- 134 - Politick Overzigt, Verslag van de verwaclitingen omtrent den oogst in de provincien Noord- en Zuid-Holland en Drenthe. 19 25 Augustus. hect.en de gemiddelde opbrengst per hect. 11,593 kilogr. In 1869 waren deze cijfers 1820 en 19,240. De verbouw van koolzaad neemt daarentegen stcrk af. Over de laatste tien jarcn werd daarraede gemiddeld bezaaid zo- merkoolzaad 2886 hect., gemiddelde opbrengst per hect. 23.1 hectol. (1869, 565 hect. en 12.3 hectol.); winterkoolzaad 192 hect,, gemiddelde opbrengst per hect. 20.6 hectol. (1869, 46 hect. en 18 hectol.). Het Staatsblad n°. 130 bevat de wet van 20 Julij 1870, houdende bekrachtiging van eenige artikelen der aan jlir. mr. P. J. W. Teding van Berkhout verleende koncessie tot land- aanwinning en bedijking van een gedeelte van het Priesche Wad, door verbinding van het eiland Ameland met den vaster) wal. Uit Nordhorn (Bentheim) wordt geschreven, dat de prui- sische regering scdert jl. Maandag den vrijen uitvoer van magere varkens en biggen naar Nedeiiand weder heeft open- gesteld. Algemeen wordt door de landlieden deze maatregel toegejuicht, *en hoopt men dit besluit weldra ook op dragtige en melkgevende runderen te zien toepassen. Sneek23 Augustus. Naar men verneerat heerscht ook onder deze gemeente en in naburige dorpen een hevige ziekte onder de varkens. A. Noord-Holland. Over het algemeen verwacht men van den oogst redelijk goede uitkomsten. Het koude en drooge voorjaar was voor de ontwikkeling der gewassen niet gunstig, inaar de warmte en de zachte regens die daarop zijn gevolgdhebben een heilzamen invloed uitgeoefend. Het wintergraan en 't winter koolzaad leed uit den aard der zaak nog het meest van de koude en de droogte, terwijl vooral tarwe en wintergarsl door in9ecten werden benadeeldmaar van de zomergewassen verwacht men een rijken oogst. Dit is onder andere het ge- val met de boekweit en met de zomer-olie- en specerijzaden die voor de landbouwers in sommige streken der provincie van groot belang zijn. Enoten en boonen beloven eene tame- lijk goede opbrengst. De vroege aardappelen zijn matig uit- gevallen; de latere soorten staan tot nog toe zeer goed hoewel het loot' hier en daar door de bekende ziekte is aan- getast. Het vlas is voor 't meerendeel goed gegroeidvan voldoende lengte en met veel zaad. De in dit jaar geplante meehrap heeft zich traag ontwikkeldmaar van de overjarige koestert men de gunstigste verwachtiugen. De teelt van dit gewas schijut zich weer eenigzins uit te breiden. Het grasland stond aanvankelijk schraalmaar heeft in den laatsten tijd voldoend voedsel voor het vee opgeleverd; de zuivelproductie was zeer bevredigendhoewel het vee eerst laat in de weide is gekomen. De hooioogst is eenigzins achterlijk en levert, vooral op de hooge gronden, minder op dan ten vorigen jare, maar uit- muntende qualiteit, en de opbrengst wordt geacht aan de be- hoefte te zullen voldoen, te meer daar nog een betrekkelijk aanzienlijke voorraad van den oogst van 1869 aanwezig is. Het vee is gezond. Wei deden zich in 't voorjaar onder- scheidene gevallen van longziekte onder 't rundvee voor maar de ziekte verkreeg geene verontrustende uitbreiding. De schapen leden minder dan gewoonlijk van den worm. De gewone varkensziekte vertoont zich tot nog toe niet meer dan in vorige jaren. De warmoezerij i9 vooral in den laatsten tijd niet onvoor- deelig geweest en belooft verder goede uitkomsten. De vruchtboomenmet name de appelenbeloven eene ta- melijk mime opbrengst; de peren hebben nog al van de nachtvorsten te lijden gehad. De bloembollenteelt is goed uitgevallen. Op den groei van het hout schijnt de weersgesteldheid geen ongunstigen invloed uitgeoefend te hebben. Van bijzondere rampen bleven landbouw en veeteelt ver- schoond, en zonder onvoorziene wederwaardigheden schijnt dit jaar niet tot de ongunstige te zullen behooreu. B. Zuid-Holland. Tarwe. Stond vrij algemeen zeer goed te velde; een uit- muntend beschot van best graan laat zich daarvan verwachten. Rogge. Alhoewel niet zoo gunstig als bovenstaand gewas belooft de uitkomst echter algemeen zeer bevredigend te zul len zijn. Gent. Wintergerst stond vrij algemeen goed te veldeen geeft uitzigt op een ruirn bcschot.zomergarst had veel door de droogte te lijden, zoodat de verwachting daarvan niet zoo groot is. Haver. De berigten omtrent dit gewas loopen uiteen. In enkele streken verwacht men eene voortreffelijkein andere slechts eene middelmatige opbrengst. Meekrap. In het land van Voorne en Puttenalwaar het op kleine schaal verbouwd wordt, verwacht men van dit ge was een bevredigend resultaat. Op het eiland Goedereede en Overflakkee had dit gewas mede een vrij gunstig aanzien. Vlas. De langdurige droogte, in Mei en Junij, is voor dit gewas zeer schadelijk geweest. Koolzaad. Is veel beter geslaagd en belooft in vele streken een ruirn beschot. In het land van Puttenwaar de ver wachting niet groot was dorschte men van enkele stukken 40 tot 42 hectoliters per hektare. Hennep. In de Vijf-Heerenlauden staat dit gewas uitmun- tendin den Alblasserwaard zeer goed te velde. Aardappelen. De berigten omtrent dit gewas luiden bijna algemeen zeer gunstig. Van ziekte wordt tot dusver weinig vernomenen waar die zich vertoont, is dit slechts aan het loof. Men mag dan ook verwachten dat de opbrengst ruim, en de qualiteit best zal zijn. Erwten en boonen. Beide gewassen staan vrij algemeen best te velde en beloven een ruimen oogst. Boomvruchten. Vrij algemeen zijn de boomgaarden ruim van appelen en peren voorzien. Hooi- en weilanden. Ten gevolge van de langdurige droog te viel de hooi-oogst zeer tegen. Door de sedert gevallen regens hebben de weilanden zich geheel hersteld en is er thans overvloedig gras, zoodat de tweede snede nog veel ver- goeden kan. C. Drenthe. De winterroggein het voorjaar dun en achterlijk, is kort van stroo geblevendoch de opbrengst aan koren zal waar- schijnlijk boven het middelmatige zijn. De hoedanigheid is goed. De zomerrogge heeft van de droogte veel geleden. Hoewel het zich in den beginne zeer gunstig liet aanzien, zal de opbrengst niet meer dr>n middelmatig zijn. De vooruitzigten nopens het boekweitverbouw zijn bijzonder gunstig. Op enkele plaatsen hebben de nachtvorsten niet ge- ringe schade aangebragt; het later gevolgde gunstiger weer heeft echter veel hersteld. Iudien er geene ongunstige toevallen plaats hebben, laat het zich aanzien dat liet boekweitverbouw, in tegenoverstelling met de laatste jaren, een voordeelige uitkomst zal opleveren. Haver en garst staan voordeelig. Eveneens de paarden- boonen. De aardappelen beloven meer dan in een der laatste jaren. Ze staan buitengewoon goed. Van de ziekte is nog geen of weinig nadeel ondervonden. De weilanden waren in den tijd der droogte slecht van gras voorzien, doch in den tijd waarin de regen viel, zeer ruim. Met den hooioogst liet het zich eerst niet best aanzien. De regen van Julij heeft nog veel goed gemaaktzoodat over 't algemeen de opbrengst als tamelijk kan beschouwd worden. De hoedanigheid is goed. De appel- en perenboomen beloven veel. In het Magazijn voor Landbouw en Kruidkunde deelt de heer E. C. Hekmeijer het volgende mede lets over liet doorbreken van liet ei door liet kieken, door G. Priitz, te Stettin. Het uitkomen uit het ei van het kieken schijnt ons toe te zijn een der gewigtigste processen in de levende natuurdie ooit door de natuurkundigen is onderzocht. Eeaumur heeft ons eene naauwkeurige beschrijving daarvan gegeven. De onkundige meentdat de moeder de schaal van het ei door- breekt, om het kieken uit zijn kerker te verlosseneene meening waartoe waarschijnlijk de omstandigheid aanleiding heeft gegevendat stukken van de schaal dikwijls gebroken en op eenigen afstand van het nest gevpnden worden, terwijl het inwendige vlies geene scheur bezit, en dit, beweerde men, kan onmogelijk het geval zijn als het kieken van binnen uit de schaal doorbrak. Maar op denzelfden grond kan men beweren, dat een met perkament bekleed wijnglas door een bamerslag niet verbrijzeld zou kunnen wordenzonder scheu- ren in het perkament te veroorzaken; want het vlies van het ei is elastiek en medegevendde schaal daarentegen niet. Dat echter het kieken en niet de moeder deze dienst ver- rigtis door onmiddellijke waarneming bewezen. Men zou van gevoelen kunnen zijn, dat zulk een arbeid voor de krach- ten van het nog zwakke kieken veel te groot is, maar men moet aan den anderen kant bedenkendat het angstige streven van het kleine diertje, om uit zijn kerker ontslagen te wor den, zijn energie niet weinig verhoogt, en dit wordt door zijn eigenaardige structuur, alsmede door de liggingdie het aanneemt, bevordert. De snavel is inderdaad nog week, en komt een oppervlakkigen waarnemer weinig geschikt voor om de schaal door te breken; maar die snavel is aan het ge- kromde gedeelte van de bovenste helft, juist tot over het uiteinde met eene kleine, horenachtigevrij ronde schub voorzien, die in het midden een scherp uitspriDgende punt heeft en door de bijzondere ligging van den kop wordt deze scherpe punt in bestendige aanraking met de inwendige vlakte van de schaal gebragt. Yermeld moet worden, dat het eenige nut, dat deze horen achtige punt heeft, daarin bestaat, om het kieken de schaal te doen doorbrekenwant als de kleine vogel uit zijne enge behuizing is gekomen, dan valt die schubbe spoedig af, en op den tyveeden of derden dag is aan de plaats, waar die zat, nog slechts een licht gekleurde vlek zigtbaar. Men kan die ook dadelijk, nadat het kieken het ei verlaten heeft, gemakkelijk met den nagel verwijderen. Bij duivenen waar schijnlijk ook bij andere vogelsdie niet dadelijk, nadat zij het ei verlaten hebben, rondloopen, valt die punt van den snavel voor de eerste week niet af. De ligging van het kieken in het ei schijnt het doorbreken van de schaal door hem niet te begunstigen evenmin als de weekheid van den snavelhet is als een bal te zamengerold, met den hals afwaarts naar het lijf gebogen, de kop in het midden en de snavel onder den regter vleugel, als bij sla- pende vogels. De beenen zijn ook onder het lijf gebogen, als bij jonge hoenderen en duiven, die men voor het braad- spit bestemtde nagels zijn zoo gekromd, dat het gewelfde gedeelte derzelve bijna het hoofd aanraakt. Het voorste! van het kieken ligt, zooals Eeaumur opmerkt, naar het breede einde van het ei toe; en Dr. Prout zegt: het kieken ligt zoo in het eidat het door zijne grootste zwaarte naar eene zijde eene ligging inneemt, waardoor de snavel geheel naar boven gekeerd wordt. Het kieken is door een dikvast vlies omgevendat het in de beschrevene ligging verkrijgt, en dat het schijnbaar in zijne bewegingen belemmert. Maar een naauwkeurig onderzoek toont aan, dat al deze omstandigheden meer verligling, dan vertraging van zijne werkzaamheden tegen de schaal of het doorbreken derzelve ten gevolge hebben. Inderdaad wordt de snavelhoewelals bij slapende vo gels, onder den vleugel geplaatst, zoover vooruit geschoven, dat die buiten deze aan de rugzijde vooruit spriDgt, en ook het hoofd, dat de snavel tegen de schaal slaat; eene verrig- ting, welke zoowel door den vleugel als door het ligchaam geleid wordt. Het verdient vermelding, dat de kop, in vergelijking tot de massa van het ligchaam, zeer zwaar is, en hierdoor met den hals tot een last wordt, die het kieken zelfs gedurende meerdere dagen na het uitkomen nit het ei, slechts bezwaarlijk regt op doet gaan. In het ei daarentegende ligging moge zijn hoe die wil wordt de, kop, hetzij door het lijf of door den vleugel, of door beiden te gelijk ondersteund; en hoe grooter en zwaar- der de kop is, des te krachtiger en werkzamer moeten de slagen van den snavel zijn. De lengte van den hals maakt, dat deze op den behoorlijken tijd gebogen ishoewel die na de eerste 14 dagen vrij regt wordt, dat echter om ruimte te winnen schijnt plaats te hebben. Edaumur nam dikwijls het hameren van den snavel tegen de schaal waar, en in het verdere beloop van deze werkzaam- heid kon hij zelfs het kieken door de doorschijnende schaal zien arbeiden. Het resultaat van de eerste slagen is eene kleine berst, die digter bij het breede dan smalle gedeelte van het ei is gelegen. Als deze berst verschijnt, zegt men: „het ei is aangebroken". Het vlies breekt zelden reeds dadelijk in het begin, zelfs nadat het harde gedeelte van de schaal, dat het bedekt, is losgegaanin een geval zag echter Eeaumur, toen hij de werkzaamheden van het kieken bij kaarslicht waarnam, dat het met alle krachten de van het vlies afgescheiden schaal bearbeidde. Het sloeg er echter niet op, maar scheen die af te nemen, en door voortdurend wrijven dunner te maken. De onafgebroken slagen vergrootten de eerste spleet, en nieuwe spleten werden bijna alle in denzelfden kring voort- gebragt, doordien de slagen vrij goed in een kring werden aangebragt, die het ei niet scheef, maar regt doorsnijdt. Gedurende dit alles blijft de snavel steeds onder den vleugel en in dezelfde ligging. Om nu de doorbreking te bewerk- stelligenmoet het kieken zich langzamerhand draaijen tot het eene geheele omdraaijing om zijn as heeft ondergaau maar deze omstandigheid kan wegens de ondoorscliijnendheid van de schaalniet worden waargenomen. Maar een bewijs daarvoor is het versehijnen van de punt van den snavel op verschillende plaatsenterwijl de kop steeds onder denzelfden vleugel blijft liggeneene ligging, die zoo naauwkeurig be- houden wordt, dat die zelfs na het openbreken van de schaal in twee deelen nog eenigen tijd voortduurt. De omdraaijing, die het kieken om zijn eigen as bewerk- stelligt, heeft altijd van links naar regts plaats, en wordt waarschijnlijk door de beenen volbragt; want de nagels, doordien zij op de schaal door het vlies drukken, moeten tegen die schaal den noodigen wederstandom die kringvor- mige beweging te veroorzakenvinden. Niet aan alle kiekens gelukt het om de schaal in denzelfden tijd te doorbreken; eenige zijn met dien arbeid in een uur gereedandere in twee of drie urenterwijl de meeste een halven dag en sommige zelfs 24 uren daartoe noodig hebben. Ik heb, zegt Eeaumur, kiekens daarmede twee dagen na elkander werkzaam gezien. Eenige arbeiden zonder tussehen- poozing, andere rusten van tijd tot tijd uit, naar hunne physische krachten. Ik heb er eenigeten gevolge van hun ongeduldig streven, om in het daglicht te komende schaal veel te vroeg zien doorbrekenzij hadden namelijkvoor dat zij de schaal doorbrakeneene voor 24 uren toereikende hoeveelheid voedselvoorraad (zonder te eten) in zich moeten opnemen; te dien einde komt het nog niet verteerde gedeelte van den dooijer door den snavel in het ligchaam. Inderdaad, het jonge kieken, dat uit het ei komt, voor dat nog de geheele dooijer verteerd is, sterft reeds na weinige dagen. Als het eindelijk aan het kieken gelukt is, het voorste gedeelte van de schaal voldoende naar boven te keeren of op te heffenom zich een uitgang te verschaffen, dan steekt- het de nog zwakke beenen uit, die nog onvermogend zijn om het diertje te dragen. Als het nu bijna geheel uit de schaal is gekomendan trekt het den kop van onder den vleugel waar die tot dien tijd gelegen had, strekt zijn hals en rigt zich voorwaartsmaar kan zich nog gedurende eenige minuten niet opheffen. Nadat het zich eenige minuten op zijne beenen heeft voortgesleept, heeft het vermogen gekregen op zijne beenen te staanzijn hals op te heffendien in verschillende rigting te bewegenen eindelijk om het hoofd opgerigt te houden. De vederen gelijken in dezen tijd op zacht dons en omdat die met eene vloeibare zelfstandigheid uit het ei bezet zijn, schijnt het kieken bijna geheel naakt, maar naarmate het drooger wordtbreiden zich de vederen meer uit, en als het geheel droog is, is het met een dik dons goed bedekt. Hiermede is de ontwikkeling van het kieken afgeloopenen treedt het als een levend wezen in de wer- kelijkheid. Even na het ter perse gaan van ons vorig nommer kvvam het telegrafisch berigt eener nieuwe zege, door de Pruissen op de Franschen behaald. Den 18 Augustus is bij Eezonville een zeer bloedige veldslag geleverd, waarin de overwinning aan het duitsche leger bleef, hetgeen niet ontkend kan worden, ofschoon ook de fransche regering onophoudelijk het tegendeel wel beweert, maar niet bewijst. Maar deze overwinning heeft aan Duitschland verschrikkelijke offers gekost; weder zijn dui- zenden op het slagveld dood of verminkt blijven liggen, en ijzingwekkend was de strijd. Viktorie is mooi en eervol het land verheugt zich; de regimenten, hoe ook gedund, deels misschien aangevuld, zullen na afloop van den veldtogt door eerepoorten Berlijn binnentrekken en met gejuich ont- vangen worden; de roem der pruissische wapenen zal ver- hoogd zijn; Pruissen zal als militaire mogendheid par excellence een eereplaats in Europa innemenmaar de keerzijde der medailleHoe veel duizenden gezinnenvan alle standen en rangenverkeeren in diepen rouvVdoor het verlies hunner zonen en broeders. De strijders toch worden bij groote getallen tegelijk door het moordtuig weggemaaid, even als de duitsche vernielingstoestellen schrikbarende ope- ningen in de fransche gelederen maken. Dit zijn nu wel de onvermijdelijke gevolgen van den oorlog, doch het strekt der beschaving en den vooruitgang, waarop de negentiende eeuw zoo pocht, tot schande, dat in onze dagen tot zulke middelen toevlugt moet genomen worden, om geschillen tusschen re- gerende vorstentusschen Ianden, statente beslechten. Onlangs lazen wij een protest van den franschen arbeidersstand tegen den oorlog; wij beamen ten voile den inhoud van dat

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1870 | | pagina 2