- 202 -
ee.
Eene dwaling die vooral in den laatsten tijd werd geex-
ploiteerdis dezedat de Kanaalmaajschappij yerpligt zou
zijn het 1 op een peil van 50 centimeter onrier AP. te hou-
den. Nu staat er in de concessie dat het kanaalpeil zal wezen
50 centimeter onder AP.maar zoolang er geen kanaal is,
kan er ook van kanaalpeil geen sprake zijn. Zoolang het Y
wel afgesloten, maar niet drooggemaakt en ingepolderd is,
zoolang men verkeert in den overgangstoestandwaarvoor
zelfs verleden jaar bij de aan de Kamer ter bekrachtiging in-
gediende overeenkomst bijzondere maatregelen of Imdingen
waren opgenomen, geldt nog het voorscbrift niet. Meermalen
is dat aangetoond, en toch gaat men, omdat de grondslag voor
klagten anders geheel zoude vervallenin die niet altijd on-
willekeurige dwaling voort!
Eene tweede dwaling dienaangaande isdat men het kanaal
peil voorstelt als eenen wsten waterspiegel.
Ik heb het vorig jaar reeds betoogd, hoe onzinnig die op-
vatting isen de heer Stieltjes heeft het toen zelf erkend
maar toch gaan hij en Rhijnland thans op nieuw van dat ver-
keerde denkbeeld uit, en van de stelling dat de Kanaalmaat-
schappij zou verpligt zijn om elk moment het Y op een vas-
ten waterspiegel van 50 duim onder AP. te houden.
Dan de allergrootste dwaling is, dat de hooge waterstand
binnendijks, of de zoogenaamde watersnood in Amsterdam,
Rhijnland en elders,het gevolg zou zijn van de afslniting van het Y.
De buitengewonen regenval, door den heer Stieltjes zelven
zoo even in herinnering gebragt, is er de voornaamste reden
van. Ik heb de meteorologische waarnemingen van tien jaren
her nagegaan, en bevonden dat in de laatste tien jaar de
natste week is voorgekomen in October 1870. Men had toen,
na aftrek van de verdamping, aan regen 63 m.m. Thans heeft
men in de week van 20 tot 26 September, die fameuse week
van de landbouwtentoonstelling te 's Gravenhage112 milli
meter gehad.
Wijders heeft men gehad den 15 October op edn dag 47
m.m. regen; van 20 September tot 18 October 243 mm.,
terwijl de natste- maandAugustus 1870, die ik in tien jaren'
gevonden heb, slechts 117 m.m. opleverde. A1 dat regenwater,
Mijnheer de Voorzittergaf werk aan de watermolensmaar
was tevens koren op den molen van den heer Stieltjes, dien
molen, eeuwig draaijende in denzelfden cirkelwaarvan het
begin en het eindpunt heetenincapaciteit van den stoom-
watermolen te Schellingwoude: en tevens koren op den molen
van Amsterdam, van Amstelland en van Rhijnland. Nu wil ik,
ten aanzien van elk dier waterschappenkort, althans zoo
kort mogelijknagaan in hoeverre de beschuldiging opgaat
dat van hun waterbezwaar de afsluiting vanhetYde schuld draagt.
Amsterdam. Heeft dit dan nooit meer watersnood gehad
dan laatstelijk?
De hoogste waterstand in de stad is geweest tusschen 7 en
13 November; en toch is, volgens de waarnemingen aan het
stads-waterkantoordie stand niet hooger geweest dan 12,
en een dag 9 centimeters onder AP.
En nu vinden wij in het rapport van den heer Stieltjes in
Januarij 1872 uitgebragt aan den raad van Amsterdam, aan-
gehaald onder 1 op een der eerste bladzijden „dat in Ja
nuarij 1871 dus een jaar of langer voor dat het Y
werd afgesloten „het water te Amsterdam heeft gestaan
AP. Toen had de afsluiting vau het Y nog geen plaats gehad
en kon men dus geen opgeschroefde artikelen over kanaalnood
Schrijvenmaar waarom heeft men toen lijdzaam den Ynood
gedragen?
Doch gesteld dat de afsluiting van het Y de schuld heeft,
dan deelt Amsterdam in die schuld, daar het bestuur aan de
Maatschappij heeft verzocht het Y wat hooger te houdenten
einde de scheepvaart en waterverversching niet te belemmeren.
De directie van de Kanaalmaatschappij heeft op dat ik
meen in Meimondeling gedaan verzoek geantwoord: „geef ons
eene sehriftelijke aanvrage, opdat wij tegen latere aanmerkinn-en
gedekt zijn."
Toen is er een brief ingekomendjen ik bereid ben op het
bureau van den President te deponeren waarbij het gemeente-
bestuur te kennen geeft, dat het water op het Y in de laatste
dagen is geweest 54 a 55 centimeters onder AP.dat dien ten
gevolge een belangrijk nadeel voor de scheepvaart ontstaat,
waarom men de directie verzocht het water althans niet lager
dan 5t> centimeters te laten worden. Nu stond er wel in den
brief niet om het water liooger te houden dan 50 centimeters,
maar de ziuin overeenstemming met het vroeger gedane
mondeling verzoek, kon geen andere zijnwant het spreekt van
zelf, dat wanneer de vaart belangrijken hinder ondervindt, en
schepen blijven vastzitten bij 54 a 55 centimeters onder AP.,
er ook hinder voor de scheepvaart moet ontstaan bij een water-
stand van 50 centimeters onder AP. Voor 4 a 5 centimeters
zou het gemeentebestuur zoodanig verzoek niet doen.
Men heeft dus, onbewust trouwens van hetgeen middelerwijl
had plaats gevonden den brief opgevat in den zin van het mon
deling verzoek, in den zin dat van de Kanaalmaatschappij ver-
langd werd dat zij het peil hooger dan 50 centimeters onder
AP. zou houden.
Later heeft men vernomen, waarom de brief niet geheel
strookte met het mondeling verzoek. Het was omdat men in-
tnsschen was te rade gegaan bij de commissie van ingenieurs
den heer Stieltjes en consortenen van hen het antwoord ge-
kregen had, om in geen geval het peil van 50 centimeter
onder AP. los te laten. Natuurlijk want dan verviel de grond
slag voor verdere bespiegelingen over de impotentie van het
stoomgemaal te Schellingwoude. Maar de Kamer weet nu de
reden, waarom de waterstand in de maanden JulijAugustus
en het begin van September niet is gehouden op 50 duim
AP.eene daadzaakwaarover hetzelfde gemeentebestuur
de Maatschappij thans bij den Minister aanklaagt, nu het
ongeluk beeft gewild dat het regensaizoen vroeger en krach-
tiger dan ooit is ingevallen, en de Maatschappij bij een reeds
vrij hoogen waterstand heeft overvallen.
In de tweede plaats komen de klagten van Amstelland.
Zoo er een met reden noodgeschrei heeft aangehevenhet was
Amstelland. Ik erken dat in Amstelland het water aan de
lippen is geweest. Men heeft daar den 13 November het
water gehad tot op 10 duim boven AP. Maar was dat de
schuld van de afsluiting van het Y? En gaf dat regt de Ka
naalmaatschappij hard te vallen?
Op het afgesloten Y heeft het water niet hooger gestaan
dan 10 centimeter onder AP. De heer Stieltjes spreke van
Alen hooger, hij rekent dan in zijn voordeel raede de tij.
delijke opzetting aan de eene of andere zijde door storm ge
durende enkele oogenblikkende gemiddelde stand was Met
hooger dan 10 -h AP. Amstelland dus, waar het water 10
duim boven AP. stond, kon nog met een verhang van 20
centimeter het water laten afloopen op het Y.
Waarom heeft het dit niet gedaan? Omdat, mijne heeren I
tusschen Amstelland en het Y in, ligt Amsterdam, en Amster
dam het water van Amstelland niet doorlaat.. Amsterdam heeft
dus eerder schuld dan de afsluiting van het Y.
Zoodra het water biunen Amsterdam staat 20 centimeter
onder AP., sluit de stad de Amstel-schutsluis en laat Amstel
land verdrinken. Dat is overeenkomstig het concept-reglement,
dat l'rovinciale Staten van Noordholland een paar jaren gele-
den voor Amstelland gemaakt hebben.
Dat concept is evenwel geen reglement gewordenomdat de
Regering dergelijk regt van Amsterdam om met 20 centimeter
onder AP. de Amstel-schutsluis te sluiten, niet wilde erkennen.
Maar in het definitieve reglement van Amstelland gelijk het
door de Regering is vastgesteld is overeenkomstig het concept
van de Provinciale Staten van Zuidholland opgenomen, dat de
Amstel-schutsluis door Amsterdam en Amstelland te zamen zal
worden beheerdvolgens een door beidezoo noodig onder
eindbeslissing van Gedeputeerde Staten op te maken reglement.
Maar het reglement bestaat nog niet, en ook het nieuwe be
stuur voor Amstelland bestaat nog niet, ofschoon het reeds
sedert een viertal maanden had moeten bestaan; eri dien ten
gevolge speelt Amsterdam nog naar willekeur den baas over
de Amstel-schutsluis. Maar al bestaat eenmaal in Amstelland
een bestuur en een reglement op de Amstelsluis, dan zal
toch Amstelland omdat het achter Amsterdam ligtstoomtui-
gen moeten maken; en dit is zoo zeker, dat het Koninklijk
besluit, waarbij het reglement voor Amstelland is vastgesteld
daarop in de overwegingen reeds wijst, doch stoomtuigen niet
mtslaande op het afgesloten Y, gelijk de heer Stieltjes in zijn
rapport vau Januarij 1872 aan het gemeentebestuur voorspelt,
over het hoofd ziende dat dit eene onmogelijkheid is, aange-
zien Amstelland nergens grenst aan den Y-boezem; maar stoom
tuigen die regtstreeks op de Zuiderzee uitslaan. Als dus Am
stelland het water niet kan lossen is dit het gevolg in de
eerste plaats van de handelwijze van Amsterdam en in de tweede
plaats van het gernis van een eigen nieuw bestuur, en als een
gevolg hiervan in de derde en vierde plaats vau het gemis van
stoomtuigen en van dat aan medebeheer over de Amstel-schutsluis.
En nu RhijnlandRhijnland heeft zijne klagten meer in schrift
gebragt en met cijfers geillustreerden geeft mij daardoor ook
gelegenheid die nog meer pertinent te wederleggen. Willen
wij weten wat daar de oorzaak van den waterlast is, dan moe
ten wij het adresdat Rhijnland aan den Minister heeft gerigt
vergelijken met het rapport hetwelk het aan zijne eigene hoofd-
ingelanden heeft uitgebragt, en dan zullen wij een prachtig
contrast vinden. Beide zijn opgenomen in n°. 43 van het
If'eekblad van Haarlemmermeer. In het adres aan den Minis
ter wordt de schuld van den waterlast van Rhijnland niet
maar van het Ygelijk de heer Stieltjes het doet voorkomen
uitsluitend gevveten aan de afsluiting van het Y. Maar in het
rapport aan de vereenigde vergadering van hoofdingelanden
bij welke men zich had te verantwoorden en bij welke te voor-
zien was dat men het met het argument van de afsluiting van
het Y alleen niet ver brengen zou geven dijkgraaf en hoog-
heemraden bovendien twee andere redenen opnamelijk in de
eerste plaats dat twee van de drie stoomtuigen van Rhijnland,
namelijk die te Spaarndam en te Goudadefect warenen in
de tweede plaats de buitengewone regenval, hoedanige volgens
de meteorologische waarnemingen die Rhijnland sedert 1743
heeft doen bijhouden nog nooit is voorgekomen. In dat tijd-
perk van 131 jaren vond men vier zeer natte dagen, en bij
vergelijking met de tien dagen van 20 tot 29 September jl.
bleek het dan dat in die tien dagen dooreen per dag ik
meen 17 percent meer regen was gevallen dan op elken
van die vier natste dagen in 131 jaren. En al ware het nu
maar hetzelfde geweest, dan zouden toch tien zulke dagen een
ontzaggelijk veel grooter bezwaar geven dan vier. De waar
nemingen van Rhijnland dagteekenen van 1743,; waren zij vier
of vijf eeuwen vroeger begonnenmen zou waarschijnlijk tot
hetzelfde resultant zijn gekomen, en waren ze van de schepping
af bijgehoudenmen zou a'lligt de zekerheid hebben dat het
sedert de dagen van Noach zoo hard niet geregend had als
nu in de tentoonstellingsdagen. Jahet i3 te betwijfelen of
het in Noach's tijd zoo hard geregend heeft; want dan had-
den dunkt mij de hoogste bergtoppen geen 40 etmalen
noodig gehad om onder water te geraken 1 Och of toen het
Y reeds afgesloten geweest ware! dan was de oorzaak van den
zondvloed gevonden geweest en zeker had dan de Kanaalmaat
schappij de schuld gekregendat al het zondig volk der
aarde moest in den watervloed vergaan."
Het derde argument van Rhijnland in zijn rapport aan hoofd
ingelanden, tevens het eenig argument in zijn adres aan den
Minister, schiet rnij nog over te toetsen. Dijkgraaf en hoog-
heemraden zeggen De natuurlijke lozing op het Y was van
weinig beteekenisalthans in verhouding tot de behoefte en
in vergelijking met hetgeen zou hebben kunnen geloosd wor
den, indien het Y, even als vroeger, onderworpen ware ge
weest aan de werking van vloed en eb, als wanneer hoogst
waarschijnlijk een zeer lage ebstand zou hebben plaats ge
vonden, die de gelegenheid zou hebben aangeboden om het
overtollige boezemwater met groote massa's op het Y af te voeren."
Doch Rhijnland behoorde niet te spreken van waarschijnlijk-
heid waar zekerheid in een of anderen zin te verkrijgen was.
En nu wil ik aantoonen hoe dan die toestand zou geweest
zijnwat niet moeijelijk is. Men heeft daarvoor slechts te
vragen hoe laag zou de eb zijn afgeloopen indien er de af
sluiting niet ware geweest? Eu tot beantwoording raadplege.
men dan de waarnemingen, die van wege het waterkantoor
van Amsterdam gewis geen voor de Kanaalmaatschappij
gunstig vooringenomen waarnemers van uur tot uur gedaan
worden te Zeeburg. Men heeft voorts van de laagte der eb-
ben onder AP. af te trekken 10 centimeter, want volgens het
rapport van den heer Stieltjes aan den Raad van Amsterdam,
van 7 Januarij 1871, bleef de eb bij Spaarndam en Halfweg
altijd 10 centimeter hooger dan bij Amsterdam, waar de eb
tot hetzelfde peil als thans buiten den dam te Schellingwoude
afliep. Zoodoende komt men tot de kennis van de ebben
welke men, ware het Y niet afgesloten geweest, voor Spaarn-
dam en Halfweg in September en November 1872 zou o-ehad
hebben. Vergelijkt men dan wijders die ebben met den° boe-
zemstand in Rhijnland, volgens de officiele opgaven van Rhijn
land zelf, regelmatiglijk opgenomen in het Weekblad van Haar
lemmermeer dan blijkt dat in die tien natte Septemberdagen,
welke men als maatstaf genomen heeft, en die ikom aan
Rhijnland de maat vol te metenals zoodanig ook wil aan-
houdenhet resultaat zou geweest zijn als volgt
Men zou gehad hebben
bij een boezemstand binnen
onder AP. van
Sept. 20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
te
Spaarndam.
51
49
43
35
24
29
39
16
20
16
te
Halfweg.
53
50
46
36
33
33
32
25
25
16
zoodat men van 20-
uren sluisgang
te
te
Spaarndam.
Halfweg.
0
0
0
0
0
0
0
0
12
10
14
8
0
2
10
9
7
7
0
0
in 't geheel
zou hebben
Rlijkens Rhijnland s eigen rapport aan de vereenigde verga-
dering heeft men thans hij afgesloten Y gehad: te Spaarndam
69 /2 en te Haltweg 80 uren een sluisgang, dus een voordeel
van 36 uren te Spaarndam en van 56 uren te Halfweg.
Nu zal men zich misschien behelpen met de redenering dat,
ja bij niet afgesloten Y, wel over korteren tijd zou zijn ge-
spuid, maar met meer verhang. Ik geef dit toe, maar al
wat het verhang in de sluizen zekere maat te boven gaat
geeft op den waterstand op den boezem geen voordeelomdat
zich dan zeer spoedig bij de onvoldoende breedte en diepte
der aanvoerkanalen achter de sluis een kuil vormt, die zich
niet ras genoeg met water kan aanvullen, zoodat het verhang
in de sluis toch weder tot weinig wordt gereduceerd.
Maar gesteld dat men van het verhang het voile genot kon
gehad hebben, dan nog staat daartegenover dat men op 69
uren 36 uren minder te Spaarndam en op 80 uren 56 uren
minder te Halfweg zou hebben kunnen spuijen. En nu weet
ieder waterbouvvkundige dat bij eene geregelde, matige spuijing
meer water geloosd wordt dan bij eene van niets tot zeer veel
varierende spuijing gedurenffe korten tijd.
En hoe is het geweest in de tweede periode van waterbe
zwaar, van het begin van jjlovember tot 13 November? Bij
toepassing van dezelfde vergelijking zou men hebben gespuid
19 uren te Spaarndam en 19 uren te Halfweg. Nu is er te
Spaarndam gedurende die dagen niet gespuid en te Halfweg
slechts 13 uren. Dus men heeft gehad een verlies te Spaarn
dam van 19 en te Halfweg van 6 uren.
Maar nu staat tegenover dit kleine nadeel in sluisgang in
September en naast het groote voordeel in sluisgang in No
vember nog dit belangrijk voordeel, dat de afsluiting van het
Y aan Rhijnland verschaft. De stoomtuigen van Rhijnland te
Spaarndam en te Halfweg kunnen niet hooger malen dan 50
duim -|- AP.daarua staan zij stil. Mogt het ontkend wor
den, dan zal ik 't bewijzen. En wanneer het water in Rhijn
land staat 20 duim -j- AP.dan wordt een deel der schep-
raderen afgespaDnen en doen de anderedie in werking blij
ven, slechts half werk, zoodat de machines zeer weinig op-
brengen. Nu zouden ware 't Y niet afgesloten geweest
in de natte periode van 2029 September de machines van
Rhijnland 35 uren hebben moeten stoppen omdat het Y hoo-
gei dan 50 centim. -f- AP. stond, en nog 58 uren half werk
hebben gedaan, omdat het Y hooger dan 20 centim. -j-AP.
teekende. Dat de machine te Spaarndam in September niet
gewerkt heeft, is niet de schuld van de afsluiting van het Y,
maar van het ongeval dat de machine defect was; en in de
natte periode van 1014 November was het water evenzoo
35 uren 50 centim. -f- AP. en 93 uren 20 centim. -j- AP.
(geheel toevallig juist tfetzelfde urental als in de tien Septem
berdagen), zoodat de stoomtuigen weder 35 uren hadden moe
ten stilstaan en den overigen tijd tot 93 uren weinig hadden
uitgerigt. Thans bij het afgesloten Y echter hebben zij zoo-
wel in November als in September telkens 10 X 24 uren
gelegenheid gehad om bij onbeduidende opvoerhoogte met voile
kracht uit te slaan. Daaruit volgt dat door de afsluiting van
het Y de toestand van Rhijnland, gedurende de door hem
zelven aangeliaalde periodesbeter en althans niet slechter is
geworden.
Het trof daarbij nog zeer ongelukkig dat die zeldzame re-
gens juist vielen in een tijd van overgang, toen het Y was
afgesloten en de spuijing op de Noordzee nog niet bestond
deze is eerst 13 November van eenige beteekenis geworden,
en nog lang niet wat zij worden moet. Let men hierop, dan
durf ik zeggen dat de stelliDgen door den heer Stieltjes hier
vroeger verkondigddat 200,000 hectaren grondsals men
geen stoomtuigen bijbouwdemoesten verdrinkengelogen-
straft is.
In het rapport van 7 Januarij 1872 aan het gemeentebe
stuur van Amsterdam wordt door den heer Stieltjes gezegd
zonder eenige overdrijving staat het vast dat het kanaal zal
stijgen tot 50 centimeters boven AP. 1 En nu is het water
onder de allerongunstigste omstandigheden daargelaten en
kele momenten van opwaaijing nooit hooger geweest op
het 1 dan 10 centimeter onder AP.dus 60 centimeters la
ger, en dat zonder spuijing op de Noordzee.
Ik maak thans een einde aan mijn cijferen en hoop dat
deze Kamer met haar praktischen. blik er op zal lettendat
agitatie tegen elke groote onderneming, tegen' elk nieuw denk
beeld dus ook tegen de Kanaalonderneming, een gewoon
ziekteverschijnsel is, dat men niet te hoog taxeren en niet te
veel ontzien moet. Galilei heeft het reeds ondervonden: en
evenzoo de aanleggers van den eersten spoorweg in Engeland,
waar de arbeiders moesten worden beschermd door de mili-
taire magt tegen de boeren, die gemoedsbezwaren hadden
tegen de helsche machines, die hunne landen zouden door-