1871.
Vrijdag, 26 Mei.
VAN
A AN LANDBOUW, GBMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Twaalfde Jaargang.
N°. 21.
Prijs van het Abonnement:
Prijs der Advertentien
van 1—6 regels 75 Cent, elke regel meer lZ/2 Cent.
ftijnland.
Maar lens mermeer.
Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegeven
van 17 tot 23 Mei 1871.
Laiulltoiiw.
Versing van den Landbouw in Xederland over 1801),
IIAARLE1MERMEER
in het Jaarf (j,
Prijs van een enkel Nommer 15 Cent.
ALLE TOEZENDINGENREDAKTIE EN U1TGAVE BETREFFENDE,
te adresseren aan VAN BOiVGA C°.te Amsterdam.
t. iterlljWoeimdag.
Groote Letters worden naar hare plaatsruimte berekend.
Vereenigde
Vergadering van
Mei 1871, des
in het Gemeen-
Agenda voor de
Rijnland, op Dingsdag 30
voormiddags ten 10 /2 ure
landshuis te Leiden.
1. Mededeelingen.
2. Vaststelling van het Gaarderboek.
3. Vaststelling van de Rekening.
4. Rapport van de Commissie voor de Ambachtszaken op
de voorstellen van Dijkgraaf en Iloogheemradennopens
overdragt der werken van Oegstgeest en Voorhout.
5. Voorstel tot verhooging van de som voor waterpassingen.
6. Voorstel tot wijziging van het contract wegens den aanleg
van den Staats-Spoorweg tegen den Spaarndamschen dijk.
7. Voorstel tot onderhandscbe aanbesteding van de levering
der pompraderen.
8. Verzoek van H. Janmaat tot aankoop van grond.
9. Onderzoek van geloofsbrieven.
Postkantoor van Vertrek te Haarlemmermeer.
Tweede helft der maand April 1871.
LUST VAN BRIEVEN DIECITHOOFDE VAN ONBEKENDIIE1D DER
GEADRESSEERDEN, niet besteld zijn kdnnen worden,
N°. 1. Weduwe A. Molenaarte Gouda.
2. C. Borgman,Lisse.
GEBORENAdriana Cornelia, dochter van A. Ovcrmann en G. Klomp.
Hendrika Geertruida, dochter van J. H. Wallbrink en E. Guitenaeu.
Adriana Susanna, dochter van G. van Lier en M. Zoetcman. Adriana,
dochter van P. van der Ham en M. Piepenbriuk. Neeltje, dochter van
A. Hollebrands en M. Schreuder. Jacob, zoon van I). Snijder en G.
Varkevisser. Johannes, zoon van C. Dolieslager en G. Arisman.
Lena, dochter van C. Kool en J. Molenaar.
OVERLEDENGeertruida Lipsius, oud 42 jaren, ongehuvvd. Wil-
helmus Teunisse, oud 56 jaren, gehuwd met H. Kiat. Simon, oud 9
jaar, zoon van S. Poelgeest en A. van Veen. Cornelia, oud'5 iaar
dochter van J. den Butter en M. Baartman. Herman, oud 3 jaar, zoon
van h. Maaskant en C. A. Kopje. Jan, oud 14 maanden, zoon van
■I. Ihnr en J. M. van Wijk,. Johann Arnold Welage, oud 58 iaren
gehuwd met E. Nouwen.
LEVENLOOS AANGEGEVEN: 1 kind van E. Stiva en E. van den
lieuvel.
ONDERTROUWDU. Dekkcr met H. Benning. A. de Groot met
'I. Honker.
GEHUWD: W. Persoon met M. E. Scholte. J. van Beusekom met
r. Ireeken.
Moergestel, 21 Mei. Het is voor den landbouw in onze
streek nog verre van guustig; de aanhoudende nachtvorsten
en noordewinden belemraeren zeer den groei; de rogge staat
hier en daar zeer dun de zomervruehtenzoo als haver en
garstblijven achterlijk; de aardnppelen komen boven den
grond, doch gaan ook niet voorwaarts; alle tuinvruchten zijn
goed opgekomen, doch nu is er ook stilstand in den groei.
Be wei- en hooilanden zijn schraal. Alles smacbt naar een
milden warraen regen.
In den naeht van 18 op 19 dezer lieeft het in de omstreken
van Amerongen zoo sterk gevroren, dat de te veld staande
aardappelen en tabak totaal zijn bevrorenbet loof van de
aardnppelen is als bet ware geheel zwartterwijl de tabak op
tiieuw za) moeten gepoot worden.
Blokzijl, 21 Mei. Ten gevolge van zeer schrale weide,
vorstige nachten en konde dagenmoet het vee bij den dag
acbteruitgaan, waarom dan ook sommige veehouders in deze
omstreken zijn begonnen te zamcn eenig vee bijeen te brengen
en publiek te verkoopen doch die veilingen dragen ook het
kenmerk, dat overal gebrek aan weide heerscht, omdat zelfs
best vee sleehts ruim de helft van vroegere waarde geldt.
Weesp, 20 Mei. In den nacbt van 18 op 19 dezer heeft
het zoodamg gevroren, dat het meeste aardappelenloof in den
omtrek door de vorst zwart is geworden.
Op de, den 17 dezer alliier gehouden, voorjaars-paar-
denmarkt waren 144 paarden aan de lijn gebragt, waaronder
1 veu en. Alhoewel door fraai weder begunstigd, was de
mndel met zeer levendig en werden geene hooge prijzen besteed.
Capelle (Langstraat)19 Mei. In den afgeloopen nacht
heeft het bier zoo gevroren, dat de bouwlanden er heden in
den vroegen morgen uitzagen alsof men midden in den winter
was. Be aardappelen, die nitslondenhehben daardoor veel
geleden. Men hoopt dat het met de vruchtboomen nog al goed
zal afloopen.
Boor het ongunstige weder komt op vele plaatsen reeds
gebrek aan gras, zoodat vele boeren genoodzaakt zijn hun vee
in weiden te doen, die voor hooigras bestemd waren.
Be Leidscke Courant meldt dd. 20 Mei het volgende:
Naar men ons meldt zijntot groote schade en verslagen-
heid der tuindersdie boopten dat de aardappelenstruiken
door bet aanhoudende koude weder gebard geworden, wat
nachtvorst zouden kunnen verduren zonder te bevriezen, heden
nacbt in deze omstreken de meeste aardappelen afgevroren.
Ten 5 ure in den morgen was bet veld nog met eene ijskorst
bezet; ook vond men hier en daar ijs in het water. Hoe zulk
eene naehtvorst op andere produkten, zoo als op de vrucht
boomen invloed zal hebben gehaddaarvan zullen later de
bewijzen niet uitblijven.
Warflmizeil, 21 Mei. Onder het vrij aanzienlijk getal
hoornvee, voor den beer Abbring van Purmerend ontvangen,
zag men dezer dagen een zoogenaamde overlooper of twenter
vaarsafkomstig van den smid Berghuis te Usquertdie bij
de aanzienlijk lagere prijzen van het vee voor kort was aan-
gekocht voor de enorme som van 276. Voor eenige weken
gekalfd, trok dit dier de aandaeht van alle aanwezine lief-
hebbers, en meenden velen dat men beter zou doen met ons
echt inlandsch ras zoodanig te veredelen, dan zich op de
kruising met of invoering van het engelseh vee toe te
leggen. Evenwel, men onderzoeke en het beste zal men later
kunnen behouden.
In deze oorden is er nog al sprake van zoogenaamde vreterij
in de garst, haver, tarwe en zelfs in de aardappelen. Ofschoon
sommige stukken koren door de voortdurende koude een geel-
achtig aanzien beginnen te verkrijgen, merkt men hier en da
meer of min aanzienlijke gedeelten op, die door genoemde
vreterij beginnen te verkwijnen. Be meeste landbouwers, die
we er over hoorden sprekenscbrijven dit toe aan de zooge
naamde ritnaald, die er veel aanwezig moet zijn; anderen
meenen hierbij ook grasworm te hebben opgemerkt.
Ook het gras bevindt zich in een ziekelijken toestand.
Indien er zich niet spoedig warmere luchtgesteldbeid openbaart,
zal er veel kans wezen, dat de landbouwers geene geile ge-
wassen bekomenalsmede dat er weinig hooi zal worden o-e-
wonnen, temeer daar door gebrek aan stalvoer het vee in^de
weide moest en velen ze reeds nu in het voor hooiland be-
stemde land moeten laten weiden. Dat de prijzen van het vee
merkelijk lager zijn, bet vette uitgezonderdbehoeft niet ver-
nield te worden. Hollandscbe koeijen zijn er nog genoeg te
koop en in lammeren is bijna geen bandel dan alleen in de
beste soorten.
Garrelsweer21 Mei. Be landman heeft bet uitgestrooide
zaad weer aan de aarde toevertrouwddoch de ontwikkelinf
gaat langzaam. t Koolzaad is mecst omgeploegd en de weinige
overgehlevene stukken beloven nog niet veel; winter-gerst vindt
men hier en in onzen omtrek liiets; rogge en tarwe staan ta-
melijk goed. De strenge en langdnrige voorjaarskoude heeft op
veld- en tuingewassenvooral ook op den bloei der ooft- en
fruitboomen eenen zeer nadeeligen invloed. Sommige peren-,
pruimen- en kersenboomen bloeijen matig goed, doch de bloei
der appelboomen schijnt veelal niet open te komen maar door
de drooge koude te verdorren; met grond is er dus niet veel
ooft en fruit te verwachten. Het vee dat wegens gebrek aan
stalvoeder veldwaarts moest, vindt nog schaars de noodige
weide. 't Ziet er dus in de toekomst met vele gewassen niet
best uit.
Omtrent de wintervruchten in de Neder-Betuwe kan weinig
goeds gem eld worden. De gerst is nagenoeg geheel verioren"
gelijk ook het koolzaad verreweg het meeste is dan ook om
geploegd. De rogge zal niet meer dan een half gewas geven.
De tarwe eehter kan zich nog herstellen en de klaver staat
gunstig te velde. De zomerproducten beloven over bet geheel
een ruimen oogst, zooals de erwtenhaver, het vlas, de
boonen, de wikken. Doch de landen hebben behoefte aan
warmte en droogte; eveneens de tabakplantersdie hunne
werkzaamheden anders niet kunnen beginnen. Men klaagt over
den toestand der weidegrondendie door de vorst geleden
hebben en niet weinig kale plekken vertoonen. Het is te
vreezcn, dat de veehouders dezen z.omer slechte zaken zullen
maken mede wegens de overstrooming der uiterwaarden en
het kwelwater in de binnenweiden. De varkens van zes weken
gelden sleehts 5.
De Groninger Courant van 23 Mei bevat het volgende, dat
wijmet het oog op de snelle en gunstige verandering van het
weder, in betrekking tot den landbouw, vermeenen wel waar-
dig te zijn in ons weekblad over te nemen.
//Bij het voortdurend koude weder en de algemeene klagte over den ach-
terlijken toestand van akker en tuin vonden wij 't niet ongepast de vol-
gendc poetische besclirijving eener snelle verandering, opgenomen in onze
Courant van 1855, hier thans te herhalen. Velen zullen zich met ons de
bemoedigende waarheid van den inhoud nog levendig herinncreu.
20 Mei 1855.
Hoe bar en guurhoe naar en koud
Hoe naakt en dorhoe aklig schraal
(Zoo klaagt de mensch in sombere taal)
Geen loof in 't hof, geen blad in 't woud,
Geen bloesem nog die vruchten spelt;
Nog heerscht de dood in hof en veld
En bosch! waar, waar, ach waar zal 't heen?.
't Ts of de zon voor de aard' verdween
Geen voer geen handvol wei
In 't midden van de Mei?"
28 Mei 1855.
//Hoe prijkt natuur met voile pracht,
Hoe schoon getooid, hoe rijk bevracht;
Der velden groen, der hoven bont,
't Spreidt alles hoop en vreugde in 't rond
Zie, 't vee duikt weg in 't golvend gras,
't Geschubde volk speelt op den plas,
'tis rijk bevolkt het donkrend bosch;
Ja, de aarde is vol, de hemel los;
Zijn schatten stroomen neer,
Wie, wie vraagt nog naar meer?"
F. M. D.
UIT HET
opgemaakt op last van den minister van binnenlandsche zaken
en zooeven verschenen, ontleenen wij het navolgende:
„Betreffende de pogingen in de Hollandsclte duinenwegens
de regering aangewend om de eigenaren over te balen tot het
aanleggen van dennenbosschen, is in Februarij 1871 het navol
gende verslag uitgebragt nopens het verrigte in 1870, hetgeen
ten vervolge verstrekken kan op hetgene in het Le.ndbouw-
verslag over 1869, blad. 360, is medegedeeld.
„De kweekerijen onder Sehoorl, bij het Zwitsersehe Huisje,
nabij 's Gravenhageen op den grond van den heer baron van
Pallandt onder Wassenaer, zijn voortdurend in orde, en door
het weder inzaaijen van het uitgeplante plantsoenbezet ge
houden; zoodat er eerstdaags, in Maart, weder vele duizenden
plantjes gereed staan om uitgeplant te worden. Dit zal dan
ook moeten geschieden om ze niet te oud te laten worden
en de kans van goed aanslaan niet te verwaarloozen.
Er is besloten om de kieine kweekerijen onder Katwijk
en op Schouwen niet verder aan te houdendie te Katwijk
reeds in den herfst van 1869 die op Schouwen, onder
Renesse, eerst in den verloopen herfst. De dominiale duinen,
op beide deze plekken, zijn al te kaal, beschutte vallcijen
zijn er te weinig en te gering van omvang, dan dat het
mogelijk zoude zijn om daar, zonder buitengewone en kostbare
hulpbronnen dennen aan het groeijen te krijgen. Bij de gronden
van bijzondere personen, aldaar aan die van het domein pa-
lende, zijn eehter in overvloed plekken te vinden, waar de
eerste boschjes, de kernen voor een verder beplantenaan-
gelegd zouden kunnen worden; en het doel met het aanleggen
dier kweekerijen was dan ook hoofdzakelijk om de eigenaren
dezer gronden den weg te wijzen die tot het veranderen hunner
kale duinen in dennenbosschen leidt. Zulks is eehter mislukt.
„Hel dennenplantsoen, dat zij om niet hebben kunnen krijgen,
heeft niemand verlangd. Het zaaddat een grondeigenaar'als
het ware was opgedrongen, is niet op het oogenblik van ont-
vangst, gelijk volstrekt noodzakelijk was, uitgezaaidmaar
blijven liggen en bedorven. Over de onbekendheid met zaken
betreffende houtteelt van die grondeigenarenof van degenen
waaraan deze het beheer hunner bosschen toevertrouwen moet
men zich verbazen want het zijn volstrekt geene nieuwigheden
die men hier aanprijst, wier deugdelijkheid door proeven aau-
getoond behoeft te worden. Integendeel. Ieder behoorlijk
onderlegd houtteler heeft geleerd dat de ondervinding buitens-
lands onwedersprekelijk de mogelijkheid heeft bewezen van het
veranderen der duinen in dennenbosschen, en dat het dennen
bosschen moeten zijn en geen ander houtgewas. Dat het moeije-
lijk gaat, dat men in bet losse duinzand aanhoudend met
droogte en vorst en vooral met den wind te kampen heeft;
dat men door afsterven van plantsoen telkens weer 66a soms
twee jaar temggezet wordt; dat men steeds beginnen moet
met de beschutte valleijen of duinpannen en de noordelijke
en oostelijke hellingen der heuvels, en wel aan de landzijde,
om langzamerhand naar de zeezijde voort te gaan; dit alles
weten de houttelers maar al te goed; maar ook dat, door
standvastig volhouden die moeijelijkheden ontwijfelbaar zeker
te overkomen zijn. Aan de menigvuldige kansen van niet
slagen zijn de dennen hoofdzakelijk in de drie of vier eerste
jaren blootgesteld, en zoolang er nog geene bosschen aan
het opgroeijen zijn die aan de boompjes onderlinge beschut-
ting geven tegen den wind. Zoo heeft de droogte van 1869
genoegzaam alles gedood wat in dit jaar uitgeplant werd, br-
paaldelijk dat toen voor het eerst onder Wassenaar was aan-
gelegd; maar dit trof niet alleen de planterij in de duinen.
Laten de Geldcrsche en NoordBrabantsche houttelers maar ecus