MWBMID Weekblad van Haarlemmermeer, - 37 - Haarlemmermeer-Polder. VERGADERING van HOOFD-INGELANDEN, Uitgaven. TOT HET van Vrijdag 28 Februarij 1873, N°. 9. op Woensdag 18 December 1872, des morgens ten 10 are, in het Lokaal van Staats te Haarlem. Voorzitter: de Heer J. W. M. van de Poll, Dijkgraaf. Tegenwoordig 19 ledente weten de lieeren jhr. W. A. L. Mock, J. G. Schone, J. W. M. van de Poll, mr. J. P. Amers- foordtA. WijnandsH. van Wickevoort Crommelin Dr. C. E. HeynsiusP. Langerhuizen Lz.jhr. mr. J. W. H. Rutgers van RozenburgD. W. P. Wisboom van Giessendam, A. J. G. Timmermans, mr. J. P. A. van Wickevoort Crommelin, J.J. Korthalsmr. J. D. Viruly, G. A. van Houweninge Gz. jhr. mr. J. A. Repelaer, mr. T. L. L. PrinsP. Knaap Gz. en H. A. Hanedoes; afwezig met kennisgevingde heer A. van der Beek. I. De Voorzitter opent de Vergadering; de notulen van den 11 September jl. worden gelezen en goedgekeurd. II. Daarop worden de volgende mededeelingen gedaan a. dat eene missive is ontvangen van den heer H. E. Bult- manwaarbij die heer ontslag neemt als lid van het Polder- bestuur, wegens zijne benoeming tot Hoogheemraad van Rijn- land; 6. dat de zaak tot afkoop van schuldpligtigheid aan Rijnland in behandeling is tusschen dat Collegie en het Bestuur van den Haarlemmermeerpolderc. dat de kas van den penningmeester op den 17 December jl. eene waarde aanwees van 6883.72 aan divers papier en contanten d. dat de voorraad steenkolen aan de diverse stoomtnigen bedraagt 21,200 hectoliters; e. dat van Heeren Gedeput. Staten de goedkeuring is ontvangen tot verkoop van veldwegen aan mr. C. D. Asser en G. H. van der Burghdat door Dijkgraaf en 'Hoogheemraden van Rijnland de goed keuring is verleend aan de Rekening en Verantwoording van den Penningmeester over het dienstjaar 1871, en g. dat door hetzelfde Collegie is goedgekeurd de Iste en Ilde Suppletoire Begrootingdienstjaar 1872; h. dat de Rekening en Ver antwoording van het Hulpfonds, dienstjaar 1871, bij het Dagelijksch Bestnur is goedgekeurd, en i. een zelfde goed keuring door dat Bestuur is geschonken aan de Rekening en Verantwoording der voormalige Commissie van de brug te Halfweg, dienstjaar 1871/1872 k. dat is ingekomen een adres van den opzigter G. II. van der Burghmet verzoek tot verhooging van zijn tractement, welk adres bij de behan deling der Begrooting zal ter sprake worden gebragt. III. Op voorstel van den Voorzitter wordt zonder hoofde- lijke stemming beslotendatvoor dat de Begrooting dienst jaar 1873 in behandeling komt, eerst zal worden behandeld het Rapport der Financiele Commissie uit Hoofd-Ingelanden ter onderzoek der III<R Suppletoire Begrooting voor 1872 benevens eenige af- en overschrijvingen op diezelfde dienst en een staat van gedane betalingen uit den post onvoorziene uitgaven, dienstjaar 1872, ten bedrage van 1871.71. De heer jhr. W. A. L. Mock, als lid der genoemde Commissie, brengt hierop rapport uit, met voorstel die Suppletoire Begrooting en af- en overschrijvingbenevens dien staat van gedane beta lingen goed te keureu. Dienovereenkomstig wordt zonder hoof- delijke stemming besloten. De Voorzitter herinnert dat, door het genomen ontslag van den heer H. F. Bultman, een lid aan deze Financiele Com missie ontbreekt en deze jeemte dient te worden aangevuld omdat diezelfde Commissie nog de rekening van dit dienstjaar moet nazien. IV. Alsnu komt in behandeling de Begrooting voor 1873, Alvorens tot de algemeene beschouwing over te gaan wordt het Rapport der Commissie tot onderzoek dezei Be grooting bij monde van het lid den heer P. Langerhuizen Lz.voorgelezenwaaruit hoofdzakelijk blijkt, dat het der Commissie over het algemeen voorkomtdat deze ontwerp- begrooting geen aanleiding zal geven tot veel verschil van gevoelen, en meent zij dat de Haarlemmermeerpolder in een meer regelmatig stadium is overgegaanzoodat bij vele posten op vroegere begrootingen zal kunnen worden gewezenen het dusbij voorgaande jaren vergeleken, een gemakkelijker over- zigt geeft van de inkomsten en uitgaven. De voornaamste wijziging toch is voorzeker voornamelijk gelegen in de ont- zaggelijk hoogere prijzen van de steenkolen, welke sommen echter voor het oogenblik aan te nemen zijn als een momenta- nele prijszoodat hier slechts uitgetrokken is voor een be- hoefte van een noodwendig verbruik in het jaar 1873; waar tegenover staat, dat nu geene buitengewone werken van aan- belang aan de overweging worden onderworpenook zij de vergadering opmerkzaamdat met een vermeerderde uitgaaf van ongeveer 30,000.voor brandstoffen, toch geen ver hooging van bundergeld wordt voorgesteldzoodat deze meerdere uitgaven kunnen gedekt. wordenzonder tot buiten gewone middelen de toevlugt te moeten nemen. Met betrek- king tot de algemeene beschouwingen zij nog vermelddat een lid van gevoelen wasdat hem de begrooting wel wat te uitvoerig toescheen en in te veel verschillende posten verdeeld zoodat menen te meer juist een nieuw lidzich niet gemak- kelijk te huis konde gevoelenom elken post naar waarde te schattenzoo ook dat de vele verschillende beambtenaan dezen Polder verbonden, noodeloos hoogere uitgaven veroor- zaakten dan wel wenschelijk scheendat lid zoude dus een minder talrijk personeel wenschengevoegd bij een minder omslagtige wijze van werken; dit gevoelen werd echter door de meerderheid niet gedeeld. Het loon van alle wachters wordt dit jaar met 0.50 per week verhoogd voorgesteldde meerderheid der Commissie lieeft met genoegen deze verhooging van bezoldiging waar- genomen, daar alle levensbehoeften zoo zeer in prijs zijn ge- stegendat het billijk voorkomt dat deze beambtenaan wier zorg toch goederen, eigendommen van den Polder, worden toevertrouwdeen betere belooning ontvangente meer daar hun veel werkvooral de nachtdiensthierop aanspraak maakt en zij dit voorzeker beter zullen behartigenzoo niet al te karig op hun loon wordt gezien. Op een nieuwen posteen personele toelage aan den bode van 50.meent de Commissie te moeten wijzen; de uitstekende dienstendie deze persoon aan den polder be- wijstregtvaardigen voorzeker die verhooging. Yoorts werd opgemerkt dat het onderhoud van twee ponten nog op deze begrooting voorkomt en of het niet wenschelijk wareook dezen te vervangen door bruggendaar echter HaarlemHaarlemmermeer en Hillegomde naastbij gelegen plaatsen niet besloten hadden een subsidie hiervoor te geven, zoo is men van meening deze dienst der ponten te moeten blijven bestendigen. Het onderhoud der lokalen waarin de secretarie is gevestigd, is een nieuwe post, die, om der regelmatigheidswille, op deze begrooting afzonderlijk is uitgetrokkenvroeger werd deze som uit den post van Onvoorziene Uitgaven betaald. N Art. 2. Bij vergelijking van vroegere jarenis het onder houd van kadendijken en beschoeijingen aanmerkelijk hooger geraamd, voornamelijk veroorzaakt door het veelvuldig varen van stoombooten en daardoor plaats hebbende ontgronding der beschoeijingen geadviseerd wordt echter, hoewel men inziet dat jaarlijks ongeveer deze som zal moeten worden verwerkt, dezen post toch te blijven toestaanwenschelijk ware het zoo dijks- gronden of polderkaden konden verkocht worden. Volgnr. 21, art. 6. De hooge prijs der brandstoffen is een noodzakelijk gevolg dat die post op de som van 70,000. is geraamd; voor eenige jaren toch was de prijs 0.60, later 0.78, nu moet men rekenen op 1.15 per hectoliter, waarom de Commissie meent dezen post voor dit bedrag uit te trekken. De tractementen der maeliinisten zijn verhoogd voorgedra- gendoch door een andere regelinghet ontslag van een machinist en het verdeelen van dit vrijvallend tractement over de andere personen, is het eindcijfer gelijk gebleven aan dat van de toegestane som van 1872. De recognitie van 400.voor de brug van Halfweg is afgeloopen; doch daar het Bestuur van Alkemade de brug heeft gemaakt over de Nieuwe Wetering, moet nu deze recog nitie betaald worden. Deze som wordt betaald onder con- ditie, dat daarop geen tol zal worden geheven. Tevens is de Commissie eenparig van gevoelen om den wensch uit te drukken dat geen buitengewone aflossing van schuld dit jaar plaats grijpede schulddie dezen polder alsnog drukt, is buitengewoon weinig en bij regelmatige gewone amortisatie in weinige jaren voorzeker geheel af te doen maar geeft zij in bedenking van de 14 houten bruggendie nu nog aanwezig zijn, er 2 in 1873 te veranderen in steenen bruggen en dus 6000.van Hoofdstuk 4, art. 4 af te schrijven en over te brengen op Hoofdstuk 6, art. 1. Een lid der Commissie zou wenschen dat de voorgestelde daarstelling van een bevel door particuliere krachten en niet door den polder zoude worden gemaaktvooral daar reeds vele eigenaren zelve hevels hebben bekostigd om hunne lande- rijen te doen bevloeijen; tegen deze bewering werd aange- voerddat het juist een ander voorkwamdat het beter ware al de hevels door den polder te doen daarstellendaar er in dat geval een beter gelijkvormig toezigt van wege den polder kan worden waargenomen. Daarom stelt de Commissie voor de f 600.op dezen post geraamd, daarvoor ook uit te trekkenevenzoo als zij met genoegen heeft geziendat een som is uitgetrokken voor de gelijkmaking van jaagweg met bermen. De bedenkingen en voorstellen tot wijziging dezer begroo ting resumerende stelt de Commissie voorHoofdstuk II art. 1 te vermeerderen met 1000.en dus te brengen op 156,384.—. Hoofdstuk IY. Art. 1, te vermeerderen met 30.en art. 4, te verminderen met 6000.alzoo dit Hoofdstuk uit te trekken op 4148.50. Hoofdstuk VI. Art. 1 te vermeerderen met 9000.en art. 2 te verminderen met 5500.alzoo te stellen op 28,480.— En eindelijk Hoofdstuk VII, te vermeerderen met 1470.—, wordende dus 4559.65 J/2. Het geheele bedrag in uitgaaf blijft derhalve op de ge- raamde som van 223,140.15 /2. Wat de inkomsten aangaan, deze hebben by de Commissie geen aanleiding tot aan- of opmerkingen gegeven en stelt zij voor den omslag wederom vast te stellen op f 10.per hectareenkel moet zij wijzen op twee nieuwe posten onder Hoofdstuk III, Volgnr. 8, daar de gemeente Heem- stede zal betalen voor de brug een vaste toelage, zoolang die brug bestaaten de gemeente Haarlemmermeer voor dezelfde brug een toelage, evenzoo van 100.voor tien jaren. De Commissie bestond uit de heeren J. A. Repelaer, H. A. Hanedoes en P. Langerhuizen Lz. Daarna opent de Voorzitter de beraadslaging over de alge meene strekking. De heer mr. J. P. Amersfoordt bespreekt de voorgestelde te maken twee steenen bruggen en wenscht voor dat tot de artikels- gewijze behandeling dezer Begrooting worde overgegaan, in beginsel uitgemaakt te zien, of de Vergadering verlangt de daarin besproken bruggen daar te stellen, of dat zij de voor- keur zal geven aan de buitengewone schuldaflossing. De heer Heynsius is het eens met den vorigen spreker, en zegt dat het Dagelijksch Bestuurhoewel voor het uitmaken van het beginsel zijnde, het rationeel vond om de schulddel- ging voor te stellen als beschouwende het maken van bruggen tot de rubriek verbetering, maar niet als een nieuw werk. De heer H. van Wickevoort Crommelin acht het daarstellen van ijzeren bruggen met steenen landhoofden wel tot een nieuw werk te behooren. De heer mr. J. D. Viruly verklaart zich tegen het voorstel der Commissie. Jhr. mr. J. A. Repelaer verdedigt daarop het voorstel, en geeft de raotieven aan die de Commissie geleid hebben om dezen bruggenbouw voor te stellen. De heer Mr. J. P. Amersfoordt twijfelt of Gedeputeerde Staten goedkeuring aan deze Begrooting zullen schenken wanneer inkomstenvoortspruitende uit den verkoop van vastgoedanders zouden worden besteed dan tot aflossing van schuld; waarop de Voorzitter in het midden brengt, dat niet Gedeputeerde Staten, maar wel het Collegie van Rijn land de Begrooting van dezen polder moet goedkeuren. Nadat nog door verschillende sprekers hierover het woord is gevoerd, vraagt de Voorzitter, of de vergadering een ver- beterden toestand wenscht door toe te geven aan het voor stel der Commissie of dat men aan het beginsel zal blijven hechten ten koste (in dit geval) der daarstelling van goede zaken. De heer Wisboom van Giessendam stelt daarop voor, om in het jaar 1873 een steenen brug te maken en in het jaar daaropvolgende de andere. Uit dit voorstel trekt Jhr. Mr. J. A. Repelaer de gevolg- trekking, dat het maken van steenen bruggen bij het Dage lijksch Bestuur zelf als noodzakelijk wordt erkend. Jhr. W. A. L. Mock wijst daarop op het voordeel der steenen bruggen voor de Ingelanden terwijl de heer van Houweninge zich andermaal pertinent verklaart tegen het gebruik van het kapitaal des polders tot het maken van bruggen. De heer P. Langerhuizen Lz. voert daarop aan, dat spreker zich zeer zoude teleurgesteld gevoelen als het voorstel der Commissie niet werd aangenomen, en meent dat het maken van bruggen behoort tot een nieuw werk, dit lid der Commissie blijft zich verklaren tegen de aflossing. Nadat de heer H. A. Hanedoes dit punt ook uit een finantieel oogpunt heeft besproken brengt de Voorzitter in stemming, of de buitengewone aflossing zal vervallen en of uit deze gelden de bruggen zullen worden gemaakt hetgeen, in omvraag gebragtmet 8 tegen 11 stemmen wordt verworpen. Alsnu volgt de artikelsgewijze behandeling. Bij Hoofdstuk I. Volgnr. 3. Art. 4. Jaarwedden der overige beambten, doet de Voorzitter voorlezing van het adres van den Opzigter G. H. van der Burgh, tot verhooging van zijn tractement. De heer Mr. J. A. Repelaer zegt te meenen datindien deze Opzigter des Polders in tractement moet worden ver hoogd alle anderen hetzelfde voorregt dienen te genieten. De heer Jhr. Mr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg ver dedigt het adres, vooral met het oog op de in der tijd door het Dagelijksch Bestuur bevolen verplaatsing van den adres- sant van het stoomtuig Cruquiuswaarbij hij speciaal was aangesteld, naar den Lijndenaan welke order natuurlijk door hem is voldaandoch waarbij hijzoowel finantieel als nu met de opvoeding zijner kinderen schade heeft geleden en nog lijdt. Spreker is uit dien hoofde zeer genegen om als de begrooting het toelaatden adressant eene verhooging van tractement toe te staan. De heer P. Langerhuizen Lz. spreekt in gelijken zin, doch wil geen greep doen in deze begrootingmaar het Dage lijksch Bestuur uitnoodigen om het volgend dienstjaar 1874 de tractementen der ambtenaren bij den Polder te herzien. Nadat de Heer P. Knaap Gz. nog in het midden brengt datals men eenmaal aan het verhoogen gaat er geen grens bestaat, brengt de Voorzitter het adres in omvraag en wordt het met 7 tegen 11 stemmen verworpen. De Heer Rutgers van Rozenburg had de vergadering ver- laten. Alle verdere artikelen van Hoofdstuk I goedgekeurd zijnde op de voorgedragen cijfers, wordt het geheele Hoofdstuk zonder hoofdelijke stemming vastgesteld op 23,610. Hoofdstuk II. Volgnr. 16. Art. 1. Onderhoud sluizen bruggen en duikers blijft, op het voorgedragen cijfer van f 11,050.vastgesteld, met bepaling, dat men omstreeks de maand Mei e. k. zal zien in hoeverre de orastandigheden zullen toelaten om eene overschrijving van de brandstoffen te doen. Bij Volgnr. 18, Art. 3. Onderhoud wegen vraagt do Ilecr Mr. J. D. Viruly naar het nog bestaande getal wegwerkers waarop de Voorzitter antwoordt dat die gaandeweg worden opgeruimd. De heer Mr. J. P. Amersfoordt deelt mede wat betref- fende de wegen bij het Dagelijksch Bestuur is voorgevallen terwijl de heer H. van Wickevoort Crommelin ernstig waar- schuwt tegen het uitbesteden dier wegen. Bij Volgnr, 20, Art. 4. Onderhoud kanalenvaartenenz., voorgedragen op 6700.zegt de heer van Houweninge dat hem die post zeer laag voorkomtdoch dat hij daar vrede mede zal hebben indien het Dagelijksch Bestuur aan hem spreker de verzekering kan en wil geven, dat de toestrooming van het water nergens zal worden belemmerd; welke verze kering daarop zonder eenig bezwaar door den Voorzitter wordt gedaan. De heer Mr. J. D. Viruly vraagt naar de prijsvraag voor de kroosmachine ten vorigen jare in deze Vergadering ter sprake gebragt; waarop de Voorzitter mededeeltdat dit punt steeds in de aandacht van, het Dagelijksch Bestuur is levendig gebleven, doch de omstandigheden vooralsnog niet toelaten daaraan gevolg te geven. Bij Volgnr. 21, Art. 6c. Bezoldiging van machinisten enz. waarbij voorgedragen is eenige verhooging voor het personeel aan de stoomtuigen, wordt het Dagelijksch Bestuur gemagtigd om daarin naar omstandigheden te handelenvoornamelijk als een gevolg van het gepasseerde aan den Leeghwaterhetgeen in hoofdzaak door den heer Mr. J. P. Amersfoordt aan de vergadering wordt medegedeeld. Volgnr. 23. Art. 10. Kosten van brandverzekering, voor gedragen op 42.wordt met 38.verhoogd en ge bragt op 80.naar aanleiding van de mededeeling des Voorzitters, dat de Polissen der Brandassurantie moesten worden verhoogd. Het geheele Hoofdstuk II wordt alsnu vastgesteld op 155,422.— Hoofdstuk III. Volgnr. 26. Art. 4. Bijdrage in de lasten van andere polders, deelt de heer Mr. J. P. Amersfoordt mede, dat eene correspondentie met Rijnland wordt gevoerd ter zake van een afkoop van schuldpligtigheid aan dat waterschap.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1873 | | pagina 5