- 174 - Over het fokken eu voeden van het vee. Ciesnen^de iScrigten. Wij moeten nog opmerkendat in den laatsten tijd eene alburain-fabriek in de paardeslagterij gevestigd is, en wel als eene afdeeling van die te Weenen in bet alagthuis bestaat. Wanneer wij het slagten van paarden tot menschelijke voe- ding uit het oogpunt van algemeene staathuishondkunde zooals wij in het hoofd dezes zeiden, beschouwendan geeft het vooreerst nog niet veelwanneer Berlijn met 700,000 inwoners, van 3 tot 4000 paardenongeveer 10 tot 12000 centenaars bruikbaar vleesch krijgt; een pond en iets meer ongeveer per hoofd is echter reeds eene tegemoetkoming welker hulp niet gering te achten is, wanneer men bedenkt dat niet het honderdste deel der bevolking voortdurend paar- devleesch gebruikt, terwijl dit gedeeitedat zeker het armste is, veel goedkooper verkrijgtwat zij noodig heeft. De prij- zen van het vleesch blijven steeds hoogal wat dus den voor- raad vermeerdert werkt heilzaam, Wanneer het gebruik van het paardenvleesch zoo als het schijnt, zich uitbreidt en meer over het geheele land verspreid wordt, dan wordt de zaak langzamerhand invloedrijk en be- duidend. Ook buiten's lands vindt men vele paardeslagterijen b.v. in Hannover 2 in Munchen moeten er zelfs 8 zijn. Schoon allerwegeschrijft men ons uit eene nahurige ge- meente, het stallen van vee ais nog te vroegtijdig zijnde en op hoop van beter weer zoo lang mogelijk blijft uitge- steld zouden vele landbouwers daartoe echter genoopt wor- den wegens de ontzaggelijke regen-, hagel- en sneeuwbuijen die onafgebroken elkander opvolgen als bevond men zich te midden van den winter. Het nog voor vveinige dagen zoo overvloedige grns verdwijnt merkbaar of wordt in de drassige weilanden door het vee vertredendat tevens schromelijk van de koude heeft te lijden. Ten gevolge daarvan wordt dan ook de opbrengst van het melkgevend vee iederen dag min der. De polders hebben met het overtollige water, dat weinig vermindert in weSrwil van aanhoudende nitmaling, te kampen. Onder het gevogelte heerscht overal eene doodsche stilte trekvogels worden niet waargenomen, de vinkenbancn niet bezocht. De gemaakte onderstelling van een vroegtijdigen winter te kunnen verwachten, wordt onder zulke omstandig- heden eer versterkt dan verzwakt. (L. C.) VOORDHAGT VAN DEN HEER M. HoOPER, VAN DrOOMKEEN op de Landbouwers- en Veehouders-Vergadering van Ballineen. In de bespreking over het opbrengen en het voeden van het vee, wil ik mijn onderwerp met bet rundergeslacht be- ginnen, omdat het welligt voor de landbouwers het belang- rijkste mag heeten. Nemen wij eerst het opbrengen van het kalf. Van af zijne geboorte tot dat het rijp is geworden moet het zich gestadig ontwikkelen, beter en zwaarder wor den: zonder dat geen voordeel. Welk is het beste middel zult gij me vragen? Het behoorlijkste voedsel is natuurlijk datgene wat de natuur geeft, de zuivere en zachte melk van de koe,; maar de ondervinding heeft bewezen dat een gewoon kalf oubekwaara is om de versche melk zoo duur als de verbruikers van melk en boter in onze steden te betalen; de ondervinding zegt ons ook dat een gewoon kalf volkomen gezond op kan groeijen met melk zonder room, en mijns dunkens, kan men geen beter stelsel aankleveuom kalveren met voordeel op te brengendan hun overvloedig dikke melk te geven; met die voeding zou men langer dan gewoonlijk ten minste gedurende vijf maandenmoeten voortgaan. Men zou de kalveren niet te jong mogen laten uitgaan. Ik ben overtuigd dat vele kalveren niet welvarend zijnom reden dat zij zich nooit herstellen wanneer zij aan koude en vocht zijn blootgesteld geweest, voor dat zij bekwaam waren dit te kunnen verdragen. Het kalf zou in eene ruime plaats, waar licht en lucht in overvloed zijn, moeten gehouden wor den en nu en dan eens wat hooi krijgenwat het spoedig zal leeren eten. Is het zoo wat zes of acht weken ouddan mag men het bij goed weder eenige uren buiten latenen vervolgens meer en meerindien het weer dit toelaat. Be- voegde mannen zullen er zich zeker tegen verzetten de jonge kalveren hooi te gevenomdat het te veel verhit. Maar ik denk dat dit het geval moet zijn wanneer men de kalveren met versche melk opbrengt; want ik heb altoos ondervonden dat de kalverendie het meeste hooi etenook de gezondste zijn en het meeste voortbrengen. Is er melk in overvloed dan kost het opbrengen der kalveren niet veel; niettemin kan dit ook heel voordeelig zijn daar waar de melk zeldzaam is. M. Bush, in het graafschap Glocester, fokt alle jaren van 50 tot 5 5 kalveren en onderhoudt maar 4 koeijen. Dit is the te wijten aan het gebruik van kooksel van hooi, waar een weinig raapkoek met gort is bijgevoegdzijne kalveren kosten hem 1 fr. 85 a 2 fr. 15 per week. Ik fok nu zelf eenige kalveren met heel weinig melk, door middel van kook sel van hooi en raapkoek en ik vind dat ze mij bijna het- zelfde kosten. Het kooksel of thee van hooi bereidt men door het hooi te laten kokenof door het in eene kuip te leggen, en er kokend water op te gietende eerste wijze is de beste. Ieder kalf dien ik voor elken maaltijd 2 liters 25 ontroomde melk toe, en ik voeg er verder kooksel van hooi bij om de hoeveelheid van 4 liters 50 of 5 liters 50 te bereikenvol- gens de grootte en den eetlust van het kalf; in die vloeistof doe ik wat raapkoek, eerst met warm water week gemaakt, in de verhouding van 9 kilogr. 50 raapkoek voor vijf kalve ren, en mijne kalveren blijven daar heel wel mee. Ik zal hier datgene aanhalen wat mij in het fokken van kalveren in het wintertijdvak als een groot voordeel toeschijnt. Den heelen tijd voor dat het gras uitschiet, leven zij van melk en van wat hooi en wanneer in de maand April en Mei het jrras te voorschijn komt dan zijn ze gereed om het te eten, en den volgenden winter ondervindt men een merkelijk ver- schil tusschen die kalveren en die van den zomer. Deze laatste evenaren de eerste nooit eu men kan het bijna niet gelooven dat het beesten zijn van hetzelfde jaar. Den tegeu- woordigen prijs van het vee in aanmerking nemende, denk ik dat ieder goed kalf, van November tot Mei geborenzou moeten opgekweekt worden. Wij hebben in dit land geene gunstige markt voor het keurkalf, dat in Londen en in Dublin zoo duur verkocht wordteen artikel nogtans over de voeding van het vee zou onvolledig zijnindien er over het vetten der kalveren niet in gesproken werd. Ik heb bij gelegenheid een vroeg kalf vet gemaakt en de melk die het gedronken hadheeft het mij wel betaald; maar ik vond dat ik geheel van den slagter afhing en voelde dat met het naar Cork te voeren ik ge- vaar liep van het bijna voor niet te moeten geven. Ik zeg dat om een kalf met het meeste voordeel vet te makenhet ten hoogste in Januarij zou moeten geboren worden, want de prijs van het kalf daalt merkelijk na de maand Maart. Voor wat de voeding van het kalf betreftkan ik niet beter doen dan aan te halen wat M. Dowdall aan de vereeniging der pachters van Ballymahon, graafschap Westmeath, daar- over zeide. 's Morgens en 's avouds laat hij het kalf de koe zuigen en geeft het 's middags melk uit het vateenigen tijd nadien slaat men een ei in de melk. Op den ouderdom van eene maand weekt hij wit brood in de melk en op twee maanden heeft hij een volkomen kalf, dat 150 fr. waard is. Ik voed het mijne driemaal daags uit het vat, maar acht de doenwijze van Dowdall beter, en moest ik er een ander vet- ten, dan zou ik het ook zoo doen. Nu over de spening van het kalf. De weiden waar klaver en gras ondereen staan, zijn de beste om er de jonge kalve ren op te zettendit ligte vee zal de jonge klaver niet be- schadigen als men het er maar niet langer dan Januarij op laat. Welk ook het voeder zij, waarop de kalveren gespeend worden, zij mogen toch zoo op eens niet van melk beroofd worden; gedurende acht of tieu dagen nadat zij op het gras zijn gebragtzou het niet slecht zijn er hen 's middags van te bedienen en er dan allengs mee te verminderen. Omtrent de maand October, wanneer de nachten beginnen koud te worden, dan moeten ze 's avonds binnen geleid worden maar naar mijn oordeel, zou men ze den geheelen winter door dagelijks moeten buiten brengen en ze gevolgelijk niet op- sluiten in eene plaats die 's uachts cfigt of warm is. Ik heb kalveren in gesloten vertrekken gehouden en liet ze slechts met schoon weder eenige uren buiten komenanderen hield ikgedurende den winter, dag en nacht, de eenen vastde anderen vrij in het bokdoch geen stelsel is voor mij te ver- kiezen boven hetgene ik sinds deze 'drie of vier laatste jaren heb aangenomen, en dat bestaat in ze 's avonds onder een afdak dat tegen het zuiden open is, vast te maken en ze heel den dag bij alle weder buiten te laten uatuurlijk niet wanneer de grond besneeuwd ligt en ze hoegenaamd geen voedsel kunnen vinden. Kon men ze 's nachts op eene opene plaats met afdaken omsloten zettendat zou misschien nog beter zijn, en zoo zou men de tegenwerpingen voorkomen die som- migen tegen het vastmaken der jonge kalveren doen; heeft die doenwijze nogtans haar nadeel, zij heeft ook haar voor deel de beesten zijn veel stiller wanneer men ze den vol genden winter vastlegt, op welken ouderdom ik mijn jong vee begin vet te maken. Ik vind inderdaad dat degenen die ik koop zich moeijelijk aan de keten en den trog gewennen en gevolgelijk veel tijd verliezen. Wat den eersten winter de voeding der kalveren betreftik vind dat ze beter zijn met hooi alleen dan met hooi of stroo en koolrapen. Dit schijut misschien vreemd toe, maar gedu rende acht jaren heb ik kalveren met koolrapen overwinterd, en vier jaren zonder koolrapen, en ik ben niet van gedachte mijn stelsel te veranderen. M. Rush waarvan ik reeds ge sproken heb, die kalveren met heel weinig melk opkweekt, overwint dezelve met beet, tot brij gemaakt, waarin hij klein stroo, raapkoek en gestampte granen mengt, en 254 kilogr. klein stroo op 6 fr. 25 schattende; 508 kilogr. beet in brij op 6 fr. 25; 50 kilogr. raapkoek op 12 fr. 50 en 203 ki logr. eener menging gestampte granen op 37 fr. 50, beves- tigt hij dat hem eene ton 62 fr. 50 kost, wat met den prijs van het beste hooi gelijk staat. Doch daar ons hooi, op onze opene plaatsenzeiden eene zoo hooge waarde bezit, geloof ik niet dat wij er voordeel zouden bij hebben met dit stelsel aan te nemen, ofschoon het eene wezenlijke verbete- ring is op het gewoon stelsel van koolrapen en hooi of stroo. Ik maak geen onderscheid tusschen het overwinteren der kal veren voor de slagterij of voor de melkerij bestemd; welk ook hunne bestemming zijden eersten winter moeten zij wel gevoed worden, of zij verzwakken en nooit zullen zij zich daarvan herstellen. Volgens mijn eigen stelsel geef ik mijne beesten van een jaar gedurende den heelen zomer het beste gras dat ik bezit en vet ze den winter daarop volgende; ik verkoop ze wanneer zij 24, 25 en 26 maaanden oud zijn. Ik geef hun elk voor 37 fr. 50 raapkoek (met 453 grammen daags beginnende en zoo opklimmende tot 1 kilogr. 50) en hooi of stroo en koolrapen zooveel als het hun lust; de bes- ten bereiken 450 tot 500 fr. en de kleinsten 374 tot 400 fr. Mijn vee krijgt driemaal daags gesneden koolrapen te eten eerst tusschen 5 en 6 uredan ten 11 ure, onmiddellijk daarop geeft men het raapkoeken voor het laatste ten 5 ure, of later wanneer de dagen langer worden. Bij elken maaltijd als het eene dier voor de andere gedaan heeftof ais het meer schijnt te verlangen dan geeft men het nog tot dat het verzadigd is. Het kuischen of schoonmaken van den stal en het verzorgen der dieren hindert ze nog al wat tus schen de twee eerste maaltijden; maar na de tweede laat men ze gerust tot aan de derde en dan stoort men ze den gan- schen nacht niet meer. De rekken boven de koolrapen ge- plaatst,, worden met hooi of stroo gevuld zoo dikwijls als het noodig is. Eene of twee weken langvoor dat meu het vee op stal zet, zou men het altoos op de weide eenige koolra pen moeten geven, om het aldus aan de verandering van voedsel te gewennen. Wat de voeding der melk-koeijen betreft, ieder weet dat, hoe beter zij gevoed wordenhoe beter zij haar voedsel be talen, en ik ben zeker dat men er niet aan zou verliezen met een weinig lijn- of koolzaadkoek bij het beste voeder te doen. Nooit heb ik gedurende verscheidene jaren melkkoeijen gehad; maar thans onderhoud lk er eenige, voornamelijk voor het fokken van kalveren, en ik ben voornemens 900 gram- men koolzaadkoek voor elke koe daags te beproeven. De prijs van dien koek zal nagenoeg 20 centimen bedragen, en ik ben overtuigd dat de koeijen 453 grammen boter in de week meer zullen geven zonder nog daarbij te rekenen dat zij in volkomen staat zullen gehouden worden. Inderdaad, ik vind dat, wanneer het vee koek verteerthet niet alleen spoediger beter wordtmaar doorgaans gezonder isen te meer het ligt niet aan de verandering van voedsel gelijk het vee waaraan men geen koek geeft. Velen zijn overdreveu geweest in het gebruiken van koek en ander kunstmatig voedselen dat heeft de pachters er tegen gemaakt; maar ik denk dat, als de koek matig tus schen andere le.vensmiddelen gebruikt wordt, hij zijne kosten wel kan betalen. Nog eens gezegdhoe beter de melkkoe gevoed wordt, hoe meer men er van trekken zal. Maar het is te vreezen dat de eigenaar, als hij kan, zijne koe overvloedig zal voe den, zoo lang maar dat zij hem melk en boter geeft, en dat hij haar deel zal verminderen den geheelen tijd dat de koe voor het kalven zeker droog wordt. Dat is een groote misslag, die den eigenaar langs vele zijden schadelijk is: dit stelsel verzwakt de koe, op het oogenblik dat zij eene builerigewone kracht noodig heeft; het is zoodanig nadeelig voor haar ge- steldat zij later minder melk zal voortbrengen; en boven- dienhet is nadeelig voor het kalf. Er is geen zekerder middel om kloeke, sterke kalveren te bekomen dan de koeijen wel te voeden als ze droog zijn. {Wordt vervolgd.) Dat de tongblaar ook voor menscheu hesmetlelijk isblijkt uit het vol gende voorval. Oe heer I. van Driel, rijks-veearts te Enthoven werd hij het onderzoek van een zieke koe, door haar in de hand gebeten, doch sloeg om de onbednidendheid van de wond er geen acht op. Na drie dagen echter openhaarde zich de hesmetting en werden tandvleesch en long zoo hevig aangedaanda: hij geen vaste of warnie zelfstandigheden meer kon aultigen. Thans bevindl zich genoetnde heer aan de beterhand, doch de ontvelling van het verhemelte gaat zeer langzaam en is zeer pijnlijk. Eene afgrijselijke misdaad, onder de geheimzinnigste omstandigheden te St. Josse ten Noode, eene der meest bevolkte voorsteden van Brussel, gepleegd, is ontdekt geworden. Eene dame van meer dan 80 jaren en hare dochter, oud ongeveer 36 jareri, zijn in hare woning, gelegen in eene zeer druk hezochte straat, vermoord gevonden. Op de deur der woning had men het woord afwezig geschreven en een arm mandie gewoon was eene aalmoes aan het huis te ontvangen had sedert eenige dagen aldaar te vergeefs aangeklopl. Een en ander bragt een vriend des huizes op de gedachte zich naar Leuven te hegeven om te onderzoeken of de heide dames welligt aldaar bij hare aanverwanten voor eenige dagen logies hadden genomen. Daar dit echter het geval niet was, werd van de zaak kennis ge'geven aan de justitie, die de deur deed openhreken dadelijk hij het hinnentreden der woning eene sterke lijklucht hespeurde en vervolgens in een vertrek de heide dames vonddoor middel van een snijdend werktuig en verworging van het leven beroofd. Uit den slaat van onthinding der lijken en uit de omstandigbeid, dat eenige nummers van de Etoile Beigewaarop de dames geabonneerd waren en die ge woonlijk onder hare deur werd geschovon nog ongeopend lagen, leidt men af, dat de moord reeds eenige dagen geleden, waarschijnlijk Don- derdag van de vorige week, heeft plaats gehad. Tijdens den hongersnood die voor twee jaren in Finland woedde zijn, volgens eene thans door het Russische ministerie van binnenlandsche zaken openhaar gemaakte statistiek, in dat land, waar 1,766,255 men- schen wonen, in dien tijd 300,000 personen van honger omgekomen. Wanneer deze cijfers niet op officiele mededeelingen berustten zou men geneigd zijn het gansche berigt voor eene fabel le houden De Prov. Gron vermcldt de volgende zeer vreemde geschiedenis Zeker ouderloos jongeling, van goede afkomst, werd door zijn oom en voogd naar A. gezondenom daar den houthandel te leeren. Eene tante van hem, die le H. woonde, had dit gehoord en zeide op zekeren dag tot haar zoon S die gedurig wegens bandelszaken naar A. moest, eens naar zijn neef te informerendaar zij in langen tijd niets van hem ver- nomen had. S. deed dit, zoo spoedig hij daartoe in de gelegenheid was. Al zijne nasporingen waren evenwel in het eerst vruchteloos, totdat hij eindelijk van zekere vrouw vernamdat de ouderlooze jongeling, naar wien hij zoclit, zich in het krankzinnigengesticht te Z bevond. De neef, die meer van deze zaak wihle weten, reisde naar Z Daar gekomen vond hij werkelijk zijn bloedverwant in dat geslicht, die hem aanstonds herkende en hem te gemoet snelde met de woorden: »Ach red mij toch uit dit huis! Ik ben niet krankzinnig. Zij hebben mij hier met list en geweld heengebragt.Daarop verhaalde de ongelukkige, dat zijn voogd, geruimen tijd geledenhem met nog twee andere personen in een rijtuig uit A. afgehaald had, om ntede uit rijden te gaan. Eindelijk had hij hun toeleg ontdekt en toen de glazen sluk gestagen, om uit het rijiuig te springen. Al zijne pogingen waren evenwel vruchteloos geweest. Naar men verneemt, moet deze jongeling een kapitaal van f 17,000 hezitten. Omtrent het een en ander verdiept men zich te A. in allerlei gissingen.» Van versehillende zijden, zoowel van onze kuslen als die van het buitenland, ontvangen wij berigten van zeerampen; zoo is, onder velen, de haringschuit van den reeder C Korving, welke stuurman K. Plugge den 21 dezer, des namiddags, op de boogte van Goedereede heeft zieri drijven, zonder iemand aan boord te kunnen ontdekken, volgens te Sclie- veningen ontvangen berigt, met zes lijken le Schouwen op het strand aangespoeld. De twee wachlhehbcnde matrozen zullen, naar het zich laat gisseu, over boord zijn geslagen; terwijl de zes andere schepelingen in het vooronder te rusten lagen. Ook bestaat er gegronde vrees dat de pink Prank en Jan Pokkevan mej. de wed. Maarten Varkevisser, gob.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1869 | | pagina 2