- 14 - Laudbouw-Onderwijs in het Buitenland, Politick Overzigt. 20 26 Jan. 1871. Geraengde Ilerigten. vijanden van den mensch, dan het vernielend gedierte d«s velds, en toch is een brand, vroeger een onheil, door een- dragtige zamenwerkingbijna in een weldaad herschapen. De geleden schade wordt vergoed aan hem die ze ondervonden iedere uitbetaling voert nieuwen bloei toe aan het bedrijf van hem die ze vergoedde. Waarom zou een verzekering-maat- schappij tegen jagtwet-schade minder kans van slagen hebben? In de boschrijke duinstreken van Zuid-Hollandbrengen de pachten der jagtvelden van C tot 10 per bunder op; men kan dus aannemen dat daar de wet Diet het slechtst gehand- haafd wordt, en de onderviuding leert dat de veronderstelling gegrond istoch heeft in die streken ieder dorp 1 of 2 be- woners aan te wijzeudie zicb uitsluitend bezig houden met den handel in gestroopt wild; gesteld dus dat bij een welge- voerd toezigt, niet meer dan bij v. 10 pCt. van de gedane overtredingen ontdekt worden. De zonder gewenschten uit- slag gebleven overtredingen worden hier niet gerekendomdat de kansen van bekeuring en van goede vangst in bijna alle streken van ons land naar evenredigheid klimmen en dalen. Hoe meer dieven, zooveel te meer dienders, hoe meer hazen zooveel te meer veldwachtersmaar de dienders zijn om het stelen te beletten en de opzieners der jagt om het mogelijk te maken. Van de 100 gestroopte konijnen worden 10 ver- beurd verklaard (als gezegd is) en 90 a 0.30 aan den poe- lier verkocht, geeft 27; een ieder zal erkennen dat dit ge- noeg is, om de schade der 10 verbeurd verklaarde strikken te vergoeden en bovendien het tijdverlies goed te maken, dat noodig is om 100 strikken te zetten en na te kijkeu. Komt bij toeval eeus een haas als plaatsvervanger van het konijn, zoo moet zijne komst als een onvoorziene gelukkige omstan- digbeid aangemerkt worden, die om de wisselvalligheid buiten rekening blijft, of hoogstens op moet wegen tegen het ook wel verbeurd verklaarde geweer. De slrik wordt als maatstaf aangenomen omdat deze het doeltreffendst middel om wild te vangen, en dus verboden is. Alle deskundigen en ervaren stroopers verklaren eenstemmig dat de strik het beste en goedkoopste middel is om hazen en konijnen nit te roeijen. Tot het schieten van konijnen, maar fllleen tusschen zons op- enondergang, wordt vergunnin» ver- leend. De wetgever heeft zeker gewetendat het konijn%erst in de avondschemering zijn hoi verlaat, om het bij het aan- breken van den dag weer te betrekken. Tien van de 100 overtredingen worden ontdekt, dus 10 personen bekeurd en veroordeeld tot een boete van 15 berekend naar het gemid- deld bedrag der op te leggen boeten dus te zamen tot beta- ling van 150 hetgeen over 100 personen verdeeld geeft, voor ieder persoon 1.50, of bij het gebruik van strikken en andere verboden middelen het dubbel, dus 3. Bij het dubbel kan de regter voegen een gevangenisstraf van ten hoogste 7 dagen waar dus de bedienaren van het regt be- hebt zijn met philoleporie valt nog te vergoeden het dagloon van den in hechtenis genomen persoon. Volgens den aange nomen maatstaf worden 10 van de 100 overtreders veroordeeld tot het geipiddeldvan den duur der straf dus tot 3 V2 dag. Het dagloon moet om het vervelende, en in het oog van be- vooroordeeldenooteerende der geleverde dienst, hoog gesteld worden, dus op 1.50 per dag; dit 3/2 X lOmaal geeft 52.50 dus over 100 hoofden verdeeld 0.523, of voor boete en verlies van dagloon te zamendus in het ergste ge- val slechts 3523 voor ieder; waarlijk een geringe som wanneer men bedenkt dat daardoor een schade van honderden kan bespaard worden. De winsten verkregen door de toepassing der wet van de verdeeling van den arheid en van die der mededinging blijven voorloopig buiten rekening, hoewel niet te ontkennen valt, dat de kansen van welslagen zouden toenemenwanneer b. vb. meer gebruikers van gronden het uitdelgen van ongedierte aan een en denzelfden persoon uitbesteeddenomdat een ei- genaardige gave vereiseht wordt, om de gewoonte en hebbe- lijkheden van wilde dieren te bespiedenop te merken en met voordeel aan te wendeD; stroopers en broodjagers zijn hierin gewoonlijk doorkneed; zij kennen de eigenaardigheden van de dieren des velds en de vogelen des hemels, als auderen die van hun huishond of rijdpaard. Een groot kapitaal zou de vereeniging niet behoeven, want ieder bankier zou genegen zijn, tegen rente, bij het einde van het jaar te verrekenen, op ver- toon van het vonnis of een bewijs van den kantonregter, de boeten en de waarde van het tijdverlies uit te betalen; zoodat bij het einde van het jaar ieder lid, slechts zijn hoofde- lijken omslag had te voldoen en misschien eeuige onvermijde- lijke administratie-kosten daarenboven. Onder het bereik der vereeniging zouden nog andere als de genoemde, meer zijdelings werkende middelen vallendie bij gemis aan zamenwerking verloren gaan, als het uitsluiten uit 's lands vertegenwoordiging van alle voorstanders der jagtwet, hetgeen haar wel niet onschadelijk kan maken, maar de afschaffing misschien bespoedigen zou. De zamentrekking van het voorgaande, zou als proef van een reglement voor de aanbevolen vereeniging, eenige artikelen kunnen aanbieden bijv. de volgende Art. 1. De vereeniging, stelt zich ten doel, de vernietiging of lcniging der schadelijke werking van de jagtwet. Art. 2. De leden verbinden zich om het vernielend gedierte, met alle onder hun bereik vallende middelente vuur en te zwaard, met vallen en klemmen door strikken en netten, te dooden, te vangen en uit te roeijen. Art. 3. De leden verbinden zich om gezamenlijk te dragen alle kosten en schaden door overtreding der jagtwet ondervonden. Art. 4 De leden verbinden zich om bij steramingen over personen, naar de Staten-Generaal af te vaardigen, hun stem niet uit te brengen op hen, die honden houden, het jagtge- weer hanteren, of om eenige andere reden onder verdenking vallen van aan philoleporie te lijden. Q. N. door W. C. H. Staring. (Overgenomen uit het Tijdschrift: De VolJesvlijt.") Bij de vele redeneringen die er hier te lande in den laatsten tijd hebben plaats gehad over de inrigting van het onderwijs in den landbouwen terwijl er nog zoo weinig gevolg is gegeven aan de slotsom dier redeneringenis het raadzaam om intusschen het oog te houden op hetgeen er dienaangaande in het buitenland voorvalt. Eenstemmig toch is men van meening, dat er landbouw-onderwijs dringend noodig is; maar men twist zoo hevig over de wijze hoe zulks ingerigt moet worden, dat de uitvoering van jaar tot jaar verschoven wordt, en dat genoegzaam alle europesche staten ons vooruit zijn in de regeling van dit onderwijs. Zoo erg zelfs is het gesteld, dat men leeranrs in den landbouw met een lantaarn moet zoekenen, zoo er gevonden worden, men het bij lange na nog niet eens is of zij tot zulk onderwijs bevoegd zijn. Laat ons alzoo beginuen met na te gnan wat er in Zweden voor het onderwijs in den landbouw gednan wordt, een land van 802 4 vierkante mijlen grootte en 4,200,000 inwoners. Nederland is 600 vierkante mijlen groot en telt 3,600,000 inwoners; maar is zoo zeer bebouwd, in vergelijking van Zweden, dat er zeker evenveel, zoo niet meer bebouwde gronden aauwezig zijnen alzoo vergelijken hier geenszins ongerijmd is. Te Stockholm vindt men eene landbouw-akademie, die eehter niet voor regtstreeksch onderrigt is bestemd maar aan het hoofd van den wetenschappelijken landbouw staat ten einde die op de hoogte te houden van den vooruitgang der tegenwoordige tijdende uitkomsten van de proefboer- derijen te ordenen en bekend te makenzoodat zij op de praktijk toepasselijk ziju, het landbouw-onderwijs te inspek- teren, dat der omgaande landbouw-leeraars of landbouw- ingenieurs te besturenen aan de regering rand en inlichtin- gen te verstrekken. De akademie is in zes afdeelingen verdeeld, elk met vier tot zes leden, als: voor akkerbouw, bosch- en tuinbouw landhuishouding en volksliuishoudkundewerktuig- kunde, wetenschappelijke grondslagen van den landbouw en statisiiek. De voorzitters dezer afdeelingen vormenmet deu algemeenen voorzitter of directeur en den algemeenen secretaris, het bestuur van de acaderaie, dat ondersteund wordt door eenen landbouw-scheikundige en eenen bestuurder van de proefboerderijen dat een tijdschrift uitgeeft. Tot het geven van onderwijs zijn vooreerst twee hoogere landbouw-scholen bestemdde eene te Ultuna bij Upsal en de andere te Alnarp bij Lund, beiden alzoo in de onmiddel- lijke nabijheid van hoogescholen geplaatst, en van het daar aanwezige personeel van hoogleeraren gebruik makende Het personeel bestaat, aan beide inrigtingenuit eenen leeraar- directeureenen scheikundige en diens amanuensis, eenen bestuurder van het landgoed waarop de school gevestigd is tevens leeraar "zijnde in de praktijk; verderleeraars voor de kruidkunde, boschbouw en veeartsenijkunde' eneenen boek- houder. De cursus is tweejarig. De scholen worden door 28 tot 36 kweekelingen bezocht. De Staat betaalt voor elke school 12,500 gulden jaarlijks, waarvan 3000 tot 3500 voor bezoldiging aan den directeur, en 1000 tot 2000 voor die aan elk der overige leeraars. Aan d#ze hoogere scholen zijn ook twee zoogenaamdp akker- bouwscholen verbonden tot het onderwijzen van boerenknechts en landbouwersdie eigenhandig de werkzaamheden der boer derij verrigten. Het theoretische onderwijs wordt hun door de leeraren der hoogere scholen verleend, terwijl zij overigens als knechts in de bouwerij werkzaam zijn. Behalve deze beide zijn er nog zeven en twintig andere akkerbouwscholen, die door den Staat ondersteund worden, elk met een honderd gulden, onder beding dat men een twaalftal jongelieden koste- loos zal aanbrengen. Buitendien zijn er ook betalende leer- lingenzoodat elke school er 12 tot 18 telt. Het personeel, aan die scholen verbonden, bestaat uit den direkteur, een onderwijzer, een veearts en eenen boschbouwer, en jaarlijks worden zij ge'inspekteerd door een lid der akademie. De cursus omvat twee jaren. Meestal zijn de- scholen op goederen ge vestigd aan bijzondere personen behoorende, maar die vol- doende kennis aan lust en liefde voor den landbouw paren om tot direkteurs te kunnen dienen. Voor melkerijsoholen is almede gezorgd. Twee door de regering ondersteunde scholen tellen elk zes kweekelingen die gedureude een jaar kosteloos in de veehouderij onderrigt ontvangen. Buitendien zijn er nog een twaalftal veeboerderijeu, die, in overleg met de regering, te zamen aan een twintigtal leerlingen onderrigt verleenen. De zeer dun verspreide bevolking heeft het in Zweden noodzakelijk doen aehten om nog buitendien kennis en we- tenschap voor den landbouw beschikbaar te stellen door om gaande landbouw-ingenieursdie tevens de overal te ontbieden raadslieden zijn bij het opmaken van plannen en bestekken voor droogleggen, afwateren, vloeijenverdeeling van in het ge- meen bezeten gronden en allerhande landverbeteringen. Twaalf zulke, door den Staat bezoldigde en vergoeding van reiskosten genietende, ingenieurs zijn er thaus werkzaam. Het voorhanden zijn van zulke raadslieden zou onzen Nederlandschen landbouw honderdduizenden doen uitwinnen, die thans voor verkeerd onlvvorpen laudbouw-ondernemingen weggeworpen worden; maar alvorens die aan te stellen, zouden eerst onze landbouwers vol- doende kennis moeten bezitten en genoegzame bewijzen van eigen bekwaaraheid moeten afleggen, om ze te kunnen gebruiken. Daarenboven heeft men in Zweden nog twee dergelijke voor een ieder te ontbieden ingenieurs, bereid om raad te geven en plannen te ontwerpen voor veeboerderijeneenen anderen ingenieur voor de schapenhoudersnog drie ingenieurs voor de kunstvischteelten twee voor bereiding van houtskolen en brandstoffen in het algemeen. Hij die zulk een ingenieur te zijner beschikking verlaDgt te hebben, moet hem drie gul den daags vergoeding geven welke kosten echter door somraige landbouwvereenigingen voor hare rekening genomen worden. De landbouw heeft deze ingenieurs zoo leeren waardeeren dat, terwijl er voor twintig jaar slechts een enkele voorhanden was, het tegen woordige twintigtal naauwelijks voldoende is om aan de menig- vuldige navragen te voldoen. In 1868 schatte men de opper- vlakte, waarover zich dat jaar hunue zorgen hadden uitgestrekt op 29,000 hectaren, de grootte alzoo van alle woeste gronden die men alsnog in Noord-Holland aantreft. Hoe gunstig steekt die Zweedsche instelling af bij de vergeefsche pogingen, hier te lande voor vijfentwintig jaar in het werk gesteld, om eenen droog- leggings-iugenieur te verkrijgen Wordt vervolgd.) In een onzer overzigtenin deze maand gesclireven, spraken wij de verwachting uit, dat Januarij niet verloopen zal zon- der dat Parijs gekapituleerd hebbe. Naar het schnnt zal het blijken dat onze verwachting niet zoo uit de lucht gegrepen was immers, de toestand der belegerde hoofdstad van Frank- rijk wordt thans eindelijk van dien aarddat de overheids- personen zelven beginuen te denken dat het toch werkelijk beter ware Parijs over te gevendan door nog langer nutte- loos verzet het bloedbad te vergrooten, de onbeschrijfelijke ellendede ijselijke rampen te doen voortduren. Jules Fa- vre, vice-president van het voorloopig bewind heeft zich naar Versailles begevenen daar een onderhoud met graaf von Bismarck gehad; doch de voorwaarde, door den franschen minister vbd biiitenlandsche zaken gesteld, werd door den Doord-duitschen bondskanseliero! wij vergissen ons, wij moeten zeggen „duitschen rijkskanselier" als onaannemelijk afgewezen. Te verwonderen is dit waarlijk niet; want Favre vroeg niet meer of minder dan aftogt met krijgsmanseer voor de bezettingdat wil zeggen: voor dat de Duitschers Parijs binnentrekken trekken a! de fransche militairen uit deze stad en dat doen zij met slaande trom en vliegende vaandels, Halt 1 roept Bismarck, „dat niet; neende bezetting moet krijgsgevangen gemaakt worden 1" En hiermede heeft hij on- zes inziens volkomen gelijk. Wanneer de Franschen van hunne wapeneu voorzien Parijs verlaten hebben. en zich begeven kun nen waatbeen zij willendan behouden de Duitsche legers in het door hen voor een derde gedeelfe reeds veroverde of be- zette land 300,000 geivapende vijandendie hen op nieuw kunnen bestokenworden daarentegen die ex-verdedigers van Parijs onschadelijk gemaakt door hun de wapenen af te nemen, en brengt men hen naar Duitschlandwaar reeds ruim nog eens zoo veel zich bevinden, dan heeft de kapitulatie van Parijs het groote voordeel opgeleverddat, na het verlies van nog een lalrijke krijgsmagtde fransche regering eerder geneigd zal zijn tot het sluiten van den vrede. In alwachting van de ontknooping van het ontzettende gruwelijke treurspeldat Europa reeds meer dan een half jaar aanschouwtwordt het laatste bedrijf van dit treurspel vertoond. In de Loirestreek zoowel als in het noorden is gedurende de afgeloopen week weder fel gestreden. Dezen keer was de Italiaan Garibaldi de' kampioen voor het fransche gemeenebest, en volgens zijne verklaring, heeft hij den Duit schers gevoelige verliezen toegebragt en hen op de vlugt ge- jaagdop dezen roem, dien hij zelf zich en zijnen soldaten toezwaait zal wel wat af te dingen zijn. In het noorden vlak bij de belgische grenszijn de Pruissen in het bezit van nog een vesting geraakt. Longwy heeft na een negen- daagsch bombardernent gekapituleerd. De londensche konferentie, die tot taak heeft de ruzie tusschen Rusland en Turkije uit de wereld te maken, is reeds tweemaal vergaderd geweest, doch heeft nog niets uit- gerigt; misschien wel omdat de vertegenwoordiger van Frankrijk afwezig was, heeft zij hare werkzaamheden den 17 tot den 24 en den 24 tot den 31 dezer maand uitgesteld. Wie is dan toch de vertegenwoordiger van Frankrijk, die zoo lang op zich laat wachten? En waarom past hij niet, als de andere konferentieledenop zijnen tijd? Hij is niemand anders dan Jules I'avre, en dat hij niet verschijnt is zijne schuld niet.... of eigenlijk wel. Hij kan Parijs niet verlaten zonder of toe- stemming of vrijgeleidebrief. Nu had men van een minister van buitenlandsche zaken mogen verwachten dat deze niet zou aanzoek doen om een vrijgeleidebrief, wanneer zulk een dokument hem onmogelijk gegeven kon worden door dengene van wien hij het verlangt. De zaak is duidelijkFavre had de onvoorzigtigheid om, toen hij aan Bismarck zulk een stuk vroeg, tevens te zeggen waartoe hij het noodig had, en juist daarom gaf Bismarck het niet. Immerskreeg Jules Favre een vrijgeleidebrief van Pruissen om voor en namens Frankrijk de konferentie te Londen te gaan bijwonen, dan erkende Pruissen stilzwijgend de regering die zich in Frankrijk opgeworpen heeftdan verklaarde Pruissen in te stemmen met het bestaan dep fransche republiek; Bismarck deed dit in zijn antwoord aan Jules Favre onbewimpeld uitkomen: „Uwe regering," sehreef hij o. a., „is nog niet eens door Frankrijk zelf erkendEen gewoon bewijs van vergunning om door de voorposten been te komenwelk bewijs door den bevelvoe- renden generaal wordt onderteekendkon Jules Favre krijgen en waarom zou men hem iets weigerendat aan iederen parti- kulier kan wordenen in den regel ook wordt toegestaan. De fransche minister heeft dan ook zulk een vergunning ge- vraagd en gekregen maar tot dus verre maakte hij er slechts gebruik van om het bovenvermeld bezoek aan Bismarck te "Versailles te brengen; naar Londen vertrok hij niet, want hij is gisteren (2 5 Januarij) in Parijs teruggekeerd. Overigens hebben wij niet veel nieuws mede te deelen. In Spanje maakt de nieuwe koning het naar den zin van ministers en vol-kde republiekeinen echter, gezwegen nog van de carlisten en twee of drie andere soorten van istenzitten niet stil en politieke rust is vooreerst in dat land niet tg verwachten In Duitschland is het keizerrijk thans voor goed hersteld, nadat ook Beijeren de te Versailles tusschen de noord-duitsehe en zuid-duitsche staten gesloten verdragen heeft goedgekeurd. Den 18 was reeds te Versailles een fransche stad bij Parijs! het nieuwe Duitsche keizerrijk geproklameerden had de koning van Pruissen den titel van „dnitsch keizer" aangenomen In Oostenrijk bestaat nog een kabinetskrisishet cisleithaansche ministerie Potocki wil af- treden, doch blijft aan het bewind, en naar het schijnt wil het niet altreden. Te Amsterdam is met eenige militaire plegtigheid het lijk begraven van Johanna Stalman, die in 1830 als marketenster het bombardernent van Antwerpen heeft bijgewoond, krijgsgevangene te St. Omer is geweest en later twee reizen naar de Oost heeft gedaan. Zij was voor de derde maal gehuwd met W. Pietersen, die ook op de citadel is geweest en tegenwoor- dig was bij Waterloo en het beleg van Naarden. Op Maandag den 16 Januarij jl. had te Ilpendam plaats de aange- kondigde hardrijderij op schaatsrn van mannen en vrouwen, tot den behoef- tigen stand behoorende. Ondanks het ongunstige weder, was geheel Ilpen dam op de been. Eerst reden 18 weduwen, daarna 30 gehuwde vrouwen en ten slotte 39 mannen. Ieder die meedeed, hoe ook, kreeg een gift, bestaande in brood, erwten, gort, meel en spek, welke gift bij elken rid verhoogd werd. Alles liep in de beste orde af, en tot in den laten avond vierde geheel Ilpendam fcest. Wanneer men bedenkt dat de commissie voor deze hardrijderij, uit ingezetenen van Ilpendam en de Purmer bestaande, in

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1871 | | pagina 2