1870.
Vrijdag, 11 November.
No. 45.
VAN
AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Elfde Jaargang.
Provinciale Staten van Noord-Holland.
Haaiiemmermeer-Poldcr.
\\XW./
Prijs van het Abonnement:
in het Jaary 6.-
Zitting van Vrijdag 4 November.
De opgaven van den Bnrgerlijken Stand zijn
ons deze week weder niet geworden.
IPrijs der A.dvertentien
van 16 regels 75 Cent, elke regel meer 12/2 Cent.
SUARLEA1MERMEER
Prijs van een enkel Nommer 15 Cent.
De 9uppletoire bes;iootingen van het gesticht Meerenberg
voor 1870 en 1871 zijn goedgekeurd. Het voorstel tot het
aanbouwen eener afdeeling voor storende lijders nan de man-
nenzijde van het gesticht Meerenberg is aangenomen.
Voor de verbetering van een gedeelte van den weg door
de Nollen is aan de gemeente St. Pancras een subsidie ver-
leend van x/5 der kosten van het werk, mits niet te boven
gaande de som van 1900.
Het ontiverp-reglement van bestuur voor den polder de
Kleimeer is vastgesteld.
De voorstellen tot wijziging van de reglementen van bestuur
voor den polder Westzaan, voor de buitenlanden onder Assen-
delft, voor den Gemeenschapspolder en voor de banne en den
polder Ursem zijn aangenomen.
De vergadering heeft beslotengunstig te adviseren op de
aanvragen om toepassing van art. 36 der wet op het lager
onderwijs ten behoeve der gemeenten Krommenie, Bansdorp,
WestzaaD, Egmond aan Zee en Assendelft.
Een adres van het bestuur van Vlieland, om een subsidie
voor de kosten van aankoop van een gebouw voor de zee-
vaartkundige school aldaar, is om onderzoek en berigt aan
gedeputeerde staten toegezonden.
Het subsidie van 250,000, in 1864 aan het comite voor
den Noord-Hollandsch-Frieschen-spoorweg toegezegd, is met
49 tegen 10 stemmen verklaard te zijn vervallen, en de
staten hehben zich te gelijk bereid verklaard om aan ieder
plan, dat de behoefte aan spooriveg-gemeenschnp in het arron-
dissement Hoorn bevredigt, de behulpzame hand en zoo
noodig materiele hulp te bieden.
Doordat de heeren Rutgers van Rozenburg hebben afgezien
van de onderneming tot droogmaking van een gedeelte der
Legmeerplassenis het daarvoor toegezegde provinciaal sub
sidie vervallen. De staten hebben de zaak der droogmaking
van de Legmeerplassen aan de aandacht van gedeputeerde
staten aanbevolenen hen verzochtelke poging, die tot
droogmaking dier plassen mogt worden gedaan, krachtdadig
te ondersteunen.
Op de aanvraag om een subsidie voor den nationalen wed-
strijd voor werkliedenmet eene daaraan verbonden tentoon-
stellingin 1871 te 's Gravenhage te honden, is eene afwij-
zeude beschikking genomen.
Gedeputeerde staten zijn gemagtigd om tijdelijkzonder
konsekwentie voor de toekomst, de noodige stappen te doen
of maatregelen te nemen9trekkende om den regelmatigen
en veiligen overvoer van Amsterdam over het T (Buiksloter-
veer) te bevorderen.
Nadat nog omtrent de zaak van het Buiksloter-veer eene
vergadering met gesloten deuren was gehoudenis de najaars-
vergadering der staten gesloten.
Agenda voor de Vergadering van Hoofd-Instelanden
van den Haarlemmermeer-Polder, op Woensdag
den 16 November 1 870 's morgens ten 10J nre"
in het lokaal van Staats, te Haarlem.
1. Mededeelingen.
2. Voorstel tot het doen van af- en overschrijvino-en dienst
1870.
3. Suppletoire Begrooting 1870.
4. Suppletoir Kohier van Omslag.
5. Missive Gemeente-bestuur van Haarlem. enz.
-
Haarlcmmermeer.
Door het hoofdeomite tot het verleenen van hulp aan zieke
en gewonde krijgsliedenis goedkeuring verleend aan een
realement, ingezonden door de hh. J. VY. Lantzendorffer en
^S8iu'£ en 48 andere leden van een comite te Haarlem-
mermeer, en is mitsdien dit comite erkend als afdeeling der
nederlandsche Vereenigingingesteld bij 's konings besluit
van 19 Julij 1867, nu. 60, en 29 December 1869, n°. 210.
Bij beschikking van den minister van kolouien van 5 Nov.
1870, is de heer A. J. Klaarenbeekgeexamineerd rijks-en
gemeente-veearts te Haarlemmermeer, gesteld ter beschikking
van den gouverneur-generaal van Nederlandsch Indie, om te
worden geplaatst als veearts bij de burgerlijke dienst daar
te lande.
ALLE TOEZENDINGEN, REDAXTIE EN UITGAVE BETREFFENDE,
te adresseren aan VAN ltOMiA C°.te Amsterdam.
WJiterlijIf Woen srtag,
Door Burgemeester en Wethouders van Haarlemmermeer is
bekend gemaakt, dat door den Raad dier gemeente, in zijne
vergadering van 22 September 1870, is vastgesteld de volgende
VERORDENING op het Brandwezen, in de
gemeente Haarlemmermeer.
Van het materieel en personeel. Art. 1. In de gemeente Haarlem
mermeer bestaat een brandweer.
Art. 2. De brandspuiten met bijbehoorend materieel zullen worden ge"
borgen in de daartoe bestemde huisjes, alsspuit I, hoek Spaarnwouder-
dwarsweg en Hoofdweg, sectie DD 1 spuit II, hoek Vijfhuizerdwarsweg
en Aalsmeerderweg, sectie FF 15; spuit III, hoek Spieringweg en Vijf
huizerdwarsweg, sectie E 15 spuit IV, Hoofddorp; spuit V, Nieuw Vennep;
spuit VI, Abbencs.
Art. 3. Het toezigt op de brandbluschmiddelen is, overeenkomstig
art. 179 n der gemeentewet., opgedragen aan het Dagelijksch Bestuur der
gemeente.
Art. 4. Overeenkomstig art. 189 der gemeentewet, heeft de Burgemeester,
pf die hem vervangt, het opperbevel bij brand.
Art. 5. Bij iedere spuit zullen worden aangesteld een opperbrandmeester,
vier brandmeesters en twee brandroepers, welke een onderscheidingsteeken
zullen hebben, door Burgemeester en Wethonders te bepalen.
Art. 6. De benoeming en het ontslag der brandmeesters geschiedt over
eenkomstig art. 179 o der gemeentewet.
Art. 7Behalve de brandmeesters en brandroepers, zal het personeel bij
de brandweer bestaan, zooveel mogelijk uit vrijwilligers.
Art. 8. De manschappen van de spuit, die het eerst bij den brand water
geeft, ontvangen des verkiezende als belooning: de 12 eerste manschappen,
die zich bij den opperbrandmeester aanmelden, 30 cents, de 18 volgende
personen 20 cents voor het eerste uur; en vervolgens 15 cents voor ieder
volgend uur dat zij dienst doengedeelten van uren worden voor geheelen
gerekend. De 30 eerste manschappen der tweede aanwezige spuit ont-
vangeu voor ieder uur dat zij werken 15 cents, of, zoo deze spuit niet
behoeft te werken, wordt aan de gezam$nlijke spuitgasten een gratificatie
van f 10 uitgereikt. V orden meer spuiten in werking gebragt, dan
genieten de 30 eerste spuitgasten med^ 15 cents per uur. Bij het
probefen der spuiten, overeenkomstig art. 9, ontvangen de 12 personen,
die zich het eerst bij den opperbrandmeester aanmelden, voor bewezen
diensten, ieder f 0.25zij kunnen zicli ook vooraf bij den opperbrand
meester aangeven, en zorgen ter bepaalde plaats en tijd tegenwoordig te zijn.
Van het proberen der spuiten. Art. 9. Ten minste eenmaal per jaar
zullen de brandspuiten beproefd worden en wel op den laatsten Zaturdag van
de maand Julij, des avonds ten 7 uur, zoo mogelijk vddr de plaats waar
zij zich beviuden. De beproeving zal niet langer dan een uur mogen
duren. Meerdere beproeving noodig zijnde geven brandmeesters hiervan
kennis aan Burgemeester en Wethouders, die daaromtrent zullen beslissen,
den tijd zullen bepalen en de noodige publiciteit daaraan geven.
Van de brandmeestersArt. 10. Op bet eerste gerucht van brand
begeven de brandmeesters zich (tenzij wettig verhinderd), voorzien van hunne
onderscheidingsteekenen, naar bet buisje van hunne spuit, en laten de spuit,
met het daartoe bchoorende materieel, ten spoedigste naar den brand brengen.
Art. 11. Zoolang de brand zonder aanwendiug van spuiten kan bcdwon-
gen worden, onthouden vzij er zich van bevel tot het in werking brengen
der spuit te geven.
Art. 12. Zij treden in geen geval een woning binnen tegen den wil der
bewoners, zonder in acbtneming van bet bepaalde bij art. 32 dezer verordening.
Art. 13. Brandmeesters nemen, met in achtneming van het bepaalde bij
art. 8 en art. 15 dezer verordening, de eerste 30 zich aanmeldende man
schappen aan, tot bet in werking brengen en bedienen der spuit en tot het
verrigten der werkzaambeden die noodig geacht worden om den brand te
blusschen. Willen meerdere manschappen hunne diensten verleenen, zij
zijn bevoegd die om niet aan te nemen.
Art. 14. Onder hun opzigt worden de spuiten geprobeerd en bij brand
gebruikt. Zij hebben alsdan, als ook bij brand, het bestuur over de man
schappen en verdeelen hunne werkzaambeden, zoo als zij zulks noodig en
dienstig acbten, en zorgen voor de verdere brandmaterialen als deze ge
bruikt worden.
Art. 15. Zij zijn bevoegd om de manschappen bunner spuit, die zich bij
brandblussching of bij het proberen ongehoorzaam of onwillig betoonen, of
aan misbruik van sterken drank schuldig maken, dadelijk te doen verwijderen,
in welk geval brandmeesters andere manschappen mogen aannemen.
Art. 16. Zij zorgen dat de spuit met toebehooren weder behoorlijk ge-
borgen worde, en doen dezelve onder hun opzigt schoonmakeu en droogen
de kosten daarvan worden door de gemeente gedragen.
Art. 17. Komt er bij het gebruik der spuit eenig ongemak aan dezelve,
zoodat reparatie noodig is, geven zij hiervan kennis aan Burgemeester en
en Wethouders, die zulks ten spoedigste doen herstellen.
Art. 18. Zoo de Burgemeester nog niet ter plaatse van den brand is,
doet de opperbrandmeester van de eerst aangekomen brandspuit, den Bur
gemeester van den brand kennis geven.
Art. 19. Wanneer bet noodig is dat er meerdere, dan de aanwezige
spuiten aangebragt worden en in werking komen, doen brandmeesters, wan
neer de Burgemeester nog niet ter plaatse van den brand is aangekomen,
de naastbij zijnde spuit rocpen. Er wordt tot dat einde alsdan kennis ge-
geven ann den brandmeester wonende het digtst bij de spuit en aan den
brandroeper bij die spuit.
Art. 20. Brandmeesters moeten aan hunne woning hebben een houten
bordje, uaarop staat geschilderd, //brandmeester of opperbrandmeester bij
spuit n° (het nommer der spuit)dit bordje zal zoo worden gezet dat het
van den publieken weg duidelijk zigtbaar is. Dit bordje zal hun door
de gemeente worden verstrekt.
Art. 21Hebben brandmeesters reden tot klagen over het gedrag of het
niet opvolgen bunner bevelen door manschappen die zich tot het doen van
diensten hebben aangegeven, dan geven zij daarvan met opgave der namen
van hen, binnen 24 uur kennis aan den Burgemeester. In elk geval
dienen brandmeesters, onmiddellijk na afloop van elken brand en het proberen
der spuit, een schriftelijk verslag in aan Burgemeester en Wethouders,
omtrent de werking bunner spuiten. Zij geven daarbij de namen der man
schappen op, die hunne diensten verleend hebben en den tijd dien ieder
gewerkt heeft.
Art. 22. Ieder brandmeester heeft een sleutel van het buisje waarin de
spuit in zijn wijk wordt geborgen. Van ieder buisje berust een sleutel
ter gemeente-secretarie.
Art. 23. Zoolang de opperbrandmeester afwezig is vervult de brandmeester
het oudste in jaren zijne plaats.
Art. 24. De brandmeesters zijn gehouden, zelfs zonder dat aan hen
overeenkomstig art. 30 dezer verordening kennis is gegeven, onmiddellijk
met de spuit naar den brand te gaan.
Groote Letters worden naar hare plaatsruimte berekend.
Van de vrijmlligers. Art. 25. Om als vrijwilliger tot de dienst bij
de brandweer te worden aangenomen, moet men, naar het oordeel van
brandmeesters, daartoe gescbikt zijn. Personen beneden 16jarigen leeftijd
worden niet aangenomen.
Art. 26. Op het eerste gerucht van brand begeven zich de vrijwilligers
onmiddellijk naar den brand en melden zich bij den opperbrandmeester aan.
Art. 27. Zich eenmaal als vrijwilliger tot het doen van diensten aan de
spuit, hetzij bij brand of het proberen der spuit, aangemeld bebbende en
aangenomen zijnde, is men verpligt de bevelen op te volgen, die door
brandmeesters zullen worden gegeven.
Art. 28. Hij die zich niet gedraagt naar de bevelen van brandmeesters,
ongehoorzaamheid of onwilligheid betoont, zonder verlof vertrekt of om
redenen bij art. 15 dezer verordening opgenoemd door brandmeesters weg-
gezonden wordende, verbeurt de hem toegezegde belooning en zal bovendien
gestraft worden met eene boete van I tot 10 en e'e'n tot drie dagen
gevangenisstraf, te zamen of afzonderlijk.
Van de brandroepers. Art. 29. De brandroepers worden door Bur
gemeester en Wethouders, die hun de noodige instructie geven, waarna zij
zich hebben te gedragen, henoemd, geschorst en ontslagen. Zij genieten
voor elken keer dat zij dienst doen f 1 belooning. De brandroepers
hebben, even als de brandmeesters, een houten bordje aan hun huis op
eene van den publieken weg zigtbare plaats, waarop staat brandroeper
bij spuit n°." (nununer der spuit). Dit bordje wordt hun door de
gemeente verstrekt.
Van de brandblussching. Art. 30. Elk bewoner van een perceel
waarin brand ontstaat, is verpligt, terstond na de ontdekking, zijne naaste
buren, alsmede den digtstbij wonenden brandmeester en den brandroeper
kennis te doen geven.
Art. 31. Diiar waar kerktorens met klokken zijn, zullen deze bij brand
zooveel mogelijk worden geluid. De kosten vallende op het lniden der
kerktorenklokken zullen door de gemeente betaald worden.
Art. 32. Bij brand wordt geen toegang verleend aan het afgezette terrein
dan aan manschappen die zich bij de brandmeesters willen aanmelden ter
verrigting van dienst aan de spuit. De toegang wordt overigens aan een
ieder zonder onderscheid geweigerd, behalve aan de bewoners, opzigters
eigenaars of gebruikers der bedreigde panden, de naastbestaanden van de
bewoners der door den brand aangetaste of daamaast gelegen perceelen de
leden van den raad, de ambtenaren van de openbare magt, die bevoegd
kunnen zijn zich den toegang aldaar te verscbaffen, en de agenten of
correspondcnten van assurantie-maatschappjjen, benevens devenen die Id,'
hooibranden het hooi moeten omwerken J
Art. 33. Indien iemand bij den bewoner van het perceel of bij den
eigenaar van het goed onbekend is, of buiten staat eene piaats aan te wijzen
geschiky tot berging van het goed, mag bij uit de door brand aangetaste
of bedreigde perceelen geene goederen vervoeren.
Art. 34. Ieder onder wiens bewaring bij gelegenheid van brand goederen
gesteld zijn, doet binnen 24 uren na den brand, indien die goederen
gedurende dien tijd niet door den eigenaar zijn teruggenomen, daarvan
aangifte bij den Burgemeester.
Art. 35. De bewoners, opzigters en eigenaars van perceelen zijn verpligt
den toegang tot hunne haizen of perceelen te verleenen aan den Burge
meester, de leden van den raad, de politie, de brandmeesters van de in
werking zijnde spnit of spuiten, of waarvan de slangen door of over het
perceel moeten geleid worden, en de door hunne superieuren daartoe
aangewezen pijpvoerders van die spuit.
Art. 36. De politie, de brandmeesters, mitsgaders de door hen daartoe
gelaste pijpvoerders en werklieden, hebben de bevoegdheid binnen de door
brand aangetaste of bedreigde perceelen, ondanks de bewoners, opzigters of
eigenaars, ten alien tijden te treden met inachtneming der benalinir™ van
de wet van 31 Augustas 1853 Staatsblad n°. 83).
Art. 37. Overeenkomstig de bepalingen van art. 73 en volgende der wet
van 28 Augustas 1851 (Staatsblad n125), is de hoogste burgeriiike
overheid ter plaatse aanwezig, wanneer deze dit volstrekt noodzakelijk acht
tot starting van den brand,bevoegd te doen omver halen of verwijderen de
gebouwen, getimmerten of andere voorwerpen, die zich in de nabijheid van
den brand bevmden. Tot dat einde heeft de in bezitneming plaats onder
voorwaarde van scbadevergoeding overeenkomstig genoemde wet.
Art 88. Ingerolge dezelfde wet van 28 Augustas 1851 is de hoogste
burgerlijke overheid ter plaatse aanwezig, bevoegd zich in het bezit te stellen
van schuiten, vaartuigen, sleden, paarden of andere voorwerpen, waarvan
bet gebruik tot spoedige of betere blussching en stuiting van den' brand of
tot berging van goederen door hanr wordt noodig gekeurd en zulks mede
onder voorwaarde van scbadevergoeding.
Art. 39. Mogt iemand der werkende leden van de spuiten door eenig
ongcluk gekwetst raken, zoo dat bij daardoor buiten staat werd gesteld
zijne werkzaambeden te verrigten of zijn beroep uit te oefenen, zoo zal hem
ten koste der gemeente geneeskundige hulp verleend en bij, des vereischt
scbadeloos gesteld worden wegens bet verzuim, dat hij daardoor in zijne
verdiensten mogt komen te lijden het bedrag dezer schadeloosstelling wordt
op voordragt van Burg, en Weth. door den gemeenteraad vastgesteld.
Art 40. Nieinand zal zich bij brand of oefening aan dronkenschap mogen
schuldig maken, of iemand, wie het ook zijn moge, kwalijk beiegenen
vechtpartijen aanvangen, iemand kwetscn of wel moedwillig op het liif
spuiten of dergelijke baldadigheden doen.
Art. 41. Zonder toestemming van den Burgemeester zullen de spuiten
met buiten de gemeente gevoerd mogen worden.
Art. 42. Wanneer het ijs de dikte bekomen heeft van 0.05 meter zal ieder
bewoner van een huis of gebruiker van een perceel in de zooveel mogelijke
nabijheid van betzelve, echter op het diepste water moeten maken of doen
maken eene bijt ter grootte van 2 centiaren, welke elken voormiddag zal
moeten geopend worden, en bij harde vorst des morgens en des avonds
Nabij de erven der boerderijen zullen, indien zulks kan, zoodanige biiten
zoo mogelijk eene voor en eene achter dezelve, moeten gemaakt worden en
opengehouden De nalatigen hiervan zullen gestraft worden met eene
boete van /I tot 3
Overgangs Bepalingen. Art. 43. Bij bet in werking treden dezer
verordening boudt op te geldcn de verordening op het brandwezen vast
gesteld 2o October 1866.
Art. 44. De brandmeesters thans in functie blijven die betrekking be-
kJeedcn, tot dat zij zijn vervangen en het getal is gebragt zoo als in art. 5
dezer verordening is bepaald. De overige manschappen bij de brandweer
geplaatst, bouden bij het in werking treden dezer verordening op hunne
betrekking te bekleeden.
Art. 45. De vervanging en benoeming van brandmeesters geschiedt binnen
14 dagen na het in werking treden dezer verordening.
StrafbepalingenArt. 46. Overtredingen van de bepalingen voor-
komende in art. 30, 33, 34, 35, 40, worden gestraft met eene'geldboete
T?n 1;~7..,tot J 3'~ en gevangenisstraf van 1 tot 3 dagen, te zamen
ot afconderlyk.