- 90 PKOGRAMMA VAN HE TENT00NSTKLEING PAARDEN, VEE en PLUIMGEDIERTE ,,Golderschc Maatschappij van Landbouw", Over tie stalvoedering" en vetmesting der runderen in het palatinaat van den Rijn. Stallen. Over (le keus der tot vetmesting bestemde dieren. Pootaardappelen. Proeven mat rent (le doelmatigste toebereiding van Veevoeder. De Ruigebol. Capelle (Langstraat) 4 Junij. De stand van het aard- appelengewas is zoo gunstig als men maar wenschen kan. In het land van Heusden hoopt men over eenige dagen een begin met rooijen te maken. Oude aardappelen zijn hier nagenoeg niet meer te bekomen en die er nog zijnzijn slecht en duur. De prijs is van 4 tot 5 per hectoliter. Het nog voor- handen zijnde hooi is sedert veertien dagen merkelijk in prijs gestegen, zoodat thans reeds 30 a 31 per 1000 kil. besteed wordt. De oorzaak daarvan wordt gezocht in de min gunstige verwaehting die men van het nieuwe gewas heeft. Ha If sen 4 Junij. De botermarkt, welke hier in de maand Junij voor drie jaar door de bemoeijing van eenige ingezetenen werd tot stand gebragt, voldoet allezins aan de verwaehting; immers werd er in dien tijd voor meer dan drie ton gouds aan boter en andere produeten aangevoerdwelk bedrag door de aanvoerders voor een groot deel aan verschillende koop- waren uit de gemeente werd besteed. Wegens den aanhoudenden oost- en noord-oostelijken wind is het als verteerde het grasgewas van de landen waardoor men hooge hooi-prijzen te wachten is. Oud Hooi van a0. p°. is reeds tot 20 de 500 kil. genomen. Men meldt uit Westerwolde, dat aldaar in de boekweit- veenendie onlangs gebrand zijn en reeds bezaaid waren het vunr door den hevigen wind van Zondag en Maandag dermate is aangegloeiddat menigte bunders geheel zijn in brand geraakt. Zeer groot is de schade, welke daardoor is veroorzaakt, niet enkel om het inzaadmaar ook dewijl het veen door het te hevig branden aaumerkelijk in waarde minder wordt. Zoolang er geen massa regen valt, zullen die veenen wel aan het branden blijven en de schade dagelijks grooter worden. VAN van de Afd. Aenhem der te houden te Arnhem, den 1 Julij 1870, bij gelegenheid van het XXIVe Ned. Landhuishoudkundig Congres. Opening van de Tentoonstelling om 12 uur, Sluiting te 3 urp. De navolgende Prijzen worden uitgeloofd PAARDEN. HENGSTEN, van vreemd of gekruist ras, van 25 jaren, le prijs f 100; 2e prijs f 30. HENGSTEN van inlandsch ras, van 25 jaren, le prijs f 100; 2e prijs f 30. HENGSTEN beneden de 2 jaren, (onverschillig welk ras), le prijs f 40; 2e prijs 15. MERRIEN met hare VEULENS (ras onverschillig), le prijs f 50; 2e prijs f 20. MERRIEN van 36 jaren, (ras onverschillig), le prijs f 30; 2e prijs 15. SPANNEN PAARDEN, van 46 jaren, (gelijk geslacht), voor den wagen gespannen, prijs f 30. Hierbij moet door den inzender een bewijs afgegeven worden, dat hij de Paarden in vollen eigendom bezit. B U N D V E E. SPRINGSTIEREN van vreemd of gekrnist ras, niet meer dan vier breede tanden hehbende, le prijs f 75; 2e prijs J 25. Deze prijs wordt voor de helft terstond uitgereikt; de andere helft een jaar daarna, indien de inzender den Stier dan nog bezit. SPRINGSTIEREN van inlandsch ras, niet meer dan vier breede tanden hebbende, le prijs 75; 2e prijs f 25. Deze prijs wordt op dezelfde voorwaarden uitgereikt. Het schoonste STIERKALP (ras onverschillig), prijs f 25. MELK— of KALFDRAGENDE KOEIJEN, niet ouder dan 6 jaren, le prijs 40; 2e prijs f 15. De schoonste DRAGTIGE VAARS, met vier breede tanden, le prijs f 25; 2e prijs 10. S C H A P E N. RAMMEN van vreemd of gekrnist ras, le prijs 25; 2e prijs 10. RAMMEN van inlandsch ras, le prijs 25; 2e prijs f 10. Zes stuks OOIJEN met LAMMEREN van vreemd of gekrnist ras, le prijs 20; 2e prijs 10. Zes stuks OOIJEN met LAMMEREN van inlandsch ras, le prijs 20; 2e prijs f 10. V A B K E N S. BEEREN (ras onverschillig), niet ouder dan 3 jaren, le prijs f 20; 2e prijs f 10. ZEUGEN (ras onverschillig), le prijs f 15: 2e prijs 5. Toomen BIGGEN, niet minder dan 4 stuks, leprijs f 10; 2e prijs/5. BOKKEN en GEITEN. SPRINGBOKKEN, le prijs 5; 2e prijs 2,50. MELKGEITEN, le prijs 5; 2e prijs 2,50. PLUIMGEDIEBTE. Toomen 1IOENDERS (1 haan en 6 hennen), le prijs/5; 2e prijs/2,50. ToomenKALKOENEN (1 haan en 3 hennen), leprijs5; 2eprijs/2,50. Toomen EENDEN (1 woerd en 6 eenden), le prijs f 5; 2e prijs 2,50. De schoonste verzamcling DUIVEN, le prijs 5; 2e prijs f 2,50. De schoonste verzameling PLUIMGEDIERTE, een Zilveren Medaille. Eene Zilveren Medaille ter heschikking van de keurmeesters ALGEMEENE BEPALINGEN. leder, onverschillig waar hij woont, en of hij al dan niet lid der Maat schappij is, wordt uitgenoodigd aan de tentoonstelling deel te nemen, door het inzenden van Vee, zoowel tot mededinging als ter opluistering. De inzenders van voorwerpen in dit Programma vermeldworden ver- zocht hiervan kennis te geven voor of op 26 Junij met vrachtvrije hrieven of in persoon aan de leden der Commissie, bestaande nit de heeren: Jhr. C. L. C. van Kretschmar van Veen, te Ellecom; D. J. A. Henny, te Velp; Werner Baron van Pallandt, te Arnhem; P. Baerends, te Arnhem; E. Rutgers Florissen, te Arnhem; J. van Embden, te Oosterheekmet op- gave van soort en kleur, ouderdom enz. van hetgeen zij willen ten toon stellen, en of er Paarden en Vee daags te voren worden ingezonden. Paarden en Vee ter mededinging bestemd, moeten uiterlijk ten 8 ure op de plaats der Tentoonstelling aanwezig zijn. Wat later komt, kan slechts tot opluistering dienen. De geleiders zullen steeds bij hunne paarden en hun vee moeten verblij- ven en daarmede niet voor den afloop der Tentoonstelling mogen vertrekken. Op de plaats der Tentoonstelling zal groen voeder voorhanden zijn. De beoordeeling geschiedt door eene Commissie van keurmeesters, aan wier uitspraak men zich zal moeten onderwerpen. Indien, volgens het oordeel der keurmeesters, voor een uitgeloofden prijs geen prijswaardig vee wordt ten toon gesteld, zal deze niet worden uitgereikt. Keurmeesters mogen geeu inzenders ter mededinging zijn. De inzenders genieten vrijen toegang op een door het Bestuur af te geven bewijs. Alle leden der verschillende Landbouw-Maatschappijen hebben op vertoon van hun bewijs van lidmaatschap vrijen toegang met eene dame, en de leden van het XXIVe Nederl. Landhuishoudkundig Congres persoonlijk (blaauwe kaart). Voor anderen bedraagt de entree 0,25. De Purmerender Courant van 8 Junij meldt het volgende: „Zij, die willen weten hoe men kamerplauten behandelen moet en welke de grondbeginselen zijn van de plantenkunde en den tuinbouwhadden daartoe verleden Donderdagavond in „Anna Paulowna" te Zaandam eene uitmuntende gelegen heid. In de vergadering der afd. „ZaaDlandsehe gemeenten" van de Hollandsche Maatschappij van Landbouwhield de heer J. I. de Beucker, hoofdleeraar aan de Kon. Ned. Tuinbouw- Maatschappij „Linnaeus"over dit onderwerp eene uitvoerige improvisatie, die, zoowel door de populaire voordragt als door den belangrijken inhoud, een vrij groot auditorium gedu- rende bijna drie uur aangenaam boeide. Zonder te willen beproeven ora zelfs een oppervlakkig overzigt van het gesprokene te geven, vermelden wij alleen dat de spreker op overtuigende wijze heeft aangetoonddat bij de behandeling der bloemen planten en vruehtboomende natuur niet genoeg door de bloemisten en tuinlieden werd afgezien. Door een groot aantal eenvoudige opmerkingenwier juistheid een ieder in het oog sprong, deelde hij een schat van kennis mede aan ieder die maar hooren wilde. De spreker gaf blijk van groote studie en van eene rijke opmerkingsgavedie ons doet verlangen hem meermalen te mogeri hooren. Door den voorzitter werden na de pauze de prijzen uitge reikt aan de bekroonden op de laatste algemeene tentoonstel ling te Purmerende. De heer J. Yermeulen, bloemist te Koog a/d Zaan ontviug voor ingezonden bloemen enz. een getuigschrift en 25, en de heer P. Waal Jz. van Wormer- veervoor „commissie-kaas" een zilveren medaille. Ten slotte had de gewone verloting plaats. Onder de prijzen die te trekken warenmerkten wij een paar nette basculen op met toebehooren, voor huiselijk gebruik, afkom- stig uit het magazijn van den heer C. Buijs te Amsterdam. De heer Is. de Smedt deelt in het Tijdschrift voor land- en tuinbouwkunde het volgende voorschrift mede tot het bewaren van pit-ooft of steenvruchten Om vruchten lang en goed te bewaren, mengelt men 1 deel teer-zuurkalk3 deelen gebluschte of geleschte kalk met 10 deelen stof van houtkool, welk men ter dikte van 2 centime ters op den bodem van eenen houten bak legt, en hierop plaatst men eene laag vruchten. Deze vruchten pakt men zorgvuldig in, bij voorbeeld met graauw papier, opdat ze niet met de kalk of het hout in aanraking komenwant dan kan het gebeuren dat zij veel van haren aangenaraen smaak verliezen; men legt ze zoodanig van elkander af, dat zij zich niet kwetsen of tot verrotting overgaan kunnen. Op de onderste laag vruchten legt men eenen centimeter van de voornoemde mengeling en daarop weer de vruchtenen zoo gaat men voort tot dat de kist vol is; dan maakt men ze digt en zet ze in eene drooge en luchtige plaats, die des winters tegen de vorst kan beveiligd worden. Zoodoende zal men vruchten een jaar lang in haren natuur- lijken staat kunnen bewarenen wanneer nergens meer fruit voorhanden is, zal men nog saprijke vruchten kunnen eten zonder zelfs eenen fruitkelder te bezittenwat iedereen niet bekostigen kan, en waarvoor ook niet ieder eene geschikte plaats heeft. Aan de Landbouw-Kroniek der Groninger Courant ontleenen wij het volgende; Alles is gegrond op dit eenvoudig stelselhoe meermest, hoe meer de grond oplevert, en hoe meer vee op stal, hoe meer mest. De noodzakelijkheid om door middel van veel mest, van de kleinst mpgelijke oppervlakte de meest mogelijke hoeveel- heid vruchten te trekken maakt sints lang in Duitschland en Prankrijk de stalvoedering tot eene behoefte, en deze behoefte doet zich thans door geheel Europa gevoelen. Indien men nu jaar in jaar uit bet vee van zijne vrijheid berooft, voornamelijk om hierdoor al de mest te verzamelen zoo is het niet te verwonderen, dat men langzamerhand zijn levenslang stalverblijf zoo veel mogelijk heeft zoeken te ver- beteren en te veraangenamenelk rundbeest heeft in die stallen eene ruime plaats, breed ongeveer een meter veertig centimeters, en lang een meter en vijftig centimeters. De grondslag, die ongeveer 25 centimeter boven den bui- tengrond ligt, is onder eene kleine helling bestraat en leidt door middel van geulen-of goten de gier in den mestput. De hoogte der verdieping dezer stallen is gewoonlijk ruim drie meters van den vloer tot aan den zolder. In de muren, zoo voor als achter, zijn overal luchtgaten waardoor men de lucht, welke door de gestadige ademhaling der dieren bedorven"wordt, naar welgevallen vernieuw't. Boven de ruif is een slag of luik, waarlangs men het voeder in laat glijdenzoodat de korte deelendie door de tralien der ruif heengaan, in de daaronder zijnde krebbe vallen en dus niet verloren gaan. Vele zolderingen dezer stallen zijn geheel geplafonneerd. Men duldt er noch stof noch spinnewebbener heerscht over het algemeen meer zindelijkheiddan in sommige onzer grens- bewoners. Men vindt er niet zelden onder deze sierlijke stal lenwaar 80 stuks vee op deze wijze worden gehuisvest. De ondervinding heeft elken veehouder reeds geleerd, dat zeer jonge of zeer oude beesten niet dan langzaammet moeite en veel kostenen dan nog onvolkomenvet worden. De eersten vergroeijen hun voedsel en bij de andere dient het om de verloren krachten dagelijks te herstellen. Om nu geen gevaar te loopen van onnoodige kosten te makengebruiken de bewoners der Eijnstreken hunne ossen tot het veldwerk, hunne koeijen tot het voortteelenen laten beiden niet ouder worden dan vijf, uiterlijk zes jaar. Overtuigd dat zij in verderen leeftijd in alle opzigten ver- minderen, zoo worden deze dieren op eenen afzonderlijken vrij donkeren stal gezet, waar zij ongehinderd van hun voe der kunnen profiteren, Zeer verschillend is het oordeel over het bezigen van poot aardappelen of men namelijk tot het pooten kleinenmiddel- soort of zeer zwaren moet nernen om met het meeste voordeel aardappelen te bouwen. Een onderzoekende en naauwlettende aardappelbouwer heeft in 1869 hiervan eens de proef genomen. Deze had een paar akkers naast elkander, waarvan hij de deugdelijkheid van den grond gelijk rekende. De eene akker pootte hij met middensoort van aardappelen, en had daarvan twee in een gat, en de andere met zeer zware aardappelendoch een in een gat. De aardappelendie op den akker met zeer zwaren waren gepootgrdeiden in het eerst veel weliger op dan die van den anderen akker, en de loten werden veel zwaarder. Toen men echter in den herfst de beide akkers aardappelen rooide, bragt de akker met middensoort gepoot een derde meer op en waren deze zwaar der van sinkdan die met dikken gepoot was. Over het te zamen stellen van enkelvoudige voederstoffen over voedervermenging en het effect van beide voor de voe- ding der dieren is veel gewerkt, doch over de doelmatigst bevondene toebereiding der voedingsstoffen en het betrekkelijke resultaat van verschillende handelwijzenten aanzien van de ontwikkeling en vorming der dieren, vergelijkenderwijze nog zeer weinig. Alzoo zal in niet weinige gevallen door het on- doelmatig toebereiden van veevoeder meer verlies bij de voe- ding ontstaandan door de nog veelal onbeduidende bereke- ningen over het te zamen stellen en vermengen van voeder stoffen gewonnen heeft kunnen worden. Door het voeder in dezen of geenen vormmeer of minder te brekenin raau- wen, gestoomden, gekooktengebroeiden of verzuurden toe- stand te brengenzullen verschillende graden van geschikt- heid om het voedsel op te nemen en te verwerken ontstaan doch over het-hoeveel van dat verschil verkeert men nog in het onzekere. Tot aanvulliug van dit gemis werd onlangs weder eene bij- drage geleverd door mededeelingendie prof. J. Lehmann (thans bestuurder der Beijersche landbouwkundige Centraal- proefstation te Munchen) in Augustus 1869 in het tijdschrift De Landbouwvereeniging te Beijeren doet. Hij herinnert in de eerste plaats aan de proeven van Knop en Ritthausenvol gens welke aardappelen in gestoomdenvooral ook gemengden vorm, eene veel hoogere opbrengst aan melk geven, dan wanneer ze in raauwen toestand vervoederd worden. Daarna de proeven van Dudgeon in Romburgshirebij wien van 11 stuks 9-weeks varkens 5 dieren, die met gekookte aardap pelen en boonenmeel gevoed waren, in 100 dagen 445 pond, en 6 dierendie met raauwe aardappelen van dezelfde kwa- liteit en kwantiteit gevoed waren, slechts 276 pond leveudig gewigt voortgebragt hebben. Vervolgens heeft Lehmann zelf meer proeven genomen (met 3 os-kalveren) over den invloed van het kneuzen der granen op de voeding. De resultaten der laatstgenoemde proeven zijn als volgt Proef I. Voedering met ongebroken garst. Van 100 pond korrels werden in geheel, volkomen onbe- nutten vorm weder afgescheiden Bij voedering van garst Bij voedering van Door kalver. zonder bijmenging garst met van haksel. haksel. n°. 1 14 maand. oud. 48.2 pond. 37.6 pond. „2... 8 44.6 21.4 „3... 5 33.9 13.4 Proef II. Voedering met ongebroken haver. Van 100 pond korrels werden in geheel, volkomen onbe- nutten vorm weder afgescheiden Bij voedering van haver Bij voedering van Door kalver. zonder bijmenging haver met van haksel. haksel. n°. 1 14 maand. oud. 19.6 pond. 7.2 pond. 2... 8 8.0 7.1 35 6.5 4.5 Volgens deze proeven staat de hoeveelheid der benutte (verteerde) granen in eene omgekeerde verhouding tot den ou derdom der dieren. Verder toonen ze aan het groot verlies dat ontstaat bij de voedering van heele korrelsdie voor een groot gedeelte volgens proef 1, ongeveer de helft in onbenutten toestand op den mesthoop komen. Lehmann beveelt het kneuzen der granen aan, in welken toestand de korrels tot aan de buitenste oppervlakte of bol ster volkomen verteerd worden. Het kneuzen der korrels bestaal hoofdzakelijk in het openbreken van de hulsels en het breeddrukken tot dunne schijven van groote oppervlakten. Door de eerste werktuigelijke verandering wordt bewerkt dat de verterings-sappen met de eigenlijke voedingsstoffenin het binnenste der korrelsin innige verbinding tredendezelve oplossen en in dierlijke stoffen omvverken kunnen; door de laatste wordt dit proces nog meer bespoedigd. Gebreken granen hebben het groote voordeel, dat ieder korrel nog een tezamenbangend geheel bezit, waardoor het dier in staat is dezelve zoo naauwkeurig mogelijk te kaauwen en met het speeksel in aanraking te brengen. Bij het malen van granen worden de korrels zeer fijn verdeelddie dan, zonder ze te kaauwen en met het speeksel behoorlijk te vereenigen, dadelijk in de maag worden gevoerdwaardoor eene menigte fijne deeltjes meel hunne oorspronkelijke hardheid behouden ten nadeele van eene vol- komene opening der voedingsstoffen. De beantwoording der vraag„op welke wijze men den ruigebol op de minst kostbare wijze in de weilanden kan ver- delgen", komt volkomen overeen met waarnemingendie steller dezes in zijn tuin gedaan heeft. In dien tuin wies voor eenige jaren veel ruigebol, (lidrusch noemen wij't). Op som mige plekken, vooral die wat vochtig waren, kwam het's voor- jaars in zoo groote menigte te voorschijn, dat het scheen, alsof er het een of ander gezaaide voor den dag kwam. Onbekend met den aard van het gewas, beproefde de be- zitter van dien tuin dat onkruid er uit te wieden, even als ieder ander onkruid. En of anderen hem onderrigtten dat zulks niet baatte, en dat aan lidrusch niets te doen was, toch ge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1870 | | pagina 2