118 -
Oemen^de Berigten.
die men vroeger voor of bij het ontstaan der aardappelziekte
opmerkte. Dit berigt is zeer onjuist, want, sedert het ont
staan der ziekte tot heden, heeft dat produkt nog nooit zoo
schoon, welig en tierig gestaan als tegenwoordig; wel zijn
hier en daar onder de zoogenaarnde vroegrijpe eenige blaadjes
geel gewordendoch dit wordt alleen aan droogte en rijp-
heid toegeschreventerwijl overigens de knol geheel gaaf en
uitmuntend van kwaliteit en kwantiteit is.
Wijhe 19 Julij. De peren, die nog in langen tijd niet
rijp zijn worden reeds nu door Noord-Hollandsche schippers
tegen 4 a 5 per mud opgekocht om zewanneer zij rijp
zijn te ontvangen.
Men verhaalt dat de bijen op de boekweitvelden in de
laatste dagen reeds honig hebben gewonnen Onze ymkers zijn
daarom deze week met hunne korveu naar deze velden vertrokken.
Men meldt uit WarmondTen gevolge van het hevige
broeijen van hooi heerscht eene groote bedrijvigheid bij vele
landbouwers, die, thans aan het einde van den hooibouw
zijnde het gewonnen hooi uit de bargen raoeten halenhet
verspreiden en weder op nieuw bergeri. De oorzaak van dit
broeijen moet worden toegeschreven aan het niet droog genoeg
binneohalen van het hooi, dat tijdens den veelvuldigen regen
in het begin van den hooibouw is gewonnen.
Volgens geloofwaarde berigten uit Engelandis het aan-
zien van den te velde staanden oogst in de laatste tien dagen
veel verbeterddoch schijnt men te verwachten dat de opbrengst
der vier millioen tarwe-akkers niet zooveel en niet zoo goed
zal zijn als het vorige jaar; doch die der 22i millioen akkers
weiland, en der 10 millioen akkers wortel- en groentegewas
rekent men veel voordeeliger te zijn dan in 1868. Haver is
goed, garst middelmaiig, boonen en erwten overvloedig en de
aardappelen staan goed.
Maastricht, 17 Julij. Met het maaijen van de garst, die
hier in groote hoeveelheden verbouwd wordt, is men druk
bezig De kwaliteit is uitmuntend, en de kwantiteit boven
verwachtiug. De tarwe, rogge en haver beloven veel, als-
mede de aardappeleu in het algemeen.
Uddel, 20 July. Onze buurtschap wordt thans door twee-
a driehonderd vreemdelingenzoo niet meer, bezocht. Het
zijn evenwel geen zigeuners of beeren, maar het is een ge-
zelschap vogels, die in vederdos vorra en geschreeuw, veel
op de zoogenoemde bonte kraaijen gelijkenboewel hun sna-
vel meer naar het witte dan naar het zwarte overhelt. Die
ongevraagde bezoekers zijn, gelijk hunne daden loonenzeer
groote liefhebbers van aardappelen. In de nabijheid van met
die vrucht bepootte akkers houden zij zich dan ook algemeen
op, om er zoo dikwijls zij verkiezen op neer te vallen en te
rooven naar hartelust. Met behulp van hunne pooten en
hunnen snavel delven zij de te veld staande aardappelen uit
den grond en vliegen er vervolgens mede weg menige akker
getuigt reeds van hunne vernielzucht. Of het inlandsche vo
gels of vreerade indringers zijn is nog een punt in kwestie.
Men noemt ze hier karkanen en acht de thans hier verkee-
reude voor dezelfdedie men kort geleden uit NijkerkPut-
ten en omstreken heeft verjaagd althans op die plaatsen worden
zijsedert zij zich hier nederzetten, niet meer waargenomen.
Prof. Dr. Roloff, te Halle, levert de volgende belangrijke
beschouwing over Eene nog niet bekentle oovxaak
van tie draaf- of nchuurxiekte knaagbeef-
of tvhrlkxiekte) tier schapen. De heer F. C. Hek-
meijer deelt dat vertoog volgender wijze in het Magazijn van
Landbouw en Kruidkunde mede:
Het is bekenddat deze ziekte voor eene ziekte van het
ruggernerg wordt gehoudenen dat het ontstaan er van
meestal door oorzaken wordt voortgebragt die zenuwzwakheid
veroorzaken, vooral door het te vroeg en te veel gebruik
van den springbok. Maar het feit, dat deze ziekte ook bij
moederscbapen en bij hamels niet zelden voorkomt, maakte
dat de directe invloed van het te veel bespringen moest
worden betwijfeld. Daarom werd aangenomendat deze
ziekte, die door die oorzaak eenmaal bij rammen ontstaan is,
door overerving verder wordt voortgeplant. Met deze aanname
is weder de aanneming niet in overeenstemmimg te brengen
dat die ziekte soms plotseling en heerschende zich voordoet
in kudden, welke uit leden van verschillende familien te
zamen gesteld isdeze waarneming voerde tot de overtuiging,
dat als er eene overerving plaats had toch nog zekere uit-
wendige schadelijkheden aanwezig zijndie de ziekte in
korten tijd kunnen veroorzaken. Van deze vermoede, maar
nog niet aangetoonde uitwendige invloeden, meent Roloff
een nog niet bekeuden, en hoogst waarschijnlijk den gewig-
tigstente hebben gevonden.
Hij had nl gelegenheid om deze ziekte, gedurende 2 jaren,
in eene kudde waar te nemenwaarin het waarnemen der
oorzakelijke elementen duidelijker was dan in andere.
De ziekte deed zich in den laatsten winter vooral daardoor
lennen, dat naar evenredigheid vele dieren van eene kudde
zich aan het achterstel veel schuurden en daarin beten. Bij
de meeste schapen vermeerderde de lust tot jeuken in den
loop van den winter, maar de dieren hielden goeden eetlust,
bleven goed bij krachten en genazen in het voorjaaren
kregen na het scheren de volkomene gezondheid in vrij korten
tijd terug. Bij eenige dieren outwikkelde zich langzamerhand
echter eene zenuwzwakte; maar ook deze genazen in het
voorjaar, met uitzondering van 2, bij welke, in den voor-
winter, de neiging tot sehuren het sterkste zich had ver-
toonden die tegen het voorjaar stierven.
Hetzelfde verschijnsel herhaalde zich in den vorigen winter.
Bij de meeste zieken bereikte ook thans de ziekte slechts
het eerste stadiumandere, en naar verhouding meer dan in
den voorgaanden winter, vertoonden in het oog loopende
verscbijnselen van zenuwzwakte, zoodat zij zelfs bij eene
oppervlakkige beschouwing als aan de schuurziekte lijdende,
ten minste als zeer verdacht van de ziekte, erkend werden.
Deze genazen meestal in den loop van het voorjaar, en
slechts weinige gingen in den winter of tegen het voorjaar
aan de geheel ontwikkelde ziekte te gronde. Dat deze dieren
inderdaad aan deze ziekte leden, en dat al diegenenbij
welke slechts de eerste verschijnselen van het lijdenvooral
de jeukte aan het achterstel, werd waargenomen, en die in
het voorjaar weder herstelden, door geene huidziekte, maar
door eene zuivere zenuwachlige jeuking in de huid waren
aangedaanheeft Roloff door een herhaald zorgvuldig onder
zoek met zekerheid geconstateerd. Het is zeker, dat beide
keeren in den winter bij een groot aantal dieren in die
kudden de draafziekte in het tijdperk van ontwikkeling aan
wezig was, hoewel telkens bij slechts weinige dieren de
ziekte geheel tot ontwikkeling kwam.
Als oorzaak van de ziekte kan in dit geval de over-erving
niet aangenomen wordenomdat de kudde uit leden van
verschillende familien was zamengesteld. Er had nl. eene
kruising van merino-moederschapenuit onderscheidene kudden
te zamen gebragt, met Southdown-bokken plaats, en er leden aan
de ziekte zoowel Southdown-halfbloedalsook en /8 bloed
en verder in den laatsten winter een aangekochte merino-
hamel, die geheel draafziek werd, en een volbloed Soutbdown-
moederdier, welke evenzoo uit eene vreemde tot dusver ge-
zonde kudde afstamde. De laatste werd aan het einde van
den winter duidelijk ziek, doordien zich bij de huidjeukte
eene zeer in het oog vallende zenuwzwakte voegdezij werd
echter in het voorjaar weder geheel gezond.
Bij een voortgezet onderzoek bleek nudat de zieke scha
pen bremvlieg- of horselmaskers in de voorhoofdsboezems
hadden, en dat in het slijmvlies dier holten aanwezige en
stellig door die larven veroorzaakte hevige ontsteking, zich
naast de reukzenuweu door het zeefbeen op het zachte her-
senvlies en van daar in afnemenden graad op het zachte
hersenvlies van het ruggernerg en op de scheeden van de
zenuwwortels daarvan had voortgezet. De aan de herse-
nen en het ruggernerg aanwezige ziekelyke veranderingen
waarvan wij de nadere beschrijving hier niet laten volgen
waren van dien aard, dat die als de naaste oorzaak van de
aan de levende dieren waargenomen verschijnselen moeten
worden beschouwd, en Roloff meent daarom te moeten aan-
nemen, dat de bedoelde ziekte in die kudde door de in de
voorhoofdsboezems aanwezige bremvlieglarven veroorzaakt is.
Voor deze meeniug spreekt, behalve de reeds opgegeveue
grondenook het feit, dat de ziekte in den laten herfst en
in den voorwinter begon te ontwikkelen en in het voorjaar,
als die tot dien tijd geen zeer hoogen graad bereikt had in
genezing overging. De schaapsbremvlieg (cephalomia ovis) legt
namelijk in den zo'mer hare eijereu aan het schaap, vooral
aan de vochtige randen van den neus, vanwaar de larven
naar de neusholen wandelen en voor een gedeelte tot in de
voorhoofdsboezems voortkruipen. Dat ten gevolge daarvan eene
acute, zelfs doodelijke hersenontsteking ontstaan kan, is be
kend; de hier opgegevene chronische gevolgen zijn echter tot
heden niet bekendten minste zijn die larven niet als oor
zaak er van opgegeven.
Tegen de zoo even opgegeven theorie kan men beweren
dat niet overal, waar de cephalomia ovis en bij de schapen
de zoogenaarnde bremvliegziekte voorkomt, ook de draafziekte
wordt opgemerkten dat de laatste ook in streken voorkomt,
waar de schaapbremvlieg niet inheerasch is. Die tegenvverping
kan echter de uit de opgeuoemde waarnemingen gemaakte
gevolgtrekkingen niet veranderenomdat, zoo meuweet, vele
schadelijke invloeden, die onder zekere oorzaken bepaalde
ziekten veroorzaken, onder andere omstandigheden geen nadeel
veroorzaken, en ook nog niet zeker bepaald is, dat niet
overal, waar de draafziekte heerscht, ook de schaapsbremvlieg
niet voorkomt; ook mag niet ontkend worden, dat de oor-
spronkelijk door de bremvlieglarven veroorzaakte ziekelijke
veranderingen der hersenen en van het ruggernergzich zoo
verhouden, dat zij later door overerving voortgeplant kunnen
worden.
Van den anderen kant leert de waarnemingdat deze ziekte
juisl in die streken veel voorkomt, waar de schapen kreupel-
bosch en boschweidenwaarop vooral de schaapsbremvlieg
voorkomt, bezoekenen dat zij onder deze omstandigheid
zelfs als plaatselijk heerschende zich kan voordoen, terwijl
die bij ingevoerde gezonde stammen altijd eerder te voor-
schijn komt. Roloff heeft de ziekte vroeger als een stationair
lijden in eene kudde, die boschweiden bezocht, leeren kennen,
terwijl die in nabijgelegene schaapshoederijen onbekend was.
Eindelijk moet nog worden opgemerkt, dat volgens een
aan Roloff medegedeeld berigt in Opper-Silezie eene in ver
schijnselen met de draafziekte der schapen volkomen overeen-
komende ziekte in groote uitbreiding bij reeen is waargeno
men en dat bij deze dieren evenzoo bremvlieglarven in de
voorhoofdsboezems zijn gevonden. Dit werd echter voor toe-
vallig aangezien. Roloff meent echter te mogen aannemen
dat ook bij de reeen de ziekte door de larven is veroorzaakt
In eene schapenhouderij, waarvan de weiden aan den zoom
van gemeld bosch gelegen zijnwas de schuurziekte stationair
en eischte vele offers. De oorzaak was niet bekend. Maar
er werden dikwijls bremvlieglarven in de kribben van de
schapen gevonden, die stellig door de schapen bij het niezen
waren outlast.
Roloff noodigt ieder uit, om waarnemingen van het plaat
selijk te zamen treffen van de schaapsbremvlieg, d. i. de
bremvliegziekte met de schuurziekte, te willeu doen en mede
te deelen; want juist in dit geval moet een groot aantal
waarnemingen aanwezig zijn, om eene nieuwe theorie te
bewijzen.
Om misverstand te voorkomenbetuigt Roloff nogmaals
uitdrukkelijkdat hij zich niet inbeeldt, het ontstaan van de
bedoelde ziekte met zekerheid te hebben aangetoond. Hij
meent echter, dat het wel der moeite waard is, om den door
hem aangegeven weg te vervolgen en als anderen een beteren
weg voorslaan of eene betere theorie geven, wil hij die gaarne
volgen. Tot heden weten wij toch nog weinig van deze
ziekte, en vooral de meening, dat de ziekte een lijden van
het ruggernerg is, moet hij, op grond van eigen onderzoek,
reeds voor eenige jaren in het werk gesteld, bepaaldelijk be-
strijden. Hij vond echter, reeds voor dat hij een zamenhang
van de ziekte met de aanwezigheid van larven in de voor-
hoofdsboezem kende, dat de hersenen bij deze ziekte in hoogen
graad zijn aangedaan, en hij werd juist daardoor tot een
verder onderzoek geleid.
Meermalen is in ons land de behoefte gevoeld aan eene gelegenheid
voor minvermogende lijders om deo heilzamen invloed der zeebadkuur te
genieten gelijk die in bet buitenland, te Kiel en elders aan de kust
der Oostzee, openstaat. Naar wij vernemen. worden er thans pogingen
aangewend om zoodanige inrigling tot stand te brengen, door het verza-
melen van giften voor het stichten van een hadhuis voor minvermogenden
te Zandvoort, in hetwelk tegen slechts /I of 50 cent daags, minver
mogenden en behoeftigen opgenomen of besteed kunnen worden. Men
mag verwachtendat door de algemeene liefdadigheid het noodige bijeen-
gebragt zal worden om ook op deze wijze den lijdenden medcmensch
ter bulp te komen.
Aan een groot aanlal miliciens van al de korpsen van het Belgische
leger is een verlof voor drie weken toegestaan, bij gelegenheid der werk-
zaamheden voor den oogst.
Te Haarlem is den 15 dezer, even na It ure, in de Schaggestraat,
in het perceel n°. 730, toebehoorende aan J. A. Haas, likeurstoker, een
brand ontstaan, die zich in den beginne vreeselijk liet aanzien zoowel
boven als beneden van het perceel sloeg de vlam met verbazende kracht
uit; doch de belendende gebouwen hebben weinig of niet geleden, het-
geen men met bevreemding moet aanschouwen, daar het verbrande een
smal perceel is, en zoo wel boven als beneden geheel is uitgebrand.
Menschenlevens zijn niet te betreuren.
Dezer dagen is bij bevelschrift der arrondissements-regtbank te Mid-
delburg, naar den prokureur-generaal bij het provinciaal-geregtshof in
Zeeland verwezen Casimir Franciscus de Bruine, polderwerker, thans al-
daar gedetineerd, beschuldigd van in den vroegen morgen van 26 April jl.
op eene hofstede onder Arnemuiden, den persoon van G. Maas, polder
werker, moedwillig met een puthaak dermate te hebben geslagen dat hij
op rug en schouders verwond en zijn arm gekneusd was zoodanig, dat
hij gedurende meer dan 20 dagen is verbinderd geweest zijn werk te
verrigtenen zulks met voorbedachten rade, daar hij de uit Arnemuiden
vlugtende arbeiders achtervolgendemet de bedoeling om hen te mishan-
delen genoemden Maas heeft gehaald uit een varkenshokwaarin deze
was gevlugt om zich te verschuilenen hem daarna heeft mishandeld.
Te Tilburg gebeurde Vrijdag jl. een ongeluk in de fabriek van de
hh. G. Boogaards en Zoon. Een jongelirig, ruim M jaren oud, aldaar
werkzaamis met zijne kleederen aan een der riemen van de machine
blijven Imogen en zoo doende tegen de halken en planken van den boven-
cn benedenzolder geslagenzoodat zijn ligchaam van het hoofd tot de
voeten was aan stukken gescheurd en na het stilslaan der machine geen
menschelijk gedaantc meer had.
De arrondissements-regtbank te Deventer heeft een paar houders
van pandjes- of beleenhuizendie geene weltige verguuning hadden, tot
200 en 100 boete veroordeeld. De beklaagden wilden het doen voor
komen dat zij de goederen met regt van wederinkoop gekocht hadden.
Zij verzwegen echter, dat zij, zooals later bleek, gerniddeld 156 pet.
rente van hun geld maakten, en van kleine sommen kregen zij zelfs
208 pet., of 1 cent van het kwarlje in de week.
De eerste bediende van een der voornaamste kassiers te Zutphen
verloor onlangs een bankbillet van f 100. Eene arnie dienslmeid vond
het op de Groenmarkt liggen en bragt het op staanden voet naar den kom-
missaris van politie. De verliezer heeft haar 5 als belooning uitgereikt.
Op de lijn Bommel-Hedelis den 17 dezer, op den trein komende
van Hedelde machinist nabij het station van de lokomotief gevallen en
er onder geraakt, waardoor vijf wagens over zijn hals reden; hij was
dadelijk een lijk. De ongelukkige laat eene vrouw met kinderen na.
Als eene bijzonderheid kan worden gemelddat in de gemeente
Franeker, van ruim 5000 zielen, de ambtenaar van den burgerlijken stand
al zeer weinig drukte gehad heeft, aangezien er in de vorige week zijn
ingeschreven geen gehuwden, geen overledenen en alleen eene geboorte.
Het provinciaal geregtshof in Noord- Holland heeft uitspraak gedaan
in de zaak van Jan Ton, warmoezenieroud 33 jaar, geboren en wonende
te Alkmaar, hem scbuldig vcrklaard aan opzettelijke hrandstichting in een
bewoond gebouw, waarbij gevaar voor menschenlevens te voorzien was,
en hem te dier zake veroordeeld tot de straffe des doods, uit te voeren
binnen de gemeente Alkmaar.
De uitdrager Anton Weiss, te Weenen, kocht onlangs eene schilderij
voor twee gulden en verkocht het kort daarna aan de keizerlijke galerij
op het Belvedere voor duizend gulden.
Uit Zwolle wordt het volgende gemeld: »Dat hevige gemoedsbewe-
ging den krachtigsten mensch plotseling kan dooden, is onlangs alhier
op treffende wijze gebleken. Een mandie bij zijne nicht inwoonde
was getuige van een bij haar ontstanen twist, welke zoo hoog liep, dat
zij het liuis uitsnelde onder den uitroep: «Ik ga me verdrinken!" Wer-
kelijk was zij de gracht reeds nabij en zon er zich waarschijnlijk hebben
ingestort, indien de oom, die haar in hoogst gespannen tnestand was na-
geloopen, haar niet hij de kleederen had gegrepen zij hield stand, maar
de hand, welke een zelfmoord had verhoed, liet weder losen de man
stortte dood ter aarde.
De Vereeniging tot bescherming van dieren tegen wreedaardige
behandeling" te Londen, heeft weder de zege behaalden wel op den
hertog van Grafton. Diens koetsier had, volgens begrip van de Vereeni
ging, een zijner paarden baldadig geslagen, en ofschoon de hertog een
brief aan het politie-bureau zond, waarin hij verklaarde dat bij nooit zijnen
koetsier van zulk eene handelwijze zou verdeukenwerd de man tot/2.1
boete veroordeeld.
De echtgenoot van Jacob de Vletter, geh. W. J. Kleyweg, zegt bij
annonce aan alle stad- en Iandgenooten harlelijk dank voor de haar be-
toonde bewijzen van deelneming maar verzoekt geene adressen tot gratie
aan den vorst, den edelen telg uit het liuis van Oranje, te willen rigten,
doch te wachtentotdat de zaak van haren geliefden man in kassatie zal
hebben gediend.
Per