- 26 Zwarte taiiden bij jonge varkens. Gier of Aalt. Rhabarber-stelen. De Turksclie Tarwe (Mais), lets over het wegen van liet ruudvee. AANBESTEDINGEN. Politiek Overacigt. 12 18 Februarij. lijdende wareu. Uit een nader ingesteld onderzoek moet zijn gebleken dat deze diereu zijn gebeten door eeu hooddie verdacht wordt genoemde ziekte te hebben. Dientengevolge is in gemelde gemeente het vastleggen der honden gelast. De landbonwers zijn zeer ingenomen met de thans beer- sehende strenge vorst. Hunne landerijendie door de menig- vuldige veldmuizen zeer geteisterd werdenzullen daarvan nil voor goed verlost worden; terwijl de boomen die ten gevolge van de znehte weersgesteldheid gedurende de laatste jaren in den winter met vele sebadelijke insecten bezet bleven, ook daarvan voor goed gezuiverd worden. Het is ecliter jammer, dat dit weder zoo laat komt, daar de werkzaamheden bij gnnstig weder tegen het midden of einde dezer maand ge- woonlijk hervat worden. De koude was gedurende den nacht tusseheu 9 en 10 dezer zoo lievig als de oudste lieden zicb niet kunnen herinneren ooit in Februarij beleefd te hebben. De wind was steeds ooslelijk. Blokzijl14 Febr. Tongblaar en klaauwzeer, zoo lang plagen van het vee in deze omstrekenzijn sedert eenigen tijdjgeheel gewekeu en zulks bijna zonder sterfte. De boer, die zijn ziek vee met de uiterste zorg behandelde, kreesr dit resultant: melk kwantiteit weiriig; kwaliteit best. De ziekte van het vee was oorzaak der mindere kwantiteit. Krachtiger en meer roomgevend voedsel was oorzaak der betere kwaliteit. Dezelfde hoeveelheid melk toch van dezelfde koe in zieken toestandgaf bij de daardoor noodzakelijk geworden hetere voeding', J/4 meer boter dan in gezonden toestand met gewoon voeder. In de Groninger Courant leest men het volgende: In de Gron. Cour. onder de rnbriek landbouw-kroniek eenige vrngen lezende over de zoogenaamde zwarte of lange tanden der varkens, waaraan deze dieren wnarlijk zeer veel knnnen lijden dewijl zijindien ze die tanden hebbenbijna geen eten knnnen gebrnikenmaar het dun er van slechts zuigende door de keel kunnen laten gaannmdat ze 't niet kunnen uitstnan door die lange tandenom 't eten te knau- wen. Deze vragen lezende, kwam mij dadelijk voor den geest, welke goede middelen ik daarvoor wist en die aan 't publiek mede te deelen. Gooit de varkens de botten, welke 's middags van uwen disch komen, maar voor, even als aan de honden en gij zult nooit last hebben, dat owe varkens dan die lastige zwarte of lange tanden krijgen. Jaren ling heb ik dit met mijue varkens gedaan en ondervonden, en nog nooit hebben ze last gehad van die tanden. En bij goed nadenken kan men ook ligt begrijpen dat dit een radicaal geneesmiddel moet wezendewijl door het knabbelen op die botten die tanden niet knnnen groeijen of lano- worden. s- d. G. De gier of aalt wordt nog steeds vrij algemeen op schan- delijke wijze veronachtzaamdonbekendheid met hare voor- treffelijke eigenschappenmaar vooral om erklaarbare onver- schilligheid moeten als oorzaken daarvan worden op"e"even. VVaar ze wordt benuttigd tot bevloeijing van de gras- en klaverveldenis de krachtige werking duidelijk zigtbaar, ter- wijl bij vermenging dezer vloeistof met de composihoopen de gnnstige uitkomsten ook bekend zijn. In het algemeen laat de behandeling der weilanden nog steeds veel te wenschen over, slechts enkelen zijn er, die ze goed onderhondenver- reweg de meesten worden soms bedekt met eene dunne laag droog stroo, dit verbeeldt eene bemesting; enkele malen woo den ze van distels gezuiverd. Eeue bevloeijing met gier of eene bemesting met compost, waarin de gier opgelost, of 0p- gevangen is, zou meer algemeen moeten zijn. sta- De Residentie-Almanak voor 1870 levert de volo-ende tistieke opgaven betreffende Landbouw. Veestapel. De bebouwde oppervlakte van den bodem beliep (in hectares) Met granen en Weide- andere producten. gronden. in 1859 613,000 1,352,000 1861 791,000 1,310,000 1867 723,331 Gemidd. in 1857/66 698,310 Wat de jaarlijksche opbrengst van granen hier te lande be- treftdeze beliep als volgt (in hectoliters) gemiddeld gemiddeld van 1847-49. van 1851-60. 1,574,000 3,399,000 1,416,000 2,775,000 1,202,000 in 1866. Tarwe1,613,950 Rogge4,243,310 Garst. 1,585,650 Haver3,741,480 Boekweit... 1,261,560 Spelt9,919 1,561,234 3,698,794 1,330,670 3,381,733 1,241,941 14,650 in 1867. 1,329,296 2,309,477 1,532,540 4,019,685 1,481,770 11,978 Wat die van aardappelenboonen en erwten betreft. (mede in hectoliters) gemiddeld gemiddeld in in van 1847-49. van 1856-65. 1866. 1867. Aardappelen.19,067,910 14,252,696 13,1 19,495 15,165,453 Boonen875,010 702,627 719,833 577,838 Erwten220,350 203,769 262,806 320,849 Men ziet hieruit hoezeer de opbrengst van de aardappelen na de danrin ontslane ziekte is achteruit gegaan, hoewel die in 1867 toch weder aanzieulijk meer dan in vorige jaren was. In 1853 was die tot 7,570,000 hectol. gedaald dus de helft van de opbrengst van 1867, die echter nog zeer bij de ge- middelde van 1847/49 achterstond. In 1849 werden 82,904 hectares met aardappelen beplant, gemiddeld van 1851/60 95,860 hect.in 1866 109,353 hect. en in 1867 1 11,265 hectares. De gezamenlijke waarde van de granen en andere landbouw- producten beliep in 1851 omstreeks 100 millioen gulden, in 1861 156 millioen en in 1867 bij de 177 millioen gulden. Gemiddeld van 1861/65 161 millioen. Wat den veestapel nanbelangt, waarop in de jongsle jaren zoozeer de aandacht is gevestigd de volgende opgave vvijst de algemeene getallen in verscheiden jaren aan, als: In 1840: 219,794 paarden 1,065,840 runderen612,834 schapen. In 1851: 232,987 paarden, 1,243,725 runderen811,643 schapen, 269,657 varkens, 82,133 geiten en bokken. In 1852: 2,576 ezels en muil-ezels. In 1864: 255,237 paarden, 2,696 ezels en muil-ezels, 1,333,887 runderen, 930,136 schapen, 294,636 varkens, 120,450 geiten en bokken. In 1866: 253,662 paarden, 2,706 ezels en muil-ezels, 1,271,563 runderen, 967,312 schapen, 128,273 varkens, 821,534 geiten en bokken. In 1867: 255,130 paarden, 2,706 ezels en muil-ezels 1,360,779 runderen, 927,215 schapen, 302,557 varkens, 132,928 geiten en bokken. Van den herfst van 1865 tot den zomer van 1867 leed het rundeee zeer door de ziekte, en verminderde het cijfer daarvan met 115,354. De statistiek van 1867 wijst echter reeds de vergoeding van dat cijfer aan, daar er zelfs 58,772 stuks vee meer waren dan in het middengetal over 1856/65 het tijdperk voor de ziekte. Men heeft voor 1859 eene berekening gemaakt van de waarde der voortbrengselen van den landbouw en den veestapel, die alles te zamen 240 en een half millioen gulden zou heb ben bedragen aldus verdeeld Gewassen: waarde van granen (zonder het zaaikoren) 45 millioen; gewassen, uitmakende de grondstoffen voor nij- verheid, ooftenz. 25 millioen; aardappelen en moes- groenten f 35 millioen hout 5 millioen te zamen /110 millioen. Veestapel: melk, boter en kaas 85 millioen; slagtvee 30 millioen; wol, huiden, enz. 9 millioen; jonge paarden /6'/2 millioen; te zamen /130/a millioen. Bij den grooten rijkdom aan groenten, welke hier te lande geteeld worden, is het te verwonderen, dat men daaronder zoo weinig Rhabarber viudt, daar men in Dnitschland Dene- markenen wel vooral in Engeland velden vele bunders groot, aantreftwaarvau reeds in het begin van April de stelen op de raarkt verschijnen, ja zelfs in Mei met wagens als voederhooi beladen ter markt ziet vervoeren. Om reden deze stelen, als vroegste groenten tot moes, in Engeland vooral als pudding genuttigdop geene fijne tafel ontbreken, bestaat daarin een zeer groote handel, en wel een zeer winstgevendeen gaat deze teelt met zeer weinig moeite gepaard, daar de planten vele jaren blijven staan, en zoo zij krachtigen, vochtigen grond hebben, niet veel mest behoeven. De planten worden 3 en 4 Rhijnl. voeten in quadrat uit elkaar gezet. Ze kwijnen het eerste jaar en kan daarvan niet gebroken worden het tweede jaar kan men reeds vroeg daar- mede beginnen, echter niet te lang volhouden. De tijddat de stelen er afgebroken worden, is van begin van April tot ultimo Mei; zij verkrijgen eene lengte van circa 1 el. Ook zijn de bladeren van eene kolossale, sierlijke grootte, die aan het vee gevocrd kunnen worden. Wat is nu de redendat de Rhabarber hier te lande zoo weinig geteeld wordt? Is het omdat die paar planten, die men hier en daar vindt, gewoonlijk zeer otide stugge soorten zijn? Of is het omdat men geen smaak vindt aan deze groen- te Eerstgenoemd is ongetwijfeld aan te nemende nieuwe, uit zaad verkregene, grootbladerige vroege soorten zijn het meest aan te bevelenals de allervroegste genaamd Linnaeus, en de Victoria, iets latere soort, waarvan de plan- ten van eene bijzondere slerkte zijn. Beide soorten worden in voorgenoemde landen door de teelders als de beste en voordeeligste geroemd. Door het Antwerpsch Kruidktmdig Genootschap wordt een Tijdschrift uitgegevenwaarvan reeds de derde jaargaug ver- schijnt, en dat, gewijd aan land- en tuinbomekunde en verdere natuurwetenscliappenzeer vele belangrijke mededeelingen bevat. In de laatst ontvangen 3e en 4e aflevering vinden wij het onderstaande opstel, aan het Tijdschrift ingezonden door den heer G. Franken, te Amsterdam: „De Coca, Erythraxicon Coca, is eene peruaansche plant, welke in hoogc mate prikkelend werkt. De bladeren, in matige dosis van 3 tot 3 uren gekaauwdstellen een man in staat om drie dagen lang alle voedsel te kunnen ontberenen geven hem daarbij eene buitengevvone ontwikkeling der spierkracht. Tevens wordt hij beveiligd tegen den invloed van eene onge- zonde luchtgesteldheid en bevindt hij zich voortdurend in eenen aangenamenbehagelijken toestand. De opwekkende kracht der plant is driemaal sterker dan die van de koffij en viermaal sterker dan die van de thee. In Peru voorzien zich de mijnwerkers en de reizigers van Coca, omzonder ander voedsel te gebruiken, gedurende vier dagen te kunnen arbeiden en marcheren. Een milaneesch geneesheer, de heer Mantegazzi, bevveert dat hij, ofschoon zwak van gestel, alleen door het kaauwen van Cocabladeren in staat is geweest om gedurende 48 uren, bij volkomen welzijn, zonder voedsel te blijven. Het zou, naar het ons voorkomt, wenschelijk zijn deze plant te acclimaleren, daar zij, bij de heerschende duurte van levens- middelenvoor de arbeidende klassen een uitmuntend voedsel- surrogaat kan vormen." Deze plant is wezenlijk goed en nuttig om in gematigde luchtstreken gekweekt te worden. De Turkscbe tarwe bevat hoedanighedenwelke voordeelige uitwerkselen kunnen ople- verenhare teelt is zeer eenvoudig en duurt maar drie zomer- maanden. Als voederplant brengt zij overvloedig op en is vooral zeer wel geschikt om eene winterplanting of zaaijing vooraf te gaan, zoo als van koolrapengarst, haver, koren en zelfs van raapzaad. Is de plant bovendien goed voor de verbetering der gron den, niet minder is haar graan voordeelig voor de nijverheid. De olie, die men daaruit bekomt, is reukeloos, aangenaam en gezond en magtot het bereiden van spijzenzoo goed gebezigd worden als eenige andere oliedie ons door den handel aangeboden wordt. Wat de voedzaamheid aanbelangt, de Turksche tarwe of het Turksche koren is een beter en stoifelijker voedsel dan de aardappelen, omdat zij stoffen inhoudt, die de kuollen niet bezitteu en slechts aanwinneu door het bijvoegen vau de eene of andere eetwaar. De voedzaamheid vau dit graan kan bewezen worden, zelfs door de ongelijkheid van het gewigt met dat der gewone tarwe. De turksche tarwe geeft maar 10 tot 12 liters zemeleu op edn hectoliter, terwijl de gewone tarwe er 20 tot 22 achterlaat. He bloem nogtans van de turksche tarwe is zwaar en ver- tcert moeijelijkuit oorzaak van de olie die zij inhoudt. Maar die vette stof er uit weggenomen, bekomt men een bloem, waarvan men goedligt en smakelijk brood zal bakken dat onzen eetlust opwekken en een degelijk uitwerksel hebben zal. Deze korte beschouwing over de turksche tarwe, als grond- verbeterend middel en als voedsel, zal voldoende zijnhopen wij, om de aandacht van den landbouwer en van de nijver heid op te wekken. In de Neue Landw. Zeitung wordt in niet minder dan 10 artikels eene interressaute beschrijving van eene boerderij ge- geven door dr. Weidenhammer. Daaraan outleeneu wij het volgendeDe veeschaal of veeweegmacbine is een onontbeer- lijk werktuig, om het gevolg van het voedsel te controleren en om die maatregelen tc nementen einde op den juisten tijd de gewenschte gevolgen te verkrijgen. Dikwijls meende ikdat deze of gene koe niet toenam, terwijl zij op de schaal eene vrij aanmerkelijke toeneming in gewigt aantoondeomgekeerd vergist men zich in't algemeen veel zeldzamer. In de eerste maanden na het afkalven weeg ik de koeijen niet; eene goede melkkoe melkt zich steeds a°f en wordt magerder, en juist dit is de beste voorspelling, dat zij ook spoedig vet zal wordeu, als de melkrijkheid afnecmt. Ik heb die koeijen die zich duidelijk afmelken het lief- ste, en ik sehrijf aan koeijen noch melkrijkheid, noch goede vatbaarheid om gemest te worden toeals zij spoedig na het melken weder roud worden. Als de koeijen minder melk beginnen te geven en haar ligchnam zich meer vult, dan doet zich bij de goed opnemende koeijen een onbedriegelijk teeken van haar matig gedijen voor: zij schudden nl. in het oogval- lend met den staart. Men moge er om lagchen, de zaak is toch waar, en als ik dat in den stal niet zie, dan ben ik ook niet tevreden. Gedurende dien tijd moet men zulke koeijen met bijzondere opmerkzaamheid gadeslaan. Zij, die reeds in ligchnamsgewigt toenemen, moeten minstens alle 14 dagen gewogen wordenen weeg ik altijd des namiddags omstreeks 3 uur, alzoo 1 uur voor de avondvoedering; ik heb steeds bevonden, dat deze weging goed is. Den 14 Febr. is op het raadhuis te Amsterdambij enkele inschrijving publiek aanbesteed: het onderhoud en eenige herstellingen aan de gemeentesluizen en waterkeeringenkaai- muren en dijken langs het Y, het Oosterdokhet open havenfront en het Westerdok enz en van de boorden en jaagpaden met toebehooren, langs de Haarlemmervaart en de Schinkelvaart, gedurende 1870 Aannemer de heer M. Deu- tekom, voor 11,947. In Frankrijk is en blijft Rochefort nog de eerste man, na of liever nog voor den keizer, want van Rochefort wordt stel- lig meer gesproken dan van Napoleon III. Ofschoon de woel- gecst opgesloten is, gaat hij voort met onrust stoken en de maatschappelijke orde in gevaar te brengenzoodat de gevol gen zijuer inhechtcnisneming alles behalve aangenaam voor de regering zijn; en toch deze heeft haren pligt gedaan. De vrienden en medestandcrs van den karapioen voor de socialis- tische republish- maken het den voorzitter van het Wetgevend Ligchaam en den ministers dagelijks lastig met interpcllatieu en met de verdediging van den „martelaar voor het volk", en hij zelf schrijft uit de gevangenis brievenwelke hij als lid van het Wetgevend Ligchaamin die landsvergaderiug wil doen voorlezendat dit geweigerd wordt spreekt van zelf. Hij verlangt dat de regering in staat van beschuldiging gesteld wordeomdat zij hem onwettig van zijne vrijheid heeft be- roofd, en hij doet dit op zulk eene wijze en in zulke bewoor- dingendie bijna hem op nieuw aan eene strafregterlijke ver- volging kunnen blootstellen. De heer Ollivier, de moedige minister, en zijne medeleden van het kabinet, zijn boven al die aantijgingen en beleedigingen verheven, en volbrengen kalm en onvermoeid de groote task, welke zij, op verlangen van den souverein, op zich hebben genomen. Zij gaan voort met het iudienen van ontwerpen van wetten doel hebbende al het oude dat niet dengt en waarover geklaagd wordt door nieuwe en betere bepalingen te vervangeu. Zoo b. v. heeft de aanbieding van het ontwerp van wet tot intrekking van de exceptionnele wet op de openbare veiligheid algemeen genoe- gen gedaan. De enqueles (d. i. het van wege de volksverte- genwoordiging of de regering in te stellen onderzoek) over verscheidene zeer belangrijke onderwerpen rakende de huis- houding van staat, benevens handel, seheepvaart en nijver heid, nemen een aanvang, en als de interpellatie-koorts, die onder de afgevaardigden heerscht, wat bedaard zal zijn, en als die heeren tot het besef zullen komen dat men van het regt van initiatief wel een matig gebruikmaar geen misbruik mag makendan zal eiudelijk de Staatsbegrooting aan de orde kunnen gesteld worden. In Engeland heeft de regering reeds woord gehouden, en de iersche landwetin de troonrede beloofdaan het Parle- raent voorgelegd. Deze wet, regelende de verhouding van laudheer tegenover pachter en van pachter tegenover landheer hunne wederzijdsche verpligtingen en houdende bepalingen aangaande landbezit en landhuur, is voor de eerste maal ge- lezenen zal bjj de tweede lezing (7 Maart) het onderwerp van beraadslaging zijn. Het is te hopen dat zij, gewijzigd zoo noodig, tot stand kome, opdat een einde gemaakt worde zoo mogelijk! aan den schrikbarenden toestand waarin Ier- land reeds zoo langen tijd verkeert. Met bijna algemeene stemmen heeft het Lagerhuis, op voorstel der regeringnietig verklaard de verkiezing van zekeren O'Donovan Rossa, een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1870 | | pagina 2