- 186 - De kaasiuakerij in Holland. Politick Overzigt. 18 24 November. Ben dito klaauw lang 125 c. m. aan het sooreinde. Een steunijzer, regtstandig bij iederen klauw aangebragt; lang 66 c. m. Ben verlengstok, tot befboomacbter aan het raam beves- tigd met kruk. De beide genoemde klaauwen, langer zijnde dan de hoogte der as boven den grondstaan dus in schuinsche ligting en wel achterwaarts. Drukt men nu den hefboom omlaag, dan vat de achterste klaauw in den grond en vormt aldus met het nedergaande raam de sohaarbeweging, even als het kinderspeel- goed, waar de verbindingspunten bij het toeknijpen der einden vooruitgeschoven worden^ doch de stand der denkbeeldige schaar is bij de Riu-Ollinne vertieaal. Het andere einde des balanceerenden raams gaat nu even als een wipplank omhoog en de voorste klaauw komt daardoor meer in loodregten stand. Nn wordt de hefboom weder omhoog geligt, waardoor het vooreinde van het raam omlaag gaat; doch door den voor- klaauw, die op zijne beurt in den grond grijpt, noodwendig vooruitgeschoven wordt; even als straks het raam aan de achterzijde werd opgeschoven of liever voortgerold met as en wielen. De wippende beweging van het geheel kan niet beter wor- den uitgedrukt, dan door een ligt vaartuigdatregt tegen den golfslag in over de baren wipt; terwijl voor en achter de twee schepelingen beurtelings met hun stuurstok (klaauw) het geheel vooruitschuiven. Hier echter is slechts een arbeider, die ook slechts eene beweging behoeft te maken, n.l. het neerdrukken van den hefboom. Het opligten des hefbooms wordt veroorzaakt door den eens gegeven vooruilgang, en bevorderd door een deel van het zwaartegewigt van den arbeider zelven. Hij staat n.l. of zit in eene chais, die achter de Rin-Ollinne aanloopt en welker trekstokken of boomen (eenspan) verlengd onder de Bin-Ollinne doorloopentot aan de helft van het vooreinde des raams, waardoor des arbeiders gewigt verdeeld wordt tusschen de twee rustpuntenn.l. de chaisraderen en het ophangpunt der boomen. Daardoor is de werking van den voorsten klaauw slechts eene voortzetting van het werk des eersten. 'tis een zonderling gezigt het geheel zich te zien voortbe- wegen, als een zeer groot, lang voertuigwaarvan het wagen- stel zich steeds wippende beweegt, terwijl de arbeider slechts met de handen de kruk behoeft neder te halen en in zijn Phaeton, als voor de aardigheid, achter aan rijdt. Mogt een lezer technicus nog meer cijfers behoeven, dan voeg ik daarbijdat de hefboom van af het raam, tot jle kruk, ruim 150 decimeter lang is. De exposant gaf te kennen, dat hij niet in den waan ver- keerde, dat zijn instrument onverbeterlijk wasintegendeel, hij exposeerde enkel om de technici in de gelegenheid te stellenkennis te nemen en in geval van waardeering van het beginsel er gebruik van te maken, waar het te pas zou komen. Die loijale mededeeling doet mij de vrijheid nemen een pear opmerkingeu ten beste te geven. Het werktuig kan niet achteruit bewogen worden; wel ach terwaarts verplaatstwanneer meii de beide klaauwen opligtv Het werktuig kan slechts in eene nagenoeg regie lijn voorwaarts werkendus is het slechts geschikt voor een spoorbaan; in dit geval is er een derde rail noodig, om dc klaauwen in te doen vatten. 1 let vatten der klaauwen, in den gewonen bodem vernielt den weg, naarmate ze grooteren last moeten voortstuwen. llet werktuig heeft een zwaar gewigt noodig, om de doode punten te overwinnen of als het ware te reduceren; doch daartoe kan dienen het vrachtgoed, wegens de wippende be weging van het raam. Daarvoor stelde de exposant vrachtwagens aan te koppelen. De afstand van den arbeider tot de as geeft bij vergrooting meer magt; doch daarentegen wordt verloren in zijn gewigt, hetwelk op de boomen aan de voorste helft van het raam hangt. Verdere critiek laat ik over aan zaakkundigen. Ik eindig echter met mijne bewondering te betuigen over de energieke volhardiug, waarmede hij zijn denkbeeld heeft wetcn te verwezenlijkenzonder de groote opofferingen te betreuren, die daarvan de voorwaarden zijn. Zuidhorn, 26 Oct. 1870. G. Bodricids. In de Purmerender Courant van 20 dezer leest men het volgende, hetwelk wijin het belang van den Nederlandschen landbouw en veeteelt, volgaarne daaruit overnemen. DE NOORD-HOLLANDSCHE KOEIJENINVOER IN NEW-YORK. (Uit het Engelsch overgebragt, naar een stuk van dr. C. D. Miller, in een New-Yorker landbouw-courantMoore's Rural New-Yorker, van 18 Augustus jl.) Onze lezers zullen zich een mededeeling herinneren uit de Rural New-Yorker van verleden janr over de Noord- Hollandsche veeteelt, omtrent de merkwaardige melkopbrengst van de koeijen van prof. Rhode, op de koninklijke laudbouw- akademie te Eldenain Pruissen. Dat berigt werd ons geleverd noor den heer C. D. Miller uit dezen Staat (N.-Y.)die destijds buitenslands werkte. Sedert de terugkomst van den heer Miller hebben wij van hem een anderen belangrijken brief ontvangen, welke van veel waarde is voor zuivelberei- ders. Hij zegt Yerleden zomer, toen ik in Duitschland was, schreef ik u een brief, om uwe aandacht en die van onze melkboeren te vestigeu op de belangrijkheid van de invoering in de Vereenigde Staten, van die beroemde soort van melkgevend vee, met regt door een Belgischen schrijver des machines laitieres(melkmachines) genoemd. Met het doel om meer volledige kennis te verkrijgen van deze veeteelt, waarvan ik zoo dikwijls gelezen en gehoord had, bezocht ik, vergezeld van mijn broedrr, verscheidene koemarkten in Oost- en West- Brieslandnamelijk te Leer, Zuidbroek en Leeuwarden. Van de laatste plaats begaven wij ons naar Noord-IIolland, via Harlingenom den veestapel en de Hollandsche wijze van kaasmaken te zien. Van Harlingen gingen wij per stoomboot naar Enkhuizen en van daar per as naar Hoorn, de tweede knasmarkt in Noord-IIolland, waar Alkmaar de eerste is. „Te Hoorn hadden wij het geluk kennis te maken met den logementhouderden heer Donathdie een hotel houdt, in gemakkelijkheidnetheid en goede tafel door weinige over- troffen. In den narniddag was de heer Donath vriendelijk genoeg ons door de boerenplaats van Pieter Schipper te rijden, een rijken boer, die uitmunt in het kaasmaken. Wij kwamen er juist aan toen men ging melken. De wijze waarop zij mel- ken verschilt in zooverre van de onze dat de melkmeid een touw om de achterpooten van elke koe bindt, eer ze begint te melken. HET KAASMAKEN. „Hier zagen wij kaasmaken van versohe.nog warme melk dus men gebruikte er geen verwarmingstoestel. De geheele behandeling, van het melken af tot aan het zetten'der kaas in de persenduurt naauwelijks e6n uur. De warme melk wordt in een vat, gelijkende op eene amerikaansche wasch- tobbe gestort, waarin de kaasleb en anatto tevens gedaan wordt. Wanneer die gestremde melk gemaakt is, wordt de zeef gebruikt, dan wordt de wei er uitgekneed en de gestremde melk wordt in porseleinen kommen gedaanwaarvan twee gebruikt worden voor een kaas. Een van deze kommen is voorzien van gaten, om de wei er uit te laten loopende andere sluit in de eerste zoodanig, dat een gewicht bovenop de wei uit de dikke melk perst. Deze kommen of vormen worden in de pers gedaanwaar zij in blijven totdat het tijd is om de kaas er uit te doen om gedroogd te worden. DE STAL EN DE KOEIJEN. „In den zomer is de stal geheel schoon, beschilderd vernist en dient dan voor plaats om te droogen en te persen. „Elke kaasmaker brengt zijn kaas op de naburige markt, waar ze door de handelaars wordt gekocht, en purper gekleurd voordat zij uitgevoerd wordt. Iudien onze woonhuizen zoo schoon werden gehouden als de hollandsche koestallen zou- den wij reden hebben ons te verheugen 1 Welk een contrast tusschen deze en onze koestallen „De koeijen' weiden in den zomer op 'tland en zijn 's winters in de stallenhet tegenovergestelde met de gewoonte zoo al- gemeen in Duitschland, waar ze zomer en winter binnenshuis onderhouden worden. De melkboeren zijn in Duitschland hiertoe genoodzaakt wegens de slechte weiden. REIS DOOR HOLLAND. „Van Hoorn gingen wij naar Amsterdam, zuidelijk door de Beemster, vroeger een plas water, nu een van de meest vruchtbare districten in Holland. Hot ligt achttien voet be- neden de oppervlakte van de zee. De reis die wij voortzetten op een stoomboot in een kanaal, vijf a zes voet boven de weilandenwaarop vee aan iedere zijde graasdewas zeer eigenaardig. Onze boot liep in een sluis om zich op te heffen tot de oppervlakte van het zeewater voor dat wij naar Amster dam voeren. Na deze stad bezocht te hebben keerden wij naar Duitschland terug, alvorens wat vee te koopen in West-Fries- land het noordelijkste gedeelte van Holland. de weenek veemarkt. „Ik ging naar Weener, een vermaarde veemarkt, vanwaar over de vijfduizend volbloed Hollandsche koebeesten want zij hebben geen andere melkkoeijen jaarlijks naar Pruissen Polen, Bohemen en zelfs naar Hongarije en Busland uitgevoerd worden. Hier koos ik een stier en drie kalfkoeijenbetrek- kelijk oud twee, drie, vieir en vijf jaren van een kudde van drie honderd koeijen, die een handelaar had gekocht om naar Berlijn en verder naar het Oosten vervoerd te worden. VEltVOER VAN DEN VEESTAPEL. „Van Weener werd mijn koppel vee per stoomboot via Hanover naar Hamburg en van daar per stoomboot naar New-York gebragt." enz. Sedert wij ons vorig over-zigt schrevendat is gedurende eene week, is in den politieken toestand van Europa weinig of geen verandering gekomen. De vrees voor oorlog tusschen Busland en Turkije is wel niet geweken maar toch aanmer- kelijk verzwakt, en ofschoon nog niets met zekerheid bekend is aangaande de wijze waarop de minnelijke schikking zal zijn tot stand te brengenwint het gevoelen veld dat de diplo- maten wel het een of ander middeltje zullen weten te vinden om de zaak zonder bloedvergieten in het reine te brengen. Een ding spijt ons echter, en, hoe vreemd het ook moge klinken, verklaren wij opregtelijk, dat wij de officieuse dag- bladen dat zijn nl. dezulken die vertellen wat de rege- ringen willen kenbaar maken zonder het officieel te doen, liever een anderen toon zouden zien aanslaan. Als uit den mond zeggen zijdat hoogstwaarschijnlijk de oorlog niet zal uitbarsten; maar de ondervinding heeft ons zoo dikwijls, en vooral in de laatste jaren, geleerddat op de verzekeringen en verwachtingen der officieuse en officiele bladen weinig te rekenen valt; dat men aan de betuigingen van ministers en gezanten geen waarde hechtenkan; dat op zekeren dag g^zegd werd: „nooit was de vrede zoo verwijderd als thans", en geen vier weken daarna de felste krijg ontstonddien de oudste der thans leiende menschen zich herinneren kunnen dus zouden wij veel liever wenschen dat bedoelde bladen nu eens zouden uitroe- pen: „de oorlog is onvermijdelijk"want, afgaande op de opgedane ervaring, zouden wij dan geregtigd zijn tot de ver- onderstelling„de vrede blp ongestoord", juist omdat oorlog verkondigd wordt. Maar inderdaad, in het onderwerpelijke geval is het, althans naar het schijnt, veel minder de zaak zelve dan wel de vormdie zulk een aanstoot heeft gegeven vooral aan Engeland. Dat Buslandna veertien jaren zich eene vernedering te hebben laten welgevallen welke het in 1856 heeft ondergaan thansnu de gelegenheid de fransch- duitsche oorlog gunstig is, er een einde aan wil en zal maken, wordt aan deze kolossale mogendheid niet euvel ge- duid; maar men keurt het hoogelijk af, dat zij dit doet zoo plotseling, zoo op eigen gezag, zoo zonder te raadplegen de andere mogendhedendie mede onderteekend hebben het traktaatin 1856 te Parijs gesloten, en waarbij een einde aan den Krimoorlog werd gemaakt. En dat deze handelwijze van Busland door EngelandTurkijeOostenrijk om van Frankrijk niet eens te sprekenen Pruissen voor het oogenblik buiten de zaak te latenniet wordt goedge- vonden, zal niemand bevreemden. Busland, bekend gemaakt met de aanmerkingen en bedenkingen der mogendheden, ant- woordt, dat het gaarne zijn verlangen aan een kongres zou hebben onderworpen, wanneer zulk een vergadering had kunnen bijeenkomen; dit echter is thans het geval niet, en daarom begreep het maar eigendunkelijk een einde te maken aan een toestand, dien het niet langer houdbaar achtte. Daarbij verklaart het tevens, dat Turkije niet behoeft moord en brand te roepenwant Turkije wordt veel minder benadeeld dan het voorgeeft; integendeel, het zal door de nieuwe regeling winnen! Het zij ons verguud dit laatste in twijfel te trek- ken; doch wij zijn niet geroepen een stem uit te brengen om het geschil te beslechten en zullen daarom er niet verder over uitweiden. Alleen willen wij den lezers van dit Weekblad, die ook andere groote bladen lezeneen welgemeenden raad geven: Weest voorzigtig met het geloofslaan aan helgeen die groote bladen in hunne beschouwingen al zoo vertellenveelal steunen deze op losse of op in het geheel geen grondenveelal wordt een oordeel geschreven met een nevenbedoeling, en mogten er onder u beursspekulanten zijndat deze toch om- zigtigheid in acht nemen. Hoe feller de oorlogskreten aan- geheven wordenhoe gemakkelijker men soms de zaken tot een schikking brengt; en het spreekwoord „alle blaffeude honden bijten niet" is vooral van toepassing op de dagbladen van landenwier toestand tegenover elkander gespannen is. En hoe is het met den anderen oorlog, die nu reeds sedert 15 Julij duurt? Komt er nog geen einde aan? Neen. Niettegenstaande het wintersaizoenDiettegenstaande de ont- beringen, moeijelijkheden en bezwaren aan een winter-veldtogt verbondenblijven de Duitschers onvermoeid voortgaanzij rukken al meer en meer op frausch grondgebied vooruiten mogt ook al in de laatstverloopen gevechten het voordeel niet aan hunne zijde gebleven zijnmen weet o. a. dat de Franschen bij Orleans e<in kanon veroverd hebben! over het algemeen handhaven zij zich in hunne positienbeschieten eenige vestingen in het noordenvechten in het midden en zuidenen belegeren Parijs. Deze stad blijft steeds ingesloten, doch heeft, volgens de fransche berigtennog voor drie maanden voedsel voor hare inwonersde duitsche berigten daarentegen gewagen van de voorteekenen van hongersnood die er zich beginnen te vertoonen. Welke van deze berigten is nu waar? Als altoos, gelijk bij alleszal ook bier de waarheid in het midden liggen, en wij mogen zelfs aannemen dat de Duitschers in hunne mededeelingen digter bij de waar heid zijn dan hunne vijanden; want waarom anders het bom- bardement van Parijs aanhoudend uitgesteldofschoon alles gereed is om er een aanvang mede te maken? De val van Parijs is nog maar een kwestie van tijden dat Pruissens koning, de noord-duitsche bondskanselier en de voor- treffelijkste en uitstekendste krijgskundige von Moltke niet naar Berlijn zullen terugkeeren zonder te Parijs hunnen intogt te hebben gehoudenzouden wij bijna durven voorspellen ware het niet dat wij een afkeer van waarzeggerij hebben. Door de Franschen, het zij tot hunne eer gezegdis in deze maand meer energie aan den dag gelegd dan tot dusverre gedurende den oorlog het geval was. Het zoogenaamde Loire-leger bestaat, en het mag nu wel zoo sterk niet zijn als opgegeven was, bet telt toch ruim 80,000 man, en wordt aangevoerd door een generaal, d'Aurellesvan wien prins Frederik Karel van Pruissen zelf getuigde: Hij is de eerste knappe fransche bevelhebber dien ik ontmoet heb." Maar wat baat het nu? Wat kan nu nog uitgerigt worden tegen een over-over-overmagtigen vijand, die meer dan 320,000 soldaten reeds weggevoerd heeft? De fransche regering moest haar eigen belang, het belang van haar land beter begrijpen en vrede sluiten. Zij moest nu maar eindelijk tot het besef komen dat Lotharingen en de Elzas voor Frankrijk verloren zijnen niet noodeloos meer geld en meer bloed verspillen en doen verspillen. Beide oorlogvoerende partijen hebben weder behoefte aan geld om in de oorlogsuitgaven te voorzien, en beide krijgen het: de fransche regering van zich zelve, en de burgers moeten het geven; de noord-duitsche regering van den Rijksdag, die heden is bijeengekomen. Deze vergadering van afgevaardigden van de noord-duitsche bondstaten heeft echter nog een ander punt te behandelen dan alleen de aanvrage om nog honderd millioen thaler. Zij zal nog moeten bekrachtigen de overeenkomstengesloten of nog te sluiten met de zuid-duitsche staten (BeijerenWur- temberg, Baden en Hessen) betreffende hunne opneming als leden van den bonddoor welke traktaten tot stand is ge bragt de „duitsche eenheid waarnaar zoo vele jaren werd gestreefd. Het „Duitschland 6en" is daar, en opmerkelijk is het dat die groote zaak haar beslag heeft gekregen in Frankrijk. Te Versailles toch zijn de onderhandelingen met de zuid-duitsche ministers gevoerdin een fransche stadnabij Parijs, hebben Willem I en Bismarck het doel bereikt, dat- gene verkregen waartegen Frankrijk zich zoo krachtig verzette. Dat Spanje een koning heeft gekozenhebben wij reeds berigt. De meerderheid der volksvertegenwoordigersdie hem koos, is maar een paar stemmen meer dan het vereischte getalmenig partikulier, tot gemeenteraadslidtot wethouder tot lid van eenig bestuur gekozen, zou in deze omstandig- heid reden vinden om de benoeming niet aan te1 nemen, want de helft heeft zich tegen hem verklaardmaar de hertog van Aosta, Victor Emanuels zoonderikt er anders over. Na vooraf verklaard te hebben dat hij zich de keuze zou laten welgevallen, indien deze op hem viel, aanvaardt hij thans de hem aangeboden koninklijke waardigheid. Een gemakkelijk en pleizierig baantje is het koningschap van Spanje juist nietge- looven wijen als wij letten op de sterke republiekeinscbe partij op de dweepzieke carlistische partijop zoo veel andere partijen die dat land steeds in beroering houden, dan mee- neu wij het een waagstuk te mogen noemen van den itali- aanschen prins, te gaan plaats nemen op den troon door Isabella II verlatenzich op het hoofd zetten de kroondie, op weinig uitzonderingen nade vorsten en vorstinnen welke ze droegen alles behalve aangenaam gedrukt heeft. Zal het den 25-jarigen koning gegeven zijn Spanje voor een wijle voor altoos wagen wij niet te zeggen in rust en ordein eendragt en vrede te houden? Veel zal hier afhangen van de ministers die den konstitutionnelen koning zullen ter zijde staan, en spaansche ministers!.... In Oostenrijk hebben de twee huizen of kamers van den

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1870 | | pagina 2