Politiek Overzigt.
Ciiemeii^de Merigten.
9 15 Dec.
REGTSZAKEK.
streek in Duitschland het vervoer van vee enz., verboden is,
weshalve het trekken van een militair cordon vooralsnog over-
bodig schijnt, dat zoodanig cordon, langs onze oostelijke
grens getrokkeneene zeer aanzienlijke uitgaaf zou vorderen,
tot welker onvermijdelijke noodzakelijkbeid op dit oogenblik
geen termen gevonden worden
3°. dat herhaaldeiijk door een veearts toezigt wordt gehouden,
zoowel te Zevenaar als elders, zoodat het stationneren van
veeartsen te Zevenaar overbodig schijnt;
4°. dat de Eegering geruststellende berigten heeft ontvangen
omtrent het verminderen der veepest in Duitschlanddie zich
aldaar meer en raeer van onze grenzen verwijdert en zich steeds
binnen enger kring terug trekt, en dathoezeer die ziekte nog
steeds in hevige mate in noordelijk Frankrijk woedt, de maat-
regelen welke in Belgie en Luxemburg geuomen zijngegronde
hoop gevendat ook aan de zuidzijde onze grenzen voldoende
daartegen beveiligd zijn.
Naar aanleiding van dit antwoord merkt de Landbouw Courant
op, dat de Minister alleen spreekt van veewagensniet van
hooi, stroo enz., ter pakking dienende, en niet scldjnt te
denken aan de wagens die, behalve vee, ook andere voor-
werpen vervoeren.
Voorts den inhoud besprekende van bet antwoord des
Ministers, wijst de L. C. er op, dat het dadelijk in bet oog
valtdat de Geldersche Maatscbappij eigenlijk met een kluitje
in het riet is gestuurd. Want de veearts, die herhaaldeiijk
onderzoek instelt en herhaaldeiijk toezigt houdt te Zevenaar
woont te 'sHage, en de Minister neemt hoegenaamd geene
nota van de geopperde vrees voor het inslepen der runderpest
door emballage.
Summa summarum leeren wij er uit, zegt de L. C.dat
het schijnt, dat de regering alleen voorschriften heeft gegeven
door een veearts (uit 's Hage) doet onderzoeken (zoo nu en
dan eens) of ze wel opgevolgd wordendat deze dan rappor-
teert dat alles in orde is en dat de regering zich
voorts verlaat op wat in Duitschlandin Belgie en Luxemburg
geschiedt. Zelfs een of meer veeartsen te Zevenaar te stati
onneren schijnt (bij zooveel zorg!) der regering overbodig! Of
er nu gevaar bestaat bij zulk een beheerdat wij (make zich
boos wie dat wil) ronduit lamlendig noemen en na de nog zoo
pas opgedane ondervinding onverantwoordelijkblijkt uit een
brief, die de L. C. aan het Utr. Dagbl. van 3 Dec. ontleent
en waarin er op gewezen wordt dat karrendie met glaswerk
beladen uit Duitschland komen, ongehinderd worden toege-
laten tot in het hart des lands, hoewel met die flesschen en
glazen eene groote hoeveelheid hooi en stroo wordt ingevoerd
dat ligtelijk met vee in aanraking kan komen.
En dat de handel bij naauwlettend toezigt aan de grenzen
het grootste belang heeftblijkt uit een aan het Handelsblad
gerigt schrijven uit Londen, waarin gezegd wordt, dat het
voor den Nederlandschen veehandel van het grootste belang
is, dat aan de grpnzen nog meer dan scherp gewaakt worde,
dat geen Duitsch vee hoegenaamd in Nederland ingesmokkeld
kan worden.
Aan het slot van haar artikel zegt de redactie der Land
bouw- Courant
„Of het nu den minister al schijnt, dat hij genoeg doet
door zoo goed als niets te doenmet dergelijken schijn houdt
men de runderpest niet uit ons land en vrijwaart men den
handel niet voor groote schade. Daarom vragen wij alsnog
bepaaldernstig en voortdurend toezigt van een veearts te
Zevenaarte Salzbergen en aan de Znidergrens der Slaats-
spoorwegen. Wij meenen daardoor onzen pligt te doen. Met
schijn mogen wij ons niet tevreden lateu stellenevenmin als
wij de ligtzinnigheid mogen goedkeurenwaarmee zich tot
heden de Eegering in zake de runderpest andermaal gedra-
gen heeft."
De koning van Pruissenkeizer van Duitschland, wil
Luxemburg hebbenen daar hij het hebben wil, zal hij het
krijgen ook. Maar het past toch kwalijk, onbewimpeld voor
den dag te komen met annexatie-lustalzoo moest er wat
op gevonden worden om bedoeld verlangen eenigzins te kun-
nen regtvaardigen. In oorlogstijd is het al bijzonder gemak-
kelijk zulk een voorwendsel te vinden. Onzijdigheidschennis
Mooi en rekbaar woord voorzeker, omdat in alles, in de
minste handeling, hoe schuldeloos, hoe argeloos op zich zelve
ook, zulk een schennis gezien kan worden. Luxemburg,
die europesche mogendheiddie groote Staat, want het
is geen gewoon hertogdom neen, een ^roof-hertogdom had,
toen bij den aanvang van den fransch-duitschen oorlog aan
zijne regering gevraagd werd, of het bij magte is zijne onzij-
digheid te handhaven, geantwoord jaen ofschoon dit ja
hoogstwaarschijnlijk niet vergezeld ging van de verklaring:
ons leger is sterk genoeg(het luxemburgsche leger bestaat
nl. uit een bataillon jagers, sterk 13 officieren en 500 man),
of van de geruststellingwij rekenen op onze gendarmerie
(3 officieren en 110 onder-ofiicieren en gendarmes), zij was
gedaan en dus mogt men er op rekenen. Was het echter
voor dat landje mogelijk zijne grenzen zoo te bewakenals
in de gegeven omstandigheden vereischt wordt? Stellig niet.
De beschuldiging, door Pruissen tegen Luxemburg ingebragt,
moge niet ongegrond zijnmaar al wat Luxemburg gedaan
heeft waardoor het zich Pruissens misnoegen op den hals
haaldeis verschoonbaaren zelfs groote staten met sterke
legers en vloten, kunnsn, ondanks hun naauwlettend toezigt
niet altoos het schenden der onzijdigheid voorkomen of be-
lettendaar zulk een schending, of poging daartoe, vaak
onwillekeurig ten gevolge van de nietigsle voorvallen gepleegd
wordt. Docli voorwendsel of geen voorwendsel, Pruissen
zegt: „Luxemburg is niet onzijdig gebleven, het heeft mijnen
vijand begunstigd te mijnen nadeeleen tot straf daarvoor
zeg ik het traktaat op, dat ik in 1867 met andere mogend-
heden heb onderteekend en waarbij de vrijheid en onafhan-
kelijkheid van Luxemburg zijn gewaarborgd." Vrij vertaald
beteekent ditik wil dat Luxemburg een pruissische pro-
vincie worde." In het groothertogdom zelf is men hierover
zeer verlegen; de Luxemburgers willen, naar het schijnt, niet
pruissisch worden, en om het hen dreigend gevaar af te wen-
den doen zij hunne uiterste pogingen. De andere mogend-
heden, die met Pruissen in 1867 aan de groene tafel zooveel
belangstelling in Luxemburg betoond hebben, zullen thaus
eerst tegen Pruissen zich verzetten maarlet weleen
verzet met pen en inkten daarna in het belang van het
evenwigt van Europa", want daarvoor moet vooral gezorgd
wordenhet is maar jammer dat dit evenwigt voor de Zwarte
Zee in 1856 en voor Luxemburg in 1867 anders is dan in
1870, erkennen, verklaren en bezegelen dat het noodig
is Luxemburg tot een pruissische provincie te maken. De
souverein van het op sterven liggende groothertogdom zal na-
tuurlijkals hij dit moet derven een schadeloosstelling
in geld krijgenen als de Luxemburgers er eens aan gewend
zijn tot een grooten Staat te behoorenis later hun toestand
misschien niet zeer te beklagen. Dit neemt echter niet weg,
dat zulk een wegnemen als Pruissen zich veroorlooft wat
kras is. Gaat het in Europa op deze wijze voort en raakt
het opzeggen van traktaten in de mode, welnu dan is geen
enkele staat, geen enkele natie, geen enkel volk heden zeker
van het morgen
Hoe is het met den oorlog? vragen onze lezers. Wij ant-
woorden indien wij iets belangrijks hadden mede te deelen,
zouden wij ons overzigt er mede begonnen hebben. De oor
log duurt voort, duurt onophoudelijk voort, maar zonder be-
slissende veldslagen, zonder groote operationsedert de ne-
derlaag van het fransche Loire-leger en de weder-bemagtiging
van Orleans door de Duitschers. In de vele gevechtenbijna
dagelijks geleverdin het zuid-oosten en in het noorden zoo
wel als in de omstreken van Parijs, blijven de Duitschers
overwinnaars hoewel zij zware verliezen lijden. Eenige ste-
denBlois o. a., hebben zij bezet; twee vestingenPfalzburg
en Montmedyhebben gekapituleerden Parijs... ja, wat het
lot dezer ongelukkige stad zal zijn, wordt al meer en meer
een raadsel. Het bombardement, zoo lang reeds verwacht
blijft uit; de uithongering die reeds voor lang had moeten
komen, is er nog niet, en de Parijzenaren hebben, naar het
blijkt, werkelijk veel meer voedsel voorhanden dan men dacht.
Maar hoe voeden zij zich? Wat eten zij? Dit is echter
naar het oordeel van velen onverschillighoe afschuwelijker
zelfs de spijs is waarmede zij zich vergenoegen te roemrijker
is, volgens die „velen", welke de ellende en de jammeren
waaraan de hoofdstad is prijs gegevenvoorbij ziende
standvastigheid der belegerdeti in hun verzet; doch tevens zijn
er „velen", en wij verklaren tot deze tweede kategorie te'
behooren die beweren dat het dwaas, zelfs misdadig is,
zoo lang en zoo hardnekkig den weerstaud vol te houdenzoo
veel bloed te doen vergieten, zoo veel onschuldigenvooral
vrouwen,, grijsaards en kinderen,op onbeschrijfelijke wijze te
folterenvoor een hopelooze zaak.
Wat den stand van zaken hier te lande, de kabinetskrisis
enz. betreft, is heden alweer niet veel of niets te zeggen.
De minister Broex heeft in de Tweede Earner eene zooge-
noemde mededeeling gedaan, waaruit men niets nieuws te
weten kwam. Dat toch de hh. Brocx en Pock hun aanvul-
lingsmandaat hadden opgegeven wist men reeds. Of er nu
aan iemand een mandaat is opgedragen weet men niet. De
zaken worden intusschen door de oude ministers slepende
gehouden. De Earner zal over kredietwetten voor zes maan-
den beslissen. Die dan leeft, die dan we6r zorgt. Zuster
Anna kijkt nog altijd uit.
De gemeenteraad van Leiden heeft, na langdurige deliberatien, besloten
eene direkte belasting te heffen op het zuiver inkomen der belastingschul-
digen, volgens eigen aangifte, met bepaling dat voor hem, die weigert de
aangifte te doen, de aanslag geschieden zal door Burgemeester en Wethou-
ders, volgens een nader vast te stellen tarief.
Onder de toebereidselen tot de treurige plegtigheid van de begrafenis
der overledene vorstin, gemalin van Z. K. H. prins Erederik der Neder-
landen, behoort de vervaardiging van de lijkkist, welke geheel is opgedra
gen aan de firma P. Mouton Zoon, te 's Gravenhage. De kist is van
zwaar mahonyhou;, met lijstwerken versierd en gepolitoerd. Zij is van
binnen bekleed met zwaar lood, en voorzien van wit satijnen matrassen.
Hengsels, benevens knippen en voeten, van wit metaal verzilverd. De plaat,
die zeer eenvoudig is gegraveerd, bevat dit opscbriftlouisa augusta
WILHELMINA AMALIAPRINSES FREDERIK DER NEDERLANDEN GEBOREN
PRINSES VAN PRUISSEN, GEB. 1 FEB. 1808, OVERL. 6 DEC. 1870.
Men verzekert dat bet stoffelijk overscbot der Prinses op Woensdag 21
dezer ter aarde zal besteld worden.
In den nacbt van 8 op 9 dezeromstreeks half twee ureis te
Leiden een felle brand uitgebarsten in de stoom-houtzagerij van de firma
Boelen Verscbuyl, aan de Heerenpoort. Ondanks bet nachtelijk uur en
de besneeuwde straten, waren de brandspuiten met het noodige personeel
spoedig op de plaats des onheils aanwezig. De vlammen woedden echter
te hevig en vonden te veel voedseldan dat bet zou hebben mogen ge-
lukken ze spoedig magtig te worden. Eerst in den morgen was men den
brand meester, doch niet voor dat bet geheele gebouw met twee aangren-
zende woonbuizen in de ascb was gelegd. De vrees voor bet springen van
den stoomketel werd gelukkig door de onvermoeide pogingen der brandweer
verijdeld. De oorzaak is onbekend.
Te Amsterdam bestaat een diamantslijpersfabriek van den heer de Voys.
Bij de tegenwoordige kwijning van deze industrie, ten gevolge van de tijds-
omstandigheden, is de heer de Voys zoo humaan, dat hij aan alle bazen,
bij hem werkzaam, wekelijks 'een klein renteloos voorschot verstrekt. De
vorige week nu waren de werklieden weder eenige dagen op de fabriek
werkzaam en meenden nu, dat voor die week het voorschot niet zou ver
strekt worden. Toen zij echter de notaas inleverden voor het gemaakte
werk, ontvingen zij niet alleen het loon daarvoor, maar ook het rentelooze
voorschot, en daarenboven kwijtschelding van molenhuur, die voor ieder
eene besparing van f 3 a f 6 opleverde. Zulke daden zijn wel geschikt
om een liefdeband tusschen patroon en arbeiders te vormen.
Te Witton, nabij Birmingham, zijn in de fabriek van geweerpatronen
van den heer Ludlow vijf ontploffingen ontstaan, die onmiddellijk aan
zeventien personen het leven kQstten en drie-en-vijftig zoodanig verwond-
den, dat men nog meer sterfgevallen verwacht. De eerste ontploffing ge-
beurde in eene schuur, alwaar een dertigtal personen, meestal jonge meisjes
en vrouwen, bezig waren patroneu te maken. Van deze schuur sloeg de
kruidvlam over tot twee andere, die op ongeveer 15 schreden afstand
stonden. De ontploffingen volgden elkander op met tusschenpoozen van
drie of vier minuten. Het aantal werklieden, die gedood of gewond wer-
den, is ongeveer zeventig, zijnde een zevende van het getal dat in een
groot veld tusschen Aston en Perry aan den arbeid was voor de fabriek.
Allerwege vond men ledematen, en de ongelukkigen, die in het leven
bleven, waren gruwelijk verminkt of gebrand. Als oorzaak wordt opgege
ven het in vlam raken van den boezelaar eener vrouw, die zich voor een
open haardvuur warmdeEen open vuur in eene fabriek van kruid-
patronen, met 100 pond buskruid in het vertrek
Bij het bestuur van de Vereeniging De Toekomstte Zaandam, welke
ten doel heeft aan weduwen van arbeiders ondersteuning te verschaffen, is
van een ingezeten te Amsterdam de belangrijke gift van f 100 ontvangen.
Richard Wallace, erfgenaam van den schatrijken Hertford, een der
weinige Engelschen die Parijs niet verlaten hebben, heeft 200,000 francs
geschonken voor brandstof, ten behoeve der arme bevolking dier stadnog
niet lang geleden gaf hij 300,000 francs voor een ambulance.
Onder de dezer dagen per schuit naar Parijs teruggevoerde gekwet-
sten bevonden zich een sergeant en een gemeen soldaat der mobiele garde,
naast elkander boven op de schuit gezeten. Alle onderscheid tusschen
superieur en ondergeschikte bleef, als gewoonlijk in zulke omstandigheden,
buiten aanmerkingdat dus beide krijgers elkaar op voet van volstrekte
gelijkheid bejegenden, zou niemand vreemd zijn voorgekomen; maar wat
verbazing wekte en bij de mannen der ambulance en bij alle anderen aan
boord, was dat de sergeant voor zijnen gekwetsten kameraad eene bijzon-
dere, eerbiedige zorgvuldigheid betoonde. Een eveneens gewonde kapitein
der linietroepen, wien dit mede in het oog liep, deed onderzoek naar de
reden. Nu was het antwoord van den gemeen mobiele garde//Ik ben rijk,
en alzoo hield ik equipage, koetsier en kamerdienaar. Na de ramp van
Reichshofen nam ik dienst bij de mobiele garde, tevens met mijne bedien-
den. Deze, mijn koetsier, was reeds in dienst geweest en werd alzoo bij
de jongste verkiezingen tot sergeant benoemd; maar hoewel hij nu mijn
superieur is, kan hij, wat ik ook zegge of doe, zich niet van zijne oude
gewoonten outdo en."
De heer Kriipp, te Essen, heeft aan het leger voor Parijs twintig
stukjes veldgeschut ten geschenke gezonden, die moeten dienen om de
ball ons, welke Parijs verlaten, te vemielen. Elk stuk weegt slechts 75
kilogrammen; het is zeer gemakkelijk te behandelen en te rigten, en draagt
tot op eene hoogte van 2000 voeten. De granaten wegen 12 kilogram en
zijn ongeveer voor de helft van huh gewigt met buskruid opgevuld. Komt
de kogel in aanraking met het schuitje van den ballon, dan springt hij uit
elkander, tengevolge waarvan de gas van den ballon moet ontbranden.
Uit Kopenhagenontvangt men thans uitvoerige berigten over de
avontuurlijke reis van de heeren Rolier en Deschamps, die, den 24 Nov.
in een luchtballon met een brievenmaal uit Parijs naar Tours vertrokken
zijnde, den volgenden dag bij Lifjeld, onder de gemeente Silgjord, in
Noorwegen, te land zijn gekomen, na in vijftien uren tijds een afstand van
ruirn driehonderd uren te hebben afgelegd. Zij werden door den wind over
de zee met duizelingwekkende snelheid naar de noordpool gevoerd zonder
het te weten; gelukkig kwam de gedachte bij de luchtreizigers op een van
de brievenzakken uit het schuitje te werpendaarop rees de ballon en kwam
in eene oostelijke luchtstroomingtoen zij weder land beneden zich zagen
daalden zij neder door het uitlaten van gas. Na een etmaal omzwervens,
zonder te weten waar ter wereld zij zich bevonden, ontdekten zij dat zij in
Noorwegen warenzij werden door de inwoners menschlievend behandeld
en naar DrammeU gebragt, waar hun alles, wat zij in het ballonschuitje
achtergelaten hadden, terugbezorgd werd. De ballon is door hen aan de
hoogeschool van Christiania geschonken, en zou er aan het publiek te zien
gegeven worden tegen betaling van een kleine som ten voordeele der fransche
gekwetsten.
Aan de hervormde diakonie te Brummen zijn drie legaten vermaakt:
namens wijlen G. Bovendorp, een stuk gronddoor den heer B. Dijk, van
Amsterdam, op zijn buiten aldaar overleden, f 250en door J. H. Geer-
dink, onlangs gestorven, 100. Bij de behoeften der armen, waren deze
giften hoogst welkom, te meer omdat het kapitaal van die diakonie nog
betrekkelijk klein is.
De Hooge Eaad (burgerl. kamer) beeft uitspraak gedaan in
de zaak van de Vereeniging tot landverbeteringgevestigd te
Dordrecht, eischeresse, tegen den Staat der Nederlandenge-
daagde. Ten opzigt'e van de kwestie in deze zaakof de
Staat der Nederlanden geregtigd is om zonder voorafgaande
onteigening, gronden, aan de eischeresse in eigendom toebe-
hoorende, in bezit te nemen en daarop allerlei werkzaamheden
te verrigten heeft de Hooge Eaad de eischeresse toegelaten
tot een getuigenbewijs en bepaald dat dit verhoor zal gehou
den worden in een gesloten zitting van den Eaad op 12 Ja
nuary 1871, des morgens ten elf ure.
Daarna is uitspraak gedaan in de zaak van den ontvanger
der gemeente EodenP. S. Landweer, eischer, tegen J, J.
Stel, verweerder. De Eaad heeft verworpenhet beroep door
den eischer ingesteld tegen een vonnis der regtbank te Assen,
waarbij tegen hem een dwangbevel uitgevaardigd is ter zake
van wanbetaling van zijnen aanslag in de belastingheffing tot
onderhoud van wegen in het gehucht Lieveren.
Den 9 dezer stond voor het provinciaal geregtshof in Noord-
Holland te regt C. P. J. Verhees, oud 40 jarenzonder
beroep, wonende te Amsterdam, ter zake van poging tot
moedwiiligen doodslag. Ten zijnen laste bleekdat hij in
den nacbt van 12 op 13 October 11. op den O. Z Voorburg-
wal bij de Enge Lombardsteeg, in twist en aan het vechten
geraakt zijnde met P. Pieterse, den persoon van de Lehnsfeld
die zulks trachtte tegen te gaan en den beschuldigde tot
bedaren te brengenen hem te dien einde door de Enge
Lombardsteeg naar het Eokin had geleidonverwachts is
aangevallen, hem met de eene hand om den hals en met de
andere in de lendenen heeft gegrepen, hem onder het uiten
der woorden dan zal ik mij op jouw wrekenik zal je
verzuipen", met kraeht heeft opgetild en met het hoofd voor-
over in het water heeft geworpenzoodat deze, met het hoofd
in den modder liggende, zou zijn gestikt, indien een dienaar
van politie, die met een nachtwacht op het gerucht aldaar
aangekomen, zich niet te water begeven en hem met veel
moeite gered had. De beschuldigde beweert in zulk een staat
van dronkenschap verkeerd te hebbendat hij zich niets van
de zaak kon herinneren. Nadat 10 getuigen gehoord waren,
betoogde de advokaat-generaal mr. J. Spoordat de schuld
van den beschuldigde voldoende bewezen was, en rekwireerde
hij zijne veroordeeling tot eene korrektionele gevangenisstraf
van 3 jaren. De verdediger, mr. P. Pet, beschouwde het
gebeurde als een dronkenmansdaad en achtte het bewijs niet
geleverd van de hier ten laste gelegde misdaad. Op dien
grond konkludeerde hij tot vrijspraak. Bij arrest van den
13 dezer heeft het hof hem echter schuldig verklaard aan de
hem ten laste gelegde poging tot moedwiiligen doodslag, en
hem te dier zake, met toepassing van verzachtende omstan
digheden veroordeeld tot eene cellulaire gevangenisstraf voor
den tijd van 1 jaar.
Den 1 dezer maand is voor het provinciaal geregtshof in
Gelderland behandeld de zaak tegen: 1°. D. H. Cromhout,
kapt. der artilleries 2°. baron van Spaan, rentenier; 3°.
II. P. J. Hennus, kapt. der infanterie4°. jlir. E. A. Speng-
ler; 5°. baron van Taets van Amerongen; 6°. baron van
Lijndende drie laatsten luitenants der artillerie
beschuldigd de eerste van moedwillige verwonding, waaruit
een beletsel van meer dan twintig dagen was ontstaande
tweede van het toebrengen van een slag, de vier laatsten van
medepligtigheid. De beide eersten hadden twist gekregen
doordien kapt. Cromhout beweerde door den tweeden op straat
tegen het lijf te zijn geloopenofschoon deze zoo bijziende
is, dat de als gehoorde geneeskundigede heer van Santen
onder eede verklaarde, dat de beschuldigde op zeer korten
afstand geen voorwerp kon onderscheiden. De eerste sprak
den tweeden in de leeskamer der societeit aan, waaruit eene
woordenwisseling ontstond en beide handgemeen werden, bij
welke gelegenheid de heer Cromhout door zijne partij onder
de leestafel op den grond werd geworpen en men elkander