- 206 - waarmede de hoofdingenieur zich heeft vereenigdblijkt dat ook die deskundigen van meeningwaren dat volgens eene ver- gelijking met de vijf vorige jaren het afgesloten Y, tot en met standen van 0.40 AP. niet in kennelijk nadeeliger toestand voor de uitwatering der betrokken waterschappen is gekomen. Ofschoon ik nu erken dat in zooverre de opmerking van den geachten afgevaardigde uit Amsterdam juist is, dat namelijk eene meerdere bemaling voor Khijnland eenige kosten zou hebben veroorzaakt, is het toch zeker, dat wanneer ze bij tijds en behoorlijk worden aangewend, al die vreesselijk groote schade, die de geachte spreker ons afschilderdezou worden voorkomen. Hoe dit zij, de ambtenaren van den waterstaat zijn van meening dat het stoomgemaalfte Schellingwoude niet voldoende is om voortdurend een laag peil te houden, en nu tees ter- stond de vraag of de Minister onverwijld moest overgaan tot het nemen van een tijdelijken maatregel. Voor alsnog beant- woord ik die vraag ontkennend en wel om de volgende redenen Die tijdelijke maatregel zou hebben moeten bestaan in eene vermeerderde stoombemaling bij Schellingwoude, en dit wordt door de ambtenaren van den waterstaat op meer dan eenen grond bepaald ontraden. Vooreerst. De stoombemaling aan den Paardenhoek zal niet voldoende zijn om bij ongunsfige tijden het afgesloten Y op het peil te houden, ook al wierd dat gemaal verdubbeld. De hoofdingenieur zegt daaromtrent in zijn schrijven van 21 October: De Haarlemmermeerpolder, die bekend staat als eene uit- muntende bemaling te bezittenzag van 22 tot 30 September zijn boezemwater tegen de zoo krachtige bemaling invan 4,84 tot 4,53 onder AP. of 0,31 m. stijgen, en het kan niet anders of eene tijdelijke verhooging van water moet bij de volledigste bemaling plaats grijpen." De tweede redeu was, dat waarschijrilyk de waterstand reeds zou zyn verlaagd voor de werking dier vermeerderde stoomkracht zal kunnen worden aangewend, te meer omdat thans door de diepte aan den duinvoet de uitwatering door de Noordzee-sluizen met kracht begint te werken. Het is bekend dat de Kanaalmaatschappij zich groote of fers heeft getroost door de uitloving eener premie van 100,000, om de Noordzee-sluizen in November 1872 gereed te hebben. Zij zijn thans gereeddus vier jaren voor den bepaalden tijd, Teregt is opgemerkt, dat bij het bepalen van de stoomkracht, noodig tot behoud van het kanaalpeil, niet te veel mag wor den gerekeud op het afstroomen door de Noordzee-sluizen, uithoofde van het groot nadeel voor de scheepvaart, in het belang waarvan in de eerste plaats het kanaal wordt gemaakt; maar op dezen oogenblik is er geen scheepvaart en kan dit nadeel natuurlijk niet gelden. Wij kunnen, dunkt mijmet voile gerustbeid en naar het schijnt met goed gevolg van dat middel van afstrooming gebruik maken. De geul wordt van dag tot dag dieper, waardoor meer afstroomingsvermogen ont- staat. Op dit oogenblik is die geul buiten de Noordzeedeuren minstens 3,5 meter wijd, met eene diepte van 1,20 beneden AP.verdiepende in den vroegeren derurregel tot 1,85 en op de vroegere laagwaterlijn tot 1,95 beneden AP. Bij de door- stroomingssnelheidin de uitwateringssluis waargenomenvoert de geul thans reeds per miuuut gedurende den tijd van ken- tering minstens 1500 kub. meter af; zoodra de buitengeul verdiept is, zal die hoeveelheid vermeerderen. Het is mijn voornemen om zoo spoedig mogelijk bij de Noordzeesluizen een Bijksambtenaar aan te stellendie met de noodige instruction zal zijn voorzienom te letten op de wijze waarop de afstrooming kan geschiedenen om op het gebruik der sluizen als waterkeerend werk het oogte houclen. Wanneer deze gunstige omstandighedenMijnheer de Pre sident, niet aanwezig waren, dan zou ongetwijfeld dadelijke vermeerdering van stoomkracht noodig zijn, Nu kunnen wij naar het mij voorkomthet nieuwe afstroomingsvermogen ge- rustelijk afwacbten. De hoofdingenieur van den waterstaat beweert in de derde plaats, ook weder geheel in overeenstemming met de door hem geraadpleegde ingenieurs, dat, in het oog houdende, dat alle belangrijke wijzigingen van toestanden waarbij ver- schillende belangen zijn betrokken, in de tijdperken van over- gang, bijna zonder uitzondering eenigzins storend moeten werken, betgeen overwegend nadeeligen invloed voor de be- langhebbende op het Y ustwaterende districten en de hoofd stad zal hebben, wanneer het Y gedurende het overgangs- tijdperk voortdurend wordt gehouden op een stand van 0,30 m. AP. Die meening nuMijnheer de Presideut, komt tot zekere hoogte overeen met die welke vroeger door den heer Stieltjes is uitgesprokenonder anderen in de zitting van 29 Novem ber 1871, toen hij betoogde dat men eene speling zou kunnen toelaten van 40 tot 55 en 60 centimeters onder AP. Dat een en ander heeft mij aanleiding gegeven om door tusschenkomst van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland de betrokken waterschappen en de hoofdstad over het peil te hooreu, om te weten wat noodig is ten einde de belangen van die water schappen en van de hoofdstad te verzekeren. Eerst na dit onderzoek zal ik kunnen beoordeelen wat al aanstonds in billijkheid en met het oog op het algemeen belang, van de Kanaalmaatschappij kan worden gevergd. Eindelijk meent de hoofdingenieur dat de Maatschappij veel beter dan door meer stoomgemalenhaar geld kan be- steden door het bouwen van meer uitwaterings-sluizen. Daar- door zou niet alleen eene kostbare bemaling worden bespaard, maar het belang der achtergelegene waterschappen worden be- vorderdomdat zij daardoor zouden worden gevrijwaard tegen de bezwaren van nu en dan ontstane gebreken aan de stoom gemalen waarvan men de nadeelen meer dan eens onder- vonden heeft. Het aanbrengen van deze uitwaterings-sluizen op eenigen afstand der schutsluizenzou tevens, naar de meening van den hoofdingenieur, dit voordeel hebben, dat de scheepvaart by het naderen van de Oranje-sluizen geen hinder ondervond van den sterken stroomen dat de schutsluizen voortdurend alleen wierden gebezigd tot schutten e» niet nu en dan voor afwatering. Het zijn deze redenen die mij, na advies van deskundigen, hebben genooptom voor alsnog geen tijdelijke vermeerdering van stoomgemalen te gelaslen, eene vermeerdering welke voor de Maatschappij groote en met het oog op het stoomvermogen der Noordzee sluizenwelligt onnultige kosten zoude veroor- zaken. Verbetering is noodig, ik ben dit ten eenen male met den heer Stieltjes eensook de Kanaalmaatschappij ik houd mij daarvan overtuigd zal dit niet ontkennen. Maar zal men voor de toekomst zeker zijndan belaste men die directie niet zonder een nader en naauwkeurig onderzoek en zorge thans niet op nieuw te dwalen. Het belang- van het algemeen zal dan voor de toekomst beter gewaarborgd worden. Ik erken gaarne dat de heer Stieltjes geen eukel woord van verwijt tot de directie der Kanaalmaatschappij of de Regering heeft gerigt; maar die geachte spreker zal mij wel willen toestemmen dat al de minder aangename gevolgen voortvloeijende uit den overgangstoestandop rekening worden gesteld, zoo van de Maatschappij als van de Regering. Zeer ten onregtenaar het mij voorkomt. Heeft men zich- bij het vaststellen der koncessie niet genoeg de gevolgen van het gansche werk voor oogen gesteld, heeft de Maatschappij zich in de financiele plannen bedrogen moetonder zekere omstandigheden, het algemeen belang bij ons alien zwaarder wegen dan dat dier Maatschappijmen mag de Maatschappij in elk geval niet aansprakelijk stellen voor de fouten in de grondslagen der koncessie. Ik ben van meening en spreek die hier gaarne uit, dat de Kanaalmaatschappij tot nu toe zoo goed mogelijk hare zware taak heeft vervuld. Of zij die ten einde zal kunnen brengen zal de tijd moeten leeren. Met een enkel werk echter was de direktie niet gereed, dat is de dijk te Schellingwoude. Hier kom ik aan de tweede vraag door den geachten afgevaardigde uit Amsterdam gesteld Zijn er maatregelen beraamd om de schade, die door eene eventuele doorbraak van den dijk zal worden veroorzaakt, te voorkomen Er is zeker niemand, die bij het behouden van den dijk meer belang heeft dan de Kanaalmaatschappij. Dat de dijk niet gereed is moet voor een groot deel worden toegeschreven aan omstandigheden van haar onafhankelijk. Er hebben afschuivin- gen en verzakkingen plaats gehad, die niet te voorzien waren. Er is sedert krachtig doorgewerkt en zooveel mogelijk hersteld. Men heeft het reeds zoo ver gebragt dat er alle vooruitzigt bestaat dat binnen zeer korten tijd de gansche dijk zal zijn tot voldoende hoogte omzonder zeer buitengewone omstan digheden gedurende den winter het water te kunnen keeren. Maatregelen ter voorkoming van schade. Schade, van wie? De geachte spreker heeft gisteren gezegd dat, wanneer de dam doorbrak, wij weder tot den ouden toestand zouden terugkeerentot het open Y, dus tot een toestanddie de klagers zoo gaarne zouden terugwenscheu. Die belanghebbenden zullen dan geen schade hebben en niet kunnen klagen. De schade zou groot zijnmaar enkel voor de Kanaalmaatschappij. Ik vraag: moet de Regering daarvoor zorgen; mag men niet aannemen dat de Maatschappij alle mogelijke maatregelen zal aanwenden om dat ongeluk te voorkomen? Heeft nu de geachte spreker uit Amsterdamdie zoo uit- nemend met alle dergelyke werken bekend iseen middel om het nadeel te werenhij zal voorzeker de direktie en alien, die belang stellen in de voltooijing van dit werk, zeer aan zich verpligten wanneer hij dat middel gelieve mede te deelen. De heer StieltjesIk vraag het woord. De \OOrzitter! De heer Stieltjes heeft voor de vierde maal het woord gevraagd ik stel voor het hem te verleenen. Verscheiden letk'll vragen stemming. De heer Storm van 'S GravesandeIk vraag het woord tot het stellen van eene motie van orde. De VoorzitterHet woord is aan den heer Storm van 's Gravesande. De heer Storm van 'S GravesandeHet is verre van mij om de diskussie over deze belangrijke materie te willen belem- meren, maar aangezien er ruim gelegenheid zal zijn om ditzelfde onderwerp te behandelen bij het wetsoritwerp dat hieromtrent zal moeten ingediend worden, en wij nu reeds tal van technische bijzonderheden gehoord hebben, neem ik de vrijheid aan de vergadering voor te stellen de diskussie over dit onderwerp thans te sluiten. De motie van den heer Storm van 's Gravesande wordt ondersteund door de heeren van Houten Oldenhuis Grataraa, Bredius, Rombach en de Bieberstein, en komt mitsdien in beraadslaging De heer Stieltjes: Mijnheer de Voorzitter, ik kan mij met die motie geheel vereenigen. Het was alleen naar aanleiding van de laatste woorden door den Minister gesproken dat ik letterlijk in het debat gehaald werd, en dat ik voor de vierde maal het woord vroeg. Nu zal ik de vrijheid nemen later op die zaak terug te komen. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer Storm van's Gravesande wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Onderart. 106 wordt zonder hoofdelijke stemming goed- gekeurd. De onderartt. 107109 worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Snelpers-Drukkerij van Bonga C°. Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1872 | | pagina 10