan den zoogenaamden adelijken smaak" (Haut-
gout). Na het gebruik van wild, dat, in strikken gevangen,
doodsangsten beeft uitgestann, had men dikwijls levens
gevaarlijke storingen in de gezondheid van hen, die er van
gegeten hadden, waargenomen. Bijna in alle slagthuizen
woidt, om eene plotselinge onwerkzaamheid in alle spieren
te doen ontstaan op deze of gene wijze, door den neksteek,
door hersenschuddmg of verstoring der hersenen door middel
van de bijl, een plotseling nedervallen en bewegingloosheid
van de dieren te weeg gebragt; alsmedeom voor de duur-
zaamheid van het vleesch te zorgendadelijk het bloed zooveel
mogelijk uit het geslagte dier afgetapt. De groote betee-
kenis van bet laatste heeft de Israelitische Wefgever daarmede
erkenddat hij het slagten als de eenige wijze van dooden
bepaalde; hierdoor wilde hij voor de gezondheid van het volk
zorgen, dat toen in een lieet klimaat leefde, waar de ont
binding zeer snel intreedt, en die zeer gevaarlijk voor de
gezondheid van den mensch kan worden.
In het gezegde zijn redenen genosgom de dieren voor
het slagten met aan sterke krachtsinspauning of mishande-
mgen te onderwerpen. Voor den slagter en zijn vak is het
nuttig te weten, dat aan de dieren vo'or het slagten rust
moet worden gegund, en het dooden zoo snel mogelijk, en
zonder dat de dieren daarbij veel bewegingen maken, moet
worden verrigt. Daarom is de verbinding van een slagthuis
met stallen voor het vee, zoo als in Stuttgart het geval is
van veel waarde, opdat het dier niet, door het afle^en van
een langen weg naar het slagthuis, dat dikwijls nieWe ver-
mijden is, vermoeid en opgewekt wordt.
Een nog te vermelden gevolg van sterke inspanning der
spieren bij het levende dier is de vetdegeneratie van het vleesch
in de vooral ingespannen en werkzame spieren, alsmede het
voorkomen van bloedbestanddeelen in de gescheurde en <*e-
kneusde gedeelten van het vleesch, de huid, het celweefsel;
het eerste komt voor na sterke marschen, na springen, het
laatste bij het ruw kluisteren en vastbinden van het dier.
Het eerste kennen de slagters zeer goeden noemen het
Icwalslerig of ktcetsig („verbugt") en wanneer het in hoon-en
graad voorkomt en verouderd is celt, de kwalster is vereelt
(„aufgebugt"). Deze ontaarding vertoont zich vooral in de
borstspieren en aan eenige andere spieren der ledematen in
de omgeving van het boeg- of schoudergewricht. Op deze
plaatsen ziet het vleesch er onoogelijk uit, is lichter gekleurd
wateriger, en na het koken is het zeer vezelig en valt ais
uiteen. De slagters noemen zulk vleesch, „wit vleesch" en
beschouwen het als slechte handelswaar. De soms daarbij
vooikomende, vooral door kneuzingen veroorzaakte bloeduit-
stortingen geven aanleiding tot spoediger ontbinding en snel-
intredenden vuilen of bedorven reuk aan de bedoelde plaat
sen. Vele slagters w'erpen zoodanige ontaarde en gekneusde
plaatsen van den boeg weg, en zij lijden bij sterk „verboegde
dieren dikwijls een verlies van 5 10 ponden vleesch, naar-
mate der grootte van het dier.
Het drijven van slagtvee uren en dagen lang wordt, bij de
vermeerdenng van de transportmiddelen vooral dootde spoor-
wegen, steeds zeldzamer, te meer dewijl de foura°-e beloo-
ning der benoodigde lieden enz. steeds duurder worden en
daarenboven door liet marcheeren de dieren steeds ligter wor
den. Daarbij komen nog de nadeelen hiervoor vermeld voor
rekening van den slagterzoodat bet transporteeren van die
ren door marcheeren wel niet veel meer zal plaats hebben.
Het ware te wenschen, dat de direction der verschillende
spoorwegen overeenkwamenom een eenvormig stelsel voor
de wagenswaarmede dieren vervoerd wordenin te voeren.
Thans ondergaan de dieren bij liet verwisselen van wakens
dikwijls de grootste kwellingen, wegens de verschillen in
ruimte en inngting der wagens. Dikwijls komt het op een
of twee 9tukken vee aan waarvoor de eigenaar geen afzon-
derlijken wagen wil nemen of betalenhet meest geeft onbe-
kendheid met de inrigting en grootte der wagens ten deze aan
leiding lot misgrepen en verkeerde berekeningen. Daarenbo
ven, wagens van andere spoorwegen, die door moeten loopen,
passen niet altijd voor de plaats van ontlading, en daardoor
ontstaan meermalen ongelukken; ook daarom was eenheid in
vorm van die wagens op alle spoorwegen zeer te wenschen.
Bij de wagens moet voor alles op bescbutting tegen wind
en weder, regeling van togt en temperatuur worden gelet;
in dat geval kunnen deze wagens ook voor het transport van
goederen gebruikt worden. Betere gelegenheid ter bevcsti-
ging der dieren, toegang tot den wagen aan de 4 zijden,
gelegenheid tot het geven van voedsel en drinken, gemakke-
lijker in- en uitgang, zijn alle vereischten van goede trans-
portwagens voor vee.
oor liet transport van klein vee, (varkens, kalveren, scha-
pen) moeten de wagens in hehoorlijke afdeelingen verdeeld
zijnvooral om het tegen elkander dringen van de angstige
dieren te voorkomen, waardoor sommige sterk gedrukt worden
en zelfs stikken kunnen. Bij schapen is dit dikwijls, bij var
kens somtijds het geval. Wagens met twee etages, waarvan
ieder door liorden in twee of drie afdeelingen kan verdeeld
worden, zooals ze in Oostenrijk gebruikt worden, zijn zeer
doelmatig; inrigtingen om te voederen moeten er in aanwezig
zijn, omdat klein vee minder langen tijd buiten voedsel kan
zijn dan groot vee; groot vee kan van den grond of uit de
hand gevoederd worden.
Het schaap verdraagt van al de genoemde dieren het beste
het marcheerendaarentegen kan het niet tegen gedwon^en
liggen; het binden is bij een schaap levensgevaarlijken moet
dit geschieden, dan is het zaak maar 3 beenen te binden,
en den linker voor- of achtervoet vrij te latenom den bloeds-
omloop door het bewegen er van te bevorderen. Het beste
legt men het schaap op de regter zijde. Moet men ze anders
leggendan moet steeds een bovenliggend been vrij zijn
waardoor ook het bij het liggen zoo dikwijls ontstaande meto-