WEEKBLAD
1869.
Vrijdag, 13 Augustus.
No. 33.
VAN
AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDEE-BELANGEN GEWIJD.
Tien4e Jaargang.
Haarlem nicrniccr-Pol der.
\\Mh/./'
Junij 1869. GrEMIDDELDE Maandelijksche Waterstanden, Water-ontlastingen en werking
der Stooratuigen in het Hoogheemraadschap van Rijnland.
-
BODEGBAVEN.
HET PRAEADVIES van pen H( )OFDOPZIGTER
Af/.onderlijke inpolderiiifr en bemaliiig1 van lag'e
landen in den Haarlemmermeerpolder.
HAARLEMMERMEER,
PRIJS VAN HET ABONNEMENT
in het Jaarf 6.
Prijs van een enkel Nommer 15 Cent.
ALLE TOEZENDINGEN, REDAKTIE EN DITGAVE BETKEFFENDE
te adresseren aan VAN BONGA C°. te Amsterdam.
(Uiterlijk Woensdag.)
PRIJS DER ADVERTENTieif:
van 16 regels 75 Cent, elke regel meet 12% Cent.
Groote Letters worden naar hare plaatsruimte berekend.
Pe tij'druimte "'tgedrukt in nren en minuten. - De lengte-afineting in nederl. ellen. De inhouds-afineting in kub. ellen.
Waarnemlngen.
Vloed op bet Y
id. u den IJssel
id. u de Noordzee
Ebbe u bet Y
id. den IJssel
id. de Noordzee
Boezemstanden
i Boezemstanden
2 0 1 Verval in de Sluizen...
o I vau '°zing
Hoeveelbeid geloosd
De meest beerschende Wind
•A Gewerkt gedurende
I Opbrengst
S i Uitgemalen
O I Gestopt voor Hoogwater.
id. Sluisgang
Waargenomen te
SPAARNDAM.
HA1FWEG.
GOUDA.
KATWIJK.
0.17 A.P.
0.153 A.P,
1.176 A.P.
1.022 A.P.
0.22 A.P.
0.217 A.P.
0.265—A.P.
0.598 A.P.
0.586 A.P.
0.58 A.P.
0.511—A.P.
0.607 A.P.
0.618 A.P.
0.631 A.P.
0.683 A.P.
0.043.
0.038.
0.033.
13.-
10.-
65.-
2.013.124.
929.830.
4.726.533.
Noord.
Noord-West.
Noord-West.
West.
158-30.
163-30.
172-36.
0.657.
0.7434.
1.152.
11.150.852.
7.019.416.
6.388.038.
4.-
7-30.
6.7.
Aanteekenlngen.
LEIDSCHENDAM.
Bijnland0.592 A.P.
Delfland0.323 A.P.
Bijnland0.553 A.P.
Woerden0.447 A.P.
Van Woerden op Bijnland gedu
rende 149$ uren afgevloeid.
over
Dit praeadvies (zie Weekblad 6 Augustus, N°. 32) komt
tot geene conclusie, of althans het resumeert die niet
Het is dus eeriigzins moeijelijk de strekking daarvan te
vatten; zij moet hier en daar in het stuk worden opgezocht.
Zij schijnt mij vooral bevat te zijn in de volgende stellingen
•i De toestand van land van 4.30 tot 3.80 -4- A. P. is niet
zoodanig, dat belangrijke sommen tot verbetering daarvan
mogen worden uitgegeven." (biz. 5 regel 17.)
„Het land daarentegen boven 3.80 -4- A.P. heeft som-
wijlen watergebrek." (biz. 5, regel 21.)
„Voor het land beneden 4.30 4- A. P. is het polderwater
dikwijls te hoog." (biz 5, regel 36.)
„Van bestuurswege moet iets tot hulp der laaglanders o-e-
daan worden." (biz. 7, regel 26.)
Ilet vergraven van het lage land, tot vergrooting van
waterberging, behoort ten koste van de polderkas te ge-
schieden." (biz. 12, regel 2.)
„Niettegenstaaude het besluit van Gedeputeerde Staten is
de mogelijkheid van verpligte afsluiting van hoog land blij'ven
bestaanmits de polder de afsluitingen bekostige." (biz 8
regel 37.)
„Zulks behoort te geschieden door dammenin wier bo-
venkant kleine openingen zijn." (biz. 10, regel 16.)
Het hooge land zal dan bij voortduring door hevelsop
kosten des polders kunnen worden bevloeid." (biz. 8, reg. 43).
"Ook het oppompen van water in hoog land za'l door de
polderkas worden betaald." (biz. 7, regel 37.)
Men ziet dat uit deze voorstellen voor de polderkas al
vrij wat kosten zullen voortvloeijenals:
1°. Vergraving der lage landen, ten koste des polders.
2 Daarstelling van hevels en afsluiting (ja in sommige
gevallen bevloeijing door oppomping) ten koste des polders.
Deze kosten heeft men lot biertoe geheel willen brengen
ten laste der belanghebbende eigenaars; zij zijn dus eene
aanmerkelijke verzwaring van vroegere voorstellen.
Zal hiermede nu de polder geholpen zijn Antwoord neen
Er zal een zeer onregelmatigeverwarde toestand geboren
zijn, waarin elk ingeland ten koste des polders allerlei wer-
ken zal kunnen eischendie gebruiken en misbruikenen
waardoor ten slotte vele bunders middelbaar land onder water
moeten geraken namelijk in de eerste plaats alien wier land
ligt op 4.20 4- A. P.
Zij zullen moeten ontvangen hot water dat opgemalen wordt
door de eigenaars van land, op of beneden 4.30 -4- A. P.,
<n dat losgelaten wordt door hen, die op of boven 3.80
-4- A. P. liggen.
Voor zooverre die eigenaars Hoofdingelanden zijn, noodig
ik hen nit, om voor de vergadering van 28 Augustus a. s.
waarin dit punt waarschijnlijk zal beslist worden, eens goed
na te zienof het besluit, dat zij zullen nemen ook het ge-
volg kan hebben dat hun land onder water kome.
De hoofdopzigter toont wel aan in zijn staat (pag. 4) dat
die hooge waterstanden in 1866 slechts op 30 dagen voor-
kwamen, en in 1867 op 26 dagen, doch dit is juist zoo
veel dagen te veel. Bebouwbaar land moet altijd boven
water zijn.
Wat een gemiddelde waterstand beduidtwaarvan de hoofd
opzigter spreekt, daarvan begrijp ik het nut niet; bebouwbaar
land moet niet gemiddeldmaar altijd boven water liggen.
Daar nu (zoo als aangetoond is) de polder, behalve de
verwarring waarin zijne zaken zullen geraken, ten gevolge
der maatregelendoor den hoofdopzigter voorgeslagenveel
schade zal lijden, geloof ik nog altijd, dat de door mij
voorgeslagen kilbemaling tot ontlasting van laag- en bevloeijing
van hoog land, en zulks door en ten koste van den polder"
de voorkeur verdient.
Ik zal dus hier nog eenige regels wijden aan het opheffen
der bezwaren tegen mijn voorstel, door den hoofdopzigter te
berde gebragt.
Het praeadvies geeft toe (op biz. 12) dat de stoomtuigen
des polders tekortscliieten om het water te houden op 5 el
-4- A. P.
Dit nu is evenwel het wettig zomerpeil des polders (Ge-
vers v. Endegeest, 480.)
Ingelanden hebben regt op een peil van 5 el 4- A. P.
Niemand (ook Hoofdingelanden of Gedeputeerde Staten)
hebben het regt dit peil te verhoogen. De laaglauder, die op
4.70 -4- A. P. last van water heeft, mag teregt eischen dat
tot 5 el -j- A. P. zal worden gemalen.
Gij erkent dat uwe stoomtuigen zulks niet meer kunnen;
we'nudan geeft gij toe dateen kilgemaal (hulpgemaal
ondergemaal, of hoe gij het noemen wilt) moet worden op-
gerigt, en zoo gij zulks nalaat, zal de een of andere laag-
lander u daartoe des noods in regten kunnen noodzaken. Ik
acht het wijs, dat bet Polderbestuur zulks voorkomedoor
in tijds zijnen pligt te doen, door alleook de laagste lan
den vrij van water te houden.
Volgens bet praeadvies zoude de door mij voorgeslagen
bevloeijing van hoog land uitsluiten de bevloeijing van mid
delbaar land, of althans noodzakelijk maken allerlei kunst-
werken. (biz. 12 onder.)
Ik wensch den hoofdopzigter hier te herinneren aan of
voor zoo veel noodig bekend te maken met de eigenschap
die aan het water eigen is om steeds van het hoogste punt
naar het laagste af te vloeijenzoo als onder anderen door
Storm Buijsing in zijne Handleiding over Waterbouwkunde is
geleerd.
Het gaat niet aan om te zeggen dat middelbaar land geen
water kan krijgen, dat bereids op het hooge land staat.
Zijn daartoe eenige werken noodig, de eigenaar van mid
delbaar land zal zich de kosten moeten getroosten om ze
daar te stellen. Zij zijn voor zoo velerlei hoogte van land
niet vooraf te bepalen of te beschrijven.
De uitdieping der vaartenin bet praeadvies als bezwaar
tegen mijn maatregel opgegevensjtrijdt niet tegen de regelen
des poldersdie diepte is oorspronkelijk beraamd op 6 el
-4- A. P. (Gevers v. Endegeest, 480.) Waar het Polder-
bestuur tot hierloe die vaarten ondieper heeft gelaten, heeft
het zijn pligt verzuimden zelf nagelaten de waterberging
te makendie het voor de ingelanden verpligtend heeft
gemaakt.
Dat door mijn voorstel 600 bunders land geheel onder
water zouden geraken, ter diepte van 0.30 a 0.60 el (prae
advies biz. 13) is eene aardigheid, wier herhaling ik van den
hoofdopzigter niet had verwacht. Ik zal mij dan nu het ge-
duld gunnen hem te leeren, dat zoo er zulk land mogt
liggen, grenzende aan de sloot langs den Veldweg, men dit
land beschermt tegen het opgemalen water, door eene kleine
kade, waartoe de grond uit de te verdiepen Veldwegsloot
uitmuutend en onkostbaar kan gebezigd worden.
Ik onthield mij in deze zaak steeds van harde woorden
voor anderen, en verzoek dat nu ook tegen mij in ernst en
niet met aardigheden worde gestreden.
Het verhang in de Veldwegsloot, door mij voorgeslagen,
is, blijkens mijne ondervinding op eigen terreindaarom
geene ernstige tegenwerping, omdat bij bevloeijing bet water
zoo veel tijd heeft om naar zijne bestemming te komen. Al
moet het een langen weg afleggenbet komt er toch zeker;
bij eenigen goeden wil van de ambtenaren zal de bevloejjing-
sloot in verband met mijn kilgemaal steeds water hebben.
Zij zullen daartoe slechts beboeven toe te zien, dat het
water niet nabij den oorsprong door belangbebbenden onmid-
dellijk op verkwistende wijze worde afgetapt.
De slotsom mijner redenering, na alle verkregen inlichtin-
genis de wensch
DAT DE 31EMALING ZOOWEL VAN HOOG- ALS VAN LAAG
M LAND OVERAL EN UITSLUITEND DOOR EN OP KOSTEN VAN HET
POLDERBESTUUR GESCHIEDE."
Indien men anders handelt, en weder, zoo als in 1855
vijftien (zegge 15) of meer molentjes op de lage landen laat
zetten zal men nog eens in een toestand komen waaruit te
geraken destijds veel moeite en twist heeft gekost; men zal
de bron openen van oneindige twisten tusschen de ingelanden
onderling en ook met het polderbestuur, en men zal toch
moeten eindigen met het polderpeil te brengen op de wettige
diepte van 5 el -4- A. P., zoodra slechts 66n laaglanderdie
niet ingepolderd heeft, dit verlangt, waardoor dan weder de
door andere ingelanden bereids gemaakte onkosten geheel
nutteloos worden.
Of het mij gelukt zal zijn deze rampen te keerenzal de
tijd moeten leeren: maar in alien gevalle neem ik hierbij
acte, dat ik als Heemraadzooveel in mij was, tijdig en
in het openbaar heb gewaarschuwd tegen de noodlottige ge-
volgen der afzonderlijke particuliere bemalingen, waarvoor
welligt weldra kunstmatig eene meerderheid in de Vergadering
•zal te verkrijgen zijn, maar die in eene niet ver verwijderde
toekomsthet is mijne vaste overtuiging, moet leiden tot
groote verdeeldheid en groote kosten voor den polder.
BadhoeveDe Heemraad,
8 Augustus 1869.Amehsfoordt.
Uitslag der op den 27 Julij j.l. gehouden aanbesteding van
het onderhoud aan gebouwenbruggenens. tot Maart 1870.
Ingeschreven werd
Voor Perceel 1door M. van Essen, te Kage, voor f 1232.