Staat der Gewassen in liet Oldarabt. De melk en het inelken van ruinlvee. 9. Zoude een ministerie van landbouw en nijverheid in ons land wenschelijk zijn? Zou men daarvan niet goede gevolgen voor de landbouw- vvetgeving, die hier in ons vaderland in vele opzichten zeer achterlijk is, mogen hopen? "Wanneer de landbouw zijne zaken zelf behartigt, zal dit meer baten dan wanneer zulks aan eenen Minister opgedragen wordten ten aan- zien van de wetgeving evenzeer beter, dan wanneer die aan het bedis- selen door advokaten is overgelaten. 10. Is het wenschelijk, dat er in de versckillende provin cial des rijks officieele kamers van landbouw worden opgericht, ter bevordering van een regelmatige betrekking tot de wetge- vende macht en tot vermeerdering van kennis der landhuis- houdkundige grondbeginselen en een juiste waardering daarvan Hetgeen men van de Kamers van landbouw verlangt kan vrij wat beter door de landbouw-maatschappijen verkregen worden des gevor- derd met enkele wijzigingen in bare grondslagen. 11. Bij de ontginning van woeste gronden stuit vooral de kleine grondbezitter op moeijelijkheden, voortspruitende uit wet- telijke voorscbriften en belemmerende formaliteiten. Orntrent de toepassing der wet van 26 Mei 1870 bestaat wat betreft het inslaan van den weg tot 't verkrijgen van vrijdom van grond- lasten zelfs bij geachte deskundigen onzekerheid. De gednrige noodelooze veranderiDg en zamenvoeging van kadastrale num- mers is een groot bezwaar voor eigenaars en gemeenten. De grondlasten van mars- en broekgronden zouden, als door huune ligging zelden voor verbetering vatbaar, bepaald vrij van verbooging moeten zijn. Welke zijn de middelen om in een en ander verbetering te brengen? Tijdelijke vrijdom van verhooging van grondlasten is voor kleme grondbezitters van zoo weinig aanbelang dat voor dezen de wet van 16 Mei 1870 geene verandering beboeft. Gedurige noodelooze verandering en zamenvoeging van kadastrale nommers gescbieden er niet. Wanneer mars- en broekgronden niet verbeterd wordenzijn zij vrij van verbooging van grondlasten. 12. Welke bepalingen zouden in huureontracten opgenomen moeten worden om roofbouw door den huurder te verhinderen. "Door geene bepalingen is die te verhinderen. Slechts e'en middel is afdoeude langdurige pachten van minstens twintig jaar, met voor- sehot van den eigenaar voor duurzame verbeteringen. 13. Welke werking neemt men van de tiendwet waar? Eene hoogst gunstige overal waar de tiendgevers hun belang in- gewoon talrijk was de opkomst. De heer Corten sprak eerst over de algemeene wetenschappelijke grondslagen van den landbouw, vervolgens over de chemische bestanddeelen van de gewassen en de grondenen in verband biermede over de meststoffen (stalmestkunstmestguano). In de pauze werd het gehoorde hesproken. Bedenkingen werden ingebragt en vragen werden gedaan. Na de pauze werden deze door den heer Corten beantwoord. De inrigting en verbetering der mestvaalt werden nader behandeld. Daarna behandelde hij den roofbouw en de herstelling der gronden door gepaste bemesting, den wisselbouw. De spreker besloot zijne belang- rijke voordragt met de aanprijzing van het landbouw-onderwijs zoo op de lagere dorpsschool als op herhalingscholen en de oprigtiug eener landbouwscbool. Met steeds klimmende belang- stelling hield de geachte spreker, die het bewijs leverde uit- muutend voor zijne taak berekend te zijn, de vergadering aan zijne lippen geboeiden betuigde de heer Corten zijne ingenomenheid met hetgeen hij van den zeeuwscheu landbouw zag en hoorde en met de beschaving der landbouwersde vergadering was niet minder ingenomen met den heer Corten en zijne voortreffelijke voordragt. De vvensch werd dan ook algemeen geuitdat hij zijne voordragten hier moge herhalen die voor den landbouw groote waarde hebben en zeker goede vruchten zullen opleveren. Bij het afdrukken van het bovenstaande herinnert men ons, dat er tegelijk met de Delftsche afdoenpartij nog een ander feest gevierd wordt, dat aan de landbouwers veel te genieten kan geven. Het gewoonlijk nog al druk bezochte congres van de Maatschappij van Nijverheidwaarop het bespreken van zeer belangrijke landbouw-vragen aan de orde gesteld is, wordt namelijk van den 7 tot den 10 Julij te Utrecht ge- houden. Er is telkens gelegenheid om, in een drietal uren sporens, van Delft naar Utrecht te komenzoodat, de hezoe- kers van het landbouw congreszoodra zij zich van landbouw- en studentenfeesten verzadigd gevoelen ook nog eens hun hart kunnen gaan ophalen aan het nijverheidsfeestom dan weder terug te stoomeu en te Delft Vrouw Musica te gaan genieten. De coramissie tot het bestuur van de internationale ten- toonslelling van tuinbouw, in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam, heeft hare le vergadering gehouden, waarop be- sloten werd eene internationale tentoonstelling te houden in geuoemd paleis in het voorjaar 1875. Uit bovengenoemde kommissie werd een comitd gevorrad van 7 leden, tot het maken van een ontwerp van alles wat tot eene dergelijke ten toonstelling in den ruimsten zin betrekking heeft. Tot leden van het comite werden benoemd de heeren de Brauw te 's Gravenhage; prof. Oudemans te Amsterdam; Glijm te Utrecht; Westermandirekteur van het Koninklijk Zoologisch Genoots'chap Natura Arlis Magisirate Amsterdam; Krelage te Haarlem; v. d. Oudermeulen te 's Gravenhage, en H. Groe- newegen te Amsterdam. De handel in nieuwe aardappelen uit het Westland voor England begint toe te nemen en men verwacht dat hij wel- dra uit andere plaatsen zal volgen. De rooijing der vroege aardappelen gescliiedt dan ook algemeen en met geen onguu- sticre uitkomst. Uit de Veenen is het vervoer van peulen en doperwten in vollen gang en de tuinen leveren overal vol- doende groenten op. De pluk van aardbezien is zeer voor- deelio- en de vruchten, die nu gekoesterd worden door een heerlijken zonneschijnkomen goed aan. Niet alleen uit Bos- koop, maar ook uit andere plaatsen is de verzending er van beo-onnen. Van de peerenboomenwelker geopende bloesems aan de strenge nachtvorsten in Mei niet ontgaan zijn, is bijna <reen vrucht te verwachtenook de bloesems der appel- boomen hebben van de koude geleden. Perzikenpruimen en abrikozen zijn er bijna in het geheel niet aan de boornen. Het vlas staat zeer schoon te veld en het belooft een rijken hloei het koolzaad heeft goed gebloeid en draagt vele peu len De granen sta.n over het algemeen zeer voldoende en de bloemkool en andere het best door vocht gedijende vruch ten komen mooi vooruit. Het drooge weder is zeer goed voor den hooibouwwaarmede men druk bezig is; over het aDemeen zal hij iets meer dan middelmatig zijn, want de hooilauden hebben zich zeer ongelijk ontwikkeld, daar op velen het gras spichtig en ijl opgeschoten is; docb als de crroeizaamheid tot in den nazomer aanhoudt, is er nog meer hooi te winnen dan thans van de eerste snede gewonnen wordt ODbekommerd worden dan de bergen met een ruimen winter- voorraad gevuld. De weilanden hebben een gunstig aanzien en leveren ruim voeder op voor het vee, waarbij men niet uit het oog moet verliezen dat de veestapel groot is. Tegen een zoo treurig aanzien als de bloemkweekerijen en tuinen in Mei haddenbieden zij thans een rijken topi van bloemen aanen toch is alles nog niet tot die ontw.kkeling gekomenom den zomer in al zijne kracht te kennen. Zierikzee, 1 julij. Te Schuddebeurs onder Noordgouwe hield de heer E. K. Corten, landbouwleeraar te Lemmen bij Maastricht, in eene vergadering der afdeeling Zienkzee der Zeeumche maatschappij van landbouw eene voordragt. Buiten- Toen Mei ons zulke koude dagen bragt, de wind uit den noorderhoek niet wijken wilde en er nu en dan een nachtvorst plaats had, waarvoor de maand Januarij zich niet behoefde te schamen, zette menig landman een bedenkelijk gezigt of hief jeremiades aan over zijne veldgewassen. Wij dachten er anders over, want sedert vele jaren heeft ons de ondervinding geleerd, dat koude voorjaren voor die gewassen weldadig zijn. Zij staan dan wel een tijd lang schijnbaar of ook werkelijk te kwijnen, maar de wortel in den bodem verbreedt zich tot een krachtig fundament voor een lateren voordeeligen groei. Vestigen wij thans een blik op akkers en velden, waartoe een togtje door het Oldambt ons gelegenheid gaf, dan kunneu wij tot onze blijdschap berigten, dat de bedenkelijke gezigten thans kleuren moeten van schaamte en dat de jeremiades moeten vervangen worden door een danklied. Ziet dat koolblad eens, dat wij aanschouwden, het laat wei nig, ja hier en daar volstrekt niets te wenschen over. Geen zweem van ongedierte, dat zeker door de vorst is gedood daarbij krachtig en zwaar beladen, zoodat het aan de ver- wachting, wanneer die niet al te hoog gespannen is, meer dan beantwoorden zal. En hoe heerlijk staat overal het witkoren te prijken! De rogge moge hier en daar iets door de vorst hebben geleden, enkele stukken garst mogen wat dun zijn, maar over't algemeen is alles veelbelovend. Gaat de groei zoo voort tot den dag des oogstes, dan zal de opbrengst van dit jaar het middelma- tige overtreffen. Aardappelen, die veel zijn nitgebouwd, laten tot nog toe niets te wenschen over. De eersten worden hier en daar gerooid en leveren largo op die goed van smaak zijn. Een best vooruitzigt voor de kolonien, waar men tal van uitgestrekte velden aanschouwt. Blijven wij van de be- kende ziekte verschoond, dan zal de duur ingekochte mest- stof ruimscboots rente opleveren. De graslanden en ook de klaverlanden, die verleden jaar door de muizen geleden hebben, konden hier en daar beter zijn, maar daar hier de meeste landen onder den ploeg zijn, doet dat eigenlijk minder af. De vruchten in den tuin en op vruchtakkers staan weelderig, vooral geldt dit van tuinboonen, die van de tegenwoordige warmte profiteren; van kool, die als winterlijders geplant, zich reeds begint te sluiten; bovenal van aardbezien, die wij zelden zoo rijk beladen hebben gezien. Wat echter dit jaar veelzins teleur- stelt, dat zijn de onderscheidene boomvruchten. Abrikozen, per- zikken, pruimen, appelen, op de meeste plaatsen weinig of niets. Druiveti voor een gedeelte vervroren, maar hier en daar nog tot een matige opbrengst gespaard. Peren, vooral winter- peren, maken een gunstige uitzondering. Waar wij kwamen, zagen wij de boomen meestal goed beladen. Summa summarum, vait er niet te klagen en heeft de Oldambtster landman een best vooruitzigt. (Gron. Cour.) (Overgenomen uit den Almanak voor Landbouwers en Vee- houders, een echt praktisch jaarboekje, dat inderdaad om zijn rijken degelijken inhoud niet genoeg aanbevolen kan worden. Wij hopen er door deze verwijzing op nieuw de aandacht op gevestmd en tot de aanschaffing en lezing opgewekt te hebben Red.) Het algemeen doel der melkerij is: de melkopbrengst in verhouding tot het voeder, zoowel in hoeveelheid als in hoe danigheid! zooveel mogelijk te vermeerderen en de melk op de voordeeligste wijze tot waarde te maken. Bij de melkerij komt het hoofdzakelijk aan op de melk in het algemeen op hare hoedanisheid en hetgeen invloed daarop uitoefenten op de hoeveelheid melk en op hetgeen hierop van invloed is, als: de keus van de koeijende voedingde verzorging en het melken. De melk is eene meer of min doorschijnende vloeistot, door de borst- of uijerklieren der zoogdieren afgescheiden en tot voedsel voor de jonge dieren bestemd. Deze melk door o-enoemde klieren afgescheiden uit het bloedwordt even als het vleesch en het vet, gevormd uit het voedsel. Het dier verandert dus het voedsel of zet het om in bloed, melk, vleesch, vet, beenderenenz. Vanhier, dat eene koe, die hoofdzakelijk met stroo gevoederd wordt, geen of nagenoeg aeen melk geeft, omdat het stroo slechts weinige in de maao- oplosbare, deelen oplevert, die in bloed en van daar in vleesch en melk veranderen kunneu. De planten, die het dier tot zich neemt, ontvangen hare voedende eigenschappen weder uit den grond en den dampkring. Daarom is het ver- keerd te veel grond in gebruik te nemen en dien slecht te bemesten; daarom is het schade, het vee slecht of'meest met stroo, te voederen. De melk bestaat hoofdzakelijk uit water kaasstof en boter. Indien men de boterbolletjes met een mikroskoop onderzoekt, dan ontwaart men, dat ze met een uit kaasstof bestaand vliesje zijn omgevenwaardoor de boter be let wordt om onmiddellijk zamea te vloeijen. Laat men de melk eenigen tijd in rustdan verzamelt zich aan de oppervlakte eene laag der genoemde melkkogeltjesroom genoemd. Laat men de melk bij een zekeren warmtegraad staan, dan scheideu zich de boterbolletjes af en de melk wordt zuur. De melksuiker verandert alsdan in melkzuur. De tijd die gevorderd wordt om de room te doen afschei- den hangt veel van den warmtegraad af. Hoe warmer hoe spoediger hij zich afscheidt. De merksuiker is eene flaauw- zoet smakende stof, waaraan de versche melk haren zoeten smaak verschuldigd is. De hoedanigheid der melk wordt beoordeeld naar de hoe veelheid en de deugd van de boter en de kaasdie zij op levert. Die hoedanigheid is zeer verschillend en vooral voor de bereiding van boter en kaas belangrijk. Zij hangt van velerlei omstandigheden af, vooral van het ras der koejjen. Bijzonder melkrijke rundvee-rassen hebben doorgaans eene mindere neiging tot vleesch- en vetgroei. Men heeft in ons vaderland aan dat vee, hetwelk de meeste melkrijkheid bezitde voorkeur gegeven. Bij de En- gelschen daarentegen staan vleesch- en vetgroei op den voor- grond. Door kruisen met Engelsche stieren zou men ons vee- ras ook veel kunnen veranderen in aanleg tot vetgroei. Of het daarbij tevens een goede melkopbrengst zou behouden die in betere hoedanighejd heeft aangewonnen is eene vraag. De beste kwaliteit van melk geven gewoonlijk jonge koeijen. Hoe beter het voedsel ishoe beter ook de melk wordt. In het voorjaar en in den herfst is de melk rijker aan goede boter dan in den heeten zomer. De melk van verschmelkte koeijen is aanvankelijk dun; langzamerhand neemt de ver- beterde hoedanigheid toetot aan den droogtijd voor het volgende kalven. De melk vordert tijd om in den uijer rijp te worden, dat is: totdat zij behoorlijk vet is. Koeijen, die driemaal daags gemolken worden, geven dus schraler melk dan dat zij tweemaal gemolken worden. Het is alzoo geen voordeeldat men de dieren te veel afmelkt. De eerst ge molken melk is dunner en minder vet dan de laatst gemolkene. De hoedanigheid der melk kan het best door de Roommeters worden waargenomen waarbij tevens acht moet gegeven worden op het voedsel. Waterige melk komt meer voor in ziekelijke toestanden van het vee. De bitterheid der melk ligt meest aan het voedselook kan ziekte van het dier daar van de oorzaak zijn. Het spoedig zuur worden en slijmachtigheid der melk kan aan onzindelijk vaatwerk liggen maar meest aan het weder, aan het voedsel en den gezondheidstoestand der koe. De hoeveelheid der melk van eene koe hangt veel van het voedsel af en of zij gezond is. Evenwel leveren die koeijen, welke de meeste melk geven, altoos lang niet de meeste hoe veelheid boter en kaas. Men dient. hieromtrent met den roommeter proeven te nemen. Bij goed voederen dient echter de hoeveelheid melk van eene koe, vaD tijd tot tijd, gedurende de 10 maanden van en tot het kalven, gemeten te worden. Ook moet op de grootte en zwaarte en op de hoeveelheid genuttigd voedsel der koe gelet wordenom te weten welke koeijen voordeeligst kunnen gehouden worden. Men dient ook acht te geven op den aan leg tot vetgroei. Op deze wijze zal men kunnen opmerken welke koeijen het voordeeligst zijn als melkgeefstersen welke men als minder voordeelig kan afzetten of vetmaken. Het is ook van groot belang, hoe het melken ten uitvoer gebragt wordt. Bij het melken is 't niet zoo zeer het werktuigelijk drukken en trekken, waardoor de melk te voorschijn gebragt wordt, maar veeleer eene prikkeling, die men de melkwegen aan- doet, de dieren aanzet, om de melk te laten schieten en niet willekeurig terug te houden. Dit ophouden der melk kan zoo ver gaandat de dieren deze meermalen geheel weigeren aan een vreemde of aan iemanddie hen mishandelde. Door slordig en ongeschikt melken kan eene koe bedorven worden. Door niet zuiver uitmelken, tot den laatsten drop- pel toe, heeft men niet alleen verlies van melk en wel juist van de' beste, die den raeesten room bevat; maar indien zulk nalatig melken op den duur plaats heeft, dan vermindert ook de melkafscheiding. Zelfs laten de koeijen de melk dan minder goed schieten: zij worden taai; terwijl er ten slotte ongemakken in den uijer door ontstaan kunnen. Het zuiver uitmelken daarentegen bevordert en vermeerdert de afscheiding. Indien eene koe goed zal gemolken worden, dan moet dit zoo geschiedendat het haar aangenaam is. Nadat de spenen een weinig met melk bevochtigd en daardoor zacht en door strijken gemoedigd gemaakt zijn, moet men met de voile vuist, snel van boven naar beneden trekkende zoo krachtig en fiks beginnen te melken, dat de melk met onafgebroken straal bruisend in den emmer stroomt, waarbij men° van tijd tot tijd van spenen verwisselt. Wil de melk met de voile vuist er niet meer uit, dan haalt men het laatste er uit door de spenen tusschen duim en vincer te nemen. Het melken op de laatste wijze geheel en al te verrigten geeft ligtelijk aanleiding om de koeijen minder melk te doen geven. De eenmaal gekozen tijd van den dag voor het melken moet steeds naauwkeurig in acht worden genomenomdat die regel tot de melkopbrengst wezenlijk bijdraagt. Zindelijkheid is bij de geheele melkerij een der gewigtigste punten, indien de opbrengst wezenlijke waarde zal hebben. Daarom moet deze ook bij het melken zelf in de hoogste mate worden in acht genomen. Hiermede vermeen ik eenige opmerkingen gemaakt en me- de»edeeld te hebben, die wel niet onbekend zijn, maar toch wel eens noodig herdacht en vooral onze dienstboden aanbe volen mogen wordenopdat zij daardoor met alleen ons belang te beter zullen behartigenmaar ons en ons vee voor schade en last zullen bewaren. Voor de welvaart van elke boerderij ligt er veel gelegen aan kennis en bekwaamheid in het vak, maar vooral aan de dagelijksche geregelde waarneming van zoogenaamde kleine zorgen. GaastmeerJ. van Hasinga. den 1 Mei 1871. Snelpers-Drukkerij van Bonga C°. Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1873 | | pagina 6