demeng-de Ilerigten. be!]'„,t rf°?peI t0t damp uitSezet eene "het;itVlr^' aIfmeeDe Wet> dier wet namelijk, krachtens dewelke en aarde, en zon, hn al de sterren die in AANBESTEDINGEN. BENOEMINGEN. Een droppel water wiegelt en flikkert op dit blad of aan den top eens grashalms Een dichter of een schilder zou hier in stomme verrukkin"- blijven staan. De dichter zou zeggendie droppel is eene parel aan het nalssnoer ontvallen eens engels, terwijl hij, dezen nacht, hier voorbij zweefde. De schilder zou zeggen: zie, hoe schoon! in dien droppel wederkaatsen zich al de kleuren van den re- genboogmet welke fijnheid, met welke zachtheidmet welke liarmonieO! slaan wij borstel en palet stukwant zulke tooveringen bootst de kunst nooit, zelfs van verre, na W'j. Sewone mensehen, wij zijn geneigd er onverschillio- voorbij te gaanverstompt als wij zijn op zulk een sehouwspel door de gewoonte van het te zienwij trachten daar uaar toe, waar drift of plicht ons roepen. Nogthans, van daa<r willen wij een uurtje, tot wat anders uitgespaard, opofferen en he behaagt ons te onderzoeken, welk de oorsprong is des waterdroppels en welke rol hij in de natuur reeds heeft ge- speeld en nog zal spelen Gisteren, in den dag, terwijl de zon in den hemel blaakte, was het zeer warm op onze aarde. Er gebeurde eene hevige uitdamping; elk ligchanm droogde uit; elk vocht steeg om hoog naar de verhevene slreken des dampkrings en bleef daar hangen volgens zijne zwaarte. Maar, zie: naarmate door de verw.jdeiing der zon, de lucht kouder is geworden, werd de waterdamp, die niet meer door de warmte uiteen- gezet was, verpligt om te dalen en hij heeft zich nedergezet op ligchamendie, sneller de warmte uitstralendekouder waren dan hij zelf, namelijk op het blad of op den grashalm. uk lets gebeurt dagelijks onder onze oogenindiendes winters, het vocht zich op de ruiten onzer vensters hecht, of, des zoraers op de karaf met koud water, die gij in eene warme kamer brengt, denkt dan aan den droppel des blads of des grashalms; beide verschijnsels hebben denzelfden oorsprong. De waterdamp heeft zich op den ganschen omtrek verspreid; hij omringde en doordrong langs alle kanten den boomwaar- aan mijn blad toebehoort. Nogthans ziet gij slechts hier of daar eenen droppel tintelenterwijl, zoo gij denkt, de boom als er mede overgoten zou moeten zijn. Ja, maar verander van standpunt en gij zult zien dat de droppels wel zoo zeld- zaam met zijn als gij het veronderstelt. Zoo talrijk ook wel met als g,j er u van vervracht misschien; neenwant veel damp was er noodig om eenen droppel te vormenzooveel beslaatzeventien honderd maal grooter dan de vorm waar- onder hij nu wiegelt en flikkert. waarom mag die dauwdrop rond zijn? Ja dat bet oneindige gezaaid werden, rond zijn; de wet deraantrek- king van al de deeltjes eens vloeibaren ligchaams op zich zel- ven terugwerkend. Indien gij nu nog vroeg, hoe het komt dat die dauwdrop zoo schoon gekleurd is, dan zou ik u antwoorden dat dit gebeurt ten gevolge der straalbreking des lichts, wanneer het uit een losser in een vaster ligchaam overgaat; maar om de wetten dier straalbreking duidelijk uit te leggenontbreekt ons nu de tijd. Want zie, de zon is in den hemel geklom- men; hare stralen worden warm en zoudenindien wij niet oppassen, onzen droppel opslorpen zonder dat wij het be- merkten. En hoe zouden wij dan nog zijne lotgevallen kun- nen verhalen? Nu, door het toenemende zamentrekken des dampkrings wordt de droppel grooter en grooter, zwaarder en zwaarder 1 by valt en dringt, onderstellen wij, tot aan den wortel des halms; op zijnen doortocht, en rond de wortelen der plant ontbindt hij al wat hij aanraakt, want bet water is het groot- ste, het magtigste en het meest verspreide ontbindino-smiddel dat de natuur oplevert. Hij is dan beladen met stoffendie der plant tot haar leven ook noodig zijn, voornamelijk met stikstof. Aldus voorbereid, wordt onze droppel door de on- emdig kleine sponskens, die zich aan de eind-vvorteltjes der plant bevindenopgevangen en opgeZogen. Nu bevindt hij zich in den omloop van het sap; twee krachten jagen hem omhoogde vereenigingskraeht, die afhangt van de haar- vormige gedaante der cellen-buiskenswaaruit de plant is za- mengesteld, en de aantrekkingskracht, die werkt ten gevol-e der mtwasemingenwelke in de bovenste deelen der planten ontstaan. Op zekere hoogte gekomen, ontmoet onze droppel de kool, die de plant middelerwijl uit het koolzuur heeft ge- trokken, dat in den dampkring aamvezig is; beide verbinden zich en vormen, aldus scheidkundiglijk verbondeneene me- nigte zamenstellingendie verschillen volgens den grond de plaatsende zintuigen, de natuur, den ouderdom e°n alle an dere bijzonderheden der plant. Yolgens de wederzijdsche ver- houdingendat is, volgens het aandeel dat water en kool in de verbinding nemenzal het ligchaamuit die verbinding gesproten, of cellenstof zijn, of gom, of ameldonk, of drub vensuikerof beetsuiker, of hetgeen later het vet, de olie den was, den balsem, de vervliegbare reuken of de geestrijke vochten (essences) zal voortbrengen. Ondertusschenen volgens de omstandigheden het willen an vroeger, nu later, heeft alles waarmede de waterdroppel was beladen of waarmede hij verbonden was, zich in de plant Vfldto-Mnt nw, k ^4 i_ l I v in uc iJicim vastgezet, om het geraamte en de vaten der plant te vormen of om nog eene langere bewerking te onderstaan. Yan hem zullen wij onderstellen dat zijne tank afgedaan zij en dat hij aan eenen zijner opvolgers, droppel gelijk hij, de zor* late voot het dalende sap te verrichten, wat hij voor het'klim- mende sap volbragt. Op hem wacht eene hoogere bestemmin"-. Door eene kracht voortgedrevendie vijfmaal zoo groot is ,.?,ene d'e ons ^et door de aderen jaagt, heeft hij eindelijk eene schuilplaats gevonden in het een of ander blad op ergens eenen uithoek der plant. Daar wordt hij nogmaals door licht en warmte gereinigd, gelouterd; elk vreemd aan deel laat hij achter en hij dampt uit, onder den invloed eener zonnestraal, op weg naar de hoogere streken der lucht, bui ten het bereik en de magt der mensehen. Niet uit hunne oogen, neen Ziet gij boven ons^hoofd daar die wolken zweven Zij zijn o licht en doorschijnend en gelijken aan min of meer ge- vrukle haarlokken (currus); of, langs den bovenkant, bol- en heuvelvormig; langs den onderkant regtlynig, met scherp afgeteekende en als zilveren boorden, het zijn schaapjes in de weide (cumulus); of zij vormen, beneden aan den ge- zichteinder, lange en breede strepen, welke de dalende zon daar zij meest des avonds bij het vallen van den nacht op- komen, met hevige en zeer schoone kleuren betintelt (stratus); of wel zij hebben eene zeer donkere kleurzijn zeer dik opeengestapeldgefranied met uitgehakte of gestomple kanten en zweven lager in de lueht, nu zeer langzaam, dan weder met yerbazende snelheid (nimbus). Die wolken, hoe zij ook verschillen van kleur, van gedaante, van zwaarte, weet gij wie die vormt en zamenstelt? Onze droppel water, met dui- zcnde millioeneii zijner gelijken. De droppel, nu tot wolk verheven, houdt zich nooit stil; zonder verpozing verandert hij van vorm: hij daalt en klimt behendig; nu, omdat de lucht te dun is of omdat de zon hem minder verwarmt, neigt hij om te dalen; dan weder, omdat hij door de zon wordt beschenen, of omdat een dier khmmende stroomendie gedurig van de aarde opwalmen hem medesleiptstijgt hij omhoog. Stellpn wij dat die laatste wer ing zegepraleonze droppel blijft hangen in de oneindige -ruimte Zie, een wind ontstaatonze droppel zet zich in beweging en vangt eene reis aan, eene lange, waarop hij alle soorten van bekommeringen kan ontmoeten. De wind, die hem weg- voert, stuit' op eenen berg die hem verpligt hooger te stre- yen; maar hooger vindt onze droppel eene onverwachte koude, die hem vat., hem verstijft, hem de nooit genoeg bewonderde gedaante van hagel, van ijzel of van een sneeuwvlokje geeft. Hij valt en ligt daar nu, schoon ja, maar roerloos en maakt dee! der speeuwbank of des gletschers, en zal er deel van maken, lange jaren, tot hij, door onmerkbaar afzakken, tot dit punt zal gedaald zijn, waar de warmte hem zal kunnen vnjmaken. Aan al wat ongelukken zal bij zich misschien niet medepligtig hebben gemaakt! VVas dat het lot van velen zijner makkers, het plan dezes opstels wil dat hij daaraan ontsnappe: hij komt gelukki^ den berg over en het peilloos' ruim staat -nu voor hem open! Laten wij hem een oogenblik alleenvliegend en wiegelend draaijend en zwaaijend, dplend en klimmend, in de zee des dampkrings. - Geen menseh beeft die nog kunnen peilen: de yeronderstellingendie de geleerden omtrent hare diepte heb ben gedaangeven zeer. yerschillende uitslagendeze schat die op 20 679 meters(Biot)gene op 23,000 meters, (Gay-Lussac) een derde op 1,000,000 meters, (Mairan)- eindelijk stellen de laatste berekenihgen die op 30 mijlen| (Pater Secch.i), Welk getal men aanneme, onze droppel vindt in dien kolk plaats genoeg en wij zullen den tijd hebben om ter loops na te gaan wat of zijne innige zamenstelling is. Wanneer een scheid- of natuurkundige water ontbindt, dan krijgt hij in eene der buizen van zijn gestel een geheel ander gas dan in de tweede. Steekt hij eene uitgeblazene keers waarvan de wiek nog eenige vuurstipjes toont, in de eerste buis, dan zal dadelijk de keers op nieuw in brand steken en een zeer hevig licht geven. Brengt hij, integendeel, de brandende keers onder de tweede buis, dan zal het°-as, dat er in verzameld is, met hevigen klank ontploffen e°n eenen oogenblik branden. Het eerste gas is zuurstof; het tweede yvaterstof. Beide gassen komen niet voor in dezelfde verhou- ding: eene gegevene hoeveelheid water brengt, volo-ens het gewigt beoordeeld, 89 deelen zuurstof en 11 deelen water- stof voortenvolgens den voluumstaat de waterstof tot de zuurstof gelijk 2 tot 1. De twee gassen, in gemelde hoeveelheid bijeeogebragt, doen bij verwarming, en terwijl er een slag gehoord en eene vlam gezien wordt waterdamp ontstaan, die verkoeld, echt water geeft. Die verbindino- werd in 1790 ontdekt, en water, alsdan door zulke kunst- middelen gemaaktwordt nog ten huidigen dage bewaard in het Museum van natuurkunde te Parijs. Beide gassen kent overigens ledereen; de zuurstof, die zich ook in de lucht be vindt, is bij uitstek de levensstof; zij is tot het leven on- ontbeerlijk, en waar zij niet aanwezig is, sterft ieder dier bij verstikking; de koolstof maakt een groot gedeelte uit van die mengeling van stoffen, die onder den naam van gas tot de verlichting onzer straten en huizen dient; zij is veertien maal minder zwaar dan de gewone lucht, en daarom het best geschikt voor het opvullen der luchtballen. Zoo bestaat onzen droppel in zijnen inwendigen zamenstel- en gelijk gij hem zoo tegen het licht houdt en ziet hoe door schijnend hij is, zoudt gij zeggen: het is zuiver water. Wel, dan bednegt gij u;_ breng hem onder het glas van een mi- croscoop, van een dier wonderwerktuigen, die een voorwerp 600 tot 1500 maal vergrooten en gij zult zien dat uwe droppel eene zee is, waarin duizende diertjes leven, helaas ten koste het eene van het andere. Hier ligt de grondsteen neen, hier is het voorwendsel van een leerstelsel dat heden ten dage veel gerucht maakt in de wetenschappelijke wereld de Fransehen, die het niet uitvonden, hebben het zich toe- geeigend en met eenen grootschen naam gedoopt, het heet: La generation spontanee. De aanhangers er van ze°-o-en die diertjes, die ongediertjeszijn ontstaan uit hun eigen zelven- zij spruiten met uit wezens gelijk zij; zij kennen geene ouders' Dr is hier eene scheppingskracht der natuur in het werk die ynt haar eigen en door eigen wil al de verschijnsels de' yverktuigehjken Ievens teweeg brengt in de plantenwereldi„ de dierenwereld en zelfs in de menschenwereld. Die kracht is nog onbekend, onnagespeurd; maar wij zullen haar ver- pligten ons haar geheim te zeggen, en danDaaruit die gevolgtrekking: diertjes, zijn zij dan nog zoo onvolmaakt kunnen uit zich zelven vyordendus is het met den mensch ook zoo gegaan; dus is de hypofhhe van eenen Schepper van eenen God onnoodig, en de Bijbel, de leer der H. Kerk" zijn altemaal sprookjes. Waangeleerdenneen; ditmaa! weder is het u niet gelukt God uit de wereld, buiten de scheppmg te sluitenZiet: „de wetensehap zelve legt vandaag ontegensprekelijke bewijzeu af dat de vrij werhende teelinn nog zelfs geene zingeene beduidenis heeftdie men goed „weet te bepalen. Uit al de waarnemingen, op zulke planten en dieren gedaan, dat zij tastbaar en zigtbaar genoeg zijn om het geheim huns levens en hunner voortteeling te laten vattcn komt sehitterend deze algemeene wet uital de soorten zijn geschapen; elk organisme is uit een stuk ge- maakt elk leyend wezen wordt door zijns gelijke voortge- bragt. Het is onwnkbaar bewezenwaanwijzen! dat de zaden, de kiernen der diertjes, van wie gij wilt doen geloo- ven dat zij door zich zelven ontstonden, reeds aanwezig waien in de lucht, dat zij door schepsels zijn voortgebra^t die eens zoo waren gelijk de zaden en kiernen nu zijn, °en dat deze eens zullen worden gelijk de schepsels hunne ou ders waren. Neen, nog altoos, om het raadsel der schepping op te lessen, moet men aan eenen Schepper gelooven, wiens woord alles uit den niet riep! Wel kunnen de duisternissen door ongeloof opeengepakt, u tijdelijk bedekken, o eeuwige waarheid! maar welhaast, door de wetensehap zelve, de e. te wetensehap toegelicht verschijnt en schittert fij op meuwin onbesmettelijke zuiverheid. [Wordt vervolgd.) In het district Witzenhausenprovincie Hessen, belooft de oogst van kersen eene bijzonder rijke opbrengst. Hoe belano- rijk dit voor gemeld district is, blijkt daaruit, dat in goede jaren, alleen uit de stad Witzenhausentusschen 6-a 700,000 manden kersen worden uitgevoerd. In het gebouw van het provinciaal bestuur te Haarlem, is den 24 Junij aanbesteed1°. het maken van eenige werken tot voorzieuing der boorden van het Noord-Hollandsch Kanaal, in vier perceelen. Minste inschrijvers 1°. perceel, voor f 690- 2°. perceel, voor f 2540, beide de beer J. Bennink te Vreeswijk; 3°. perceel, voor/4064; 4°. perceel, voor/1314 beide de heer Swets, te Helder. 2°. het bouwen van eene tolgaarderswoning en het verplaatsen van tolboomen te Castricum. Minste inschrijver: de heer Brugmans te Alkmaar voor 2653. Te 'sGravenhage is den 24 Junij herbesteed het voort- zetten van de afsnijding der Maas bij Crevecoeur. Minste inschrijvers de heeren van de Velde en Visser, te Sliedrecht voor 414,400. Den 25 Junij is te Leeuwarden door het prov. bestuur van Friesland aanbesteedhet eenjarig onderhoud van den stroomleidenden dam en de geul de Balg" bij Ameland waarvoor zes biljetten waren ingekomen. Aannemer is gewor den G. J. Scheltema, op Ameland, voor 4425. Voorts is aanbesteed: het driejarig onderhoud der Duinbeplantingen op Ameland; van de drie inschrijvers was de laagste J. L. de Jong op Ameland, aan wien het werk is gegund voor /29I5. Den 26 Junij i3 te Sloterdijk door poldermeesteren van den Osdorper Binnen-Spieringhorner, Binnen- en Overbraker- Binnenpolderonder Sloten, in het koffijhuis van den heer Tubeigen aldaar, publiek aanbesteed het doen van eenige herstellingen aan de watermolens van genoemde polders, be- nevens het gewone onderhoud tot uit. Mei 1870. Aanneiners de heeren J. Yerloop en Zoon, voor 1100. Z. M. de Koning heeft benoemdtot heemraad van den polder Spijk (Gelderland en Zuid-IIolland) J. J. de Graaff; tot heemraad van den Terschellingerpolder (Noord-Holland) P. J. Mier; tot dijkgraaf van den Krabbendijkepolder en van den Maagspolder (Zeeland) O. C. Wellemantot dijkgraaf van den Loven- en Willemskerkepolder (Zeeland) P. Scheele; tot gezvvoren van den polder de Perponcher (Zeeland) J. M. Kakebeeke. Terwijl hier te lande en in een groot deel van Europa een November temperatuur heerscht, klaagt men op andere plaatsen over buitengewone hitte. Te Kieff, in Rusland, is de Ihermomeler tot 35 graden Re'aumur geslegen. In de omliggende landstreken stond rogge en koren zoo bui- tengewoon voordeclig, dat men reeds voor bet einde der maand Juni dacht te kunnen oogsten. In Hongarije wordt algemeen geklaagd over droogte en bet meer van Neusiedcl is zoo digt met gras begroeid, dat de land-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1869 | | pagina 2