1871
Vrijdag, ^0 Januarij.
VAN
A AN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Twaalfde Jaargang.
Haarlemmermecr-Polder.
Prijs van het A.bonnement:
in het Jaary 6.
Prijs der Advertentidn
Van 16 regels 75 Centelke regel meer 12 /2 Cent.
KONINKLIJKE BESLUITEN.
VERGADERING van HOOFD-INGELANDEN,
■55SF
IIA A It L E M M E R M H E I!
Pi'ijs van een enkel Nommer 15 Cent.
ALLE T0EZEND1NGEN, REDAKTIE EN UITGAVE BETREFFENDE,
te adresseren aan VA\ BONGA C0., te Amsterdam.
UiterliJIr Woensdag.)
Groote Letters worden naar hare plaatsruimte berekend.
Bij besluit van 13 Dec. 1870, n°. 10, heeft Z. M.be-
schikkende op het ingediend verzoeksehrift van mr. Hendrik
Willem VVaardenburgwonende te Vianenen drie anderen
1ID. bewiiliging verleend op de akte van oprigting van de
nnamlooze vennootscliap Maatschappij tot droogmaking en ex
ploitable c(er Tienhovensche en Maarsseveensche Plassente ves-
tigen te Amsterdam.
op Woensdag 14 Sept. 1870, des morgens ten 10x/2 ure,
in het Lokaal van Staats te Haarlem.
Voorzitter: de Heer J. W. M. van de Poll, Dijkgraaf.
Tegenwoordig 17 leden, te weten: de heeren Mr. J. P. Amersfoordt
J. W. M. van de Poll, Dr. C. E. Heynsius, J. lanser, Jhr. Mr. J. W.
H. Rutgers van Rozenburg, D. W. P. Wisboom van Giessendam, H. F.
Bultman, J. J. Korthals, A. van del- Beek, P. Knaap Gz., A. Wijnands,
J. G. Schone, Mr. J. P. A. van Wickevoort Crommelin, Mr. T. L. L.
Pruis, Mr. .1, 1). \iruly, Mr. C. Cock en G. A. van Houweninge Gz.; ter
wijl de heer A. II. van Tienhoven berigt deze Vergadering niet te kunnen
bijwonen.
1°. De Voorzitter opent de Vergadering; de notulen van den 13 Julijil.
worden gelezen. Naar aanleiding daarvan deelt de heer Mr. J. P. Amers
foordt medc, dat het beweren van den heer Wisboom van Giessendam, alsof
spreker in het bezit zou zijn van twee hevels, op een misverstand moet
bcriisten, daar hij alleen een hevel van slechts een palm middcllijn ge-
bruikt, waarvoor hij vergunning heeft. Na deze rectificatie van punt C der
notulen worden deze goedgekeurd.
2°. De navolgende mededeelingen worden gedaana. dat de kas van
den Penmngmeester eene waarde a^nwijst van 13,499.51- b. dat de
voorraad steenkolen aan dc diverse stoomtuigen voorhanden 37,300 mudden
bedraagtc. dat van Heeren Gedeputeerde Staten, in dato 17 Augus
tusi jl., N 54, de goedkeuring is ontvangen tot verkoop van een gedeelte
Veldweg, m Sectie QQ, aan den heer J. R. Kemper, te Amsterdam;
a. dat van Jhr. II. F. de Grez, te 's Hertogenbosch, een schrijven is
ontvangen met te-kenncn-geving dat door hem wordt afgezien van den
koop van den vroeger aangevraagden Veldweg.
3 Komt aan de orde het rapport der Commissie, benoemd tot het
onderzoek der Rekening over het dienstjaar 1869; welk rapport bij monde
van den heer Air. C. Cock wordt voorgelezen, luidende in hoofdzaak
als volgt:
RAPPORT der Commissie, benoemd in de
Vergadering van Iloofd-Ingelanden van den Haar
lemmermeerpolder van 13 Julij 1870, tot het fla
tten van de Rekening van dicn Polder, dienst
jaar 1869.
t iFe door uwe Vergadering in hare bijeenkomst van den 13
ulij 1870 benoemd tot het nazien van de Rekening van den Haarlemmer
meerpolder, dienst 1869, heeft zich met den haar opgedragen last onver-
wijld hezig gehouden. Even als hare voorgangsters heeft zij begrepen, dat
de haar opgedragen taak van zuiver financielen aard is en hare werkzaam-
1 fch moet bepalen tot het gebied der comptabiliteit. Een on
derzoek naar de noodzakelijkheid of nuttigheid van deze of gene uitgave
behoort dan ook meer eigenaardig of tot de bemoeijing der Commissie, die
jaarlijks door uwe Vergadering wordt benoemd, om baar voor te lichtcn
omtrent de mgekomen ontwerp-begrooting, voor zoo veel althans het uit
gaven geldt, die op die begrootmg voorkomen, of tot de bemoeijing van
uwe Vergadering zelve, daar waar het uitgaven boven of buiten de begroo
tmg betreft, waarvoor loopende de dienst jure magtiging wordt gevraagd.
Een dergelyk onderzoek nu in te stellen, ter gelegenhcid van het nazien
eener Rekening als deze, waarop, even als op elke wel geordende rekening,
geen enkele post van uitgaaf of ontvangst voorkomt, waarvoor uwe Verga
dering met reeds vooraf hare goedkeuring ejj magtiging heeft verleend,
zoude een vrij nuttelooze arbeid zijn en op niets anders neerkomen dan op
eene critiek, een eritiek der handelingen van deze Vergadering zelve, waartoe
uwe Commissie zich het allerminst geroepen en bevoegd acht. De taak
uwer Commissie overeenkomstig bovenstaande beschouwing reeds binnen
vrij enge grenzen beperkt zijnde, is dit jaar nog aanzienlijk vercenvoudigd
in vergelijkmg met den arbeid, dien de Commissie van bet vorigc iaar
zich moest getroosten, door de twee volgende oorzaken. De eerste oorzaak
is daarm gelegen, dat verleden jaar, zoo niet alle, dan toch de meeste
posten van uitgave, die de raming overschreden, maar eenvoudig weg op
de zekenmg waren gebragt, zonder dat die overschrijdingen zelve vooraf
door uwe Vergadering waren goedgekeurd. Deze handelwijze, die dan ook
door de in dat jaar benoemde Commissie voor bet nazien der Rekening
niet geheel overeenkomstig werd geacht met de regelen eener goede admi-
nistratie, had ten gevolge dat de goedkeuring der Rekening tevens in zich
sioot eene goedkeuring der gedane overschrijdingen. De toenmalige Com
missie was dus wel genoodzaakt, wilde zij u de goedkeuring der Rekening
aanraden bij elk der talnjke posten, die overschreden waren, vrij breed-
voerig stil te staan, ten einde stuk .voor stuk bet bedi-ag der overschrii-
dingen te constateren en de oorzaken en motieven, die tot dezelve geleid
hadden, op te geyen en te verklaren. Deze vrij langwijlige arbeid is aan
uwe Commissie dit jaar bespaard. Immers, in overeenstemming met den
verleden jaar gegeven wenk, komt er in de thans aangeboden" Rekening
geene enkele de raming overschrijdende uitgave voor, die niet door uwe
ergadering in verschillende barer bijeenkomsten reeds vooraf was goed-
fC?- ?omak, die er toe medegewerkt heeft den arbeid jiwer
heid !wVt°° a™z!eldljk je vereenvoudigen, is gelegen in de omstandig-
rie van t' VP? J t>JRe^?ni.nS ls gevoegd eene zeer uitvoerige Memo-
danken I i g' a 6Zms duideliJk k™rig stuk hebben wij te
uceft pen nn, nv°n-erm0eUJe?n yVer van onzen geacbten Dijkgraaf. Het
d nlllT g, ea. helder overzigt over den loop der uitgaven cn
vau ontvanfsteld'Van dl®nst 1869. Elke post, zoowel vau uitgaaf als
t h maar eemgzins beduidend, hetzij boven, hetzij beneden
1,'pP+ tegrootiug gebleven is, wordt daarin behandeld en toege-
verlL-n? °Plg?' uv redenen en Oorzaken, die tot die verhooging of
van fen der?VI T N" Hoofd-^gcIandci, in hot bezit
k ontLerW J 1 deuSdeh{k2>J°, en nog bovendien, zoo als hierboven
nS "r overscbnjdmgen der geraamde uitgaven alle zonder
onderscheid zijn goedgekeurd bij verschillende besluiten dezer Vergadering,
zoodat ZIJ geen onderwerp van beraadslaging meer kunneu uitmaken, heeft
uwe Commissie gemeend zich van verdere toelichting en behandeling der
verschillende posten, elk op zich zelven, te moeten onthouden. Eene der-
gelijke stuks-gewijze behandeling zou haar tot niets anders leiden dan tot
een ijdel naschrijven van bedoelde memorie, terwijl het geven van een
uittreksel haar, vooral waar het cijfers geldt, zoo al mogelijk, toch zeer
zeker minder doelmatig voorkomt. Zij heeft intusschen den inhoud der
memorie naauwkeurig onderzocht, en verklaart gaarne dat die volgens hare
meening volkomen met de waarheid strookt, zoodat zij er gerust naar
verwijst. Zij zou dan ook gaarne zien, dat dat stuk tegelijk met dit rap
port, als daarmede in naauw verband staande, in het verslag der hande
lingen van deze Vergadering werd opgenomen en gedrukt.
Naar aanleiding dezer, in sommiger oogen welligt wat breedvoerig uit-
eengezette overwegingen, die echter noodzakelijk schenen te moeten vooraf-
gaan, nu er van den, door de gewoonte als het ware geijkten weg werd
afgeweken, heeft uwe Commissie gemeend te mogen stellen, dat de eervolle
taak, haar door uwe Vergadering opgedragen, zich hoofdzakelijk moest
bepalen tot en oplossen in een onderzoek en eene korte beantwoording der
drie volgende vragen: 1°. Zijn al de ontvangsten, tot de inkomsten van
den polder behoorende, behoorlijk en tot haar voile bedrag in de Rekening
opgenomen en verantwoord? 2°. Was voor alie uitgaven, in deze Reke
ning voorkomende, en dat wel tot het bedrag daarin vermeld, magtiging
verleend, hetzij bij de Regrooting, hetzij bij andere besluiten uwer Verga
dering? 3°. Zijn alle ontvangsten zoowel als uitgaven, in de Rekening
vermeld, behoorlijk gejustificeerd door bewijsstukken, zoo als daar zijn
kwitantien, mandaten, huur-, koop- en andere contracten, kohieren, enz.
Wat de eerste vraag betreft, zoo aarzelt uwe Commissie, na een grondig
ingesteld onderzoek, geen oogenblik die vraag bevestigend te beantwoorden.
Trouwens uit de beide achter de Rekening gevoegde staten, die der oninbare
posten en die der restanten, welker goedkeuring u tegelijk met die dezer
Rekening wordt gevraagd, blijkt dat de oninbare posten slechts bedragen de
som van 85.52, waarvan voor dit boekjaar 21.02, terwijl op den staat
der restanten zal moeten gebragt worden eene som van 754.70, waarvan
voor dit boekjaar 610.20. Deze sommen mag men gerust luttel noemen,
wanneer men bedenkt dat men hier te doen heeft met een totaal van ont
vangsten van ruim 236,000.
De tweede vraag kan uwe Commissie eveneens volmondig bevestigend
beantwoorden. Reeds hierboven is opgemerkt, dat, waar overschrijding der
oorspronkelijk toegestane gelden heeft plaats gehad, daartoe reeds vddr het
inleveren der Rekening van uwe Vergadering magtiging is verkregen. Men
vindt dan ook in de Rekening achter elken post, die overschreden is, in
de kolom der aanmerkingen, opgave van nummer en datum van het bes'luit
uwer Vergadering, waarbij die magtiging is verleend. Het totale cijfer dier
overschrijdingen bedraagt de som van 6417.3H. Daar tegenover staat
echter, dat op andere posten minder is uitgegeven dan was toegestaan voor
een bedrag van t 14,378.06£. Het valt intusschen niet te ontkennen dat,
zoo met betrekking tot deze overschrijdingen, dit jaar een veel regelmatiger
weg is gevolgd dan verleden jaar, het gevolg daarvan juist is geweest, dat
de voorstellen tot die overschrijdingen niet aan het oordeel eener speciale
Commissie, en bijgevolg ook niet aan eene even scherpe controle uwer
ergadering als de begrooting zelve zijn onderworpen geweest. Mogt echter
het denkbeeld worden verwezenlijkt, om eene vaste financiele Commissie
uit ons midden in het leven te roepen dan zal ook dit bezwaar voor het
vervolg uit den weg zijn geruimd.
Omtrent de derde en laatste vraag kan de Commissie zeer kort zijn.
Eene, zoo veel mogelijk was, naauwkenrige inzage van de meer dan twaalf-
honderd overgelegde bewijsstukken, tot deze Rekening behoorende, en ver-
gelijking daarvan met de achter de Rekening geplaatste uitvoerige //Speci-
fieke Staat van de Ontvangsten en Uitgaven", hebben haar tot de overtui-
gmg gebragt, dat ook deze vraag bevestigend moet beantwoord worden.
Eindelijk zij nog opgemerkt, dat evenmin de verschillende becijferingen
in deze Rekening voorkomende, als zeer zeker wel het allerminst hare
keunge, eenvoudigc en heldere inrigting en vorm, tot eenige aanmerkina
aanleiding hebben gegeven.
En hiermcde zoude uwe Commissie hare taak als geeindigd moeten be-
schouwen. Zij waagt het noglans eren kortelijk bij een paar punten stil
te staan, minder op grond dat die punten zouden moeten geacht worden
in een onafscheidelijk verband met de jaarlijksche Rekening te staan dan
wel omdat zij van nog al eenigen invloed kunnen zijn op de meer of min
der gunstige verwachting, die men ook van de toekomst onzer polder-finan-
cien mag koesteren. Wij bedoelen hier 1°. het batig saldo en 2°. den
schnldenlast, die nog op den polder drukt.
De Rekening over 1869, groot in ontvangst 236,139.34, en in uit
gaaf 225,915.32, sluit met een batig saldo van 10,224X2; terwijl
natuurlijk bij de begrooting geen batig saldo was geraamd, zoo min bij de
oorspronkelijke als bij de deflnitieve, zoo als die na twee suppletoire be-
grootingen is vastgesteld. Het is zeer zeker steeds aangenaam bet aanwe-
zig zijn yan batige saldo's te constateren, doch, wil men daaruit eenige
gevolgtrckkingen voor de toekomst opmaken, dan is bet raadzaam diezelfde
batige saldo's te ontleden, met andere woorden, te onderzoeken uit welke
elementen zij bestaan. Past men dien regel op het onderhoorige saldo toe
dan zal men uit de Rekening zien, dat het ontstaan is op de volgende
wijze: Op een 19-tal posten is 14,378.061 minder uitgegeven dan was
geraamddaarentegen is op een 14-tal posten meer uitgegeven dan geraamd
was 1'ain i;:*' zoodat ln het geheel minder is uitgegeven dan geraamd
was 1,yb0.75terwijl meer is ontvangen dan geraamd 2 263 27
blijvende alzoo er een batig saldo van 10,221.02.
Ilet blijkt dus Meruit, dat slechts ruim e'en vijfde van het batig saldo
is ontstaan door meerdere ontvangsten, terwijl de overige vier vijfdcn het
gevolg zijn van mindere uitgaven.
Deyermeerdering van inkomsten is hoofdzakelijk een gevolg, gedeeltelijk
van hoogere opbrengst van de pacht van dijksgronden en polderkaden, en
gedeeltelijk van hoogere opbrengst der veenderijen, eene bron van inkom-
sten die binnen weinige jaren zal afloopeu. AAat de posten van uitgaaf
betreft, die in het bijzonder tot het batig saldo hebben bijgedragen, zoo zijn
bet voornamelijk de volgnommcrs 20«, 20A, 33 en 35, omtrent welke de
Commissie zich veroorlooft, u te verwijzen naar de Memorie van Toelich
ting. Meer bepaald is zij zoo vrij dit te doen ten opzigte van den post
voor de steenkolen, zijnde volgn°. 20A. Men zal daar zien waarom, niet-
tegenstaandc bet jaar 1869 zeker niet onder de drooge jaren mag gerekend
worden, zoodat dientcngevolge in dat jaar ook 67,942 mudden zijn ver-
bruikt, er evenyvel op de Rekening van dit jaar slechts zijn gebragt de
onkosten van 61,443 mudden, waardoor natum-lijk die post van uitgave
aanmerkelijk hencden de raming is gebleven.
Het laatste pant, waarbij uwe Commissie nog een oogenblik wenscht stil
te staan, heeft betrekking tot den schuldeulast, die op onzen polder rust.
Ilet totaal der gelden, door den Haarlemmermeerpolder in bet jaar 1860
en gedeeltelijk ook 1861 tegen een interest van 4J procent opgenomen
bedroeg eene som van f 200,000.aldus verdeeblf 120 000 als
gewone leening met verpligte aflossing van f 6000 jaarlijks, en f 80 000
door den heer Mr. J. P. A. van Wickevoort Crommelin aan den polder
yoorgeschoten, met verpligte aflossing van 4000.—jaarlijks. Zoowel door
de gewone verpligte aflossing a 10,000.— jaarlijks, als door de buiten-
gewone, ten gevolge van bet beginsel door uwe Vergadering aangenomen,
oni alle kooppenningen van onroerende goederen van den polder tot schuld-
delgmg aan te wenden, was die geheele schuld van 200,000 op ultimo
December 1869 verminderd tot een bedrag van 88,000. Rekent men
dat in den loop van het jaar 1870 zeker nog eene som van 10,000 als
gewone, en hoogst waarschijnlijk eene andere som van 23,000 als buiten-
gewone aflossifig tot sehulddelging zal kunnen worden aangewend, zoodat
e -fnnn sckldd °P December 1870 nog slechts zal bedragen
o5,000. dan is bet niet vermetel te vcronderstellen, dat, zonder
buitengewone rampen, de geheele schuldeulast tegen het einde van 1873
zal zijn afgelost. Voorwaar een zeer sehoon resultaat, in een tijdsverloop
vail nog geen dertien jaren hoogstwaarschijnlijk te verkrijgen, waarop de
Commissie uwe aandacht met genoegen vestigt. ATaar zij meent dat men
tevens^ met uit het oog moet verliezen, dat juist in bet jaar 1873 de laatste
eemgzins beduidende inkomsten van de veenderijen zullen ontvangen worden
die njlie bron van ontvangsten van onzen polder, die na dien tijd genoeg-
zaam zal ophouden te vloeijen. Moge er dan ook na 1873 op onze Reke
ning, onder de uitgaven, niet meer voorkomen een post van 10 000
voor verpligte aflossing van schuld, plus nog de interesten, die voor 'dit
boekjaar bedroegen 4691.25, dit voordeel zal genoegzaam overwogen
worden door bet gemis, aan den anderen kant onder de ontvangsten van
een zoo aanzienlijken post van inkomsten als die der veenderijen, welke
op deze Rekening nog voorkomt tot een bedrag van 20,890,21
b.n hiermede .stapt uwe Commissie van deze beschouwingen af die strong
genomen, in een minder naauw verband staan met de eigenlijke taak baar
opgedragen. Zij laat bet aan het verlieht oordeel uwer Vergadering over
daaruit, met het oog op de toekomst onzer financien, de noodige ^cvole-
trekkingen te raaken. e b
Ten slotte terugkomende tot de hobfdtaak haar door uwe Vergadering
opgedragen, heeft zij de eer, als eind-resultaat van haar onderzoek der
Rekening van den Haarlemmermeerpolder over het jaar 1869, u voor te
stellen: 1°. Aan het Dagelijksch Bestuui* dank te zeggen voor het in 1869
?V0?«1oboell9ef- •2°'.?ie, rekening Tast te stcllen in ontvangst op
f 10 224 69 Z lg, ,°P ft 225'915 ;32' hot batig saldo op
10,224,02; welk saldo als eerste post van ontvangst op de begrooting
van 18ll behoort te worden gebragt. 3°. Oninbaar te verklaren de
posten vermeld op den staat van oninbare posten, achter deze Rekening
gevoegd, tot een bedrag van 85.52. - 4°. Den staat van restanten vast
te Stellen tot een bedrag van 754.70, onder gehoudenheid die restanten
in de Rekening over 1870 te verantwoorden.
De Commissie tot onderzoek der rekening over 1869:
(get.) C. Cock.
Mr. J. P. A. van Wickevoort Crommelin.
J. G. Schone.
Na voorlezing van dat rapport wordt met algemeene stemmen de eind-
conclusie daarvan aangenomen.
Bij deze stemming heeft het Dagelijksch Bestnur zich van mcdesteinmen
onthouden, en wordt door den Voorzitter, namens de Vergadering aan de
leden der Commissie dank betuigd voor de ijverige bemoeijingen in deze.
4° Volgt dc benoemmg eener Commissie tot onderzoek der Begrootiiig
voor het dienstjaar 1871.
De heer Mr. J. D. Viruly wordt tot eerste lid dezer Commissie be-
noemd en verklaart die benoeming aan te nemen.
Bij de stemming over het tweede lid verzoekt de heer Mr Cock niet
m aainnerkmg te komen, en wordt de heer A. Wijnands als tweede lid
benoemd, die zich eveneens bereid verklaart die commissie te aanvaarden.
Dit de stemming over het derde lid blijkt, dat de beer T. I. E. Prills
is gekozen, welke heer deze benoeming ook aanneemt. Dijkgraaf en Heem-
raden hebben zich bierbij van medesteinmen onthouden.
5°. Volg£ op de agenda een voorstel tot wijziging der voorwaarden
waarop de Veldwegen worden verkocht.
Het is Dijkgraaf en Heemraden wenschelijk voorgekomen om in die
voorwaarden yemge artikelen op te nemen van de volgende strekking zoo
dat bereids m het met den heer J. R. Kemper te sluiten boon-contract
zullen worden ingevoegd de volgende bepalingen
Art. 9. Geen gemeenschap zal mogen gemaakt worden tusschen de berm-
sloot en de veldwegsloot of andere slooten; om welke reden langs de
bermsloot van den verkochten Veldweg .eene strook van minstens 4 meters
breedte ter hoogte. van het maaiveld, met vaUingen van 1 hoogte op If
aanleg, ten alle tijde gespaard en onaangeroerd gelaten zal worden.
Art 10 Ingeval de kooper niet mogt nakomen de bepalingen van de
urtikelen 5, 8 en 9, zal hij voor iedere overtreding verbenren eene boete
yan J 10.— de eerste, en van 25.- de tweede en volgende malen-
terwijl voorts het verzuimde of in strijd met de aangebaalde bepalingen
vemgte werk van wege bet Polderbestimr zal worden uitgevoerd of weg-
fro111? en iJe se™aakte kosten, ingevolge de wet van 1841, Staalstled
M 42, worden verhaald.
Nadat door den Voorzitter aan de heeren J. G. Schone en II. F. Bult-
man nog eenige inlichtingen zijn gegeven, wordt dit voorstel zonder hoofde-
lijke stemming aangenomen.
6°. Daarop doen Dijkgraaf en Heemraden een voorstel tot wijziging der
verordenmg op de scheepvaart, van.dezen inhoud:
In de door uwe Vergadering vastgestelde en reeds afgekondigde ver
ordenmg yoor de vaart door de Ringvaart van den Haarlemmermeerpolder
is in art. 19 (slraffen) vergeten op te nemen strafbepalingen tegen overtre
ding van art. 3 (verbod van jagen) en art. 14 (vaslleggen).
Wij nemen de vrijheid u voor te stellen om bij een gewiizigd artikol
de l'edactie van art. 19 te lezen als volgt:
Art. 19. Straffen. Overtreding van art. 7 (steken in bruggen), art. 8
(vuilnis wyerpen), art. 10 (bijten), art. 11 (mast strijken), wordt gestraft
met eene boete van 3.b
Overtreding van art. 3 (verbod van jagen), art. 4 (breedte), art 9 (stil-
liggen) art. 13 (gemeenschap), art. 14 (vastleggen), art. 15 (orde in de
legplaats), wordt gestraft met eene boete van 5.—.
Overtreding van art. 1 (diepgang), art. 2 (snelheid), art. 5 (vaart door
bruggen), art. 6 (behandeling van bruggen), art. 12 (aanleggen), art. 16
(gezonkep vaartuigen), art. 17 (vertraging van werktuigen), wordt gestraft
met eene boete van 10.
Deze boeten zullen echter te zamen in geen geval de som van f 25
mogen te boven gaan.
Hetwelk zonder boofdelijke stemming wordt goedgekeurd.
7°. Wordt ter tafel gebragt een nader voorstel van het Dagelijksch Be-
stuur betreffende de sebadeloosstelling aan den pontwaehter bij defi Cruquins.
Uit het deswege nader gehouden onderzoek, in verband met, den eerbie-
digeu vvensch van den belanghebbenden pontwaehter, zijn Dijkgraaf cn
Heemraden tot de overtniging gekomen, dat eene vermindering van e'en