I
- 50 -
iS
■i:;
Jugc20»bctu
DE NEDERLANDSCHE VLAG.
- mm
:v;
- UUMWWWKVW
kritiek, in een woord zoo ongemerkt, zoo bedaard, bij den neua langs.
Onlangs werden te Parijs, in het bekend II/Stel Drouot vier schilderijen
van Nattier, een portret en een kinderhoofd door Greuze geschilderd, ver-
kocht. Die zes doeken bragten op 65,000 francs. De veiling duurde een
kwartier uurs. De commissaires priseurs genieten 5 pCt. over de opbrengst
van den verkooper en 5 pCt. van den kooper; derhalve 10 pCt.dat is
6500 francs in dit kwartiertje of ongeveer 433 francs per minuut. De
commissaire, die deze veiling leidde, heeft zeker geen duizend woorden
daarbij gebruikt: bij sprak dus tegen meer dan 6 francs per woord. Zeker,
de man had met den heerlijksten zang niet zoo veel kunnen verdienen.
Te Breda verhaalt men als een staaltje, hoe groote lui zich soms
kuunen vergissen, 't volgendeDe graaf van Chambord bezocht onlangs de
groote kerk. Lang toefde hij bij de wereldberoemde graftombe. De graaf
scheen getroffen. Bij het weggaan stond de koster gereed zijn fooi te ont-
vangen. Drie stukken gleden in zijn hand; op het gevoel drie gulden
Bij nader onderzoek bleek, dat het 5 centimesstukken waren. Wat de koster
dacht bij het zien van die 74 cent, is een geheim.
Op den 18 Maart jl. kwamen te Parijs een voddenraper en straat-
inaker elkaer tegen. Van daag precies een jaar geleden, generaal.
Ja, kolonel.
Waarschijnlijk is nog nooit door een regtbank op zulk een VTeemd-
soortige wijze een getuige in verhoor genomen, als dezer, dagen door de
regtbank te Rotterdam'geschiedde. Eene vrouw, van welke goederen waren
ontvreemd, moest getuigenis hierover komen afleggen. Daar deze vrouw
echter geen voeten heeft en ook de regterhand mist, verblijft zij dag en
nacht in een overdekten wagen, en daarin moest zij van Maassluis naar
Rotterdam vervoerd worden. Deze wagen werd in het paleis van justitie
gebragt voor de deur der gehoorzaal, maar was te breed om door die deur
naar binnen gesjouwd te worden. De regtbank, bestaande uit drie regters,
alsmede den officier van justitie en den griffier, plaatste zich toen voor de
geopende dear, en hoorde op die wijze de getuige, nadat zij met de linker-
hand den eed had afgelegd.
De Duitsche bladen bevatten uitvoerige mededeelingen over het on-
geluk te Frankfort: het instorten van twee huizen in de Judengasse,
waarvan wij reeds een kort berigt gaven. Het blijkt dat de ramp alleen
te wijten is aan de nalatigheid der Frankfortsche bouwmeesters. De stad
koopt nl., om de donkere, smerige Judengasse weg te krijgen, langza-
merhand de huizen in die straat op en breekt ze af. De nu ingestorte
woningen waren door het afbreken van de belendende perceelen van elken
steun beroofd en de storm, die onlangs woedde, deed ook geen goed. Het
eene huis was reeds door de bewoners verlaten, maar het andere het
eigendom van den schoenmaker Schafer was zoo bevolkt als een huis
in eene achterbuurt maar zijn kan. Schafer had reeds den vorigen dag aan-
gifte gedaan van den bouwvalligen toestand van zijn huis en men had hem
beloofd een onderzoek in te stellen. Men kwam te laat. Volgens de laatste
berigten zijn dertien personen dood, twaalf meer of minder erg gewond.
Allertreurigst is de geschiedenis van eene moeder met vier kinderen, die
bij dit ongeluk zijn omgekomen. Zij had nog den vorigen dag aan den
magistraat eenige ondersteuning verzocht om niet met hare kinderen te
verhongeren. Zij ontving de toezegging dat men haar zou helpen en ging
getroost naar het huis, dat haar en haar kroost den volgenden ochtend
onder zijn puin begroef. De huisvrouw van den huisbaas Schafer heeft 48
uren onder het puin begraven gelegen en is als door een wonder den dood
ontkomen. Toen het huis instortte was zij in de keuken. Zij wilde vlugten,
maar viel op den rug boven eene kelderopening. Dit was haar geluk. Op
hare beenen viel een balk en ook den eenen arm kon zij niet bewegen,
maar zij kon althans vrij ademhalen. Haar roepen werd den eersten dag
niet gehoord, doch toen men het den volgenden dag opmerkte, werden alle
pogingen tot redding aangewend. Zij gelukten en de vrouw, die eerst in
tlaauwte was gevallen, kwam spoedig weder bij en werd naar het hospitaal
gebragt, waar het bleek dat de verwondingen niet ernstig waren.
De zclimoorden te Londen, welke sedert het begin van dit jaar zoo
talrijk zijn, werden in de vorige week weder met vier vermeerderd. Vier
kindermoorden en een manslag zijn gepleegd. Paarden en rijtuigen ver-
oorzaakten den dood aan vier personen en kwetsten of verminkten 49. Van
30 Junij 1869 tot 30 Junij 1871 werden 4502 personen in Londen ge
wond of gedood door ongelukken ten gevolge der drukte van rijtuigen.
Daarvan waren 547 in de City; 242 stierven op de plek en anderen later.
Het totale cijfer aan dooden in die twee jaren zal ruim 420 bedragen.
Twee knapen uit goeden huize uit Parijs zijn op zekeren dag, buiten
weten der ouders en zonder iemand iets van hun voornemen te zeggen,
naar Asnieres gegaan en hebben daar het eilandje, genaamd La Grande
Jatte, in bezit genomen. Daar woonden zij in een soort van grot met een
gat als schoorsteen; hadden een hoop drooge bladeren tot bed en leefden
van jagt en vischvangst. Toen men hen verraste zij waren er reeds
eenige weken geweest waren zij bezig met het braden van aardappelen
in de asch, terwijl een waterrot, die zij geharpoeneerd hadden, reeds gebraden
was. Visch was echter hun voorname voedsel geweest. Men heeft die knapen
naar het huis hunner ouders, door wie zij reeds beweend werden, terug-
gebragt. Zij hadden elkaitr Robinson en Vendredi genoemd en bekenden
aan hun nn van bl^jdschap weenende ouders, dat de lezing van Crusoe's
avonturen hen op het idee had gebragt en dat zij zich op het eiland
zeer goed hadden geamuseerd.
Onlangs werd door iemand voorgesteld, met het oog op de
aanstaande feestviering op 1 Aprilom voor de kerk te Ab-
benes eene vlag te koopen.
Ik antwoordde, dat wij die week er juist eene aangeschaft
hadden.
Is het wel eene goede vraagde een ander.
,,'t Is eene bestezij is wel 7 el lang 1" gaf ik tot inlich-
ting; en bovendien een koopje."
„Ja, maar is het wel eene goede; oranjewit en blaauw?"
Neenging ik in mijne onnoozelheid voortorpnje is
het niet, maar helder rood!"
Dan deugt ze nietkreeg ik botweg tot antwoorden
tegelijkertijd ontwaarde ik iets in mij van de zielsontroering
van Alva, toen hij een aanvang wilde maken met het heffen
van den tienden penning en op hetzelfde oogenblik het berigt
ontving, dat de Watergeuzen den Briel genomen hadden.
Te huis gekomenpeinsde ik* over het gehouden gesprek
na j mijn waarheidsgevoel was geschokt; de onzekerheid over
dat oranje of rood maakte mij gemelijk, ongedurig en korzelig;
en toen ik 's nachts droomde dat ik in een geweldig groote
oranjeleleurige luchtballon in ijselijke vaart naar het blaauw van
den hemel werd gesleurdwaarop eensklaps de ballon brak en
mijn arme nek er niet beter zou afgekomen zijn als ik niet
nog juist bij tijds en met veel behendigheid mij in den val
vastgeklemd had aan de roode baan der vlag, welke wapperde
op het paleis van Nederlands Vorst en beschermd werd door
de Nederlandsche Maagdwaardoor gelukkig mijn val gebro-
kende roode baan door den hevigen ruk niet gedeerd en
mijn onrustige slaap verstoord werd, toen besloot ik, ter
wijl ik klaar wakker waseen en ander te lezen over de ge
schiedenis onzer vlag, ten einde aan dezen naren toestand
een einde te maken.
In het onderstaaude geef ik de vrucht mijner onderzoekin-
gen, die ik den welwillenden lezer met bescheidenheid aanbied.
De boeken, die ik hierover gelezen hebzijn geweest:
Mr. J. C. de Jonge, „over den oorsprong der Nederlandsche
vlag"; B. G. Mullerverhandeling over den oorsprong der
Nederlandsche vlag"; J, Ter Gouw„de oorsprong der Neder
landsche vlag"; B. G. Mullernog een woord over den oor
sprong der Nederlandsche vlag", naar aanleiding van het ge-
schrift daarover van den heer Ter Gouw.
Zoo als velen weten en sommigen vermoedenbestaat er
een groot verschil van gevoelen niet alleen over den oorsprong,
maar ook over de ware kleur van edne der banen onzer vlag.
Terwijl enkelen opklimmen tot de grnfelijke regering van het
Beijersche en Bourgondische tijdvak, en uit het grafelijke re-
kenboek van 14091410 trachten te bewijzendat de kleu-
ren roodwit en blaauw oorspronkelijk zijn uit de wapens van
Beijeren en Bourgondie; wordt deze stelling door anderen als
geheel onhoudbaar verworpenen als zeker aangenomendat
zij genomen zijn uit de kleuren van den jachthoorn in het
wapenschild van Oranje. Neen! zegt een derde, ook die niet!
Naar onze'meening is de nationale driekleur een geschenk van
Frankrijk, en wel van koning Ilendrik III of Hendrik IV.
Men zal zich herinneren dat de hertog van Anjou, in 1581,
met eene afdeeling troependoor den invloed van Oranje
deze landen ter hulpe kwam. Doch koning Hendrik had toen
zoo veel te doen in zijne eigene staten, dat er van dit onder-
scheidingsteekeuin de vlag, wel geen sprake kan zijn. Bo
vendien was hij in dat jaar nog sleehts koning van Navarra
en acht jaren later eerst over Frankrijk. Ware het dus zoo,
dan zou zij de kleuren van Navarra hebben moeten draven
1 D
omdat eene vlag gewoonlijk de kleuren draagt van het wapen
desgenenvan wien zij haren oorsprong ontleent. In geen
enkel staatsstuk van dien tijd wordt deze schenkiug gevonden
hoe naauwkeurig al het andere ook beschreven is.
Evenmin zijn er bewijzen voor dat zij van Frankrijk her-
komstig zou zijn na de afzwering van Philips, toen de opper-
magt dezer landen aan den Franschen koning werd opgedra-
gen. 't Is zeker, dat onze driekleur reeds voor dien tijd (1581)
op onze schepen wapperde.
De Fransche partijgeest op het einde der 18de eeuw heeft
dat gevoelen ingang doen vinden, en dat wel op het schrijven
af van een Fkanscbman in 1799 die zulks stoutweg beweert
en zijne meening als historisch bewijs zijnen lezers opdringt.
Doch niet alien laten zich zoo gemakkelijk met een kluitje in
't riet stureu; vooral niet, als de politieke hartstogten bekoeld
en weder normaal zijn geworden.
Dat de oude vlag reeds voor de afzwering van Philips be-
stond, blijkt uit een beschilderd tapijtbehangseldat men
thans nog op het stadhuis te Middelburg vindt, waarop de
luisterrijke daden der Zeeuwen in de eerste jaren van den
kampstrijd tegen Spanje zijn afgemaald. Op deze tapijten
komt de vlag, bij het zeewezen toen in gebruik, veelvuldig
voor. Op last van de staten van Zeeland zijn deze schilde-
ringen gedaan door Jan de Maecht, Middelburger van ge-
boorteen wel tusschen de jaren 1591 en 1599. Op den
der gedenkpenningen van van Loongeslagen bij gelegenheid
van het ontzet van Leiden, in 1574, komt op eene der ga-
leijen de Nederlandsche vlag voor. Een besluit van den Raad
der Adiuiraliteit van Zeeland gaf in 1587 te kennen, om een
aantal vlaggen te doen vervaardigen van de coleuren Oraenge,
blanche ende bleuin drij velden om dezelve vlaggen te gebruicken
op de scliepen van oorloge.
Hieruit trekt men tweeerlei besluit, 1°. dat de Ftansche
benaming der kleuren kennelijk heenwijst op haar Franschen
oorsprong; 2°. dat de vlaggen met oranjewit en blaauw
alleen op de oorlogschepen werden gebruikt, en het rood
wit en blaauw op de schepen van koophandel en de binnen-
landsche vaart. Op het eerste antwoorden wij, dat de Fran
sche taal aan het hof van prins Willem I de meest gebrui-
kelijke, de hoftaal was, dat het bij gevolg volstrekt niet te
verwonderen is bij de toen bestaande verbastering onzer taal,
dat de kleuren aldus met Fransche benamingen werden aan-
geduid; en wat het tweede betreft, dat de vlag van rood,
wit en blaauw voor de binnenlaudsche vaart en de koopvaardij
zoude gebruikt zijn neyens de stedelijke vlaggen, die vroeger
bij de kleine vaart in gebruik waren; men moge dit voor
waarschijnlijk houden, de zekere bewijzen moet men schuldig
blijven.
Maarzegt deze of gene wat is er dan in te brengeen
tegen de volgende redeneering? Men zweert Philips van
Spanje plechtig af, omdat hij widens of onwillens onbekend
met Nederlandsche zedengewoonten en voorregten, onze
vrijheid vertrapte in alles. Het volk is niet voor den vorst,
maar de vorst voor het volk 1 zoo moet het ten minste
zijn. Nog huiverig om geheel op zich zelf te staan, biedt
men de souvereiniteit dezer landen den Franschen koning
aan, en, bij het afschaffen der Spaansche zegels, wenscht
men ook eene vlag of eene nieuwe voor de oude.
In overleg met prins Maurits, van wien de oranjekleur onl-
leend wordt, geeft koning Hendrik de Fransche witte en
blaauwe kleuren. Is er iets tegen te zeggen? Welzeker!
Om iets te noemenvele geschiedkundige bewijzen ontbreken.
De Fransche invloed was daarvoor niet groot genoeg, in de
staatsstukken van dien tijd wordt bet niet vermeldde histo-
rieschrijvers van dien tijd zwijgen er vanen bovendien had
men Engelands hooghartige Elizabeth te ontzien 1 Rede-
neeringen zijn geene bewijzen.
Bij het groot verschil van meeningen over het ontstaan
onzer vlag hellen wij voor ons het meest tot het gevoelen
wij durven wel zeggen tot de geschiedkundige zekerheidover
waarmede de Jonge betoogt, dat wij onze beroemde driekleur
niet aan een anderen vorst te danken hebben, maar aan den
stichter en grondvester onzer Nederlandsche vrijheid en onaf-
hankelijkheid, den nooit genoeg gewaardeerden prins Willem I.
Zal iemand er zich over verwonderen! Yoorzeker niemand,
die eenigzins bekend is met het karakter van dien edelaardigen
vorst en de toenmalige benarde tijdsomstandigheden in ons land.
't Is waarhet juiste jaar der invoering is niet op te geven,
maar toch wel bij benadering te vinden. Zeker is hetdat
prins Willem haar geschonken heeft in de eerste jaren van
den opstand.
Dit gevoelen grondt zich op een kleinbijna onbekend
boekje, dat in 1582 by Christoffel Plantijn te Antwerpen
gedrukt werd. Het boekje bestaat nog en draagt tot titel:
Be blijde ende heerlijke Incompste van Mijnheer Franssois van
Vranckrijckdes Conincks eenich breeder, bij Godts genade
Hertog h van Brabant, van Anjou, AlenssonBerrietc., in
syne zeer vermaerde stad van Antwerpen.
Uit dit boekje bemerkt men (die het niet gelooven wil
leze het! dat de Nederlanders reeds voor 15 82 eene
eigene vlag bezatendat die vlag hunne gewone vlag was
d. i. die, welke zij voor de komst van den hertog gemeenlijk
voerdendat die gewone vlag was zamengesteld uit des Prin-
cen van Orangien kleuren, toen de koninklijke vlag van de
steng was gehaald en die van den prins, toen hij zich aan
het hoofd der verdrukte Nederlanders steldein de plaats
was gesteld. Doch meer nog! De schrijver zegt, dat dit de
vlag waswelke den Spanjaarden groote vreees pleeg aan tejagen
Voorzeker, de Spanjaard had zich in onzen landaard vergist.
Dat volk van „boter" was niet zoo gemakkelijk te verpletteren.
Het gleed weg onder de handen. Waar was ons volk beter
thuis dan op de zee? Op de zee is de vrijheid! Daarheen
gesneldal wie geen slaaf of slachtoffer van Alva wil zijn.
Ginds wimpelen en vlaggen, de schepen der watergeuzen.
Arme zwervers! Maar neen.... zij belagen den Spanjaard op
zee eerst zij 1 toen de Hollanders en Zeeuwen onder hunne
admiralen Diericx, Ewoutz, Worst, de MoorenBoisOtBlois
van Tresloug.De Spanjaard is hun vvisse prooi op dit ele
ment. Deze vlieden en vreezen met groote vreezewaar de
prinsenvlag van die schepen wappert, zamengesteld uit de drie
kleurenoranje, wit en blaauw!
Wij voor ons houden het dus voor gewis, al is het jaar
en de plechtigheid der instelling van die vlag niet beschreven,
dat zij uit de eerste tijden der Nederlandsche beroerten dag-
teekent en door den prins is geschonken. Wellicbt dat het
„oranje" eerst als opstandsleus is gebezigd en daarna in de
kleuren der Nederlandsche vlag is overgegaan. Wel worden
hiertegen bedenkingen geopperdals deze: dat het niet be
schreven is, zelfs niet in de thans openbaar geworden ge-
heime briefwisseiing der Spaansche regeringspersoner. met
Philips IIook niet in de bestelbrieven der schepen ran de
watergeuzendoor den prins uitgegevendat er niets van
gevonden wordt in de archiven, zelfs niet in het beroemde
werk van Groen van Prinsterer over „Het Huis van Oranje
doch wij beantwoarden deze bedenkingen hiermede, dat ze
evenzeer in te brengen zijn tegen het gevoelen van hen die
het er voor honden en niet eens op zulke goede gronden!
dat onze vlag in het Beijersche en Bourgondische tijdvak ont
staan is.
Evenmin lijdt het bij ons twijfel, dat de oorspronkelijke
kleuren zijn geweest: oranje, wit en blaauw.
Wie zich hiervan overtuigen wil, leze het werkjBeschrij-
vinghe van het ghene vertoocht icierde ter incomste van d'Excel-
lentie des Princen van Oraengien binnen der stede van Gendt
den 29 Becember 1577 gedrukt te Gend, in het geuoemde
jaar. In de symbolische voorstelling, daarin beschreven komt
ook voor een persoon de beschernter der Nederlanden ge-
heeten in voile wapenrustinggekleed in een herautrok,
met 's Princenpaluere boven zijn corselet of wapenen,
Door 's Princen paluere verstaan wij des Vorst en liverei of
.kleeding, welke hij aan de edellieden en officieren van zijne
hofhouding gaf. Deze paluere waren de kleurenoranje
wit en blaauw.
Jacob Duijmeen oud officier van het Nederlandsche leger,
die ten tijde van Prins Willem I gediend had geeft in een
Gedenkboek van den moetwil der Spanjaardenende groote lief de
ende trou van den Princen nijt den huijze Nassau, in 1606
te Leiden uitgegeven eene beschrijving van de merkwaar-
digste gebeurtenissen van zijn tijd, waaruit tevens blijkt, dat
de kleuren der kleedingstukken van het krijgsvolk oranje, wit
en blaauw waren, en de nationale kleuren gebleven zijn ook
nog onder Maurits en Frederik Hendrik.
iVanwaar echter dat oranje, wit en blaauw in de paluere
des PriDsen, in de hof- en krijgsmanskleeding, in de vlag van
den Staat eindelijk
Wij kunnen hierop antwoorden, dat die kleuren in den re-
gel ontleend werden uit het wapen van den persoon die
zoodanige liverei gaf; dat die kleuren gevonden werden in het
wapen van den Prins, en dat de oranje-kleur zijn oorsprong
had van den naam dien hij bij uitstek droeg als Prins van
het vorstendom Oranje. Deze kleur echter (het oranje) wordt
niet gevonden in het wapen van den Prins, en moet, in waar-
heideigenlijk rood zijn. Dat rood wordt gevonden in den
rooden leeuw of het luipaard van het kwartier Qatzenellenbo-
gen, in het veld des kwartiers Yiandeu en in dat van het
kwartier Diest.
Meestal werd dat rood en oranje als eene kleur beschouwd
en onverschillig in de vlaggen vaak verwisseld. Het schilder-
stuk van Vroom, op het raadhuis te Haarlem, voorstellende
de aankomst van Leicester te Vlissingen in 1585, heeft sleehts
e(Sn schipdat van Mauritswaarop de vlag oranjewit en
blaauw heeft; terwijl al de Hollandsche koopvaarders rood,
wit en blaauw hebben. Bij de inneming van den Briel, door
J.Keller, ziet fnen op dit schilderstuk de vlaggen van rood,
wit en blaauw. Uit de meeste schilderijenplaten en teeke-
niugen van de 15de en 16de eeuw hebben de vlaggen de drie
banen van rood, wit en blaauw: de kleuren uit bet wapen van
Oranje. Vreemd is het echter niet, dat, waar de roode kleur
eenigzins flets wordt en tot de oranjekleur nadert, dat men
daar onwillekeurig ook medegesleept wordt door de vereering,
welke men aan den geliefden Oranje-naam bewees, niet het
minst ook bij het zeevolkdat men daar het oranje in plaats
van het rood stelde, als bulde aan het Huis van Oranje.
Dat de vlag toch onwedersprekelijk geschonken is door den
Prins van Oranje, als hoofd van den opstand, blijkt, dunkt
mij, ook daaruit, dat sedert de vroegste tijden de vlag, welke
van den boegspriet der Nederlandsche oorlogschepen waaide
onder den naam van Geus, het Geusje of Prince Geus bekend
is. Yanwaar anders ook de naam van Prinsenvlag, welken
men van oudsher de algemeene Nederlandsche vlag gegeven
heeft Hoe is anders de uitdrukking te verklaren van het
Oranje boven 1
Ook thans nog wappert van onze gebouwen de vlagons
door Oranje geschonken.
De oranjekleur moge van lieverlede in rood zijn overgegaan
men beweert zelfs door toedoen eener staatkundige partij in
den tijd van de Wit! doch de roode kleur, die tevens in
het stamwapen van den Prins van Oranje gevonden werd is
niet minder beroemd geworden en geliefd. Onder haar zeilde
reeds, in 1653, van Wassenaar Obdam naar het Noorden
onder haar stevende de stadhouder Willem III, in 1688, naar
Engeland, en vindt men nergens aangeteekend, dat deze be
roemde naamgenoot van den eersten Oranje eenige poging heeft
aangewend om de twijfelachtige kleur van vroeger te herstel-
lendgartoe was hij te staatkundig en had hij zijn vader-
mm