Daarna wordt dit Hoofdstuk goedgekeurd en vastgesteld
op het voorgedragen cijfer van /3758 even als Hoofdstuk IY
op 10,148.50.
Bij Hoofdstuk V. Art. 1. Kosten voor het voeren van
gedingen, wordt, op voorstel van Mr. J. P. Amersfoordtbe-
sloten om 1.uit te trekkenmet het oog op mogelijke
processen met andere polderbesturen.
Het Hoofdstuk wordt daarop vastgesteld op 2201.
Bij Hoofdstuk VI. Volgnr. 36. Art. 2. Buitengewone her-
stellingen, voorgedragen op 18,650.wordt, op voorstel
van den beer B. Langerhuizen Lz., besloten dat het Dage-
lijksch Bestuur daarover niet zal beschikken zonder deze ver-
gadering te raadplegenen wordt het geheele Hoofdstuk goed
gekeurd en vastgesteld op 24,980.
Alvorens de Onvoorziene Uitgaven te regeleuwordt tot de
artikelsgewijze behandeling der inkomsten overgegaanwaarvan
alle Hoofdstukken op de voorgedragen cijfers worden goedge
keurd en vastgesteld.
Alsnu worden de onvoorziene uitgaven geregelddievoor
gedragen op 3,089.65 worden verminderd met 69.
en alzoo worden goedgekeurd en vastgesteld op 3020.65%.
De Yoorzitter brengt daarop de geheele Begrooting in ont-
vang en uitgaaf op 223,140.15 in stemming, welke met
algemeene stemmen wordt aangenomen, en door hem, Voor-
zitter, tevens dank betuigd aan de Commissie van Onderzoek,
voor haar rapport op deze begrooting.
V. Volgt aan de orde een voorstel naar aanleiding van
een adres van den heer P. J. Broekhoff c. s., in verband
met eene missive door het Gemeentebestuur van Hillegom
om de pont, zoogenaamd de Hillegommerpont, te vervangen
door een vaste brug.
Met het oog op de belangrijke uitgaven, benoodigd voor
de dienst 1873 zijn voor de daarstelling van genoemde
brug geene gelden beschikbaar, en daarom achten Dijkgraaf
en Heemraden zich bezwaard het verzoek gunstig voor te
dragen, te meer daar de gemeente Hillegomin afwijking van
hetgeen de gemeente Heemstede voor de brug te Heemstede
bijdraagt, slechts eene subsidie van 1000.ter tegemoet-
koming in de kosten aanbiedt.
Nadat over dit punt door verschillende leden het woord is
gevoerdinzonderheid door de heeren W. A. L. Mock en P.
Langerhuizen Lz., die in het voordeel van zoodanige daar
stelling verschillende redenen aanvoerenwordt door den heer
Mr. J. P. Amersfoordt voorgesteld om aan het Bestuur van
Hillegom te antwoorden: dat op het dienstjaar 1873 geene
gelden beschikbaar zijn om tot zulke maatregelen over te
gaan; maar dat den raad hunner gemeente wordt vrijgelaten,
om later op deze zaak terug te komenin welk geval een
voorstel Jiunnerzijds met een verhooging van subsidie in nadere
overweging door dit Polderbestuur zou kunnen worden genomen.
Dit voorstel, door den Voorzitter in rondvraag gebragt,
wordt met 12 tegen 3 stemmen aangenomen.
VI. Volgt het kohier van omslag voor 1873.
De Voorzitter stelt voor om dit goed te keuren en vast
te stellen ter grootte van 17,106 heetaren en 83 aren, en
de betaljngs-termijnen te bepalen als volgt: voor of op 22
Januarij 1873 voor of op 17 Maart 1873 voor of op 14
Mei 1873 voor of op 13 Augustus 1873.
Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming be
sloten.
VII. Alsnu wordt gelezen een voorstel door het Dagelijksch
Bestuur, naar aanleiding van een adres door L. Houtkooper
ter zake van Inpolderingdit voorstel luidt aldus
Aan het Edel Achtbaar Bestuur van
den Haarlemmermeerpolder.
Geeft met gepasten eerbied te kennen de ondergeteekende,
L. Houtkooper, landbouwer te Haarlemmermeergebruiker
van de kavels 21 en 22, sectie O, dat hij reeds jaren gestre-
den heeft met een hoogen waterstand, waardoor hij vele
nadeelen en rampen geleden heeft.
Wei erkent ondergeteekende dat door UEds Bestuur veel
gedaan is om dien toestand te verbeterendoch daardoor zijn
wel die landerijen alleen geholpen welke hooger gelegen zijn
dan 4.30 onder A. P. anders genaamd middelbaar hooge lan
derijen; immers al hebben de machines het water weggemalen
tot op 5.10 onder A. P., hetwelk moeijelijk voor de stoom-
werktuigen en kostbaar voor het kolenverbruik is, dan nog
kunnen deze landeu gelegen 4.80 daardoor niet gebaat wor
den, want staan de werktuigen drie dagen stil dan komt er
zooveel water van de hooge lauden afzakken dat het land
onmogelijk bewerkt kan worden; veel, zeer veel heeft de
ondergeteekende reeds beproefd om dien ongelukkigen toe-
stand te doen eindigen. Van het Polderbestuur ontvingen wij
niet die medewerking, welke wij billijker wijze hadden mogen
verwachten; immers de hooge landen hadden vroeger ook
degelijk hunne bezwaren; des zomers waren die zeer groot,
doch deze werden spoedig weggenomen dikwijls tot groote
schade van onze lage landen, dewijl er meermalen water inge-
laten werd tot op 4.85 onder A. P. waarvan wij soms
groote nadeelen ondervinden, wanneer er spoedig regen op
volgt. Reden genoeg om zich tot UEd. te wenden met drin-
gejid verzoek om 20 bunders de twee achterste gedeelten
van de kavels N°. 21 en 22, sectie O, gelegen 4.30 en
lager onder A. P te mogen inpolderen niet alleen, maar dat
de kosten van landvergraving gedragen worden door den
Haarlemmermeerpolder.
De kosten van inpoldering, het bouwen en onderhouden
van een molen, waterkeeringsduiker, het derde van 3200 vier-
kante ellcn land is voor ondergeteekende reeds zulk een op-
offering dat hij alleen op deze voorwaarden tot inpoldering
zal kunnen overgaante meer vindt ondergeteekende vrijheid
UEd. deze voorwaarden te stellen daar de kosten van het
plaatsen van duikers of hevels tot inlating voor hooge landen
ook gedragen worden door den polder.
Om verschillende redenen acht ondergeteekende het zeer
wenschelijk dat de lage landen van den algemeenen boezem
worden afgesloten.
1°. Behoeven dan de machines het water niet zoo laag uit
te malenhieruit volgt dat de hooger gelegen landen niet
zoo veel water zullen inlaten; de ervaring heeft geleerd dat
een groot deel daarvan moet worden uitgemalen omdat bij
spoedig gevolgden regen na waterinlating de hooge landen een
groot deel er van lieten wegzakken.
2°. De kavelsloten worden dan haast togten gemaakt
waardoor het water spoediger bij de werktuigen kan zijn.
Redenen waarom ondergeteekende UEd. driugend verzoekt
dat de onkosten van vergraving gedragen worden door het
algemeen, dewijl de voordeelen daaruit voortvloeijende van
algemeenen aard zijn.
Vriendelijk verzoekende spoedig een gunstig antwoord te
ontvangen noem ik mij met den meesten eerbied,
Haarlemmermeer, UEd. Dw. Dienaar,
12 September 1872. (get.) L. HOUTKOOPER.
Het daarop ingewonnen berigt van den Hoofd-opzigter luidt
als volgt
N°. 357. Haarlem, 24 November 1872.
Om advies stelde UEG. in mijne handen een adres van
L. Houtkoopervragende vergunning tot afzonderlijke inpol
dering van gedeelten der kavels N°. 21 en 22 in Sectie O,
met uit de polderkas te betalen vergoeding der kosten voor
het vergraven van land tot waterbergingdoor art. 3 der
verordening van 24 November 1869 gevorderd.
Dat adres heeft sommige leden Uwer vergadering aanlei
ding gegeven tot de opmerking, dat eene herzieniog der even-
genoemde verordening wenschelijk wasen het zal wel om die
reden zijn dat het adres aan mij om advies werd gezonden,
daar er overigens van het rekwest niets anders valt te zeggen
dan dat de verordening, zoo als UEG. bekend is, die inpol
dering wel, maar zulke vergoeding voor vergravingskosten
niet toelaat.
De vraag is dus: zal een wijziging dier verordening wensche
lijk zijn? en die vraag kan ik niet anders dan toestemmend
beantwoorden.
Ik acht het ten eerste billijk tegenover de laaglandersten
tweede nuttig voor den polder in het algemeenin die ver
ordening de bepaiing op te nemendat het vergraven van
land tot waterberging door den polder wordt bekostigd
dus juist wat het adres verzoekten daarenboven houd ik
het voor wenschelijk het verboden maalpeil uit art. 9 der
verordening van 4.70 tot 4.50 meter -s- A. P. te doen stijgen.
Deze opinie zal UEG. niet vreemd voorkomendaar ze
reeds in mijn advies van 12 Julij 1869 bij de beraadslaging
over de verordening werd geuit.
De vergraving van land tot waterberging door het algemeen
te doen bekostigenis billijkomdat ook de hulp door hevels
aan het hooge land versfchaftvoor een groot deel door het
algemeen wordt betaald.
Thans moeten de laaglanders betalen voor hevels die in
den polder water brengendat bij de tegenwoordig veelal ge-
brekkige inrigtingen tot ophouding, somwijlen zelfs het wa-
terbezwaar der lage landen werkelijk kan vergrootendaaren-
tegen betalen de hooglanders niets voor afzonderlijke bemaling
der lage landeneen zaak, die niet minder nuttig -en noodig
is dan de waterinlating voor het hooge land. Billijker zou
het zijn als een deel der kosten daarvan wederkeerig door
dat hooge land werd betaald.
Maar bovendien is bet voor den polder in het algemeen
beter dat de waterberging gevonden wordt door verbreeding
van kavelsloten en togten dan door vele kleine sloten in de
kavels, want door die verbreeding wordt de watertoevloeijing
naar de vaarten verbeterd en zullen de plotselinge rijzingen
van den waterstand worden verklaard.
Om die redenen zijn de vergravingen van land tot water
berging, door de verordening gevorderd, van algemeen nut.
Dat het wenschelijk is het maalpeil van 4.70 tot 4.50
meter onder A. P. te verhoogenblijkt hieruit, dat nu reeds
gedurende dit najaar de afzonderlijke bemalingen om te hoog
water hebben moeten stilstaan gedurende niet minder dan 25
etmalen, waarop bemaling hoog noodig was; voor hen die
zooveel kosten moesten maken om de afpoldering en bemaling
in te rigten, is dit zeer hard.
Wel is dit najaar de waterstand door exceptioneel zware
regens hooger dan anders geweest, maar in dit saizoen had
den de afzonderlijke bemalingen dan ookzelfs bij een
maalpeil van 4.50 meter onder A. P., nog gedurende 7 etmalen
moeten stilstaan.
Dat hier niet die wijziging der verordening wordt voorge
steld welke door velen wordt wenschelijk geachtnamelijk
het loslaten van den eisch om waterberging buiten de afpol
dering terug te gevenheeft zijne redenen.
Die eisch moet naar mijne overtuiging vastgehouden worden:
1°. omdat daardoor alleen billijke klagten van land, gren-
zende aan het afgepolderde, worden voorkomen; of hadden
de lage kavels van sectie O, die nog niet afgepolderd zijn,
dit najaai' niet met regt kunnen klagen dat de afzonderlijke
bemaling van land hun nadeel vergrootte, als dit land geen
waterberging buiten de afpoldering had geleverd,
2°. omdat daardoor alleen een rijzing van het maalpeil zal
kunnen toegelaten worden. Neemt men de teruggave van wa
terberging uit de Verordening wegdan zal men het maalpeil,
om jegens de buren der afpolderingen regtvaardig te zijn,
niet alleen niet kunnen verhoogenmaar men zal het tot
ongeveer 4.85 meter onder A. P. moeten laten dalen, want
alle afzonderlijke bemaling bij hooger polderwater zou dan
die buren in ongunstiger toestand brengen, dan waarin zij
thans verkeeren; zulk een verlaging van het maalpeil zou
echter voor de afzonderlijke inpoldering zelf onaannemelijk
nadeelig zijn;
3°. omdat daardoor alleen de verbreeding der kavelsloten
en togten in de laagste deelen des polderswaarvan de wen-
schelijkheid boven besproken werd, successievelijk kan ver-
kregen worden.
Dijkgraaf en Heemraden dit verzoek in ernstige overwe
ging genomen hebbendevinden echter geen termen om het
verzoek van den adressant gunstig voor te dragendaar dit
eene afwijking zoude zijn van de vastgestelde verordening,
die nu sints drie jaren in werking is, terwijl slechts twee
bemalingen zijn daargesteld, en de vraag zich heeft voorge-
daan of, met het oog op de ondervinding gedurende die
drie jaren, de verordening, regelende het peil, waarbij de
afzonderlijke werktuigen tot bemaling buiten werking moeten
worden gesteld, dient gewijzigd te worden.
Die vraag is door hen toestemmend beantwoord, waarom
zij de eer hebben voor te stellen het verzoek van L. Hout
kooper af te wijzen.
Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming goedge
keurd, nadat de heer Mr. J. P. Amersfoordt heeft doen uit-
komen dat spreker er tegen is, om voor het tot nog toe
kleine getal gedane en toegestane verzoeken tot inpoldering
de verordening op de waterberging ten opzigte van het peil
te veranderenen steeds bij het denkbeeld blijftdat een kil-
gemaal het afdoend middel zal wezen om alienzoo lage
als hooge grondenin gewenschten toestand te brengen en te
houden.
VIII. Daarop worden de voorwaarden tot verkoop van
perceelen dijkgrond tusschen den Leeghwaier en de Oude Wete-
ring, alsmede die tusschen de Bennebroeker- en Venneper-
dwarswegen in 1873, goedgekeurd en de magtiging tot dien
verkoop verleend.
IX. Volgt aan de orde een voorstel van het Dagelijksch
Bestuur, tot het opnemen van gelden tot een bedrag van
hoogstens 50,000.— aangezien de kas van den Penning-
meester vermoedelijk niet toereikend zal zijn om gedurende
het dienstjaar 1873 ten alien tijde in de behoeften te voorzien.
Welk voorstel zonder hoofdelijke stemming wordt goed
gekeurd.
X. Daarna wordt ter tafel gebragt een bij procesverbaal
opgemaakte staat van uitgelote aandeelen in de geldleening
des polders met de daarbij behoorende talons en coupons
welken staat is gezien en geverifieerd door het Dagelijksch
Bestuur en accoord bevonden in deze vergadering door de
heeren: Mr. J. D. Viruly, J. G. Schone en H. A. Hanedoes,
en worden door middel van verbranding vernietigd de navol-
gende obligation
1°. Elf obligationuitgeloot den 1 Julij 1871, met de
daarbij behoorende talons, zijnde de nummers27 35,
78, 79, 82, 96, 100, 110, 113, 116 en 120; 2°. Elf
coupons, dd. 1 Julij 1871, als Nrs. 27, 35, 78, 79,
82, 96 100, 110, 113, 116 en 120; 3°. Eeneschuld-
bekentenis (aan toonder) in de geldleening van 1860, en
groot 20,000.geheel voldaan op 1 Julij 1872.
XI. Wordt gelezen een voorstel, naar aanleiding van een
adres door B. Griekspoob, ter zake van boeten op krooswerk.
Dit voorstel luidt aldus: Van B. Griekspoor, aannemer
van een gedeelte krooswerk in den polderontvingen wij het
navolgende verzoek
Haarlemmermeer, 11 November 1872.
Wel-Edele Heeren Dijkgraaf en Heemraden
van den Haarlemmermeerpolder.
Met een vriendelijk verzoek wend ik mij tot UEd of U
zoo goed wilt wezen om de 30.boete van het kroozen
van de voorkroos werkendaar er zoo groote behoefte aan
heb, daar ik met vrouw en acht kleine kinderen die barre
winter in moet.
Dus wees zoo goed, achtbare Heeren, om die gelden aan
mij uit te betalendaar men er zoo hard voor hebben moeten
werkenen er ook groot dagloon nog voor uit hebben moeten
geven, om rede dat er van deze zomer weinig werkvolk in
de Meer voorhanden was.
(get.) B. GRIEKSPOOR.
De Hoofd-Opzigter heeft daaromtrent het navolgende rap
port uitgebragt
Daar adressant bij het voor de eerste maal kroozen te laat
gereed kwamen over het algemeen niet genoeg voortgang
maakte, zijn op hem drie boeten van 10.volgens 14
van het bestek toegepast. Die toepassing heeft het verlangde
effect opgeleverdwant na dien tijd is er over vertraging geen
klagen geweest en bij het geheele voor de tweede maal kroo
zen is de noodige voortgang gemaakt. Aangezien het kroos
werk niet hoog is aangenomen en een som van 30.voor
adressant een belangrijk bedrag is, terwijl de polder geen
schade heeft geleden bij de vertraging, waarvoor de korting
werd ingehoudenzoo adviseer ik aan het verzoek te voldoen.
Naar aanleiding van dit advies, in verband met de be
zwaren van adressants groot huisgezin, stellen Dijkgraaf en
Heemraden voorte besluiten aan het verzoek van den adres
sant in zoo verre te voldoendat aan hem terug worde betaald
de helft der beloopen boete van 30.
Op voorstel van den heer G. A. van Houweninge wordt
besloten deze boete tot op 10.te verminderen en aan den
adressant/20.te restitueeren.
XII. Volgt een voorstel tot verkoop van grond aan J. Zand-
bergen, van dezen inhoud
In Uwe Vergadering van den 20 Maart vau dit jaaris
besloten het verzoek van J. Zandbergen, om aankoop van
grond, aan te houden tot het najaar.
Onder overlegging van de hierbij gaande stukken stellen
Dijkgraaf en Heemraden voor het aangevraagde gedeelte grond
groot 16 aren 30 centiaren, aan hem te verkoopen voor de som
van tweehonderd gulden.
Hetgeen zonder hoofdelijke stemming wordt goedgekeurd.
XIII. Daarop gaat de Vergadering over tot de keuze voor
een lid der Einanciele Commissie uit Hoofd-Ingelanden in
plaats van den heer H. E. Bultman.
Bij eene 2de vrije stemming wordt de Heer A. V ijnands
als 3de lid dezer Commissie benoemddie verklaart deze
benoeming aan te nemen.
XIV. Ten slotte brengt de Voorzitter de aanstaande Ten-
toonstelling te Weenen ter sprake en vraagt of de Verga
dering ook genegen is daarvoor voorwerpen, die op dezen
polder betrekking^hebben, af te staan en die zaak, als uitgaande
van de Hollandsche MaaUchappij van Landbouw, met eenige
bijdrage, hetzij van polderwegehetzij in particulier, te onder-
steunen, hetgeen echter geen bijval vindt.
XV. Niemand meer het woord verlangende wordt deze
zitting door den Voorzitter gesloten.
Snelpers-Drukkerij van Bonga C°. Amsterdam.