WEERBLAD
1869.
Vrijdag, 12 Ma art.
No, 11.
VA N
AAN LANDBOIJW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
m -
Me Bemalings-Quaestie.
Av;
\S\Mllp
Tien&e Saargang.
rS5ES355S3S5fc2=?43
HAARLEMMERMEER,
PRIJS VAN HEX ABONNEMENT
in het Jaar6.
Prijs van een enkel Nommer 15 Cent.
Vervolg en Slot, zie ons vorig nummer.)
Na deze beschouwingen over de oorzaken van de kwaal en
de moeijelijkkeid van herstel, wil ik kortelijk de twee jongste
recepten der geneesheeren toetsenen daarna de vraag beant-
woordenof er dan in de gegeven crastandigheden al of
niet ter tegemoetkoming iets kan gedaan worden, en zoo
ja wat.
Van die twee recepten onderzoek ik in de eerste plaats
dat van de verste strekking, het meest heroique, nl. het plan
Amersfoordt tot afzonderlijke inpoldering van p. m. 13.500
bunders en beraaling van deze door een ondergemaal van 100
paardenkrachten tot op 5.50 el A. P.
Pat dit onvoldoende en onuitvoerlijk is, valt niet moeijelijk
aan te toonen.
In begitisel kan ik tegen zoodanigen binnenpolder geen be-
zwaar hebben; want deze is te beschouiven als de wijdste der
binnenringen van het door tnij boven ontwikkeld stelsel van
ringbemaling. Doch mijn betoog van de niet toepasselijkheid
van dit goede stelsel op den Haarlemmermeerpolder veroor-
deelt tegelijk het plan des heeren Amersfoordt, en een nader
onderzoek daarvan zal duidelijk maken, hoe gebrekkige toe-
passing dit bovendien is van gemeld stelsel.
Yoorzeker zou de door den heer Amersfoordt aangeprezen
maatregel het voordeel opleverendat hij het water der zeer
hooge gronden langs den ringdijk en van het Kagermeer be-
lette af te loopen naar de lage landenmaar wat er geenszins
door belet zou worden, is het afvloeijen van al het water der
hoogste en middelbare gronden van den binnenpolder zelven
naar de laagste gronden van dien binnenpolder.
Aangezien nu die hooge gronden, gelegen 4.10 el A. P.
en hooger, ongeveer 4000 bunders, de middelbare van 4.10
tot 4.30 el A. P.p. m. 8000 bunders, en de laagste
tot 4.60 el A. P. niet meer dan p. m. 1200 a 1300
bunders bedragen zouden deze laatste weder alleen het wa
ter van 13.500 of als de heer Amersfoordt de hoogste
landen van den binnenpolder door inlating van water uit de
buitengronden weder denkt te bevloeijen— misschien van 18.000
bunders moeten bergenen in weinig beteren toestand geraakt
zijn dan vroeger, of wel in veel slechteren, omdat ze nu niet
meer regslreeks door de drie krachtige stoomtuigen Leegluoa-
terCruquius en Lijnden met p. m. 1200 paardenkrachten be-
malen en van den overlast spoedig verlost worden zouden,
maar van een enkel kilgemaal of kilgemaaltje afhankelijkna
iedere regenbui misschien weken onder water zouden blijven
liggen.
Zoolang dus Mr. Amersfoordt zijn kil niet in een paar rin-
gen nog onderverdeeltom het afstroomen van het water
niet alleen van den zolder, maar ook van de overige boven-
en tussehenverdiepingen naar dezen kelder te belettenis zijn
plan, dat ook de opwaaijing van het water in de hoofdvaart
van den Lisserweg tot den Spaarnwouderwegdus over eene
lengte van 15.000 ellen toelaat, minstens onvoldoende
Maar het is tevens onuitvoerlijk: in de eerste plaats omdat
het de Lijnden en de Cruquius nagenoeg buiten werking stelt,
en dus op den bestaanden toestand en hulpmiddelen niet ge-
bouwd is. Voor zoover ik ontdekken kan, zouden die stoom
tuigen slechts tot bemaling van de Sectien J, G, D, A, B, C,
AABB en CC of p. m. 2300 bunders zeer hoog land be-
op non-activiteit ge-
stemd blijven, en dus zoo goed als
bragt worden.
Paarentegen moet de Leeghwater den regen van den ge-
heelen polder minus 2300 bunders, dus van 15,700 bunders
3.20 el (van 3.20 el A. P. tot A. P.) opmalen, waartoe
men dat stoomtuig niet berekend achten kan, als men bedenkt
dat gewoonlijk 12 paardenkrachten geraamd worden voor de
bemaling van 1000 bunders ter hoogte van 1 el, en dat dus
voor 15,700 bunders ter hoogte van 3.20 el 600 paarden
krachten zouden vereischt worden, of niet eens toereikend
zijn zouden, omdat, op den pomptoestel van den Leeghwater
toegepast, die 640 paardenkrachten zeker niet even zooveel
nuttige werking opleveren.
Doch veel meer nog dan.de Leeghwater als bovengemaal,
zou het kilgemaal of de stoomspinnekop van 100 paarden-
ALLE TOEZENDINGEN, EEDAKTIE EN TJITGAVE BETEEFFENDE
te adresseren aan VAN B0NGA a G°. te Amsterdam.
(Uiterlijk Woensdag.)
krachten in de vervulling van zijne taak te kort sehieten. -
lolgens dezelfde formule (12 p. k. voor de bemaling van
1000 bunders 1 el hoog) zou, om bij den stand van den
tusschenboezem op 3.20 el A. P. het water in de kil op
5.50 el A. P. of 2.30 el lager te houden vereischt wor
den een vermogen van ruim 372 p. k. (13500/1Oon X 13 X
2.30 el 372.6).
De heer Amersfoordt moge nu de berekening van de be-
noodigde krachten ep" ditail noemendat hij gaarne aan an-
deren overlaat, en verklaren „dat het hem voor heden genoeg
„is, zoo maar zijn hoofddenkbeeldkilbemaling, begrepen
worde", naar mijne meening is een detail, dat neerkomtop:
1°. bijna verdubbeling van het vermogen des Leeghwaters
d. w. z. stichting van een' tweeden Leeghwater
2°. bijna verviervuldiging van 't vermogen van het gepro-
jecteerde kilgemaal;
3°. bijna op pensioenstelling van de kostbare stoomtuigen
Lijnden en Cruquius, en
4°. de afhankelijkheid van den oogst van 15,700 bunders
van een enkel werktuig
een detail van zooveel gewigt, dat men een plan,
daarop gebouwdgerust ondoelmatig en onuitvoerlijk
noemen mag.
Dat mij het plan der Commissie uit Iloofd-Ingelanden ook
niet bevalt, heb ik reeds gezegd.
Hare meerderheid schijnt van oordeel geweest te zijndat
de af te sluiten kavels geheel aan de waterberging onttrokken
werden, en dat daarom buiten hunne afsluiting nagenoeg
evenveel capaciteit van waterberging voor dezelve moest ge-
maakt worden gls binnen de afsluiting viel.
Die stelling is niet juist: want, gelijk in den aanvang dezer
memorie reeds ontwikkeld is, zullen wel de afgepolderde
gronden niet meer als tot nog toe dienen tot regenbak van
den geheelen polder, maar zullen ze toch even als te voren
hun eigen regen bergen aangezien hunne molentjes minstens
zooveel tijd behoeveu, om dat water op te voeren, als de
groote stoomtuigen om het regenwater van den geheelen pol
der weg te sehaffen. De miskenning van deze waarheid deed
de Commissie te bezwarende voorwaarden aan het verlof tot
afzonderlijke inpoldering verbinden, nl. 1°. die der vergra-
ving van zekere hoeveelheid land tot water, en 2°. die van
stilstand, zoo dikwijls en zoolang het water in den overigen
Haarlemmermeerpolder boven zeker peil kwam en bleef staan.
De eerste voorwaarde eischt boven de uitgaven voor om-
kading en het molentje zooveel verlies aan grond en zooveel
kosten van aardwerk, dat de laaglanders, zoo zij alvorens
te beginnen zich een oogenblik bezinnenhet verlof wel te
duur zullen keuren. Doch de tweede voorwaarde maakt de
gunst geheel illusoir. Indien toch de laaglanders door ver-
breeding van hunne kavelslooten aan den algemeenen boezem
"zoo veel teruggeven als zij er aan onttrokken, en voor par-
tikuliere rekening zich er op inrigtenom hun eigen regen
water tot zekere hoogte den stoomtuigen toe te malen, dan
zou het meen ik hoogst onbillijk zijn hun die toema-
ling nog te verbieden wanneer in den overigen polder het
water hoog is, en zij zelve dus ook aan bemaling het meest
behoefte hebben of alzoo hen te dwingen den goeden molen-
wind te verzuiraen, met de kans van stilstand uit onmagt,
als later bij mooi weder het buitenwater genoeg gedaald was.
Uit dien jioofde acht ik het voorstel der Commissie, als
middel om aan het beklag der laaglanders te gemoet te komen,
ontoereikend en doelloos.
Gewis zal men nu vragen of dan, als het plan van Mr.
Amersfoordt onuitvoerlijk is, en dat der Commissie een wassen
neus, in den tegenwoordigen toestand geheel geene verbete-
ring te brengen isanders dan door voort te gaan op den
weg, in de laatste jaren gevolgd, om in den geheelen polder
steeds dieper, zelfs lot beneden 5 el A. P. het water
weg te malen.
Op den voorgrond stel ik, dat men, al zij verbetering van
den toestand mogelijk, dezen niet als slecht voorstellen noch de
gebreken of liever onvolmaaktheden overdrijven moet. Dat bij
PRIJS DER ADVERTENTieN
van 16 regels 7 5 Cent, elke regel meer 12% Cent.
Zegelbegt bij clke plaatsing 35 Cent.
buitengemeen overvloedigen regenval, gelijk voor eenige weken
voorkwara en door Mr. Amersfoordt in het Weekblad van Baar-
lemmermeer van 19 Febr. herinnerd werdhet water in de sloo-
ten 3 palm stijgt, en een oogenblik 4.60 el A. P. bereikt,
is zeker voor de allerlaagste landen nadeelig, maar is voor de
overige deelen des polders nog geen rampen kan naar mij
voorkomt in de gronden des heeren Amersfoordt, waarvan
de 10 allerlaagste bunders 4.10 el A. P. liggen, het water
niet op of aan het maaiveld brengen.
Wat hiervan echter zijverbetering te zoeken in wegmaling
van het water zelfs beneden 5 el A. P. keur ik, als tegelijk
nadeelig en vruchteloos, ten sterkste af. Nadeelig toeh is dat
niet alleen met opzigt tot het kolenverbruikmaar ook en vooral
met opzigt tot de slijtagie der aldus overspannen machines; en
vruchteloos zoo omdat, naarmate het peil verlaagd wordt, de
oppervlakte hoog land, welke dadelijk droog loopt, grooter, en
de lage waterbergende oppervlakte kleiner wordtals omdat in
dat lage land zelf het profil der slooten, hoe lager men komt,
des te meer vernaauwt.
De gevolgen van dat strevenom uit de laagste streken den
laatsten droppel weg te malen, zijn:
a. dat de bruikers dezer laagste gronden verleid worden
dezelve, al liepen ze nooit eenig gevaar van waterlast
tot bouwland te gebruiken en dat bij de eerste bui hunne
slooten welke in evenredigheid tot den geheelen polder
een mikroskopiseh kleinen boezem oplevereneen half
el opzetten, en al de stoomtuigen met haaste voor een
half etmaal moeten opstoken, om den kelder van 12000
bunders uit te hozen;
b. dat de hooge grondenom niet te verheien en het tot
drenking of keering van vee vereischte water te derven
moeten worden gedrenkt met buitenwater, en dat men
hierin tracht te voorzien door in te laten aan de Leegh
waterwat natuurlijk niets baatmaar veel schaadt, daar
dat ingelaten water regelregt naar de lage streken vloeit,
en deze, pas met groot kolenverbruik uitgezogenweder
onder water zet, voor dat de hooge landen er iets van
bemerken, veelmin eenig nut van hebben.
Ik gevoel dat op mij, die en bestendiging van den tegen
woordigen leefregel bn de voorstellen der Commissie en van
den heer Amersfoordt verwerp, de verpligting rust mijn ge-
voelen te uiten omtrent de quaestie, wat dan eigenlijk te doen
staat; en van die verpligting wil ik mij kwijten.
Lagen de overige gronden des polders onderling op ongeveer
dezelfde hoogte, men kon de lager dan 4.30 el A. P. gekel-
derde streken gerust zonder eenige beperking laten afpolderen.
Doordien evenwel die overige gronden onderling nog 1.30 el
in hoogte verschillenzou het water der landengelegen van 3
tot 4 el A. P., afloopen naar die van 4 tot 4.30 el A. P.
en daar alles blijven staan omdat het niet meer, gelijk voorheen
ten deele althans naar de gronden van 4.30 tot 4.60 el A. P.
verder kon wegvloeijen. De last zou dan slechts verplaatst zijn;
en de oude klagten werden gewis op nieuw, hoewel door ande-
■ren aangeheven.
Hiertegen is geen beter geneesmiddel te vinden dan evenredige
afsluiting van hoog land, dat geheel geen water houdt, tegenover
inpoldering van laag land, dat tegenwoordiglijk in de eerste
plaats tot waterberging dient.
Indien men namelijk voor zoo.verre daartoe afdamming van
slooten vereischt wordt in overleg met de eigenaren afsluit,
behalve de Sectien AABB en CC, van Sectie Ii de kavels 1 tot
21, 26 en 28, van Sectie RB, de kavels 1 tot 828 en 29,
van Sectie SS de kavels 11 tot 13van Sectie P de kavels 1 tot 5
de geheele Sectie M, van Sectie J de kavels 1 tot 6de ge-
heele 'Sectie G, van D de kavels 1 tot 7 en 12 tot 16, van B
de kavels 1 tot 7 en 13 tot 17, en van C de kavels 1 tot 4
en wel tot zoodanige hoogte als die gronden in den winter ver-
dragen kunnen, dan zal de hoeveelheid water, welke van de
hoogte afkomt, zoo aanmerkelijk verminderen dat het nadeel
door afsluiting van de laagste streken ontstaan, door die gelegfen
4 tot 4.30 el A. P., is opgewogen, en de toestand van deze
laatste gronden niet slechter of minder gunstig zijn kan dan thans.
Ilierbij zijn echter twee vereischten in het oog te houden
en wel vooreerst dat de dammen moeten zijn vaste dammen
omdat anders de eigenaren van het hooge land tegen het najaar
en bij veel nat weder eensklaps al het opgehouden water toch