202
Het was een droevig gezigtde Zuidplas lag daar ver-
dronken het weiland onder water, het bouwland geheel dras
tonnen gouds uitgegevenen voor het oogenblik kon geen
droppel water geloosd worden.
Itijnlaml
Haarlemmermeer.
Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegeven
AANBESTEDINGEN.
Polderwezen.
fiiandbouw.
Smeekschrift,
mni 11 i in m ii 111J,
heeft van gelijke afmetingen als het bovengemaal, niet gereed,
en kon het water niet bij het bovenste scheprad komen. De
windmolens, die voor het strijkgemaal den boezem zonden hehben
moeten verhoogenstonden stilomdat er geen wind was.
Ik maakte de opmerking dat het mij voorkwam, dat men
beter gedaan zoude hebbende oude schoeuen niet weg te
werpfinvoor men goede nieuwe had aangepast.
Men wierp mij tegendat men in dat geva! eenen nieuwen
koker onder door de ringvaart zou hebben moeten maken en de
fondamentpn der oude gebouwen niet zou hebben kunnen
gebruiken.
Mijn antwoord is, dat de bedoelde koker vreeselijk veel
wrijving veroorzaakt, en het beter ware zoo die geheel gemist
kon worden. De oude fondamentendie opgegraven zijnde,
toeh onbruikbaar bleken te zijn, hebben nu een schadelijken
invloed op de stoomwerktuigen uitgeoefend, die nu wat het
slepen van den piston in den cylinder betreft, weldra aan
hetzelfde gebrek zullen lijdendat aan het werktuig te Gouda
eigen is, en boven is vermeld.
Men heeft thans eene windbemaling vier hoog, als men ten
minste het nieuwe daargestelde strijkgemaal mederekent, men
heeft den stoom twee hoog widen laten malenen dus van
stoomkracht het dubbele gevergd van wat men van wind ge-
woon was. Hierdoor is men vervallen in de kolossale schep-
raderen, waarvan de stukken zoo groot zijn, dat zij als giet-
werk bewundering verdienenmaar waardoor toekomstige
herstellingen .bezwaarlijk zijn geworden en eene massa materiaal
nutteloos wordt bewogen, dat veel beweegkracht vordert, die
onnut verspild wordt.
Het ware dunkt mij verkieselijk geweest om de stoom
werktuigen ook in vieren te deelenen b. v. te malen uit
den polder in de ringvaart met twee schep- of pompraderen
en dan weder uit de ringvaart in de rivier met twee schep-
of pompraderenmen l ad dan het voorregt gehad van al de
bestaande molenboezems en de ringvaart te kunnen gebruiken,
en men had de oude werktuigen met vijzels in werking kunnen
houden tot dat men goede nieuwe had; een lastige koker of
tunnel voor het water ware onnoodig geweest.
Men heeft nu zeer groote schade door de overstrooming
van den polder, (waarvan ik in een artikel in de Landbouw-
Courant dat eerstdaags verschijnen zal, de wijze van bereke-
ning heb opgegeven), en het is nog niet zeker of de aannemer,
die nu reeds sedert maanden in gebreke is, zal verkiezen
door te werken.
Indien men aan het bestaande voornemenom het gebruik
van de windkracht af te schalfen voor den Zuidplaspolder,
wil gevolg gevenen van bestaande gegevens gebruik maken,
geloof ik dat men wel zou doen om van de bestaande wind
molens even zoovele stoomgemalen te maken; men zou dan
de bestaande schepraderen kunnen behouden, of wel die ver-
anderen in kromme schepraderen of pompraderenmen zou
voor de nieuwe stoomwerktuigen die slechts van geringe kracht
behoeven te zijn van verbeterde en vereenvoudigde stelsels
kunnen gebruik maken, b. v. van dat van Corlis; de bestaande
ringvaart, tusschen-boezemde boven-boezemde sluizen en
de molenloopen zouden alien kunnen blijven zoo als zij zijn;
men zou telkens slechts twee molens behoeven1 uit het werk
te stellen, en niet aan de volgenden beginnen, zonder dat
de eerst-herstelden in werking en beproefd goed warenhad
men voor de vele kleine stoomwerktuigen ook al veel machi-
nisten noodigmen i3 op heden toch aan een groot getal
moletiaars gewoon; welligt zou men met hetzelfde personeel
(althans grootendeels) kunnen voortwerkendaar het drijven
van kleine eenvoudige werktuigen niet moeijelijk te leeren is;
en zoo zij goed ingerigt zijn niet veel kolen meer vordert.
Indien de bestaande molens alien konden worden ver-
anderddan is de Zuidplas reeds daarom zeker droog,
omdat zij dan ten alien tijde zullen kunnen werken, terwijl de
molens nu (al zijn zij in goeden toestand), veelal moeten
stilstaan, door windstilte, juist op het oogenblik dat zij be-
hoorden te werken, zooals heden het geval was.
Ik wensch den Zuidplas en Rijnland van harte spoedige
verbetering toe. Toen ik des Zondags naar Amsterdam met
den sneltrein terug reisde, zag ik met verdriet dat tusschen
Gouda en Breukelen zeer vele landerijen in even slechten
toestand waren als de Zuidplas; ik zag overal water en niets
dan water, waar het vee behoorde te weiden.
Toen ik des namiddags in de Haarlemmermeer kwam, zag
ik met genoegen mijn herder met zijne kudde schapen uit
de weide terugkeeren, en eene kudde van 45 kalveren (die
den vorigen dag tegen longziekte waren ingeent) blijmoedig
in de weide loopen, en het gras afscherendat door het
zachte weder der laatste dagen nog eens weder welig in de
weiden was ontsproten.
Ik gun mijne landgenooten in dit voorregt te deelenen
wek bij dezen alien op, om door het geheele polderland van
Noord- en Zuid-Holland eenen toestand te helpen verkrijgen,
die blijkbaar zoo verkieselijk is. Een groot staathuishoud-
kundige heeft gezegd„Landbouw en veeteelt zijn de borsten
van den Staat"; welnu dan, Nederlanderszoo gij wilt dat de
borsten ruim voedsel zullen gevenhoudt de boezems in orde.
Amersfoordt.
De Leidscke Courant meldt het volgende:
„Noemde men in het voorjaar de verbreeding van den Rijn
tusschen Valkenburg en Katwijk een nuttig werk dat het
hoogheemraadschap van Rijnland op het oog had, thans, nu
dat werk is vollooidis ieder daarvan ten voile overtuigd.
Het doelbetere uitwatering van Rijnlands boezem te Katwijk,
is geheel bereikt; terwijl de scheepvaart op hare beurt, vooral
de stoombootvaart, ook bij het ruimere vaarwater veel gewon-
nen heeft. Het werk is door de aannemers op flinke wijze
volbragt, en geen der aangelanden heeft zich over eenige
onaangenaamheid te beklagen gehad. En eere wien eere toe-
komt! De polderga9ten van Sliedrecht en elders hebben zich,
even als de katwijksche werklieden, door een bijzonder goed
gedrag onderscheidenwaardoor zij zich dan ook de algemeene
achting te Valkenburg en Katwijk verworven hebben."
Het algemeen Burgerlijk Armbestuur te Haarlemmermeer
ontving dezer dagen ten behoeve der algemeene armen twee
mudden erwten; waarvoor den gevers hartelijk dank wordt
toegebragt. Moge dit goede voorbeeld navolging vinden
van 14 tot 20 December 1870.
GEBOREN: Jacob, zoon van Pi Dekker en A. Rietveld. Arie, zoon
van C. Peters en M. Versloot. Wilhelinina, dochter van P. Visser en
A. Krijgsman. Mackiel, zoon van M. van Marsbergen en J. van Rijs.
Christiaan Antonie, zoon van A. C. Flippki en A. M. P. Kroezen.
Cornelia, dochter van W. Loos en A. de Jong. Petronella, dochter van
J. van Andel en G. Scholten. Jan, zoon van L. van der Stroom en
G. Offerman. Elisabeth Theresia, dochter, en Antonius Leonardus, zoon
van J. H. Bertels en M. T. van der Lans. Hendrika, dochter van G.
Houtman en M. Portegijs.
OVERLEDENArie, oud 16 maanden, zoon van P. de Jong en M. van
der Willik. Cornelis, oud 3 maanden, zoon van A. Fijan en G. Hoo-
geveen. Willem, oud 11 weken, zoon van T. Terlouw en E. de Graaf.
Simon, oud 5 jaren, zoon van A. Bakker en T. Hassing. Cornelis,
oud 5 weken, zoon van P. Stoffijn en C. Vinke. Geertruida Maria'
oud 3 maanden, dochter van G. Lamboo en J. de Jong. Josina, oud
4 maanden, dochter van T. van Gulik en J. Blankeni Fredrik Stol-
voort, oud 36 jaren, gehuwd met J. M. Teunisse.
ONDERTROUWDC. Stoethuizen met M. Bijl.
GEHUWDGeene.
De minister van financien heeft den 6 Dec. de volgende
circulaire gerigt aan de kommissarissen des konings in de
provincien
Ik had de eer te ontvangen owe missive vau 24 Nov. 11.,
betrekking hebbende tot de twee volgende vragen 1°. of de
burgemeester en eventueel zijn plaatsvervanger in art. 2 2e lid
der wet van 5 April 1870 {Stbl. n° 63) bedoeld al dan niet
behooren te deelen in het presentiegeld, dat krachtens het
koninklijk besluit van 26 Aug. 1870 {Stbl. n°. 156) aan de
leden van een kollegie van zetters wordt toegekend 3°, of
art. 1 van dat besluit, ook in verband beschouwd met art. 3,
zoo moet worden opgevat, dat de kollegien van zetters in ge-
meenten met eene bevolking van beneden 1500 zielen geene
vergoeding voor bureaukosten genietendan wel of te dezer
zaken aan hen eene vergoeding kan worden toegekend.
De eerste vraag moet, naar mij voorkomt, toestemmend
worden beantwoord. De burgemeester of zijn plaatsvervanger
is geen lid van het kollegie uit kracht van den aard van zijn
ambl, maar ambtshalve ingevolge eene opdragt bij eene bijzon-
dere wet; art. 4, 2e lid der voormelde wet van 5 April 11.
beperkt daarom de toekenning van presentiegeld niet tot de in
de derde zinsnede van art. 2 bedoelde leden, maar spreekt
vau de leden in het algemeen en bedoelt derhalve ook het
lid in art. 2, 2e alinea, gerioemd. De bewoordingen van art 2
van voorschreven koninklijk besluit stemmen hiermede overeen.
Zelfs zou, in het geval dat de overige zetters gedurende
een geheel jaar aan de werkzaamheden van het kollegie niet
hadden deelgenoinen de burgemeester of zijn plaatsvervanger,
naar art. 2 2e lid of art. 3 laatste lid het toegekende presentie
geldop grond van art. 14 der wet en art. 4 2e lid van het
besluit, geheel alleen kunnen genieten.
Ten aanzien der tweede vraag zij aangemerkt, dat art. 3
van het besluit, luidens zijn aanhef, beheerscht wordt door
de twee vorige artikelen. In art. 1 zijn niet, in art. 2 zijn
wel begrepen gemeenten van minder dan 1500 zielen. Ver-
goediug wegens bureaukosten kan dus voor die gemeenten niet
worden toegekend.
Ik meen door het vorenstaande aan het verzoek van UEd.
Gestr. te hebben voldaan."
Uit Sloterdijk wordt het volgende gem eld
De afdeeling Sloterdijk der Maatschappij Tot Nut van
't Algemeen hield den 16 December hare tweede volksvoordragt.
Voor een zeer talrijk publiek trad de heer II. Zeeman op, die
op populaire wijze de oud-hollandsche zuinigheid besprak. De
heer Rijnders, hoofdonderwijzer alhier, leverde als bijdrage een
stuk uit Fokke Simonsz boertige reis. Beide sprekers wisten
door onderwerp en voordragt de talrijke vergadering nuttig en
aangenaam te boeijenen voorzeker verdient de voorzitter der
vergadering, ds. Calkoen, alien lof voor het tot stand brengen
dezer volksvoordragtendie ook in die gemeente ontwikkeling
err een zuiver godsdienstig Ieven zullen doen geboren worden."
De Hooge Raad (kamer van strafzaken) heeft uitspraak
gedaan in zake H. G. Dauens, rekwirant van kassatie tegen
een arrest van het hof in Noord-Hollandwaarbij hij als
vehlwachter te Haarlemmermeer is schuldig verklaard aan
overtreding van art 177 van het wetboek van strafregt, en
het door hem ingesteld beroep verworpen.
In het gebouw van het provinciaal bestuur te Haarlem is
aanbesteedhet onderhoud der rijkshavenwerken en zeeweriu-
gen op het eiland Urkgedurende de jaren 1871, 1872 en
1873; minste inschrijver de heer C. P. Seidel, te Vollenhove,
voor 9500 per jaar.
Te 's Hage is herbesteed het maken van een verbreed kanaal
en binnerihaven te Vlissingen; minste inschrijver de heer
Arntz, te Milligen, voor 1,575,000.
Z. M. heeft, op hun verzoek, een eervol ontslag verleend
aan: 1°. A. Cornelis, als dijkgraaf van de watering der ver-
eenigde polders van de sluis te Biervliet (Zeeland), en J. L.
Christiaanseals gezworen van de vrije polders onder Tholen
(idem); 2°. benoemd tot heemraad ter zake van de scheep
vaart in het heemraadschap van de Mark en Dintel (Noord-
Brabant) mr. J. H.'van Mierlo; tot plaatsvervangend heemraad
van het polderdistrikt Bommelerwaard boven Men Meidijk
(Gelderland) J. G. den Treffer; tot heemraad van den polder
Westzaan (Noord-Holland) D. Peereboom; voor het ambacht
van Westfriesland genaamd Drechterland(idem) tot dijkgraaf
jhr. mr. D. van Akerlakentot heemraad: voor de Ooster-
koggeP. Scbuurmanvoor de Middelkogge, J. Schaper;
voor de WesterkoggeR. Groot; tot hoofdingeland J. Jonker
tot hoofdingelanden-plaatsvervangersD. Schoeu en H. Kok;
voor het ambacht van Westfriesland genaamd de Vier Noor-
derkoggen (idem), tot heemraad: voor de VVognummerkogge
A. Kistemakervoor de MiddelkoggeS. Laantot hoofd
ingelandP. deBoer; tot hoofdingeland-plaatsverv.D. Koorn.
Het Provinciaal Blad 1870 bevat o a. de volgende beslui-
ten van Gedeputeerde Statendd. 7 December jl.
N°. 81. Besluit tot alkondiging van het bijzonder reglement
van bestuur voor den polder te Kleimeer.
N°. 82. Besluit tot wijziging van het bijzonder reglement
voor het bestuur van den polder Westzaan met bepaling van de
huishoudelijke kosten, reis- en verteringkostenlokaalhuur,
vuurlicht enz. te verhoogen met 100, alzoo op 500
te stellen, in te gaan 1 Januarij 1871.
N°. 83. Besluit tot wijziging van het bijzonder reglement
voor het bestuur van de buitenlanden onder Assendelft. De
voorzitter geniet eene jaarlijksche bezoldiging van 15, de
andere leden des bestuurs ieder 6, de secretaris - penning-
meester 30, in te gaan 1 Januarij 1871.
N°. 84. Besluit voor den Gemeenschapspolderwaarbij is
bepaaid de jaarlijksche bezoldiging van ieder der poldermees-
ters, behalve den voorzitter, te verhoogen met 10, alzoo
op 25 te stellen, in te gaan 1 Januarij 1871.
N°. 85. Besluit voor de banne en den polder Ursem. De
voorzitter geniet eene jaarlijksche bezoldiging van 80 ieder
der overige leden van het collegie van dagelijksch bestuur
25, de secretaris 75, de penningmeester 100, ieder
hoofdingeland geniet voor elke vergadering die hij bijwoont
1, het maximum der huishoudelijke kosten 220 bureau-
en schrijfbehoeften 50.
Te Middelburg zijnbij de stemming voor drie commissa-
rissen in het Polderbestuur van Walcheren 258 geldige stem-
men uitgebragt. Gekozen is de heer Mr. N. J. C. Snouck
Hurgrotije, met 154 stemmen. Herstemd moet worden tus
schen de heeren: Mr. W. C. M. de Jonge van Ellemeet, A.
de Landmeter, A. J. van den Broecke en J. Peper, op wie
respektievelijk 101 85, 76 en 68 stemmen waren uitgebragt.
Het Staatblad n°. 194 bevat het koninklijk besluit van 8
December 1870 houdende verbod van in- en doorvoer van
buiten 's lands van rundvee, schapen, bokken, geiten versche
huiden, versch- en gezouten vleeschongesmolten vet, mest,
onbewerkte wolonbewerkt haar, klaauwen en hoornen, als-
mede van alien afval van genoemdg, dieren.
Zutplien20 Dec. De onlangs opgerigte Vereeniging van
landbouwers alhier, die in de Wijnberg vergadert, telt thans
reeds bij de 70 leden. Sommigen beloven zich gouden bergen
van dit nieuwe genootschap; wij kunnen echter de bedenking
niet weerhoudendat er wel eenige vrees bestaat dat de
praktische resultaten uit de hand zullen vallen.
Het engelsche parlementslid James Howard is op het denk-
beeld gekomen een beroep te doen op de landbouwers in
Engeland, ten einde tegemoet te komen in het gebrek aan
zaaikoren, wortels enz., welke de fransche boeren, die door
den oorlog zijn geruineerd noodig hebben om hun land weder
vruchtbaar te makAn. Door bemiddeling van den heer Drouyn
de Lhuyspresident der maatschappij van landbouw in Frank-
rijk van den graaf van Powis, president der Smithfield-club,
de bestuurders en leden dier voornaamste iandbouw-maatschappij
in Engeland en eindelijk van het ministerie van binnenlandsche
zaken in Frankrijk zullen de noodige maatregelen worden genomen
om de granen en zadenwelke in Engeland mogten worden
afgestaan bijeen te verzamelen en naar de veiligst gelegen
fransche havens uit te voerenze daar in ontvang te nemen
en op te slaan, ze onder de boeren, naar gelang deze er
behoelte aan blijken te hebben, te verdeelen, eindelijk om
zich te vergewissen dat ze niet voor voeding, maar wel dege-
lijk tot zaaijing worden gebezigd.
De Purmerender Courant bevat het volgende:
Wij, de onderdanige, in Nederland krachtens het ons toe-
komende regt gedomicilieerde musschen vinken meezen enz.
verzoeken alle natuur-, dier- en menschen-vriendenvooral uit
den landbouwenden stand naar aanleiding van den thans aan-
gebroken winter met zijne sneeuw en zijne koude, ons goed-
gunstiglijk de kost te willen geven, althans medetehelpen
ons leven te rekken, en daartoe op geschikte plaatsen van tijd
tot tijd een paar handen graan broodkruimels of anderen af
val neer te werpen. Wij beloven op ons eerewoord dergelijke
milddadigheid erkentelijk te zullen vrrgelden door in het voor
jaar en den zomer al het aanwezige ongedierte met den groot-
sten ijver op te eten en reeds nu de voorhanden rupseunesten,
larven en eijeren van dit gespuis aandachtig gade te slaan.
Namens de hongerige menigte,
Het Hoofdbestuur:
Musch, Voorzitter.
Wink Secretaris.
De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft bij resolutie
van 14 dezer de volgende circulaire aan Gedeputeerde Staten
in de provincie gerigt:
Zoo het u bekend is, treedt op 1 Januarij 1871 de wet
van 20 Julij 1870 {Staatsblad N°. 131), tot regeling van
het veeartsenijkundig staatstoezigt en de veeartsenijkundige
politie in werking, met de naar aanleiding daarvan vastge-
stelde koninklijke besluiten van 4 December jl. {Staatsbladen
N°9. 190 en 191).
Daar de medewerking van de hoofden der gemeentebe-
sturen voor handhaving van de daarin vervatte wettelijke
voorschriften onmisbaar is, heb ik de eer u in overweging te
gevende aandacht van de burgemeesters in uwe provincie
op een en ander te vestigen.
Gestrenge handhaving dier voorschriften toch is, zoowel
in het belang van den veestapel als in 's rijks schatkist.