WEEKBLAD
I
1869.
VAN
A AN LANDBOTJW, GEMEENTE- EN POLBER-BELANGEN GEWIJD.
N°. 2.
Vrijdag, 8 Januarh.
Tlende laargang.
-fr\iU\[p
DE KILBEHAlil^G
HAARLEMMERMEERPOLDER.
Mr. J. P. AMERSEOORDT,
Kilberaaling'en door de JLangianders gewenscht, met
een overzigt van de redenen, die voor en tegen
liun verzoek pleiten.
7
20
23
ilAARLGMMERMEER,
PRIJS VAN nET ABONNEMENT
in Let Jaar6.—
Prijs van een enkel Nommer 15 Cent.
VAN DEN
Opstel ovor hot verbeteron van de waterstandon in
Haarlcmmermeordoor droogmaling van hot
lage, on bevloeijing van hot hooge land, in
verband mot eeno verbeterde eindopma-
ling van het boezemwater,
DOOR
Ileemraad van den FolderBurgemeester van de
gemeenle Ilaarlemmermeer.
(Yervolg, zie Let vorig Nommer.)
IL
Volgens de lijst der knvelswaarvan gedeelten liggen op
4,S? T A" we"fe gevocgd is bij de „Notulen der Com-
missie tot onderzoek van de afzonderlijke inpoldering en be-
maling der lage landen in den Ilaarlemmermeerpolder van
,,1868 zoo even genoemd en welke ik ter bekorting voort-
nan zal noemen de Kilcommissiezijn er 98 kavels in den
polder, die kiibemaling noodig Lebben.
Zij zijn de volgende
Sectie E N°. 16 tot en met 3015 Kavels.
P 1 tot en met 1010
I 8. 1
GG 13, 14, 153
1111 3,4,153
II 1 tot en met 8, n°. 17, 19, 22,
26 en 27. 13
KK 14, 11, 12 en 135
N 21 tot en met 266
0 ,,8 tot en met 15, en n°. 20 tot
en met 30. 19
MM 20, 21 28 en 294
NN 567 en 13. 4
P G1
i» Q 1 2 en 173
PP 16, 17 26, 27, 2S en 29. 6
i> RR II) 151G22 en 23 5
Te zamen 98 Kavels.
In Let rapport der Kilcommissie wordt de te bemalen op-
pervlakte bij herhaling geschat op 1300 bunders. (Zie onder-
anderen Notulen biz. 5 reg. 14 van onderen.)
Indien de voile meat der 98 kavels ware aangenomen,
zoude die maat 1960 bunders bedragen, daar ieder kavel
juist 20 bunders groot is.
Doch men heeft waarschijnlijk slecLts de gcdeelten opge-
teld, die als zeer laag, met doriker zwart gekleurd zijn, op de
hoogleknnrt des polders van 1S65/6, welke zich in het ar-
chief bevindt, en ook op bet Raadbuis der Gemeente in de
Raadzaal tot algemcen gebruik is opgebangen.
Als men bedenkt dat de laagste gedeelten dezer landen
gelegen 4.30 A. P. en daar beneden, alien, of althans bijna
alien, worden omringd door land liggende op 4.20 A. P.,
welk land dus slechts ongeveer 0.2 Ned. el Looger ligt dan
Let allerlaagste land, schijnt Let niet overdreven om te be-
weerendat de meesle eigenaars in de praktijk zullen wen-
schen, dat, niet enkele gedeelten Runner lage kavels worden
afgedamdmaar dat de geheele kavels zullen worden drooir-
gebouden.
Het schijnt mij dus toe dat men de oppervlakte land
waarvoor kiibemaling wenschelljk is, veilig in plaats van op
1300 bunders op 1960 bunders of in ronde cijfers op 2000
bunders kan brengen.
Het land nu, dat slechts twee palm hooger ligt dan Let
allerlaagste, bedraagt ongeveer 7460 bunders, gedeelten van
kavels voor geheele gerekend.
Ik heb de opgave daarvan getrokken uit meergemelde Loog
tekaart van 1866.
ALLE TOEZENDINGEN, REDAKTIE EN UITGAVE BETEEFFENDE
te adressercn aan VAN BONGA G°. te Amsterdam.
(Uiterlijk Woensdag.)
Sectie.
B
C
E
F
H
I
K
L
N
P
Q
Dl)
EE
pp
GG
HII
JJ
KK
LL
MM
NN
OO
PP
QQ
nit
Lijst van Kavels,
liggende op 4.20 tot 4.30 A. P.
Nommers der Kavels Getal
8 tot en met 12; 21 tot en met 2611
61
1 tot en met 6, 10 en 11 8
16 tot cn met 2510
18, 22 tot cn met 244
1 tot en met 7 9 tot en met 3029
NB. 8 gedeeltelijk, doch reeds vermeld bij 't
laagste land.
18 tot en met 3013
1 tot en met 30
7 tot en met 11
8 tot en met 1912
3 tot en met 10, 18 tot en met 2617
18, 29 en 303
11 27 29 cn 304
8, 9, 10, 12, 13, 14 en 15
5, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 16 tot 19, 22 tot 30.
1, 2, 5 tot 14, 16 tot 20, 22 tot 30
16, 18, 20 tot 55, 28 tot 3011
2 tot 10, 14 en 1511
16 tot 18, 20 tot 3012
1 tot 1922 tot 27 30 27
1 tot 98 tot 30 28
2, 5, 8, 16 tot 20, 21 tot 2815
1 tot 15, 18 tot 26, 2S en 3026
1 tot 16, 17 tot 3029
4 tot 10, 12 tot 14, 16, 17 tot 2115
30
5
371
Nn maken 371 kavels van 20 bunders 7420 bunders land
dat men gewoon is met den naam van middelbaar land te
beslempelen, ofschoon Let slechts twee palmen Looger ligt
dan Let allerlaagste land.
Ook voor dit land is nn een lagere waterstand dan de
tegenwoordig aangenomene van 4.70 -J- A. P. zeer wensche-
lijk, en zeer teregt werd door den Dijkgraaf (zie Notulen
Kil-Commissie bl. 13 reg. 12 o.) beweerd „dat het moeijelijk
is om b.v. aan een land op 4.25 -*- A. P. gelegen, te weige-
rendatgene wat aan land op 4.30 --A. P. wordt toegestaan.
De waterlastwaarvan de kilpolders, groot 2000 bunders,
zullen worden bevrijd, zal dus komen in de allereerste plaats
ten laste van 7420 bunders middelbaar land, die slechts
ongeveer twee palmen Looger liggen en nu op hunne beurt
kilpolders zullen worden.
Dit werd zeer goed opgemerkt door den Leer van Ilouwe-
ninge (Notulen Kil-Commissie biz. 1), die daarom oorspron-
kelijk tegen de geheele kiibemaling was.
Zijne meening is dan ook eigenlijk eene herhaling van het-
geen verschillende leden der vergadering van Hoofdingelanden
zeiden op 18 December 1856 (zie Notulen van dat jaar,
biz. S3), dat het bcstaan van afzonderlijke bemaling een
middel is, waardoor wel de een wordt gebaat, maar daar-
entegen de ander scliade lijdt; dat het strijdig met het
algemeen belang is te nchten, elk Ingeland de bevoegdheid
te geven door middel van molens of andere werktuigen
den algemeenen boezern te verhoogenwaardoor de polder
in tallooze kleine polders zou worden lierschapenen de
„zeer laag gelegen landen ten slotte geheel ondergemalcn
moeten wordendaar toch niet aangenomen kan worden
„om eigenaars van slechts 1200 bunders, naar goedvinden
te laten uitmalen, en zulks aan de overige Ingelanden, die
daaraan dan betzij in meerdere of mindere mate behoefte
kunnen hebbente willen weigeren."
In de Kil-Commissie bedacht de lieer Heynsins legen dit
misbruik verschillende middeleu, (zie Notulen van Kil-Com
missie, biz. 4) als:
1°. Verbod van opmaling bij een polderstand van 4.70 -5- A. P.
2°. Versterking van dat verbod door de verpligle dnarstel-
ling van overlatendie bij dezen waterstand het kilmalen
zouden beletten, en de kilpolders op nieuw onder water zetten.
3°. Vergrooling der waterberging rondom de kilpolders met
8200 el per 20 bunders, dus 160 el op den bunder;
(de beer van Ilouweninge vraagt eerst 4800 el waterber
ging, maar geeft dit punt later toe).
PRIJS DER ADVERTENTieN
van 16 regels 75 Cent, elke regel meer 12J/2 Cent.
Zegelregt bij elke plaatsing 35 Cent.
4°. Om die waterberging daar te stellen, verpligte verbre-
ding der kavelslooten, tot verbetering der watercirculatie.
5°. Daarstelling van grondduikers (Notulen Kil-Comm. biz. 8)
om verschillende kilpolders met elkander te kunnen vereenigen.
6°. Strafoepalingen tegen overtreders.
Blijkens de voorgestelde concept-verordening heeft de Kil-
Commissie zich ten slotte met bet voorstel Heynsius in hoofd-
zaak vereenigd, echter niet zonder verschil van gevoelen bij
de leden.
De beer Lanser is daarbij de eenige die meent dat al de
voorzorgen, door Dr. Heynsius begeerd, niet noodig zijn de
beer van Ilouweninge gelooft niet aan bet nfdoende der vijf
kunstraatige belemmeringen door den beer Heynsius voorgc-
steld, en is, zeer teregt, er niet van af te brengen, dat eene
opmaling van bet kilwater, dat wordt uitgestort op de mid-
deibare landen voor die landen scbadelijk moet zijn.
De Hoofd-Opzigter wijst er op dat al die maatregelen in
de praktijk tot niets zullen leiden, daar de molens frauduleus
zullen malende overlaten zullen worden gestopt, en toezigt
moeijelijk, zoo niet onmogelijk is. Hij acht de rijzing op bet
middelbare land niet gering, dosh beeft die niet geschat.
Teregt wees de Hoofd-Opzigter ook daarop, dat men niet
alle eigenaars van kilpolders zal kunnen dwingen tot het
daarstellcn van afzonderlijke inpoldering (biz. 11), waaruit
voortvloeit dat bet lage peil 5.20 A. P.voor ben, die
niet inpolderdentoch steeds zal moeten worden. bebouden.
Dit peil nn op den duur aanhoudend te bereiken is moei
jelijk kostbaar en volgens den beer Beijerinck (Notulen
Kil-Commissie, biz. 4) voor de stoomtuigen veel te bezwarend.
Om deze laatste aanmerking beter op hare waarde te kun
nen schatten, beb ik een onderzoek ingesteld naar de vraag
„Tot op welken waterstand hebben de Leeghwaler, Cruquius
en Lijnden, tijdens de droogmaking der Meer kunnen werken,
met al liunne pompeu, zonder dat zij daarvan nadeel onder-
vonden?"
Hoe vreemd bet moge klinken, bet is mij niet gelukt
deze vraag volgens eenige officiele opgave, naauwkeurig te
kunnen beantwoorden.
Zoo men al tijdens het beheer der Meer-Commissie aantee-
keningen beeft gebouden van den waterstand, gedurende de
droogmaking, die aanteekeningen zijn verloren geraaktvrucb-
teloos is daarnaar gezocht in het Archief der Commissie tot
droogmaking, en bij de verschillende ingenieurs, die aan bet
boofd der onderneming hebben gestaan.
Het komt mij dan ook bet meest waarschijnlijk voor dat
geregelde dagelijksche aanteekeningen eerst begonnen zijn,
toen een gedeelte der landen verkocht wasen de Ingelanden
begonDen te klagen over te hooge boezemstandeu.
Ik vind aangeteekend dat de Leeghwaler heeft gewerkt met
elf pompen tot in Januarij 1S54, maar boe hoog of laag
toen, na de droogmaking, de waterstand in den Polder of in
de llingvaart bij de stoomtuigen was, is nergens gebleken
en volgens sehrijven van den dijkgraaf van de Poll, van 12
December 1868 aan mij gerigt, was ook hem op dat tijd-
stip deze bijzonderheid onbekend.
Ook in bet werk van Gevcrs van Endegeest vindt men
hiervan geene aanteekeningen; (zijne Bijlage 14, deel III,
loopt slechts tot 1850 en geeft alleen Rijnlands boezemstand)
(Bijlage 8, deel II, loopt slechts tot 1852 de laagste ver-
melde waterstand is van 31 Augustus 1852, van 4.10 A.P.)
Hij vermeldt niet hoe lang de ballast kisten der balansen
hebben gewerkt, waarvan bij spreekt in 43 5; hij spreekt
wel van de daling van het Meerwater tot op 0.79 A.P.
door de enkele werking van den Leeghwaler op 19 April 1S49,
440 hij zegt wel: dat de Leeghwaler tot het einde toe,
bij de grootste diepte waaruit Let water moest opgevoerd
worden, gemakkelijk de elf pompen heeft in beweging kun-
nen brengen. ofschoon dan met minder snelheid448);"
maar dit wordt weder eenigzins tegengesproken door de enkele
opgaven, die in Let Archief bestaan, waarin wel staat aan
geteekend, dat in Mei 1853 bij een waterstand van 4.35
A. P. de Leeghwaler werkte met elf pompen maar welke
aanteekeningen tevens bet jaar 1854 aangeven als laatste jaar
der werking met elf pompen, zoodat bier waarschijnlijk eene
vergissing moet bestaan.
Dat de Leeghwalertijdens het beheer der Commissie, som-
tijds zwaar heeft moeten werken, blijkt reeds daaruit, dat