1873
Vrijdag, 18 April.
M°. 18.
VAN
A AN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Veertiende Jaargang.
Haarlemmermeer-Polder.
Haarlemmermeer.
\WUlQ
Prijs van het Abonnement:
in het Jaar6.
VERGADERING van HOOFD-INGELANDEN
Prijs der Advertentien
van 1—6 regels 75 Cent, elke regel meer 12/2 Cent.
HAARLEMMERMEER.
Prijs van een enkel Nommer 15 Cent.
op Donderdag 16 Januarij 1873 des morgens ten 10 ure,
in het Lokaal van Staats te Haarlem.
ALEE TOEZENDINGENREDAKTIE EN UITGAVE BETREFFENDE
te adresseren aan VAN BONGA C°.te Amsterdam.
Voorzilter.- de Heer J. IV. M. van de PollDijkgraaf.
Tegenwoordig 16 ledente wetende heeren H. van Wic-
kevoort Crommelin J. W. M. van de PollDr. C. E. Heynsius,
J. J. KorthalsJhr. Mr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg
A. WijnandsA. J. G. Timmermans, P. Langerhuizen Lz.
J. G. Schone, Mr J. P. AmersfoordtMr. T. L. L. Prins,
P. Knaap Gz.Jhr. Mr. J. A Repelaer, Mr. W. A. L. Mock,
Mr. J. D. Viruly en H. A. Hanedoes; afwezig met ken-
nisgevingde Heeren Mr. J. P. A. van Wickevoort Crom
melin en G. A. van Houweninge Gzn.
I. De Voorzitter opent de Vergadering; de notulen van
den 18 December 1872 worden gelezen en goedgekeurd.
II. Daarop worden de navolgende mededeelingen gedaan,
als a. dat de kas van den Penningmeester op den 15 Janu
arij jl. eene waarde aanwees van f 4533.21 aan divers papier
en contantenb. dat de voorraad steenkolen aan de diverse
stoomtuigen bedraagt 20,350 hectolitersen nog ongeveer
500 kar in aantogt zijn; c. dat van Heeren Gedeputeerde
Statendd. 30 December jl., n°. 42, de goedkeuring is ont-
vangen tot het opnemen van gelden, de som van 50,000
niet te boven gaandealsmede dat door hetzelfde Collegie
goedkeuring is verleend tot den verkoop van poldergrond
aan J. Zandbergend. dat Dijkgraaf en Hoogheem-
raden van Rijnland hunne goedkeuring hebben geschonken
aan eene Hide Suppletoire Begrooting voor het dienstjaar
1872 en e. tevens hunne goedkeuring hebben verleend
aan de Begrooting van den polder, dienstjaar 1873.
III. Wordt aan de orde gesteld de heffing van eenen buiten-
gewoneu omslag van f 1.per hectare over het afgeloopen
dienstjaar 1872bij eene IVde Suppletoire Begrootingvervat
in eene gedrukte circulairewaarvan een exemplaar aan elk
der leden is toegezonden.
De Voorzitter acht het daardoor overbodig om verdere in-
lichtingeu aan de discussiedie nu zal volgente doen voor-
afgaan, doch doet de Vergadering alleen opmerken, dat bet
sints de laatste bijeenkomst ontstane tekort van 9000 hecto
liter steenkolen vooral veroorzaakt is door den buitengewonen
regenvalals zijnde na de maand September jl. bevonden 539
strepen te zijn.
De Voorzitter opent alsnu de discussie over het voorstel
waarop den Heer Jhr. Mr. J. A. Repelaer het woord wordt
verleenddie betoogt dat het naar zijne meening beter zal
zijn met den voorgestelden omslag te wachtenof welligt
dit jaar gunstiger zal zijndaar het nu bestaande tekort naar
zyne meening zoo ovel-wegend bezwarend niet isom nu
reeds over te gaan tot het vaststellen van eene IVde Supple
toire Begrooting.
De Heer P. Langerhuizen Lz. deelt geheel het gevoelen
van den vorigen spreker, en vraagt of de Finauciele Com-
missie in deze is geraadpleegdwaarop de Voorzitter ant-
woordt dat die Commissie, uithoofde de tijd te kort was,
niet is kunnen gehoord worden.
De Heer Mr. J. P. Amersfoordt brengt daarop in het mid
den, dat bij het Dagelijksch Bestuur het cijfer voor deze
lmitengewone heffing primitief was bepaald op 0.60 per
hectaredoch dat bij nadere overweging het beter geraden
word dit te stellen op f 1..per hectare, met het oog op
de nog te doeue groote betalingenen alzoo deze buitenge-
wone heffing niet kan worden gemist.
De Heer Dr. Heynsius voegt daar nog bijdat bij het
opmaken der Begrooting 1873 de zaak der steenkolen in het
breede is besproken, waarbij gebleken is dat de steenkolen niet
als vroeger tegen 1.15, maar nu tegen 1.36 per mud
moesten worden aangekochten dat men, onder de gunstig-
ste omstandighedendit jaar 50,000 mud kolen noodig zou
hebbenterwijlingeval van een gelijk nat jaar als het
vorige, de polder eene donkere toekomst tegemoet gaat, en
men, door het verwerpen van het gedane voorstel, alligt
verwarring in de dienst zal brengendaar de Begrooting met
de meest mogelijke zuinigheid is opgemaakt.
De Voorzitter wijst op het jaar 1866, toen het Bestuur, om
dezelfde treurige redeu als thansgedrongen werd om 1
per hectare buitengewoon te heffenwaartegen niemand eenig
bezwaar heeft ingebragt. Spreker toont daarop aan, hoeveel
langer tijd de stoomtuigen door de omstandigheden hebben
moeten werken en het personeel daarbij langer en zwaarder
dienst heeft gepresteerd, al hetgeen de kosten van onderhoud
zoowel als andere buitengewone uitgaven zeer verhoogen,
en zegt verder niet te kunnen veronderstellen dat de Ingelan-
den tegen deze heffing bezwaren zullen maken.
tJ!terl{fle Woensdag.)
De Heer Dr. Heynsius verklaart daarop dat /3 deel van
de stoomkrncht des polders eigenlijk is aangewend ten dienste
van Rijnlanddaar de zeer hooge boezemstand van dat
waterschap oorzaak is geweest dat de jaagpaden zeer veel
aan ophoogen hebben gekost.
De Heer P. Langerhuizen Lz. zegt, dat hij in geenen
deele den hier voorgestelden maatregel bestrijdt, maar alleen
den tijd van uitvoering, en dat hij liever een nadeelig saldo
zal zien op deze dienst dan de voorgestelde buitengewone
heffing op het vorig dienstjaar.
De Heer Mr. J. D. Viruly deelt geheel het zoo even ge-
hoorde gevoelen, en zegt geen voorbeeld te kennen van eeni-
gen polderwaar reeds de billetten over het ingetreden dienst
jaar zijn rondgezonden en daarna de Ingelanden worden
vergast op eene buitengewone heffing over het vorig dienst
jaar; hij zal dus tegen dit voorstel stemmen.
Jhr. Mr. J. A. Repelaer spreekt in gelijken zin, wil het
bestaande tekort brengen op dit dienstjaar en den gang der
omstandigheden afwachtenomingeval een ongunstige
toestand gebiedend vordert een buitengewonen omslag te
heffenalsdan zijne stem daaraan te verleenendes noods
tot 2.per hectare toe.
De Heer Dr. Heynsius beantwoordt de vorige sprekers, door
op het onmogelijke te wijzen om bij een polder als deze eene
naauwkeurige raming van steenkolen te knnnen maken, daar
de gehcele hoeveelheid van 50.000 mud steenkolendie de
leden dezer Vergadering bij eene inspectie aan de verschil-
lende stoomtuigen met eigen oogen hebben aanwezig gezien
binnen zeer korten tijd totaal is verdwenen. Voorts deelt hij
mede dat de kolen zeer duur zijn aangekocht moeten wor
den en deze uitgaaf niet te dekken is door andere posten
op de Begrooting te verminderendaar die Begrooting inder-
daad toch al ten zuinigste is opgemaakt.
De Heer H. van Wickevoort Crommelin verwondert zich
dat dit voorstel in deze Vergadering zooveel tegenkanting ont-
moetdaar naar des sprekers overtuiging integendeel de
Ingelanden grooten dank zijn verschuldigd aan de goede zorg
van dit Bestuurals zijnde zij door eene geregelde en krach-
tige bemaling behoed voor de waterrampen die de naburige
polders niet alleen hebben getroffenmaar waarvan sommigeu
zelis nog niet zijn ontheventerwijl in den Haarlemmer-
meerpolder alle landwerk ongehinderd is kunnen worden
voortgezet.
De Heer P. Langerhuizen Lz. beaamt dit volkomen en
erkent die goede zorg in hooge mate, doch meentafge-
scheiden daarvandat deze Vergadering in dit geval te vroeg
is opgeroepen.
De oorzitter brengt in het midden dat de rekening van
het dienstjaar 1872 nog niet is afgesloten kunnen worden,
daar er nog verschillende onderhouds-rekeningen moeten inko-
men en het niet mogelijk is om die nu op te geven, doch
dat bij hem Voorzitterde vaste overtuiging bestaat dat ge
heel in het belang des polders is gehandeld.
De Heer Dr. C. E. Heynsius herinnert daarop, dat een
polderbegrooting gelijk staat met die eener gemeenteloo-
pende beide tot de maand Mei van ieder jaar.
De Heer Mr. J. D. Viruly acht het, juist. naar aanlei-
ding van deze opmerkingonraadzaam om nu reeds tot den
voorgestelden maatregel over te gaanals zijnde naar zijne
meening thans voorbarig.
De Voorzitter deelt daarop voor zooverre de nu reeds
ingekomen gegevens hem daartoe in staat stellen, de ver-
moedelijke te korten mede op sommige posten der begrooting.
De Heer Jhr. Mr. J. TV. H, Rutgers van Rozenburg zal
niet treden in eene discussie au fond; maar zegt dat, indien
dit voorstel verworpen wordt, de Ingelanden zeker niet goed
zullen vinden om een buitengewonen omslag over 1873 te
betalendat de kwestie eigenlijk loopt omtrent de heffing
over het dienstjaar 1872 of wel 1873, en dat hij voor
zich gelooft dat in deze geen regt van verwerpen bestaat.
De Heer Mr. J. D. Viruly is het gedeeltelijk eens maar
wil hopen dat het jaar 1873 zal medevallenwaarop de Heer
Dr. C. E. Heynsius antwoordt, dat, indien dit dienstjaar
zich mogt kenmerken door de gunstigste omstandigheden,
alsdan toch 4000 uren in plaats van 5000 met de stoom
tuigen zal moeten worden gewerkt en men, niettegenstaande
dattoch niet zal toekomen.
Jhr. W. A. L. Mock wordt voor het voorstel gunstig ge-
stemdop het voorlezen door den Voorzitter van Art. 108
van het reglementwaarbij aan het Bestuur de bevoegdheid
is gelatenom uitgaven in buitengewone omstandigheden door
eene buitengewone heffing te dekken.
Nadat de Heer P. Langerhuizen Lz. verklaarde, na al het
gehoorde, alsnu voor het voorstel te zullen stemmen, brengt
de Voorzitter het voorstel in omvraag en wordt het met 13
tegen 3 stemmen aangenomenen de termijn van betaling
Groote Letters worden naar hare plaatsruimte berekend.
bepaald op 17 Maart eerstkomende. Tegen het voorstel stem-
den de Heeren Jhr. Mr. J. A. Repelaer, Mr. J. D. Viruly
en H. A. Hanedoes.
IV. De Voorzitter vraagt of een der leden nog iets heeft
voor deze Vergadering, waarop Jhr. W. A. L. Mock vraagt
naar het adres van P. Enthoven, ter zake door hem gevraagde
restitutie voor het maken van een uitweg.
De Voorzitter zegt dat dit adres is ingekomen, doch niet
op de Agenda voorkomende, ook niet aan de orde kan wor
den gestelddat hij echter bereid is omindien de Verga
dering het mogt verlangendeze zaak in behandeling te
brengen.
De' V ergadering beslnit echter om de behandeling van het
verzoek te verdagen tot een volgende bijeenkomst.
V. De Voorzitter deelt ten slotte mededat de aanstaande
verkiezing van Hoofd-Ingelanden te Haarlem zal gehouden
worden.
VI. Niemand meer het woord verlangendewordt deze zit-
ting door den Voorzitter gesloten.
lot predikant bij de Hervormde gemeente Haarlemmermeer
is beroepen Ds. A. Keerste Enschede.
Ofschoon in t kort reeds in ons JVeekblad n°. 14 vermeld
voldoen wij gaarne aan het tot ons gerigt verzoek tot mede-
deeling van de volgende, meer uitvoerige stukken
Afsehrift. N°_ 21.
1 April 1873.
N°- ir,0/,osc dan de Heeren Burgemeesters der Oemeenten
lste Afdeeling. in Noord-Holland.
Ten vervolge op mijne circulaire van den 10 Maart j.l. n°. 166/1272,
le. afd., (verz. n°. 17), heb ik de eer U, door plaatsing hierachter, me-
dedeeling te doen eener bij mij ontvangen missive van den heer Minister
van Binnenlandsche Zaken van den 27 Maart j.l. n°. 206, 9e. afd., be-
trekkelijk het vervoer van verdacht vee naar de weide.
Ik beveel U aan om U bij voorkomende gelegenheden dienovereenkomstig
te gedragen.
De Commissaris des Konings in de provincie Noord-Holland
RoEll.
s GravenJtage27 Maart 1873.
Tegen de bepaling dat geene vergunning moet gegeven worden tot ver
ier van verdacht vee naar de weide, U medegedeeld bij mijne missive van
ilaart j.l. n°. 225 zijn van verschiilende zijden bezwaren geopperd
die mij met ongegrond schijnen.
I en einde daaraan te gemoet te komen zonder dat het doel dier aan-
schiijving het beletten van de verspreiding der longziekte in de weide
wordt opgegevenverzoek ik U de burgemeesters te inagtigen, om, in ge-
vallen waarin de eigeuaars v&n verdacht vee dit naar de weide wenschen te
vervoeren, daartoe vergunning te geven, onder de noodige voorzorgen ter
voorkoming van verbreiding van besmetting, en onder de volgende bepalingen
Al het verdachte vee, waarvan het merk niet duidelijk zigtbaar is, moet
op nieuw gemerkt worden.
De weide waarop het gebragt wordt, moet van het gewone kenteekeu
voorzien worden, waarop de woorden //verdacht vee" vermeld staan.
Het vee mag niet zonder vergunning van den burgemcestcr en alleen bij
volstrekte noodzakelijkheidnaar eene andere weide gebragt worden zoo-
lang het in verdachten toestand verkeert.
Door de zorg van den burgemeester wordt het geteld en dagelijks gein-
specteerd, hetzij door een veldwachter of een ander daarvoor aan te stellen
persoonliefst door iemandin staat te heoordeelen of het vee ziek ofgezond is.
Wordt het ziek bevonden dan geeft hij, die met de inspectie belast is,
daarvan onverwijld berigt aan den burgemeester, die verder handelt zoo
als in art. 16 der wet van 20 Julij 1870, (Staatsblad n°. 131), is voor-
geschreven.
Waar de eigenaar in het bezit is van verschillende stukken weiland
worde zoo mogelijk m overleg met den districts-veeartsdat stuk geko-
zen, dat het meest afgezonderd gelegen is.
Stipte naleving van deze bepalingen wordt den burgemeesters ernstig
aanbevolen.
De Minister van Binnenlandscbe Zaken,
(get.) Geektsema.
Afsehrift.
N°. 23.
5 April 1 873.
No. ,o%
ros- ^an de Heeren Burgemeesters der Gemeenten
lste Afdeeling. in Noord-IIolland.
De Minister van Binneulandsche Zaken heeft mij medegedeeld dat
daar de som die bij art. 61 van het 5e hoofdstuk der Staatsbegrooting
voor het loopende jaar is toegestaan tot afwering van het gevaar waarmede
besmettelyke veeziekten den veeetapel bedreigengrootendeels is uitgeput
tengevolge van onvoorziene belangrijke uitgaven in de laatste dagen,
hij zich genoodzaakt vindt de afmaking van wegens longziekte verdacht vee
te staken tot dat verhooging van dat artikel bij de wet, waarvan een ont-
werp bij den Raad van State in overweging is, zal zijn vastgcsteld. De
Minister meldt mij voorts dat de burgemeesters zich dus te rekenen van 8
April e. k.hebben te bepalen tot de onteigening van de door longziekte
aangetaste runderen.
Met verdachte runderen zal, evenals vddr Zijner Eicell. beschikking van
9 November 1872 La. P. (medegedeeld bij mijne circulaire van 13 Novem
ber 1872 (verz. n°. 47)gehandeld moeten worden volgens de voorschrif-
ten der wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad n°. 131) en het Koninklijk
Besluit van 30 October 1872 (Staatsblad n°. 105). Voor volstrekte afzon-
dering zalzoowel in den stal als op de weidegezorgd moeten worden
met in achtneming van de bepalingenvoorgeschreven in 's Ministers mis-